,Dit album
behoort
aan mij
finale
Spaanse stranden zijn veelal vervuild
Poesie of poëzie?
Mm
Lof der zatheid
£eldóc(2ouaatit
ZATERDAG 9 JUNI 1990 PAGINA 31
TENTOONSTELLING
VAN VIJF EEUWEN
VRIENDSCHAP OP PAPIER
55
Vrouwen fa hun
schooltijd.
DEN HAAG - Bijna elk poëzieal
bum, in de volksmond meestal
poesiealbum genoemd, begint met
de zin: „Dit album behoort aan
mij...". Het is de eerste regel van
het eerste gedicht, waarmee de ei
genares op statige wijze meldt dat
zij de bezitter van het fraaie boekje
Het is een standaardtekst. Afgezien van
wat varianten beginnen de meeste poé
ziealbums ongeveer zo en ook de bijdra
gen en versjes van de schrijvers -
meestal familieleden, vriendinnen en
de meester of juf op school - zijn
meestal niet zelf verzonnen, maar over
geschreven uit een ander album.
De inhoud van het boekje mag dan niet
zo persoonlijk zijn, toch is het voor heel
wat vrouwen een dierbaar bezit waar
mee je nog eens kunt wegdromen naar je
lagere-schooltijd. Al bladerend komen
de vriendinnetjes van vroeger weer één
voor één voorbij. En de handschriften
herken je vaak meteen.
Het huidige poéziealbum is, afgezien
van een enkele uitzondering, een vrou
wenzaak. Of beter gezegd, een zaak van
meisjes. Maar dat is zeker niet altijd zo
geweest. In de zestiende eeuw was het al
bum amicorum (Latijn voor 'lijst van
vrienden'), de voorloper van het poëzie
album, een mannenzaak. Vooral intel
lectuele lieden en adellijke figuren leg
den zo'n album aan.
„Daarmee konden ze vriendschappen en
relaties bestendigen", zegt dr. J. Offer-
haus, directeur van het Rijksmuseum
Meermanno-Westreenianum/Museum
Ivan het Boek in Den Haag, waar sinds
gisteren een tentoonstelling is te zien
van vijf eeuwen vriendschap op papier.
I Uit onderzoek is gebleken dat de eerste
alba amicorum zijn aangelegd door stu
denten die in de zestiende eeuw aan de
protestantse universiteit van Wittenberg
in Duitsland studeerden.
Offerhaus: „Doordat protestantse stu
denten uit Nederland daar vaak ook een
tijd gingen studeren, namen ze deze ge
woonte over. Met zo'n album konden ze
vriendschappen vastleggen met mensen
die ze na hun studietijd waarschijnlijk
nooit meer zouden zien. Het was im
mers een lange reis naar Wittenberg".
Het oudste Nederlandse album, dat ook
in de vitrines van het museum is te zien,
dateert uit 1556 en behoorde toe aan de
uit Deventer afkomstige student Stepha-
nus van Rhemen. Hij studeerde ook een
tijdje in Wittenberg en verzamelde daar
De discussie of het nu 'poëziealbum'
of 'poesiealbum' is, bestaat al lang. In
het dagelijks taalgebruik is de term
poesiealbum (eh poesieplaatje) het
meest gangbaar. En dat is ook niet zo
vreemd, omdat het woord op de
meeste albums ook zo geschreven
staat. Het is fout Nederlands, maar
wel góed Duits. Het woord 'Poesieal
bum' geeft aan dat het boekwerkje
van Duitse makelij is, het land waar
het allemaal ooit begon en dat nog
steeds de belangrijkste producent
van albums en bijbehorende plaatjes
bijdragen van studenten en professoren.
Studie-uitstapjes in latere jaren naar
Jena, Keulen, Leuven en Orléans lever
den weer andere inscripties op.
Het werd in het universitaire wereldje
ook een beetje een sport om bekende en
aanzienlijke personen te 'verzamelen'.
Men kon daar een bepaalde status aan
ontlenen. Door de reislust van de stu
denten werd het album amicorum vaak
ook een souvenir. Men kon precies zien
in welke landen en plaatsen de bezitter
van het boekje geweest was.
Het album amicorum uit die tijd was
echter niet het boekje met de bekende
'lege' bladzijden, zoals dat vandaag in de
winkel te koop is. „Het waren in die tijd
vooral emblemenboekjes (bundels met
zinnebeeldige platen, red.), waarin op
elke bladzijde een citaat werd geschre
ven", legt Offerhaus uit. „Later liet men
ook wel blanco pagina's in deze boekjes
meebinden, zodat er meer ruimte was".
Met de stichting van de Leidse universi
teit in 1575, de eerste in Nederland,
werd het album amicorum in Leidse
kringen ongekend populair. Later volg
den ook de universiteiten van Franeker,
Groningen, Utrecht en Harderwijk.
In de 16e en 17e eeuw werden de bijdra
gen aan albums steeds uitbundiger,
kunstzinniger en creatiever. Edellieden
leverden vaak een bijdrage in de vorm
van hun familiewapen, dat dan door
speciale ambachtslieden in het album
werd geschilderd. Er kwamen ook aller
lei tekeningen, schilderingen en prenten
in, evenals geleerde citaten uit bijvoor
beeld de Bijbel of de klassieken. Het al
bum met een bijdrage van Rembrandt
heeft uiteraard een ereplaatsje op de ten
toonstelling gekregen. Ook van andere
beroemde schilders en dichters (Vondel,
Bilderdijk) zijn kleine kunststukjes op de
expositie te zien.
Pas aan het eind van de vorige eeuw
verschijnt het poëziealbum in zijn huidi
ge vorm ten tonele en verdwijnt het al
bum amicorum langzaam maar zeker
naar de achtergrond. „Het lijkt op het
oog een omslag, maar dat is 't eigenlijk
niet", zegt drs. R.E.O. Ekkart, die ver
bonden is aan het Rijksbureau voor
Kunsthistorische Documentatie in Den
Haag en zich min of meer als hobbyist
in de historie van het poèziealbum heeft
verdiept. „In de eerste zeventig jaar van
de 19e eeuw krijgen de vrouwelijke eige
naars van het album amicorum de over
hand. Dat is de periode van de borduur-
en prikwerkjes. In deze periode leggen
sommige volwassen mannen ook nog
wel een album aan, maar het wordt veel
minder".
De zogenaamde 'doosjesmode' is dan de
trend. Het album, op dat moment in het
populaire oblong-formaat (waarbij het
als het ware gekanteld is en op de 'brede]
zijde staat), is losbladig geworden. Mooi
versierde doosjes in boekvorm houden
de losse velletjes bijeen. Het ziet er alle
maal zeer fraai uit. Veel goud op snee.
De kaft is beplakt met leer, fluweel of
moiré zijde en de initialen van de eige
naar of eigenares zijn in goud opgedrukt.
Het Latijn verdwijnt nagenoeg geheeL
om plaats te maken voor Nederlandse,
Franse en Duitse teksten. Ook nemen de
schrijfsters steeds vaker hun toevlucht
tot een standaardversje. Creativiteit
blijft er echter genoeg. De losse blaadjes
laten knappe staaltjes zien van borduur
sels en haar- en vlechtwerk.
Ekkart: „In de eerste helft van de 19e
eeuw is er dus duidelijk een vervrouwe
lijking van het album amicorum. Er
komt minder aandacht voor de intellec
tuele kant van het album. Je ziet dat de
behoefte bij intellectuelen aan dat soort
dingen zich in die tijd op een andere
manier gaat uiten. Zij gaan bijvoorbeeld
brieven van bekendheden verzamelen.
Het poëziealbum is iets geworden waar
een man niet meer aan begint".
Harde kaft
Voor de definitieve doorbraak van het
poèziealbum wijst Ekkart het jaar 1870
aan. „Dan worden de doosjes met losse
blaadjes verdrongen door de huidige,
staande boekjes met harde kaft".
De albums worden eigenlijk alleen nog
aangelegd door jonge vrouwen en meis
jes. „Tussen 1890 en 1910 zie je dat het
spreidingsgebied sociaal gezien steeds
groter wordt. De albums worden goed
koper, iedereen kan er een aanschaffen
en de leeftijdsgrens gaat omlaag. Dan zie
je nog wel dat er hiér en daar volwassen
vrouwen met een album zijn, maar na
dat hun verloofde erin heeft geschreven,
houdt het wel op".
Anno 1990 is het poéziealbum helemaal
een zaak van lagere-schoolmeisjes. De
albums worden gevuld met zoetige stan
daardgedichtjes, waarvan de volgende
wel één van de bekendste is:
Rozen verwelken
schepen vergaan
maar onze vriendschap
blijft altijd bestaan
Maar ook aan de versieringen, zoals de
gestanste glitterplaatjes, valt tegenwoor-
•ctJ U
fu t a' 7 sr.
C. e Cttc If-cc
&JO i (X. fb c/x. ftx.d e. ft. dji, J(ü
twe-rdbéiïu. t a>4- Je fr* o-
icf'fn n'x. c
4. t'rtent* e/Ayi a7 0
9-n ï./1 f'V-/- 3 0
ta^o
oh
Album Amicorum van Egbert Philip van Visvliet (1736-1799), staatsman en medicus. Tekening en gedicht door de uit Berlijn
ajkomstige miniaturist Johan Christiaan Elin.
dig maar weinig eer te behalen. Ekkart:
„De Libelle heeft Maijolein Bastin een
paar jaar geleden nog nieuwe poèzie-
plaatjes laten tekenen. Maar verder wor
den er bijna geen nieuwe meer gemaakt.
Ze zijn bovendien bijna nergens meer te
koop. Vooral stickers worden tegen
woordig als versiering gebruikt".
Eigenlijk is het poëziealbum een beetje
een „besmet begrip" geworden, conclu
deert Ekkart. „Het wordt gezien als kin
derspul". Zelfs de hele tip-tap-topreeks
blijkt al voor de Tweede Wereldoorlog
gebruikt te worden in een poging iets
origineels aan het papier toe te vertrou
wen. Ekkart: „Het is allemaal erg gefor
maliseerd. Tip tap top, Marietje lust
graag drop. Dat zegt natuurlijk geen
snars over Marietje. Overigens luidt de
oorspronkelijke versie: 'tip tap top, de
datum staat op zijn kop'. Maar die da
teert al uit de periode 1910, 1920. Ook
het kruislings door elkaar heen schrijven
('AI moet ik er dwars door heen gaan, ik
wil graag in uw album staan') werd al in
die tijd bekend".
Tijdsdocument
Toch zitten er in de moderne albums,
ondanks alle clichématige zaken, heel
aardige en originele dingen tussen. Zo is
er een heel recent album in het museum
te zien waarin een leraar zelf een teke
ning heeft gemaakt. Er is ook een album
uit de oorlog, dat is opgesierd met etens
bonnen. „Wat dat betreft is het poèzieal
bum een typisch tijdsdocument. Ook al
is het niet zo origineel meer, je krijgt
toch een beeld van de eigenares en haar
milieu. Je ziet namelijk heel duidelijk ie
mands bewegingen. En dan bedoel ik
verhuizingen, het gaan naar een andere
school en de logeerpartijen bij oom en
tante", aldus Ekkart.
Hoewel het de laatste jaren is veranderd,
hebben vaders over het algemeen weinig
in het poèziealbum van hun dochter(s)
geschreven. Op de tentoonstelling is een
album te zien waarbij een vader zo laat
was met zijn versje, dat het boek al vol
was en er dus een los blaadje bijgevoegd
moest worden. Ook blijft de speciaal
voor vader gereserveerde pagina ergens
voor in het album vaak jaren open
staan.
Over de toekomst van het poëziealbum
durft Ekkart geen voorspellingen te
doen. Toch ziet hij de zaken niet heel
somber in. Ja, het zou natuurlijk kunnen
dat deze traditie helemaal doodbloedt,
oppert hij, „maar er is ook alle kans dat
het poëziealbum overleeft. Het bestaat
per slot van rekening al eeuwen. Maar
een stukje opfrissing is dan wel nodig.
De basisschool met zijn moderne leer
vormen zou daar iets aan kunnen doen,
projectsgewijs, met kinderen van zeven
of acht jaar. Laat hen onder leiding van
de meester of juf maar een gedichtje
schrijven. Of, hoe onbeholpen ook, iets
tekenen. En dan ook nog de samenhang
daartussen leren zoeken. Dat is belang
rijk".
CLARISSE BUMA
De tentoonstelling 'Alba Amicorum' is te
bezichtigen tot en met 11 augustus van
maandag tot en met zaterdag: 13.00 tot
17.00 uur. Op zon- en feestdagen is het
Rijksmuseum Meermanno-Westreenia-
num gesloten. Adres: Prinsessegracht 30
Den Haag. Toegang gratis.
(Van onze correspondent
Edwin Winkels)
BARCELONA - De meest toeristische
kusten van Spanje kampen met een groot
aantal vervuilde stranden die niet aan de
minimale sanitaire eisen voldoen. Bij en
kele drukbezochte stranden aan de Costa
Blanca en de Costa del Sol is het zelfs
ongezond verfrissing in de Middellandse
Zee te zoeken.
In totaal voldoet 16 procent van de
Spaanse badplaatsen niet aan de Europe
se eisen, zo is te lezen in een uitgelekt
rapport van het Spaanse staatssecretari
aat van consumptie. De Costa del Sol, de
enorme strook kust rond Malaga, is er
verreweg het slechtst aan toe. Alleen het
strand Los Boliches bij Fuengirola kon
de goedkeuring wegdragen van de keur
meesters, die het strand als enige een zo
geheten blauwe vlag waard vonden. Dat
is het teken van een optimaal sanitair ni
veau, zowel van het water als van het
strand zelf. Liefst 51 stranden in Zuid-
Spanje zijn bestempeld als zwarte pun
ten, waar de bacteriéle en faecale veront
reiniging van het water een ontoelaatbaar
niveau heeft bereikt. Bij die zwarte pun
ten zitten stukken strand die in de zomer
massaal door Nederlandse en andere bui
tenlandse toeristen worden bezocht, zo
als Carihuela en Los Alamos in Torre-
molinos. Torremuelle in Benalmadena,
Calahonda en San Pedro bij Marbella en
twee stranden in Roquetas del Mar. De
Costa Blanca kent 47 zwarte punten, al
voldoen de stranden in het meest be
zochte oord, Benidorm, alle aan de ge
stelde eisen. Aan de Costa Dorada ten
slotte is het strand van het plaatsje Cala-
fell verontreinigd. Het nationale onder
zoek naar de stand van de stranden
heeft, haast vanzelfsprekend, tot grote
verontwaardiging in de bewuste bad
plaatsen geleid. Zo zei de burgemeester
van Calafell dat de metingen net werden
verricht toen een schip illegaal afval had
geloosd. Voor de verontreiniging van
veel stranden aan de Costa del Sol is
overigens wel een plausibele verklaring:
de stormen van afgelopen winter hebben
talloze grote riolen aan de waterkant ka
potgeslagen, waardoor de zomergasten
meer dan vroeger in het vuil van die
plaatsen komen te zwemmen. De Euro
pese Commissie heeft trouwens zijn offi
ciële steun aan het project met de Blau
we Vlaggen ingetrokken omdat elk land
verschillende normen hanteert bij het
vaststellen van die sanitaire grenzen.
Vooral landen aan de Middellandse Zee
hebben geen baat bij een al te strenge
toepasing van die grenzen om de toch al
vaak noodlijdende toerisme-sector niet
nog meer pijn te doen.
Des te opmerkelijker is daarom het on
derzoek dat in Spanje is gedaan, al had
den de verschillende overheden niet de
bedoeling de namen van de zwarte pun
ten publiekelijk bekend te maken.
Slechts daar waar het door de verontrei
niging gevaarlijk en daarom verboden is
te zwemmen, worden de kandidaat-bad
gasten met strenge borden uit zee ge
weerd. In totaal werden dit voorjaar in
Spanje bijna 1100 stranden onderzocht,
waarvan er 654 'optimaal' zijn en 178
bijna te smerig om er te verpozen.
Een geheel ander onderzoek werd ver
richt door het Nationaal Instituut ter be
scherming van het milieu, dat wilde we
ten hoeveel van de 8000 lulometer lange
i r
i,
"i - i
10
Wie zijn vakantie in Spanje wil doorbrengen moet er goed op letten welke badplaatsen
goedgekeurde stranden en schoon zeewater hebben. FOTO: SP
Spaanse kust nog in de oorspronkelijke
staat verkeert. Bijna de helft blijkt 'ver
woest' door veelal toeristische bebou
wing en- het instituut verwacht dat er
over tien jaar nog eens een kwart van de
kust zal zijn verpest.
Na een pauze van acht jaar, vanwege dex
economische crisis, beleeft de bebouwing
van elk mooi stukje kust sinds enkele ja
ren weer een ongekende opleving. De ge
meentebesturen geven niet veel om de
natuur, omdat ze denken dat het toeris
me veel meer geld oplevert dan een paar
mooie planten aan zee.
door Jo Wijnen
BRUSSEL - Arm België. Als ik de
gezamenlijke brouwers van dit land
mag geloven, waren er hier in 1977
nog 41.000 cafés. Nu zijn het er nog
maar goed 32.000. Zeker, vorig jaar
werd hier per hoofd van de bevolking
gelukkig nog 115 liter bier gedronken,
maar aal is evengoed drie liter minder
dan in 1988. Aan deze hoogst
alarmerende berichten voegen de
brouwers nog toe dat hun produktie
met 4,5 procent is afgenomen en
jaarlijks nog maar ruim dertien
miljoen hectoliter bedraagt.
Het mag dan waar zijn aat het
drinken van bier de nationale ondeugd
van België is, maar de gloed, de glorie,
de rijkdom, de grandeur - wat zeg
ik - de cultuur van België wordt
evengoed door het bier bepaald.
Natuurlijk is bierdrinken slecht. Bier
bevat te veel calorieën, het veroorzaakt
zwaarlijvigheid en resulteert derhalve
in de bekende bierbuik die eigenlijk
een soort Juist boven de gordel
gesitueerd vocht gezwel is. Je hoeft
werkelijk geen statisticus te zijn om te
berekenen dat zich hier dagelijks
tienduizenden mensen met een kater
naar hun werk begeven. Drank is
bovendien - zoals ik als zoon van een
dorpscaféhouder al heel jong mocht
vaststellen - een bron van leed en
ongeluk. Maar toch.
Vlak bij mijn huis bevindt zich een van
de nog slechts 32.000 cafes die in dit
arme land zijn overgebleven. Het is
eigenlijk de huiskamer van een oude
boerderij, waarvan de toegangsdeur nel
op de hoek van een straat ligt. Men
treft daar doorgaans geen yups,
consultants, managers, advisors,
engineers en andere
vertegenwoordigers van het hogere- en
middenkader aan: het slag lieden dat
doende is deze wereld te overbevolken
met het oogmerk er alle kraak en
smaak aan te ontnemen. Nee, hier zit
nog een enkele autochtoon met een
pluiswollen, ruiten pet op. Hij kijkt
gelaten naar buiten waar bouwers van
nette, maar lelijke en eenvormige
bungalows, en bestuurders van Saabs
en Volvo's doende zijn hem van zijn
wereld te beroven.
Zo nu en dan heft hij zijn glas. Hij bijt
in het schuim, stikt, laat zijn geoefende
adamsappel een stuipachtige beweging
onder zijn kraag maken, slaakt een
tevreden zucht en mompelt vervolgens
iets dat altijd en voor iedereen
onverstaanbaar zal blijven. Hij spreekt
de taal van het oergefuk en boert zijn
welbehagen op.
De tapkast van dat café is niet meer
dan een geverniste kist die in het
verlengde van een achterwand is
geplaatst, tegen welke enkele met
glazen gevulde schappen zijn
geschroefd. Tegen een andere wand
zijn, met behulp van punaises, allerlei
plakkaten aangebracht die notariële
verkopen en dorpsfeesten aankondigen
die vele maanden geleden hebben
plaatsgevonden.
Bijna tienduizend van dit soort
vertrekken zijn in de loop van nog geen
tien jaar verdwenen. En deze
smartelijke omstandigheden grijpen
met steeds grotere snelheid om zich
heen, zodat straks monumentenzorg er
aan te pas moet komen om de laatste
van deze lokalen voor het nageslacht te
bewaren.
De man met de pluiswollen, ruiten pet
is dan al verdwenen. De adamsappel
krijgt een ander functie en wordt
weggemoffeld achter de button-
downboorden van hen die van het
mompelen van het onverstaanbare
geen weet meer hebben. Er wordt niet
meer in het schuim gebeten, niet meer
geslikt en niet meer tevreden gezucht.
Dit land bestaat straks alleen nog
maar uit opgeblazen idioten die,
gezeten in in hun modieuze voertuigen,
door hun autotelefoon roepen, die zich
voortdurend laten 'oppiependie alles
met een facsje' regelen, die hun
boodschappenlijstjes op een computer
hebben staan en die hun vrije tijd voor
de buis doorbrengen met een glaasje
alcoholvrij bier, dat naar afwaswater
en zure regen smaakt.
Dat de kroeg nog nooit gaten in de
ozonlaag heeft geslagen, nooit nitraten
aan het grondwater heeft toegevoegd
en nooit een bijdrage aan het
broeikaseffect heeft geleverd, laat deze
moderne barbaar volstrekt
onverschillig. Hij is in zijn
hedendaagse argeloosheid nog steeds
niet tot de onontkoombare conclusie
gekomen dat niet het drankhuis, maar
zijn armzalige, lege en van iedere
puurheid gespeende leefstijl
verantwoordelijk is voor ae naderende
ondergang. Ik blijf het zeggen: arm
België! Een land dat zich naarstig
ontdoet van zijn nationale ondeugd,
zonder er enig geluk voor in de plaats
te krijgen, is hard op weg zichzelf van
de aardbodem te vagen.