„Ik mis het overstijgen
van de dagelijkse waan"
'finale
i(
ZATERDAG 18 AUGUSTUS 1990 PAGINA 3
Toen prof. dr. Diepenhorst in 1952 voor de ARP lid werd
van de Eerste Kamer was het nog een knusse
herensociëteit, waar de welsprekendheid hoogtij vierde. In
de jaren zestig/zeventig verloor de senaat echter in rap
tempo aan gezag. Een persoonlijke terugblik naar
aanleiding van het 175-jarig jubileum (24 augustus) van
dit college, dat de laatste jaren alleen nog in het nieuws
komt als het dwars gaat liggen. En een advies: „Men zou
best eens onderwerpen mogen aansnijden waaraan de
Tweede Kamer zijn vingers niet durft te branden".
ZEIST - Hoe komen we bij prof.
dr. I. A. Diepenhorst? Hij legt het
zelf met het grootste genoegen tot
in de details uit. „Als u met de au
tomobiel gaat zou het parkeren
problemen kunnen opleveren, ten
zij ik dat euvel vrij eenvoudig ver
help door kortelings voor uw aan
komst het tuinhek te openen",
klinkt het zorgvuldig gearticuleerd
door de telefoon. De professor ver
volgt, zonder een moment naar
woorden te zoeken: „De manoeu
vreerruimte is beperkt, maar als u
ter plekke de steven naar links
wendt, kunt u voor de deur halt
houden".
Welsprekendheid kun je blijkbaar niet
afleren. In de studeerkamer van zijn mo
numentale woonhuis te Zeist stelt Die
penhorst (75) het de volgende dag met
enige spijt vast. Verzonken in de ribcord
kussens van een robuust fauteuil mij
mert hij: „Ik heb inderdaad de naam
vrij zorgvuldig te formuleren. Helaas
staat dat tegenwoordig niet meer in hoog
aanzien. Integendeel: het roept somtijds
zelfs enige meewarigheid op. Maar ik
kan het niet helpen, ben immers een
produkt van mijn tijd. Toen ik jong was
putte men veel plezier uit een waardig
en zorgvuldig betoog. Nu is dat helaas
anders".
Zijn gebeitelde volzinnen maakten van
Diepenhorst, staatsrechtsgeleerde en
theoloog, al in de jaren vijftig een graag
geziene en gehoorde gast bij talloze tele
visie- en radioforums. Bij de NCRV
kreeg hij een vaste rubriek om er als vol
waardig tegenhanger van radioprofeet
G.B.J. Hiltermann de wereld te beschou
wen. Ook in de Eerste Kamer fleurde hij
het debat vaak op met zijn voldragen
stijlbloempjes. In de bibliotheek van
Diepenhorst liggen de handelingen met
al diens redevoeringen uit de perioden
'52-'65 en '71 -'81 opgeslagen; het ver
raadt een grote gehechtheid aan het ge
sproken woord.
Thuis
De professor vertelt over de beginjaren
van zijn loopbaan in de senaat: „Ik voel
de me er vrij snel na mijn beëdiging, dat
was in juli 1952, thuis. Het was ook geen
echt grote overstap van de universiteit
naar het kamergebouw, omdat ik in
mijn studententijd al bij mijn oom, P.
Diepenhorst, had gewoond en die was
vanaf 1922 senator geweest. Bovendien
kwam ik naast mijn oude promotor,
prof. Adema, te zitten. Ik verkeerde, om
het zo te zeggen, in vertrouwd gezel
schap".
De sfeer van het eerbiedwaardige college
verschilde in de jaren vijftig aanmerke
lijk van nu, herinnert Diepenhorst zich.
„De Kamer was met vijftig leden veel
knusser, je kon elkaar goed leren ken
nen. Door de vele koffie- en theepauzes
had het iets van een herensociëteit. Ver
staat u mij niet verkeerd: wij hadden
toen al een vrouw in ons midden, dat
was de socialiste juffrouw Martina
Tjeenk Willink. Zij kon zich zonder veel
moeite staande houden, waarbij het in
haar voordeel was dat tijdens de verga
deringen geen sigaren gerookt mochten
worden".
De meeste leden beschouwden het werk
in die tijd als pure liefhebberij en min
der als een semi-professioneel politiek
bedrijf, meent de oud-senator. „Er heer
ste een grote kameraadschappelijkheid,
de politieke kampen waren veel minder
scherp afgebakend dan nu. Wat niet wil
zeggen dat aan het betoog weinig aan
dacht werd besteed! Je had bijvoorbeeld
mr. W. baron de Vos van Steen wijk die
soms zijn redevoeringen onderbrak om
een bijbelplaats te verifiëren. Ook hoog
leraar Gerritson was zeer welbespraakt,
al viel dat lang niet altijd in goede aarde.
Hij was namelijk nagenoeg doof en paar
de dat aan een bijna kwaadwillig gevoel
voor humor. Hij had de hinderlijke ge
woonte kort voordat hij begon te oreren
zijn gehoorapparaat uit te schakelen,
waardoor hij volstrekt niet meer te inter
rumperen was". De ogen van Diepen
horst beginnen te glinsteren: „U begrijpt
dat dit sommige senatoren tot blinde
woede dreef'.
De Eerste Kamer betrachtte een grote te
rughoudendheid; wetsontwerpen werden
wel bekritiseerd, maar zelden verwor
pen. Daarin lag volgens Diepenhorst
juist de kracht van het college. „Het
klinkt misschien paradoxaal, maar om
dat we politiek geen hoog spel speelden
werd er goed naar ons geluisterd. Als
opinievormend orgaan hadden we in het
land grote invloed. Jammer genoeg is
dat in de jaren zestig, zeventig in snel
tempo geërodeerd. Sommigen gingen de
senaat zien als een anachronisme, een
stoffig instituut dat het werk van de
Tweede Kamer nog eens dunnetjes wilde
overdoen. En in 1971, toen ik er na een
onderbreking van zes jaar terugkeerde,
was het politieke inderdaad meer gaan
overheersen".
Knekelhuis
De Eerste Kamer kreeg de meesmuilen
de bijnaam 'knekelhuis', waarmee ge
doeld werd op de gevorderde leeftijd van
de meeste leden. De pers- en publiekstri-
bunes raakten steeds leger, het nieuws in
de dagbladen schrompelde ineen tot een
enkel kolommetje. De vraag waar het
misging laat zich volgens Diepenhorst
niet zo gemakkelijk beantwoorden. Was
het de tijdgeest die zich begon te verzet
ten tegen het institutionele gezag, was de
senaat onvoldoende met zijn tijd meege
gaan of was een intellectuele 'brain-
drain' de oorzaak van het afgebladderde
imago?
Diepenhorst neigt naar het laatste. „Wij
kregen steeds minder mensen in ons
midden die al een groot aanzien hadden
verworven. Ik bedoel: als oud-minister
van financiën Zijlstra bij ons het woord
voerde over de economie, dan hield de
DIEPENHORST BLIKT TERUG OP JUBILERENDE EERSTE KAMER
natie zijn adem in. Ruppert is ook nog
enige tijd lid geweest, en voor mijn tijd
onder anderen Colijn en Molenaar. Te
genwoordig vertrekken bewindslieden
eerder naar een baan bij het bedrijfs
leven of de Raad van State. Ook kiezen
ze niet zelden voor een terugkeer naar
de Tweede Kamer, denk maar aan Bol-
kestein, De Korte, Koning en Van Mier-
ló. Mensen van naam die zich ook nog
flink weren zijn dun gezaaid in de Eerste
Kamer".
Diepenhorst zag verschillende senaats
voorzitters komen en gaan: beroepspoli
ticus mr. J. Jonkman ('51-'66), korfbal-
scheidsrechter dr. J. Mazure ('66-'69),
oud-politieman mr. M. de Niet ('69-'73)
en hoogleraar prof. dr. Thurlings ('73-
'83). Strenge heren die soms geplaagd
werden door een wat somber humeur.
„Geen van de voorzitters had dat tege
moetkomende van de huidige voorzitter
Steenkamp. Dat joviale bevredigt meer,
anderzijds was het ook een genoegen om
te zien hoe Jonkman zich kon laten gel
den en er niet voor terugdeinsde als een
schoolmeester ministers op hun vingers
te tikken als ze het waagden te laat te
komen".
Heetgebakerd
In politiek Den Haag gaat het verhaal
dat de bewindslieden zich vergenoegd in
de handen wrijven als ze weer eens in de
Eerste Kamer mogen optreden, omdat in
dit college minder heetgebakerd en meer
weloverwogen wordt gesproken dan 'aan
de overkant'. Ook hoeven ministers en
staatssecretarissen minder op kun hoede
te zijn voor valkuilen, voetangels, klem
men, duimschroeven en ander parle
mentair marteltuig. Diepenhorst, tussen
1965 en 1967 minister van onderwijs,
kan het uit e'igen ervaring beamen. „Ik
vond het altijd prettig om in de senaat
achter de regeringstafel te verschijnen.
Ook vanwege heel praktische redenen.
Ik ben namelijk snel afgeleid en in de
Tweede Kamer werd mij te veel gekri
oeld en gedarteld. Door al dat heen- en
weergeloop kon ik de draad van mijn
verhaal kwijtraken. In de Eerste Kamer
bleef men rustig zitten, dat sprak makke
lijker".
Er is overigens nog een karakteristiek
van de Tweede Kamer die bij Diepen
horst enige weerstand oproept: de onge
breidelde carrièredrang van sommige
volksvertegenwoordigers. Er zou zo ver
beten op het regeringspluche worden ge
jaagd dat men morele principes en de sa
menleving zélf wel eens uit het oog ver
liest. Diepenhorst knijpt de lippen sa
men tot een dunne streep, dan zegt hij:
„Voor sommige Tweede-Kamerleden is
de regeringstafel het enige doelwit. Bin
nen acht jaar wil men het gemaakt heb
ben en als dat niet lukt is men gefrus
treerd. Wat krijg je? Kwaadsprekerij en
persoonlijk gekleurde kritiek zoals van
het CDA-kamerlid Hennekam op vei
keersminister Maij-Weggen. Weet zoj
kamerlid nog wel wat er in de samenlé
ving speelt? Misschien heeft de Eerst
Kamer daar een taak - om het gevoelej
van het volk te verwoorden. Wij hoeve
minder te scoren, het aantal senatore
dat ooit nog iets wil bereiken is immeij
op één hand te tellen".
Op het functioneren van de Eerste Ka
mer valt volgens Diepenhorst overigen
nog wel het één en ander aan te merker
De 75 senatoren zouden hun agenda t
veel laten bepalen door de wetsontwei
pen die de regering bij het college neei
legt. Waarom, zo vraagt Diepenhor!
zich af, wordt er nooit eens gedebatteei]
over onderwerpen waar het parlemer
en de regering hun vingers niet aan dui
ven te branden?
„Wat ik tegenwoordig mis is het ovej
stijgen van de dagelijkse waan. Ik noei
als voorbeeld de identificatieplicht. Dj
wordt maar niet ingevoerd vanwege gi
voeligheden uit het verleden. Maar u
tussen kunnen duizenden mensen, od
nu de boetes verhoogd zijn tot hondei
gulden, straffeloos zwart blijven rijde
in de tram, bus en trein omdat ze gi
woon een valse naam opgeven als ze j
de kraag gevat worden. Dan zeg ik: je z|
toch ooit over die gevoeligheden hee
moeten stappen. De Eerste Kamer ka
hier het voortouw nemen".
Rommelig
De wetgeving wordt in Nederland steed
rommeliger, meent Diepenhorst. Daal
uit verklaart hij ook het feit dat het kj
binet Lubbers/Kok het in de senaat 2
zwaar te verduren kreeg. De regerii
was nog niet geïnstalleerd of vice-pn
mier Kok moest in de Eerste Kamer mi
een kabinetscrisis dreigen om een wijz
ging van de Algemene Arbeidsong
schiktheidswet aangenomen te krijgei
Kort daarna kruisten CDA- en VVD-s
natoren de degens met het kabinet ovj
de verhoging van het huurwaardeforfa
Meer recent kende de Eerste Kamer h
wetsvoorstel voor het beperken van j
reiskostenaftrek de poedelprijs toe.
De huurwaardeforfait-affaire was ei
politieke rel van de eerste orde: premil
Lubbers trok de taakopvatting van I
Eerste Kamer in twijfel, voorzit!
Steenkamp sprak van een dolk in de n
en de Zeeuwse CDA-fractievoorzitt
Kaland zette de klompen diep in de kli
tot het kabinet bakzeil haalde. In krant
commentaren werd de angstige vraag g
steld of de senaat zijn eigen graf niet al
het graven was.
Diepenhorst meent: „Kern van de zaï
was dat men een keer een grens wil
trekken en liet weten: hoor eens, zd
rommelige wet kunnen we niet vo
onze verantwoording nemen. Het w
een terecht schot voor de boeg. Je z
dat ook aan de wet op het reiskostenfi
fait, dat een absoluut monstrum is
worden omdat alle weggebruikers zo n
dig optimaal rechtvaardig behande
moesten worden. Misschien stelt m
aan de politiek te hoge eisen. Tenvijl 1
dikwijls toch gewoon een beetje do(
modderen is en van twee kwaden
minst kwade kiezen".
Vernieuwing
Van de commissie staatkundige vernie
wing, die onder leiding van kamervol
zitter Deetman momenteel het h(
staatsbestel tegen het licht houdt, vj
wacht Diepenhorst niet al te veel. ,,A<
sinds Thorbecke hebben geen ingi
pende staatskundige vernieuwing
meer plaats gehad en dat zal nog s
even zo blijven", relativeert hij. V
heeft Diepenhorst een suggestie om 1
politieke molens sneller te laten draaii
Niet de Eerste Kamer zou meer hal
moeten maken met de behandeling
wetsvoorstellen, nee, het kabinet zoui
hand in eigen boezem moeten stek! I
„De regering moet wat spaarzamer zi
met het zich laten adviseren tot in 1
duizelingwekkende", roept de staa I
rechtsgeleerde. „Eer er bijvoorbeeld ij
aan het kleuteronderwijs verand(
moet jood en heiden gevraagd zijn i
zij er van vinden en dan nóg zijn er
tijd ten minste drie instellingen die k I
gen dat ze niet gehoord zijn! Men v
geet dat door deze ellenlange procedu L
een gevoel van verslagenheid bij
mensen gaat heersen. Als u het I
vraagt zit daar de grootste oorzaak ||v.
het gebrekkige vertrouwen in de p(
tiek"
En ten slotte - een oude vos verli
zijn streken niet - moet Diepenho
van het hart dat in de Eerste èn W
Tweede Kamer best eens wat meer w
gemaakt mag worden van de redevoer
gen. Maar is dat geen glibberig tem
want waar ligt de grens tussen saaih
en degelijkheid, demagogie en redekui Ter
verpakking en inhoud?
Diepenhorst doet een poging: „Het g l
niet alleen om de welsprekendheid, w
we weten allemaal dat Mozes en Cb
chili beiden een spraakgebrek hadden j
toch hun gehoor konden boeien,
hèt criterium is dat wat gezegd w
van binnenuit moet komen en iets vil
ker moet roepen bij de toehoorder".
In dit verband haalt Diepenhorst gn
herinneringen op aan CPN-leider S
de Wolff, die volgens hem buitengewo
vurig kon spreken over Marx en Lei
Een voorbeeld van hoe het eigenlijk
moeten, vindt hij. „De Wolff gelod PJ
voor honderd procent in wat hij zei.
was méér dan techniek. Hier werd i
heilig vuur uitgedragen, dat kon je ho
aan het timbre van zijn stem. Indr
wekkend was dat, daar wilde je g
woord van missen. Het krankzim
was natuurlijk dat ik het volstrekt 1
met hem eens was en dat het me tl
niet hinderde! Helaas is het lang gelei ca
dat ik iemand zó heb horen schitterd bou
Als de professor even later voorgaat fl pa],
de deur en zijn bezoek uitgeleide dl 0ve
roept hij na: „En u weet het: eerst a ters
teruit en dan met de steven naar red afge
want het is hier éénrichtingsverkeer'! den
PAUL KOOPMI uite
-CetdócSowiant