herwaardering
iia 165 jaar voor
Schuberts opera
ierrabras'
Deetman
vecht voor
positie
Tweede Kamer
„ZAKEN MOETEN
HIER GEDAAN WORDEN,
NIET IN HET TORENTJE"
Zondagochtend-wereld Jetses
te zien in museum in Venlo
iNAfJNENLAND
Qeidó&Qowvant
DONDERDAG 19 JULI 1990 PAGINA 7
J HAAG Na zeven
I| minister van onder-
Jen wetenschappen te
jeweest, werd de toen
144-jarige Wim Deet-
I vorig jaar september
fitter van de Tweede
(er.
ebeurde op suggestie van
per Lubbers, die wist dat
"HU-steunpilaar per se
grug wilde keren op zijn
ement. Onlangs sloot
|nan zijn eerste parlemen-
3ij die gelegenheid
hij zich dik tevreden,
ren heel veel wetsvoor-
en nota's behandeld,
Jde hij trots.
3 was er eigenlijk wel zo-
jjreden tot tevredenheid?
veede Kamer mag hard
gewerkt, zij leek te-
verdacht veel op een ge
Jiap jabroers. Het kabinet
het nog geen seconde
noeilijk gehad; het was
Jeen bar saaie vertoning
it Binnenhof,
nan begint zijn antwoord
iferop te wijzen dat er een
nil is tussen saai en kri-
„Allereerst vind ik
een levendig parlement
fcn hebben. Vanaf mijn
dag als voorzitter heb ik
gd meer ruimte voor dis-
te geven, ook tussen ka
den onderling. Sommi-
8 moeten daar nog aan
jnen, maar ik geloof dat
de goeie weg zijn. Zie
erste optreden van me-
Maij-Weggen. Dat heeft
lernatie veroorzaakt. Ik
aar wat minder ontstemd
Het is toch best aardig
Jeer iemand zich onortho-
led raagt, of je het nu met
loeleid eens bent of niet?".
Irts moet je je afvragen of
parlement 'wel voldoende
|ch is. Ja en nee. We heb
ben getalsmatig brede coa-
IjDat heeft twee effecten,
^oordvoerders stellen zich
23ijcher op dan bij een net
ètreden kabinet verwacht
(worden. Maar dat gebeurt
j^jvanuit een houding: de
tie mag niet kapot gaan.
is niet uit op een span-
e nacht waarvan de af-
onzeker is".
pat
er nog de oppositie,
niet zo levendig maar
ritisch. Zij opereert van-
leerdere invalshoeken. De
•pen zeven jaar was er
logal eenzijdige oppositie:
dA. Als minister kon je
speeches zelf schrijven,
i de oppositie gedifferen-
1. Maar dat heeft helaas
tot gevolg dat, zolang
en PvdA elkaar vasthou-
een debat nooit een on
zachte uitkomst heeft. En
at bepaalt de kleur van
larlementaire gebeuren".
Hoe komt het, dat de Eerste
Kamer het kabinet wel regel
matig het vuur na aan de sche
nen legt?
„Het antwoord is eenvoudig:
naarmate de regeringsfracties
in de Tweede Kamer en het
kabinet meer zaken achter ge
sloten deuren regelen, zal de
Eerste Kamer meer dingen
publiekelijk gaan oppakken.
Voorheen werd het debat in
de Senaat gekenmerkt door
hoffelijkheid en gemoedelijk
heid. Maar dat werd vorig jaar
en eerder dit jaar allemaal wat
anders. Er zijn harde conflic
ten geweest in de Senaat. Het
kabinet heeft zelfs een keer
gedreigd met aftreden en ka
merontbinding. Toch vraag ik
me af of de Eerste Kamer er
echt op uit is in politiek vaar
water terecht te komen. Ik
denk het niet. Zie de opmer
king van CDA-fractievoorzit-
ter Kaland: „Als een minister
echt met aftreden dreigt, dan
leggen wij de vlag om". Sinds
die tijd is men ook terughou
dender geworden".
Dat zegt u nu wel, maar wat
zou er gebeurd zijn als de Eer
ste Kamer de voorgestelde be
perking van het reiskostenfor
fait had verworpen?
„Ik stel vast dat zij dat juist
niet heeft gedaan. Per saldo
heeft de Eerste Kamer zich in
die zaak prudent opgesteld.
Dat is maar goed. ook, want
anders kom je in een heel gek
ke situatie. Dan zou de politie
ke besluitvorming tot stilstand
komen. In die situatie zouden
we er niet aan kunnen ontko
men naar het functioneren
van de Eerste Kamer te kij
ken, gegeven het politieke be
lang van de Tweede Kamer.
Ik denk dat de Senaat zich ge
realiseerd heeft dat zij zich
aan de ongeschreven traditie
van terughoudendheid dient te
houden".
Dualisme
Tijdens de conflicten tussen
Eerste Kamer en kabinet heb
ben de Tweede Kamer en haar
voorzitter zich muisstil gehou
den. Ten onrechte. U zou zich
grote zorgen moeten maken
over de prominente rol van de
Senaat. Daarmee wordt toch
tevens het falen van de Twee
de Kamer aangetoond?
„In zekere zin hebt u gelijk.
De Tweede Kamer behoort
een eigen verantwoordelijk
heid te hebben. Ons politieke
systeem is daar ook op ge
bouwd. Op het moment dat die
spelregel te zeer veronacht
zaamd wordt, functioneert het
systeem niet meer. Het is nu
vaak zo dat er in beslotenheid
compromissen worden geslo
ten. Compromissen zijn heel
goede dingen, die voorkomen
extremen en houden een sa
menleving bij elkaar. Maar je
moet ze wel in de openbaar
heid sluiten en niet in het To
rentje (werkkamer van pre
mier Lubbers)".
„Als minister heb ik me daar
altijd voor ingespannen. Als
kamervoorzitter doe ik dat
ook. Waarom? Omdat de
machtspositie van de Tweede
Kamer in het geding is. Als de
fractievoorzitter van CDA of
PvdA zich laat inpakken in
het Torentje, is de kans groot
dat zijn fractie daarin wordt
meegesleept. Dan valt er in de
Kamer dus eigenlijk niets
meer te debatteren. Een slech
te zaak. Wezenlijke verschil
len van mening moeten niet
worden verdonkermaand,
maar in het openbaar worden
uitgevochten. Dat hoeft hele
maal niet tot extra spanning
met een kabinet te leiden, mits
alle spelers het maar zien als
een gewoon onderdeel van het
spel".
„Bij mijn verkiezing werd er
gezegd: hij heeft vaak met de
Kamer overhoop gelegen,
maar misschien dat 'ie daar
door juist een goeie voorzitter
is. Ik denk dat dualisme be
langrijk is, ja. Als voorzitter
acht ik het mijn taak te zorgen
dat er sprake is van een door
zichtige besluitvorming. Het is
niet voor niets dat wij in de
openbaarheid vergaderen".
Zouden de leiders van de rege
ringspartijen dan niet beter in
de Kamer dan in het kabinet
kunnen zitten?
„Het is vooral onder invloed
van het buitenland geweest
dat de partijleiders in het kabi
net zijn gaan zitten. De afgelo
pen tien jaar heeft dat nog
goed gewerkt ook. Maar kijk
eens naar de gevolgen voor de
betrokken mensen. Nee, niet
voor Lubbers, die heeft eigen
lijk geen eigen departement en
dus veel tijd voor andere za
ken. Wim Kok moet echter
drie dingen tegelijk doen: in
vulling geven aan het partijlei
derschap, het vice-premier-
schap en het vakminister
schap. Of dat lukt? Hans Wie
gel heeft bewezen dat het kan.
Maar ik vind dat er weieens te
negatief wordt gedaan over de
tijd dat de politiek leiders per
definitie in de Tweede Kamer
bleven. De tijd van Romme,
Burger, Tilanus, Schouten,
noem maar op.Bovendien,
als een leider van een rege
ringspartij tevens parlementa
riër is, betekent dat ook wat
voor de positie van de Ka
mer".
In de bankjes
Als Brinkman Lubbers op
volgt als politiek leider, moet
hij dus maar in de groene
bankjes blijven?
„Dat is zeker geen gekke ge
dachte. Nu is het zo dat Lub-#
bers soms zijn gewicht in de
schaal moet leggen als pre
mier, maar soms ook als partij
leider. Dat geeft toch een ze
kere vermenging.Je moet
oppassen in zwart-wit te den
ken, maar het zou zeker goed
zijn als de regeringspartijen
hun leiders in het parlement
zouden laten. Als mensen
daarvoor kiezen, mag daar
best heel waarderend over ge
schreven en gesproken wor
den. Het moet een politicus
niks kunnen schelen of hij
veel of weinig status heeft. Hij
moet gewoon denken: het is
leuk werk en daar zet ik me
voor in. Die mensen zijn er ge
lukkig ook. Zij trekken zich
niets aan van de entourage".
Waarom is die entourage ei
genlijk zo sober? De volksver-
tegen woordiging vorm t toch
het hart van ons politieke stel
sel. Uiteindelijk heeft zij toch
het laatste woord en daarmee
de macht?
Deetman is het daar niet hele
maal mee eens. „Ik zou eerder
willen zeggen dat kabinet en
Kamer feitelijk in een onder
linge krachtsverhouding staan
waarbij dan weer de een en
dan weer de ander het laatste
woord heeft".
Hoe hebben we het nu?! Vol
gens de Grondwet kan een mi
nister toch niets doen zonder
de goedkeuring van het parle
ment?
„Ja, ja, dat is wel zo", erkent
Deetman, „maar een minister
heeft een machtsmiddel. Hij
kan dreigen met aftreden en
daardoor toch zijn zin doorzet
ten. Zo kan hij bijvoorbeeld
weigeren een motie uit te voe
ren. De Kamer moet dan af
wegen of de zaak zo belangrijk
is dat het haar een ministers
crisis of zelfs een kabinetscri
sis waard is. Dat is meestal
niet het geval".
Zou het die betrekkelijke
machteloosheid zijn, die zoveel
kamerleden Den Haag vaar
wel doet zeggen? Sinds de ver
kiezingen van 6 september vo
rig jaar hebben al elf parle
mentariërs bedankt of staan
op het punt dat te doen.
Deetman knikt ernstig wan
neer hij met deze feiten gecon
fronteerd wordt. Hij blijkt
zelfs een lijst bij te houden van
vertrekkende kamerleden. „U
zult mij niet horen juichen
over deze ontwikkeling. Maar
daarbij maak ik wel een on
derscheid. Mensen die hier al
veel jaren rondlopen, hebben
mijns inziens het recht om
voor een andere baan te kie
zen. Dan kun je wel zeggen
dat ze zich niet herkiesbaar
hadden moeten stellen, maar
daarmee waren ze dan wel ge
lijk ook uit beeld geraakt en
waren hun kansen op een an
dere, aardige baan minder ge
worden. Heel anders liggen de
zaken als het gaat om parle
mentariërs die wel weg willen
maar die niet weg kunnen. Er
zijn van die mensen", zegt
Deetman met een beetje vies
gezicht, „die hier de hele dag
sjachpjnig rondlopen en als
het ware ventileren dat ze het
niet naar hun zin hebben. Dat
vind ik een heel slechte zaak".
Op de tram
Is het dan niet de hoogste tijd
daar iets aan te doen? Waarom
maakt men het vak van ka
merlid in materieel opzicht
niet wat aantrekkelijker?
Waarom moet een kamerlid
een betrekkelijk laag salaris
hebben en waarom moet hij in
de regen op de tram wachten,
terwijl een minister veel beter
gesalarieerd wordt en zich
rond laat rijden in een limou
sine met chauffeur?
Deetman, die zelf tegenwoor
dig met de trein naar Den
Haag komt („heerlijk!"), wei
gert te geloven dat het aanzien
van een politicus bepaald
wordt door zijn inkomen en
vervoermiddel. „Status heeft
met heel andere dingen te ma
ken. Daarin speelt iemands ei
gen houding een belangrijke
rol. Is een kamerlid zich be
wust van zijn bijzondere posi
tie in onze samenleving, dan
zal hij dat ook uitstralen. Dan
is hij niet bij voorbaat de min
dere van een minister of een
staatssecretaris. Maar als hij
zich heel klein opstelt, ja dan
komt hij automatisch op de
achterste bank terecht".
RIK IN 'T HOUT
'UNST/RTV
NEN Schuberts
ia's zijn onopvoerbaar,
lat er miserabel slech-
I libretto's aan ten
lidslag liggen en omdat
Joor en door ondrama-
zijn. Schubert had
i talent voor de opera;
3 pogingen om zijn mu-
ïdramatische werken
jiw leven in te blazen,
zonder succes geble-
foordelen die lijken te
gelogenstraft door de
frst succesvolle opvoerin-
jvan zijn opera 'Fierrabras'
Venen, met een prominen-
fezetting (Robert Holl, Ka-
Alattila, Thomas Hampson,
(on Cole, Laszlo Polgar,
ff Protschka, Ellen Schade,
Tjtte Baileys en Hartmut
leer) onder leiding van
Jdio Abbado in een ensce-
door Ruth Berghaus.
de moeite neemt om van
rrabras' kennis te nemen,
misschien de these van
t begrijpen, waarin Schu-
'als belangrijkste erfge-
i van Gluck' wordt aan-
Makkelijker is het, de
'Vantschap met Hoffmanns
fline' (1816), Spohrs 'Faust'
J>) en zelfs Wagners 'Lo
ttin' (1848) en Schumanns
Jïoveva' (1850) vast te stel-
■isperiode
o jberts 'heroïsch-romanti-
dé|'. ppera in drie aktes ont-
in 1823, tijdens een cri-
Dblfr'°de in zijn leven, toen
ilf j liederencyclus 'Die
Milllerin' werd ge
wen. Voor de omstreeks
pagina's tellende opera
hij krap vijf maanden
nodig. Begonnen op 23 mei
staan op 2 oktober 1823 de
ouverture en de drie aktes op
papier, vier weken later is ook
de 'Schone Müllerin' af.
Eigenlijk is het onvoorstelbaar
- een blijk van Torschlusspa-
nik? - dat hij deze arbeidspres
tatie leverde. Ondanks zijn
ziekte, die hem op 8 mei ook
het gedicht 'Mein Gebet' deed
schrijven, naast de brief aan
Leopold Kupelwieser van 31
maart 1824 het schokkendste
document uit Schuberts leven.
Trouwens, ook dagboeknotities
en brieven aan vrienden als
Schobert uit deze tijd, zijn in
dit verband onthullend. Een
voorteken van deze wanhopi
ge stemming en doodsverlan
gen is al de in februari 1823
geschreven pianosonate in a,
die ontstond tussen de - ook
onsuccesvolle - opera's 'Alfon
so und Estrella' en 'Der hëusli-
che Krieg': bijna een symfonie
voor piano met quasi orkestra
le klankkleuren.
Op 31 maart 1824 schrijft hij in
de al genoemde brief aan Ku
pelwieser: „De opera van je
broer, die er niet zo goed aan
deed om bij het theater weg te
gaan, is onbruikbaar ver
klaard. Mijn muziek heeft der
halve geen gewicht in de
schaal gelegd. De opera van
Castelli, 'Die Verschworenen',
is in Berlijn door een plaatse
lijke componist van muziek
voorzien en gunstig ontvan
gen. Op die manier lijkt het
erop, dat ik weer twee opera's
voor niets heb geschreven".
Onzin
Schuberts opera was een rid
derdrama. Bij de eerste lezing
van Kupelwiesers 'pretentieu
ze onzin voor de holste en con-
ventioneelste opera' (A. Ein
stein) had hij al moeten besef
fen, dat hij voor de zoveelste
maal een volkomen onge
schikte tekst in handen had.
Het werk gaat over Karei de
Grote's nobele paladijnen en
de nog nobeler kinderen van
de boze Saracenenkoning
Fierrabras en diens vrouw
Florinde. De dialogen zijn van
het genre, waarvoor drie figu
ren nodig zijn om bij het ver
nemen van een dramatische
onthulling gelijktijdig „Ha!" te
roepen, terwijl, als Eginhard
ontvoerd is, het koor zingt: „O,
waar kan hij wezen? Er is nie
mand te zien. De tijd ver
strijkt. Wat kan hij aan het
doen zijn?".
Schubert bood de in opdracht
geschreven opera - het om
vangrijkste en grootste onder
al zijn composities - vol goede
hoop aan bij de directie van
het Kërtnertortheater. Ver
geefs, want het stuk werd niet
in het speelplan opgenomen.
Schuberts opus magnum bleef
sinds 1823 min of meer onaan
geroerd; alle sindsdien onder
nomen pogingen om het werk
- scènisch, concertant of als ra-
dioproduktie - tot uitvoering
te brengen, berustten op be
werkingen en of bekorte ver
sies. In 1835 en 1858 werden in
Wenen gedeelten uit het werk
concertant uitgevoerd. De ge
vreesde recensent Hanslick
meende: „Voorwaarden vooraf
zijn een volslagen infantiliteit-,
stoestand van het publiek en
een even volslagen onderwer
ping van de componist aan al
les, wat poëzie, smaak en sa
menhang inhoudt".
Engagement
Claudio Abbado werd enkele
jaren geleden op de opera at
tent gemaakt door zijn vriend,
de pianist Maurizio Pollini, die
er een piano-uittreksel van
Claudio Abbado, die de opera 'Fierrabras' van Schubert recon
strueerde.
foto: pr
dio Abbado en Ruth Berghaus
siert en positief onderscheidt,
is, dat ze zich liefdevol en en
thousiast voor dit onbekende
werk hebben ingezet, dat ze
geloofd hebben in de levens
vatbaarheid en de waarde er
van. Alleen op basis van een
dergelijk enthousiasme en een
dergelijke grote inzet kan zo'n
fraai resultaat worden bereikt.
De Oostduitse regisseuse, die
vaak met nogal extreme inval-'
len het publiek schokte, toon
de zich hier een fijnzinnige,
geïnspireerde artiste. Zonder
het - nogal houterige - ge
raamte van de handeling aan
te tasten, transponeerde ze het
romantische ridderverhaal
naar Schuberts tijd, belichtte
het innerlijke leven van een
door onderdrukking, kruis en
nood gekenmerkte periode.
De opera weerspiegelt met zijn
vele romances en liefdesliede
ren, met de weemoedige koren
het verlangen van jonge men
sen. Het werk bevat tenslotte
veel van het gedachtengoed
uit de wereld van Schuberts
kring. 'Uit het leven en voelen
van jongelui', dat zou een soort
ondertitel van de opera kun
nen zijn. De jeugd met zijn be
hoefte aan liefde, zijn behoefte
aan een goed thuis, maar ook
had. Abbado ging net als bij
■zijn realisatie van de 8 symfo
nieën, die hij met het Cham
ber Orchestra of Europe voor
DG opnam (DG 423.651-2 met
o.a. de vier 'gerestaureerde'
scherzomaten in de 9e) gewe
tensvol te werk. Hij keerde tot
het in de Weense Stadsbiblio
theek bewaarde bronnenmate
riaal terug. Hij stuitte daarbij
opnieuw op belangrijke,^ tot
dan toe verwaarloosde détails
en omissies ten opzichte van
het gedrukte materiaal. Hij
restaureerde het werk geheel.
De voorstellingen in Wenen
leverden het bewijs, dat men
pas over 'Fierrabras' kan oor
delen, wanneer men het werk
onverkort ondergaat op basis
van de oorspronkelijke tekst
van Josef Kupelwieser en dan
ook nog scènisch. Pas dan
kunnen alle voorbehouden
worden ontkracht. 'Fierrabras'
kan een sensationele werking
hebben; men kan zich afvra
gen, waarom het werk zolang
een Assepoester-bestaan leid
de.
Redding
Wie het werk ondergaat is
geen moment aan verveling
ten prooi. Het werk verrast
telkens weer door krachtige
dramatische accenten, blijkt
goed uitvoerbaar en heel ef
fectief op het toneel. Waaraan
wel onmiddelijk moet worden
toegevoegd: levensvatbaar in
de in Wenen getoonde vorm
en op internationaal niveau.
In een provinciale regie en
een geroutineerde, middelma
tige weergave kan het werk
beslist geen stand houden.
Daarvoor is het libretto van de
slechts matig begaafde Josef
Kupelwieser te mager, hoewel
het niet zo pover is, als soms
wel wordt beweerd. Wat Clau-
gen. Indrukwekkend ook was
het toneelbeeld van Hans-Die
ter Schaal. En op hun beste ni
veau musiceerden het Cham
ber Orchestra of Europe en
het Arnold Schönberg koor.
Deze produktie, die in Wenen
nog enkele reprises beleeft in
september en in februari 1991,
zal vermoedelijk ook wel eens
op tv te zien zijn: De ORF
maakte opnamen. In 1988
maaktè DG een live-opname
van 'Fierrabras', die binnen
kort op CD uitkomt.
JAN DE KRUIJFF
VENLO „We hebben
ze weer met genoegen be
keken". Dat zei één van
de directeuren van de
Groningse uitgeverij Wol-
ters (toen nog geen -
Noordhoff) altijd als hij
weer een zending illustra
ties had ontvangen van
Cornelis Jetses (1873 -
1955). Het is ook de titel
waaronder het Goltzius-
museum in Venlo tot en
met 2 september Jetses'
werk voor het lager on
derwijs laat zien: illustra
ties voor boekjes en lees-
plankjes en natuurlijk de
schoolplaten.
De Nederlanders die in de eer
ste helft van deze eeuw zijn
geboren, hebben vaak mede
dank zij Jetses leren lezen en
schrijven. Hij tekende immers
het aap-noot-mies-leesplankje
en ook de avonturen van Öt
en Sien, het tweetal dat door
de auteurs Scheepstra en Ligt-
hart voor het onderwijs was
bedacht.
Het werk van Jetses wordt
niet echt meer voor het onder
wijs gebruikt, maar het is nog
steeds populair. Toen er onge
veer twintig jaar geleden een
golf van nostalgie uitbrak,
leefde de belangstelling voor
Jetses op. Die belangstelling is
eigenlijk niet meer ingezakt.
Wie verlustigt zich nu niet
graag eens aan, zoals een me
dewerker van het Goltziusmu-
seum het noemt: „Een tijd
waarin het gezin als hoeksteen
van de samenleving gold en de
natuur nog onbedorven leek.
De wereld die vloeide uit de
tekenpen van Jetses was de
geïdealiseerde zondagochtend
wereld, met door-en-door bra
ve kinderen, blijmoedige ou
ders, een spinnende poes en
een altoos gezellig brandend
waxine-pitje onder de thee
pot."
Toch is het de bedoeling, aldus
de catalogus bij de tentoonstel
ling, om het werk van Jetses'
„te presenteren tegen zijn his
torische achtergrond, zoveel
mogelijk ontdaan van de nos
talgische gevoelens waarmee
er vanuit onze tijd meestal
naar wordt gekeken."
Aangetoond wordt bij voor
beeld hoe Jetses de kar-met-
paard moest verwisselen voor
de vrachtauto en de plusfour
voor de korte broek. En ook
hoe hij na 1945 voor de uitga
ven in de Oost de Japanse to
kohouder diende te vervangen
door een Indonesiër.
Verder wordt er veel achter-
grond-informatie gegeven, on
der meer afkomstig uit corres
pondentie. Het initiatief voor
de expositie en de catalogus
werd genomen door Rik Vos,
docent aan de Rijksuniversiteit
van Groningen. Hij zocht in de
archieven van Wolters-Noord-
hoff en in de nalatenschap van
Jetses. Hij vond corresponden
tie tussen uitgever en illustra
tor, declaraties en oorspronke
lijke illustraties. Bij de Stich
ting Cornelis Jetses waren cir
ca 1500 prenten te vinden,
waaronder vele probeersels.
Van al deze vondsten is mate
riaal te zien op de tentoonstel
ling en in de catalogus. In die
catalogus staat overigens ook
een artikel van Rudolf Geel,
docent taalbeheersing aan de
Rijksuniversiteit in Amster
dam, over de „functie van het
beeld bij het onderwijs in de
schrijfvaardigheid".
Uit alle door Vos verzamelde
gegevens blijkt dat Jetses, in
vijftig jaar, aan ruim negentig
publicaties van Wolters heeft
meegewerkt. Hij deed dat al
tijd als free-lancer, maar hij
was „verkleefd" aan Wolters.
Veel problemen zijn er in de
samenwerking niet geweest.
Alleen helemaal aan het begin,
in 1902, vielen de declaraties
van Jetses wat tegen. Jetses
heeft ook, tot in de jaren der
tig, proberen toestemming te
krijgen ook voor anderen te
werken, maar kreeg daar van
Wolters slechts zelden toe
stemming voor. De uitgeverij
had hem nu eenmaal graag ex
clusief.
,Als voorzitter acht ik het mijn taak te zorgen dat er sprake is van een doorzichtige besluitvorming", foto: milan konvalinka