Struisvogels als alternatief voor Nederlandse boer Amerikaanse cowboy met uitsterven bedreigd ficidócSoiwcwit Boeren maken zware tijden door. Agrariërs moeten schamele verhogingen van hun graanprijs met harde acties bevechten. Hun collega's in de intensieve veehouderij worden door minister van milieu Alders bedreigd met gedwongen inkrimping van de veestapel, omdat die te veel milieuvervuilende mest produceert. Pogingen om de superheffing te ontwijken komt melkveehouders te staan op fikse naheffïngen. Kortom: de Nederlandse boer mocht willen dat hij een alternatief had om naar uit te wijken. Een collega van hem aan de andere kant van de wereld beweert met stelligheid zo'n alternatief te hebben gevonden. Jan Durieux, die dertig jaar geleden vanuit Katwijk aan den Rijn emigreerde naar Australië, zegt na veel omzwervingen eindelijk zijn bestemming te hebben gevonden. Hij is struisvogelboer geworden. Vorig jaar stak hij met twee partners 320.000 dollar in de aankoop van de eerste vogels. Dat geld is er zeven maanden later al dubbel en dwars uit. In die tijd werd de Triple J Ostrich Farm bijna een miljoen dollar waard. Binnen driejaar zal dat 3,5 miljoen dollar zijn, zo heeft Durieux' accountant voorgerekend. Alleen al op basis van die cijfers staat voor hem vast: struisvogelboeren hebben de toekomst. MELBOURNE - De struisvogel is aan een enorme come-back bezig. Was dit hoogpotige dier rond de eeuwwisseling vooral geliefd om zijn veren die voor dameshoeden en stola's werden gebruikt; toen de mode veranderde werden de dieren nutteloos en kregen zij hun vrij heid terug. Sinds een jaar of twee stijgt de vraag naar de grootste vo gel ter wereld echter bijna net zo snel als de struisvogel zelf loopt. Vooral zijn vlees is in trek. De betere restaurants hebben er heel wat geld voor over om een struisvogelbiefstuk op de menukaart te kunnen zetten: mals rood vlees dat velen lekkerder vinden dan de beste biefstuk. Echte fijnproevers bestel len hem graag, niet alleen om zijn exqui se smaak, maar ook vanwege het lage cholesterolgehalte van het vlees. Min stens zo fn trek is de huid van de vogel. Schoenen, laarzen, tassen en riemen van struisvogelleer steken in prijs al ver bo- v^n die van slangeleer uit. De veren, die een volwassen vogel zo'n twee tot drie keer per jaar laat plukken, zijn tegen woordig niet meer dan een aardig bijpro- dukt. Ze worden nog gebruikt voor nieu we kleding uit de oude doos en voor plumeaus. Eieren die niet uitkomen vin" den hun weg naar de souvenirindustrie. Ze blijken het goed te doen als speel doos. Vlees, huid, veren en eieren samen ma ken de struisvogel tegenwoordig weer tot een uitstekende investering. Op zijn Ostrich Farm, zo'n zeventig kilometer buiten het centrum van de Australische stad Melbourne, vertelt Jan Durieux dat een drie maanden oud kuiken tegen woordig al van de hand gaat voor prij zen tussen de zes- en achtduizend dollar. Een struisvogel van een jaar brengt zo'n 25.000 dollar op en aan een levend dier van twee jaar hangt al gauw een prijs kaartje van vijftig- tot zestigduizend dol lar. Wie dat vergelijkt met de vijfhonderd dollar die gemiddeld in Australië betaald wordt voor een koe van een jaar oud, en zich daarbij realiseert dat een gemiddeld stuisvogelpaar goed is voor zo'n twintig kuikens per jaar, komt al gauw tot de conclusie dat voor een beetje boer met inzicht de struisvogel het dier van de toekomst is. twaalf ambachten Dat realiseerde Jan Durieux zich vorig jaar ook. Hij was toen nog manager bij een vestiging van de supermarktketen Safeway, de Australische Albert Heijn. Hij was letterlijk niet goed geworden van de stress in die baan. Het leek de zoveelste miskleun te worden. Sinds Jan Durieux de kolen- en oliehandel van zijn familie in Katwijk aan den Rijn in oktober 1960 de rug toe had gekeerd, om in Australië zijn geluk te beproeven, had hij zo'n beetje twaalf ambachten en der- Jan Durieux bij een van zijn struisvogels die hem „gouden" eieren oplevert. tien ongelukken achter de rug. Hij was boerenknecht geweest in de binnenlan den, had druiven geplukt bij een wijn boer, had tevergeefs al eens eerder zijn geluk in de stad Melbourne beproefd, maar leed daar echte armoede. Hij trok vervolgens als loonarbeider van de ene boer naaf de andere tot hij 'ge roepen' werd. Jan Durieux werd leken prediker in vijf verschillende dorpen op het Australische platteland en volgde een theologische opleiding in Melbour ne. In 1972 werd hij beroepen bij een van de presbyteriaanse parochies in deze stad en kort daarop sloeg de secularise ring toe. Durieux hing zijn toga en bef aan de kapstok en ging bij het waterlei Oud-Katwijker Jan Durieux op zijn „Triple J Ostrich Farm" in Melbouri dingbedrijf werken. Voor hij uiteindelijk manager bij Safeway werd. zat Durieux nog in de bouw en runde hij een milk- bar. Thuis in de ziektewet met psychosoma tische klachten las Jan Durieux vorig jaar een artikel over de revival van de struisvogel. „Dat leek me wel wat", zegt hij droogjes. Hij zocht een struisvogel farmer op, zo'n 1600 kilometer noorde lijker in Australië, en liet zich grondig voorlichten. Daarop werd de baan bij Safeway opgezegd en met een paar vrienden stopte Durieux de eerste drie ton in de aanschaf van een paar vogels. Buiten Melbourne huurde hij een boer derij met een stuk land waar de dieren konden rennen en zo begon het pionie- Pionieren En pionieren is het. Er zijn in heel Au stralië maar zevenhonderd struisvogels en een handjevol boeren. De afstanden op dit continent zijn echter zo groot, en 'de klimatologische omstandigheden zo verschillend, dat je niet of nauwelijks bij elkaar de kunst van het struisvogelfok- ken kunt afkijken. Durieux werkt daar om nauw samen met enkele dierenart sen, een veevoederfabriek en de univer siteit van Melbourne om optimale om standigheden te vindén voor het fokken van zijn kostbare vogels. Er wordt geëxperimenteerd met een broedmachine voor de enorme eieren, die vier keer per dag gekeerd moeten worden. Verder wordt onderzocht wat het best uitgebalanceerde voedsel is voor de dieren, met net genoeg proteïne om ze niet uit hun krachten te laten groeien. Hoe de kuikens het best behandeld kun nen worden is ook nog onderwerp van intensieve studie. Zeven maanden na zijn start heeft Jan Durieux al meer dan dertig kuikens ge boren zien worden. Dat betekent dat zo'n dertig procent van de eieren een ge zond kuiken heeft opgeleverd. Voor Du rieux is dat een teken dat er vers bloed bij moet. „In Zuid-Afrika, waar de meeste struisvogels leven, komt 85 pro cent van de eieren goed uit. Sommige Australische farmers halen niet meer dan tien tot zestien procent. Die hebben te weinig vers bloed onder hun vogels", legt hij uit. Het importeren van nieuwe vogels is in een land als Australië met zijn strenge quarantainewetten echter een moeilijke zaak. Vanuit Zuid-Afrika en Zimbabwe gaan de dieren via Europa en Canada naar Australië en moeten dan nog een tijdje in quarantaine voor er met ze ge fokt kan worden. Ook in Nederland Hoewel de struisvogel zijn thuis heeft in Afrika, wil dat niet zeggen dat hij alleen in het Afrikaanse klimaat gedijt. In Au stralië zitten struisvogelfarmers zowel in de subtropen, als in de streken met land klimaat ('s zomers heet en 's winters koud). En nu ook rond Melbourne, waar het 's zomers en 's winters een paar gra den warmer is dan in Nederlandse. Is het fokken van struisvogels dan ook voor Nederlandse boeren aantrekkelijk? „Zeker", zegt Durieux stellig. „Struisvo gels passen zich in verschillende klima ten goed aan. In 1909 had ene Herr Carl Hagenbeek een kudde van 114 struisvo gels in de buurt van het Duitse Ham burg, die daar toen al de strenge winters overleefden, 's Nachts stonden ze op stal en overdag graasden ze buiten en werden ze bijgevoerd met graan. Een paar produceerde zelfs een tweeling, wat maar zelden voorkomt. Vandaag de dag worden struisvogels op dezelfde manier gefokt in landen als Canada en de Vere nigde Staten, in streken waar het min stens zo koud kan worden als in Ham burg. In de strenge winter gaan de dieren gewoon op stal, maar de winters in Ne derland zijn veel milder. Ik verwacht dat het fokresultaat in Nederland niet onder zal doen voor dat in Amerika, Canada en Australië, zeker niet als de boer voor zichtig omspringt met de jonge kuikens, Tot de vierde maand zijn ze nogal vat baar voor kou, maar met wat extra lam pen is daar makkelijk in te voorzien Verder moeten de kleine dieren hun po ten goed kunnen strekken. Dat is belang rijk voor de voedsel vertering en de groei van de beenderen. Alleen de kwaliteit van de veren kan in landen als de VS, Canada en Nederland wat minder zijn, maar dan praten we toch maar over eet bijprodukt", aldus Durieux. Hij ziet geen enkele reden waarom Ni derlandse boeren zich niet zouden ricb ten op de struisvogelfokkerij. „Het is een ideaal alternatief voor veehouders die van hun koeien af willen. Ze hoeven nog niet eens al hun dieren af te stoten. Struisvogels staan erom bekend dat ze het uitstekend kunnen vinden met zoog dieren als schapen, geiten en koeien, zo lang ze maar niet groter en hoger wor den dan henzelf. Alleen met paarden wordt dat moeilijk. Verder kunnen de andere dieren gewoon tussen de vogels door blijven lopen". Financieel biedt de struisvogel een boer in elk geval nieuwe perspectieven. Jan Durieux rekent het bij een van zijn struisvogelparen nog eens voor: „Elk jaar per paar alleen al zo'n twintig kui kens van twaalfhonderd dollar per stuk. Een van mijn zakelijke partners is ma nager van een verzekeringsbedrijf met een salaris van 350.000 dollar per jaar. Die heeft nu al tegen me gezegd: „Jouw werk verdient beter dan die hele verze- keringsbusiness". ARJEN BROEKHUIZEN DOUGLAS - Dit is een verhaal dat de legendarische cowboy Butch Cassidy boven zijn whisky zou doen huilen. De Noordamerikaan- se cowboy, het symbool bij uitstek van westers machismo, wordt met uitsterven bedreigd. Hij moet het afleggen tegen een nieuwe generatie lassozwaaiende ruiters uit Mexico of andere Zuidamerikaanse landen. De droevige waarheid is dat de jonge Amerikanen van vandaag geen oor meer hebben voor de roep van de wildernis. De felle lichten van de stad hebben voor hen meer bekoring dan uren slopend werk te paard - vee bijeendrijven, brandmerken en castreren, omheiningen repareren en veekralen vrijmaken. Dit heeft tot gevolg dat het voor de vee boeren in wat eens het Wilde Westen heette, bijna onmogelijk is geworden goede werkkrachten te vinden'van het type super-Amerikaanse, onafhankelijke cowboy, dat John Wayne in talloze films portretteerde. „Het is onze eigen fout. De oudere gene ratie heeft het ze veel te gemakkelijk ge maakt", zegt John Morris, terwijl hij vanaf zijn veranda uitkijkt over het gras land van zijn ranch in zuid-oost Wyo ming. „Ze zijn zo zelfingenomen gewor den. Ze willen dat alles gemechaniseerd en gecomputeriseerd is, gemaakt door robots". Zadelpijn Een van de problemen is dat maar wei nig cowboys meer verdienen dan vijf tienhonderd dollar (zo'n kleine driedui zend gulden) per maand. Zelfs gratis eten, logies of een kleine bestelauto zijn niet genoeg om Amerikanen in het zadel te lokken. „Die jonge knullen weten dat ze niet zo'n leven hoeven te leiden", aldus Greg Baker, een veehouder die zegt een af stammeling te zijn van de roemruchte Jesse James. „Van vergaderen krijg je geen zadelpijn". Veehouders als Morris en Baker zijn hun cowboys verder van huis gaan zoe ken en hebben een bron van vrijwilligers aangeboord in Mexico. Sommige vee houders importeren zelfs werkkrachten uit Peru en Ecuador. Voor veel mannen aan de zuidkant van de Amerikaanse grens is een loon van zeshonderd dollar per maand in Wyoming gewoon te mooi om waar te zijn - zelfs al gaat het om tijdelijke contracten, het enige wat de re gering in Washington toestaat. Er bestaat geen twijfel dat de nieuwe werkkrachten goede cowboys zijn. Er wordt al gezegd dat sigarettenproducent Marlboro de hoeden van de cowboys in de wereldwijde advertentiecampagne zou moeten vervangen door sombrero's. „De jongens die we halen uit Zuid-Ame- rika zijn opgegroeid op ranches waar ze vijfendertig dollar per maand verdienen, terwijl ze hier zeshonderd dollar krijgen en hun familie geld kunnen sturen", zegt Baker, die vijf, naar zijn zeggen uitste kende, Mexicanen in dienst heeft. Te lui „We proberen wel Amerikanen te krij gen, maar dit land is denk ik te lui ge worden Een maand geleden huurden we een knul uit Boston, maar die was er na twee weken alweer vandoor. Er bellen altijd wel mensen uit de stad om een baantje, maar het enige dat ze willen doen is op een paard richting ondergaan de zon rijden". Het tekort aan „all-american" cowboys is een pijnlijke zaak voor de staat Wyo ming, die een cowboy op een bokkende hengst als logo voert. Op elke straathoek in de steden van deze enorme maar dun bevolkte staat bevindt zich wel een „Cowboy bar". Maar er zijn nog maar weinig echte cowboys te zien. Autostickers laten bezoekers weten dat „cowboys het in het zadel doen", maar dat zadel bevindt zich in toenemde mate op een crossmotor in plaats van op een paard, opdat de veeboeren zoveel moge lijk mijlen kunnen halen uit de cowboys die ze kunnen vinden. In Texas, waar de ranches zich uitspreiden over honderden vierkante kilometers, gebruiken de eige naars zelfs helicopters om hun vee bij een te drijven. Het uitsterven van de cowboy heeft alles te maken met bezuinigingen. Het is voor de boeren onmogelijk uit de minime winstmarges de lonen te betalen die de jonge, ambitieuze werkkrachten vragen. En bovendien „heb je een speciaal soort mannen nodig voor dit werk", zegt Ba ker terwijl hij naar drie Mexicaanse cow boys kijkt, die hun lasso in het rond slingeren terwijl ze op de traditionele manier stierkalveren bijeendrijven. „Je hebt iemand nodig op wie je kunt bou wen. Ze moeten zichzelf kunnen redden wanneer' het weer slecht wordt, omhei ningen kunnen repareren, hun eigen paarden beslaan". Ontberingen Rijdend door een 'paddock' waar de wil Geen beroep heeft zo'n romantisch aura als dat van cowboy. Dat is deels te danken aan mensen als John Wayne. Hier ziet men hem bezig in een van de talloze westerns waar hij in meespeelde. FOTO: PR de salie welig tiert, is het moeilijk je een voorstelling te maken van de ontberin gen die de Amerikaanse cowboys in deze moderne tijden moeten doorstaan. In de winter kan de temperatuur in Wyoming echter wel tot dertig graden onder het nulpunt zakken en stormen steken er zonder enige waarschuwing op. „Dat lijkt voor de gringo's teveel op hard werken", zegt José Luis Perez, een van Bakers Mexicaanse cowboys, die al tien jaar op Amerikaanse ranches werkt. Hij heeft gedurende zijn tijd in „el nor- te" Amerika's jeugd het vuur zien verlie zen, dat eens nodig was om het Wilde Westen te winnen. SAM KILEY (c) The Sunday Times, Londen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1990 | | pagina 36