finale
Lekker
knijpen in
maagdelijke
bloemkool
en dieprode
tomaten
■£eidóc Souxcwit"
De halleluja-stemming
rond de Duitse
eenwording is in de
DDR omgeslagen in
martelende
onzekerheid. De
Oostduitse bedrijven
kunnen de
concurrentie met het
Westen niet aan en
gaan over de kop, met
als gevolg hoge
werkloosheid. De meer
dan 20 miljoen DDR-
consumenten kiezen
bovendien massaal
voor buitenlandse
produkten. Voor een
exportland als
Nederland biedt de
eenwording daardoor
ongekende kansen. Zo
bedroeg de uitvoer van
groenten en fruit naar
de DDR in de eerste
helft van dit jaar ruim
12.000 ton, tegenover
absoluut niets in
voorgaande jaren.
Daarmee belandde de
DDR met stip op de
zesde plaats van
afnemers van
Nederlandse vitamine-
produkten. Eén van de
grootste groente- en
fruitexporteurs is de
firma Jager uit het bij
Emmen gelegen
Nieuw-Amsterdam.
Dagelijks gaan zo'n
vijftien vrachtwagens
van Jager naar de
DDR.
1EISSEN - Ietwat beteuterd
raagt de koopvrouw die de glan-
ende Hollandse appels eerbiedig
eeft betast en giechelend van de
opcorn heeft geproefd: „En kaas,
eeft u geen kaas?"
Kaas? Als u kaas wilt, dan krijgt u
aas!", antwoordt Ludwig Nanninga met
ravoure. ,,Ik bestel het meteen voor u".
oor de Westduitser in Nederlandse
ienst kan het niet gek genoeg zijn. Nan-
inga is bereid alles te leveren, tot wc-
apier toe. Hij kijkt al niet meer ver-
aasd op als een bleke, magere kruide-
ier na wat gekuch met een blos op het
:zicht komt aanschuifelen. „Ehh,
a..;", weifelt de Oostduitser, „ik ben
ier vanmorgen ook al geweest. Ik ben
oor m'n hele voorraad heen. Kan ik
üsschien nog zo'n portie groente en
ruit meenemen?" Met een brede glim-
ch roept Nanninga, verkoper in hart en
ïeren: „Meneer, ga gerust uw gang, u
unt kiezen wat u wilt!"
et zijn taferelen die zich afspelen op
chthonderd kilometer van de Neder-
ndse grens, bij Meissen in de buurt
an Dresden. Op het terrein van de
oormalige staatsboerderij 'De le mei' is
iger een joint-venture
len met plaatselijke partners richtte hij
'.urofrucht' op. Het is een GmbH, de
luitse variant van de Nederlandse bv,
ispecialiseerd in de distributie van
roente en fruit. Sinds 1 juli hebben
aatsondernemingen in de DDR de mo-
ilijkheid op commerciële basis te ope-
:ren.
ioniers
e broers Harm en Bram Jager zijn
'DR-pioniers van het eerste uur. Hun
lieuwamsterdamse bedrijf, op vijf kilo-
leter van de Westduitse grens, behoort
it de top-tien van de nationale groente-
i fruitexporteurs. Zodra de eerste steen
it de Muur werd gehaald, stapten zij in
un auto en reden op goed geluk naar
eipzig. De gebroeders Jager stroopten
inkel na winkel af en hadden het gauw
:zien: de schappen waren nauwelijks
ivuld. De groenten en appels die er la-
in, zagen er wormstekig uit. Binnen de
ïrtste keren hadden zij tien groente-
lannen gevonden die hun waar wilden
apen en al snel reden de eerste vracht-
agens van Jager naar Leipzig. „We le-
irden in het centrum van de stad, mid-
:n op straat. Het was een puinhoop,
et spul werd door de Oostduitsers ver-
oerd in wagentjes uit 1953", herinnert
arm Jager zich maar al te goed. „We
erden betaald in Ostmarken. We na-
len een verschrikkelijk groot risico, we
aken onze nek uit",
mdat de Nederlandse overheid voor de
DR geen kredietverzekering verstrekt,
loest Jager alles tot op de laatste cent
elf financieren. Daardoor lieten de
'roers zich niet uit het veld slaan. Op 14
nuari openden zij hun eerste kantoor
Leipzig en werden de contacten uitge
reid. In februari is Jager volop gaan le
ren. Nu heeft het bedrijf biina zestig
fzetpunten. In Grimma, een dorp in de
mgeving van Leipzig, staat een eigen
loemen cash carry en worden kassen
gebouwd. In oktober opent Jager in
Leipzig een distributiehal van 1500 vier
kante meter met drie koelcellen. „Ons
uitgangspunt is: doe alles in samenwer
king met Oostduitsers. Niet alleen uit
commercieel oogpunt, maar ook omdat
je het die mensen moet gunnen", bena
drukt Harm. Als levend bewijs heeft hij
twee Oostduitse stagiairs naar Nieuw-
Amsterdam gehaald.
Terwijl Jager bijna in vervoering raakt
(„Het zijn goeie mensen, die Oostduit
sers. Ze hebben alleen nooit kansen ge
had") maakt chauffeur Jan Weggen zich
DDR BIEDT
NEDERLANDS
BEDRIJFSLEVEN
ONGEKENDE
KANSEN
in de grote hal naast het kantoor klaar
voor het vertrek. Vrachtwagens rijden af
en aan, de vloer staat vol met pallets.
Heftrucks racen heen en weer. Weggens
26-tonner wordt geladen met een alle
gaartje van verse tomaten, komkom
mers, paprika's, wortelen, planten, ap
pels, noten en potten en blikken met al
lerlei groenten.
Comfort
Het comfort in de cabine van Weggens
truck is ondanks de drukkende namid
dag-hitte opmerkelijk, de dieselmotor is
nauwelijks te horen. De geboren en geto
gen Drent, een geroutineerde chauffeur
van 43 jaar, reed tot eind vorig jaar
vooral op Scandinavië en West-Berlijn.
De laatste maanden staan voor hem ech
ter in het teken van de DDR. Hij is er
inmiddels zo vaak geweest - hij heeft er
weken opzitten van vier-, vijfduizend ki
lometer - dat het voor hem routineklus
jes zijn geworden. Maar, zo blijkt later,
zelfs dan komt hij „in dat apenland"
nog voor verrassingen te staan.
Aan de grensovergang Zwartemeer moet
Weggen zich melden bij de Westduitse
douane. Sinds de twee Duitslanden een
monetaire eenheid vormen, zijn de el
lenlange wachttijden aan de DDR-grens
voorbij. Alle formaliteiten - en dat zijn
er nogal wat - kunnen worden afgehan
deld door de Westduitse douane. De
ambtenaar loopt de brieven na als be
treft het een uiterst geheimzinnige la
ding. Er blijkt een formulier te ontbre
ken. En hij gaat hoogstpersoonlijk on
derzoeken hoeveel suiker er in de con
serven zit. Na een tijdje komt de doua
nier de truck uit met drie appeltjes in
z'n hand, gevolgd door een knipogende
Weggen. De vertraging bedraagt een uur,
iets waarmee Weggen niet ontevreden is.
Aanvankelijk rijdt Weggens truck 'op de
automaat'. „Dit stuk heb ik al zo vaak
afgelegd, dat kan ik wel dromen". Na
een paar uur, het is vlak na midder
nacht, doemt de Oostduitse grens op. De
reiziger waant zich in een spookstad:
over een breedte van drie kilometer zijn
alle douanegebouwen leeg.
Zonder te zijn aangehouden rijdt Weg
gen de DDR in. Van de Duitse Gründ-
lichkeit is weinig te merken. De wegen
bestaan uit betonblokken die nèt iets te
ver van elkaar liggen en de verkeersbor
den hebben dringend een wasbeurt no
dig. Omdat het niet druk is, kan Weggen
goed opschieten, 's Ochtends om vier
uur dendert de vrachtwagen door het
grauwe Leipzig. Het is de bedoeling dat
Weggen rond vijf uur in Ehrenberg de
eerste vracht aflevert. „Dat halen we
makkelijk". Het dorp is echter bijzonder
moeilijk te bereiken. Terwijl de zon tus
sen de heuvels doordringt, wordt Weg
gen steeds onrustiger. Zijn truck wringt
zich door lange rijen appelbomen die de
smalle wegen omzomen. Door de platge-
reden vruchten zijn de 'kinderhoofdjes'
nauwelijks zichtbaar. Weggen klampt
om de haverklap een Oostduitser aan
om de route te vragen. Maar de éne
haalt z'n schouders op, de andere wijst
naar links en nummer drie weet zeker
dat Ehrenberg rechts ligt. Via angstvallig
benauwde paden komt Weggen ten slot
te voor een viaduct te staan waar de fa
briek vlak achter moet liggen. Het tun
neltje is 3,50 meter hoog. Weggen kan
een vloek niet onderdrukken: „Mijn wa
gen is bijna vier meter!" Het plafond is
hoog genoeg voor Oostduitse vrachtau
to's, maar Weggen moet een uur omrij
den. Tegen zevenen komt hij eindelijk
op de juiste plaats: een verzameling ge
blakerde, ruwstenen pandjes - inder
daad op nog geen honderd meter van
het vermaledijde viaductje - waar de
hygiëne ver te zoeken is en die in schril
le tegenstelling staan tot de ultramoder
ne Nederlandse distributiecentra.
Een handjevol werknemers komt de
truck uitladen. Zeven pallets, een voor
westerse begrippen geringe hoeveelheid.
Het past evenwel in de filosofie van Ja
ger: hoe klein de klant ook is, hij krijgt
wat-ie wil. De Oostduitsers maken geen
gelukkige indruk. Zijn zij niet blij met
de omwenteling in hun land? „Jawel",
zegt een vrouw die drie keer controleert
wat Weggen heeft geleverd. „We zijn
weer mens geworden. Maar het is er be
slist niet makkelijker op geworden. We
hadden hier een produktiebedrijf, we
pakten groenten en fruit in van boeren
uit de omgeving en verkochten het door
aan winkels. Van de ene op de andere
dag wilde niemand onze produkten meer
eten. Ons bedrijf ging over de kop, twin
tig van de zestig arbeiders werden ont
slagen. En voor ons is arbeidstijdverkor
ting doorgevoerd. Het zal mij niet verba
zen als wij binnenkort ook op straat
staan".
Deze sombere toekomstvisie wordt be
vestigd door bedrijfsleider Wolfgang
Kern, die het voormalige staatsbedrijf
heeft omgedoopt in 'Kerny's GmbH'.
„Het gaat ons allemaal veel te snel",
meent Kern, wiens kamer versleten-sjiek
is ingericht. „Ons toekomstbeeld is radi
caal veranderd. Ik heb vorig jaar ook
meegelopen in de demonstraties tegen
de communisten. Het land was kapot, er
moést iets gebeuren. Maar velen van ons
wilden wel het eigen DDR-karakter be
houden in plaats van een stiefkindje te
worden van de Bondsrepubliek. Ons is
de vette worst van de westerse luxe
voorgehouden en nu willen we niets an
ders meer. Het invoeren van een mark
teconomie zal helaas gepaard gaan met
grote sociale problemen. Want het zal
moeilijk worden onze verworvenheden,
zoals een langdurig ouderschapsverlof,
gratis gezondheidszorg en studiefacilitei
ten, te behouden. Pas toen onze grenzen
opengingen, kwam ik er achter dat wij
twintig jaar achterlopen op onze West
duitse collega's. Wij zullen dus nog heel
lang afhankelijk zijn van westerse hulp.
We hebben geen vertrouwen meer in ei
gen kunnen, wij zijn bang. Ondertussen
moeten wij maar keihard zijn en mensen
ontslaan. Meneer, als u vraagt wat mijn
doel is, zeg ik: wij moeten proberen zo
goed mogelijk te overleven".
Ontzag
Het is de hoogste tijd om te vertrekken,
want Jan Weggen moet naar Eurofrucht.
Ook ditmaal gaat de reis niet over rozen.
De route voert door een somber land
schap. Veel fabrieken liggen stil, hele
stukken grond zijn ongebruikt. Meissen
ligt in het verrassend mooie Elbe-dal,
dat met een truck moeilijk is te berei
ken. Telkens als Weggen stopt blijven
Oostduitsers staan om met een menge
ling van verbazing en ontzag de vracht
wagen, waarop in felle kleuren grote
wortels zijn geschilderd, te bekijken.
Pas tegen het einde van de ochtend kan
Weggen worden verwelkomd door Lud
wig Nanninga, die Eurofrucht voor Jager
heeft opgezet. Nanninga, een Oostfries,
is een spraakwaterval. Hij pakt een
groen appeltje en zegt: „Hier, proef
maar, dit aten ze hier altijd. Is het een
wonder dat ze nu graag Nederlandse ap
pels willen? De mensen hier hebben ja
renlang gedroomd van mooi fruit. Maar
niemand kon ze daar aan helpen". Op
die behoefte heeft Jager ingespeeld. Met
relatief weinig werknemers (tien) is Eu
rofrucht de concurrentie aangegaan met
een andere bv in deze regio. „Wij zullen
de strijd winnen", weet Nanninga.
„Onze concurrent heeft veel te veel
mensen in dienst, die zijn zo overgeno-
Op het terrein van de voormalige Oost
duitse staatsboerderij 'De le mei' is Jager
uit Emmen een joint-venture aangegaan.
Samen met plaatselijke partners richtte
hij 'Eurofrucht' op.
men van een staatsboerderij. Wij hebben
gezegd: met zo min mogelijk mensen
moeten we een maximale prestatie leve
ren. We moeten met hoge snelheid lou
ter kwaliteitsprodukten afzetten. We zijn
aan klanten gekomen doordat we alle
adressen hebben aangeschreven die in
het bestand stonden van de boerderij
waarmee we samenwerken. De boeren in
de omgeving zeggen: julie maken ons ka
pot. Ik zeg dan: als jullie kwaliteit bren
gen, verkoop ik die ook".
Nanninga wordt aan de telefoon geroe
pen, de enige die Eurofrucht rijk is. De
thuisbasis Nieuw-Amsterdam is aan de
lijn. „Wat zeg je?", brult Nanninga nog,
maar de verbinding is alweer verbroken;
iets dat meer regel dan uitzondering is.
Een telex of fax ontbreekt. De aanvraag
hiervan duurt jaren. Eurofrucht maakt
gebruik van een telex van een firma die
een kilometer verderop ligt. Terwijl de
secretaresse probeert Nederland terug te
bellen, vertelt Nanninga: „Oh oh, wat is
het moeilijk om die öostduitsers ervan
te overtuigen dat ze moeten presteren.
Ze leven nog in het oude systeem, wer
ken het liefst in één tempo. Ze willen
graag vasthouden aan de vrije dag die ze
hier maandelijks konden opnemen.
'Huishouddag', noemen ze die. Ik heb ze
gezegd: bekijk het maar, daar doe ik niet
aan mee". Het commerciële denken is
nog ver weg. Zo wilde Nanninga via de
krant partners zoeken voor Eurofrucht.
Natuurlijk kon zijn advertentie worden
geplaatst: over drie weken. „En de ban
ken werken ook al zo traag", verzucht
Napninga. „De betalingen blijven te lang
uit".
Nee, Nanninga pakt het anders aan. Hij
stuurt drie man met een wagen op pad
om de groothandelaren in de regio te la
ten zien hoe mooi de Eurofrucht-pro-
dukten zijn. Over een paar weken wordt
het bedrijf officieel geopend, dan laat hij
uit Nederland een draaiorgel aanrukken.
Hij leidt klanten aan de arm langs de
grote koelcel en vraagt hun eens lekker
te knijpen in maagdelijke bloemkolen en
dieprode tomaten. Inkoper Klaus Reis-
dorf, die jarenlang voor een staatsbedrijf
heeft gewerkt, moet lachen: „Dat is wel
wat anders dan ik gewend ben. Ik zat tot
voor. kort in een keurslijf. Eigen initiatief
werd niet op prijs gesteld. De hoge heren
hadden het communisme hoog in het
vaandel staan. Maar een paar van hen
zijn nu ook een bv begonnen; kun je na
gaan hoe principieel ze waren".
Reisdorf kijkt om zich heen en ziet hoe
de loods zieh vult met landgenoten die
voor het eerst westerse groenten en
vruchten zien. Handelaren worden afge
lost door groenteboeren en nieuwsgierige
buurtbewoners die zich in Luilekkerland
wanen. Vier marktvrouwen laden hun
Trabi propvol dozen. Morgen komen ze
terug. Dan zal er voor hen een paar
pond kaas klaar liggen.
ROB SEBES