Het ondergeschoven kind van de kunstgeschiedenis male 'QeidóaQowumt' 'Een feest van kleur' is de titel van een tentoonstelling in het Noordbrabants Museum in Den Bosch. Tot en met 25 november worden daar ruim honderd schilderijen geëxposeerd van onder anderen Degas, Monet, Signac, Gauguin, Van Gogh en Cézanne. De meeste schilderijen komen uit beroemde privé-collecties, waardoor ze maar zelden in een museum zijn te zien. Leidraad voor de selectie vormt het verwarrende begrip Post-impressionisme, waarover de tentoonstelling naast veel kleurenpret ook opheldering wil geven. 'EEN FEEST VAN KLEUR' IN DEN BOSCH Claude Monet: 'Rotskust bij Pourville'. FOTQ: PR DEN BOSCH - Over de belang rijkste karakteristieken van het Im pressionisme - grofweg de waarne ming van de natuur inplaats van een natuurgetrouwe waarneming - is iedereen het langzamerhand wel Anders ligt dat met haar directe uitlo pers, die op één hoop geveegd het on dergeschoven kind van de moderne kunstgeschiedenis zijn gaan vormen, en in Nederlandse publicaties door gaans goed voor niet meer dan een ap pendix of voetnoot bij het hoofdstuk Impressionisme. In ons taalgebied bestond er tot enkele weken geleden zelfs geen zelfstandige publicatie over dit onderwerp. Aan die merkwaardige maar ook weer niet zo verwonderlijke situatie heeft het Noordbrabants Museum in Den Bosch met de tentoonstelling 'Een feest van kleur' een einde willen ma ken. Niet alleen wordt het Post-im pressionisme er aan de hand van een honderdtal schilderijen in beeld ge bracht, ook de omvangrijke catalogus vormt een bruikbaar document in de Een van de topstukken van 'Een feest van kleur', het schilderij 'Mata Mua' uit 1892 van Paul Gauguin. moeizame historische opmaak van deze stroming. Het treft dat het Post-impressionisme in Den Bosch aan de orde wordt ge steld in dit Van Gogh-herdenkings- jaar. De kunsthistorische betekenis van Van Gogh krijgt immers pas goed reliëf als we zijn kunst vergelijken met die van zijn directe voorgangers, tijd genoten en opvolgers. Hoewel Van Gogh in Den Bosch met maar drie werken is vertegenwoordigd, vormt de expositie een boeiend decor, waarte gen zijn intense kleurvlakken en dyna mische verfopbreng duidelijk afsteken. Het is de integrale beweging van de verf op het linnen tegenover de 'ge schilderde' beweging van zijn tijdgeno ten, waarmee Van Gogh een tot dan toe ongekende mogelijkheid van het schilderen aanboorde, en dit met een hevigheid die geen schilder na hem nog heeft weten te evenaren. Stippelaars Daarnaast wordt op deze tentoonstel ling voor het eerst goed zichtbaar hoe superieur het 'pointillisme' van Seurat en Signac zich verhoudt tot 'stippe laars' als Theo van Rysselberghe, Hyp- polyte Petitjean, Achille Laugé of Jo hannes Josephus Aarts, die er een zoe telijk soort van porceleindecoraties van maakten. Ook de oppervlakkige manier waarop Jan Toorop deze tech niek toepaste om er het verheven ef fect van zijn statische zweepslaglijnen mee te verhogen wordt in Den Bosch pijnlijk duidelijk. Mata mua Hoe lastig het is om het begrip Post- impressionisme als een enigermate consistent geheel te presenteren, illus treert de bonte verzameling schilderij en in de Quist-vleugel van het mu seum. We treffen er werk aan van zul ke uiteenlopende schilders als Picasso, Monet, Kandinsky. Renoir, Mondri aan, Gauguin, Toulouse-Lautrec, Sluijters, Utrillo, Renoir, Denis en Cé zanne. De tentoonstellingstitel 'Een feest van kleur' (ontleend aan een van de uitgangspunten van de schilders van de Nablis) is dan ook met recht gekozen: alle schakeringen, van laaien de kleurhaarden tot de teerste atmos ferische nevels, vallen er te genieten. De selectie is niet alleen bont, ze is ook interessant. Samengesteld uit voornamelijk particuliere bruiklenen, biedt ze een groep schilderijen, die zel den in het openbaar te zien zijn. Daar onder een van de topstukken van de •tentoonstelling, het schilderij 'Mata Mua' uit 1892 van Paul Gauguin, af komstig uit de legendarische verzame ling van de in Nederland geboren ba ron Thyssen-Bomemisza uit Lugano, die voor deze tentoonstelling nog 11 ■andere schilderijen in bruikleen af stond. Andere als topstukken aangekondigde schilderijen in Den Bosch zijn 'Vrouw met mantel' (circa 1910) van Kees van Dongen, 'Korenveld' (1888) van Vin cent van Gogh, 'Landschap in de Pro vence' (1877) van Raoul Dufy, 'Vis sersschepen' (1885) van Claude Mo net, 'Bloemstilleven' (1901) van Pablo Picasso, 'De rue de L'Epicerie in Rou- an' (1898) van Camille Pissarro, 'Het uitzeilen van tonijn vissers' (1925) van Paul Signac en 'Guillaume Apollinaire langs de Seine bij la Grenouillère' (1906) van Maurice de Vlaminck. Het pointillisme, zoals hier verbeeld door Henri- Edmond Cross in diens 'Kustlandschap', een van de stromingen in het post- impressionisme. FOTO: PR In één adem daarmee verdienen de werken van Cézanne, Derain, Kandin sky en Mondriaan op de tentoonstel ling te worden genoemd, omdat ze zo wel in het hier gepresenteerde verband als in het kader van hun persoonlijke oeuvre opmerkelijk zijn. Zo kan de aanwezigheid van de koele, waterige kleurflikkeringen van Kan- dinsky's 'Ludwichkirche in München' - een schitterend schilderij - niet wor den verdedigd anders dan met 'associ aties met het Neo-impressionisme' en 'enige verwantschap met de Fauves'. Wat dit schilderij echter fundamenteel van het Impressionisme en haar meest verwante uitlopers scheidt, is de regel rechte wil tot abstractie, waarin de on zichtbare 'ziel' van het waargenomene en niet de waarneming zelf centraal staat. In die zin sluit dit werk veel eerdêr aan bij Van Gogh dan bij enige andere erfgenaam van het Impressie- SiLLEVIS Het Post-impressionisme, zo blijkt in Den Bosch nog eens ten overvloede, is de noemer voor een verzameling schil derijen die stilistisch, formeel en in houdelijk lastig op één lijn zijn te brengen. Om desondanks toch tot een zekere afronding te komen, werd de deskundigheid van J.Th. Sillevis inge roepen, conservator van het Haags Gemeentemuseum. Sillevis heeft met zijn inleiding en ge detailleerde beschrijving van de geëx poseerde schilderijen weliswaar een verdienstelijke prestatie geleverd,, maar nieuwe en verrassende inzichten draagt hij niet aan. Zo koos hij voor de tijdsafbakening die in 1910 al min of meer werd gehanteerd door de En gelse kunstcriticus Roger Fry. In dat jaar organiseerde Fry in Londen een eerste tentoonstelling waarop het En gelse publiek kennis kon maken met moderne Franse kunst van na het Im pressionisme. Er waren werken te zien van onder anderen Seurat, Cézanne, Van Gogh eri Gauguin, maar ook van de Fauvisten. Omdat Fry niet goed raad wist met al die verschillende werkwijzen, bedacht hij op het laatste moment de term 'Post-impressionis me'. Sillevis rekent alles tot het Post-im pressionisme dat tussen de laatste ten toonstelling van de Impressionisten in 1886 en de laatste tentoonstelling van de Fauvisten in 1910 in Frankrijk is ontstaan, met als belangrijkste kunste naars Gauguin, Van Gogh en Cézan- Seurat De grote afwezige in dit rijtje namen is Seurat, waarmee Sillevis nadrukke lijk afwijkt van de Amerikaanse kunst historicus John Rewald, wiens gezag hebbende studie 'Post-impressionism from Van Gogh to Gauguin' uit'1979 het Post-impressionisme definitief als onderscheidende periode bevestigde. Sillevis houdt liever vast aan de wei nig zinvolle onderverdeling in Neo- impressionisme en Post-impressionitit me, waardoor zijn betoog er bepaala niet helderder op wordt. Sillevis oijt dersteunt deze fasering met hét argvu ment dat de benadering van de natuii door Seurat en Signac niet beïnvloed was door de esoterische wereld van ó- Symbolisten. Sillevis ziet met andep woorden de kern van het Post-impre;l sionisme in werken die afstand nemej" van de natuurwaarneming en naar aij dere betekenissen op zoek gaan. i De werkelijke betekenis van SeurL wordt daardoor al te zeer gerelateeijl aan de voorstelling. Erger nog, als veP klaarde neo-impressionist is hij een voudig buiten 'Een feest van kleur' gd houden, terwijl een andere, minder iij teressante 'neo-impressionist' als Sijj nac in Den Bosch met maar liefst vil schilderijen is vertegenwoordigd. Da.; laatste omdat Signac met zijn tamelij! oppervlakkige gebruik van slechts eer onderdeel van Seurats theorieën eq brug zou hebben geslagen naar Mati|z se en de Fauvisten. fe Vier wegen Globaal tekenen zich in het Post-in pressionisme vier nieuwe wegen af. I eerste is de gebroken natuurweergaA in de werken van Cézanne, waarmt hij een autonoom schilderkunsl equivalent van de natuurwaamemii schiep dat regelrecht naar het Kubi me zou leiden. De tweede betreft de herleiding van :i natuur en het leven in het algemee? tot een onzichtbare energiebron waa uit alle dingen voortkomen en in t rugvloeien, waarmee hij de basis vot het Expressionisme legde. De derde werd bereid door Seura Met de materiële en formele ontledir1 van de voorstelling als een natuurkui dige optelsom van het kleurenspe trum rekende hij als eerste af met d persoonlijke signatuur en het belan» dat tot dan toe aan de voorstellirl( werd gehecht. Daarbij brak hij rad caal met de momentane waarnemii van de impressionisten door het beel<!3 als ondergeschikt resultaat van zij theorieën, volledig stil te zetten. De vierde weg tenslotte, die van Gaik guin en het Symbolisme, is voor (ti moderne schilderkunst een doodlijd pende gebleken, die bovendien ver achtergebleven bij de bijzondere nog altijd niet uitgewerkte conseque^ ties die hun literaire naamgenoten zelfder tijd hebben getrokken. Hoewel de theoretische onderbouwii van de selectie in Den Bosch dus nodige vraagtekens oproept en h ontbreken van Seurat daarin een en stige omissie moet worden genoem kan dat de pret van dit kleurenfee natuurlijk niet drukken. Daarvoi biedt de tentoonstelling teveel van w; we zelden of nooit te zien kregen. Eg dan bedoel ik, naast de al genoemt topstukken, vooral de 'mindere' we ken, die als geen andere uitsluitsel gijj ven over de werkelijke kwaliteiten va ,r kunstenaars als Van Gogh, Cézann Gauguin, en de afwezige Seurat. GODERT VAN COLMJO(!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1990 | | pagina 30