„Een paard
is hier wat
in Nederland
een fiets is"
f r
Indianen en bosnegers vechten nog altijd tegen kolonialisme
FRIESE BOERENZOON IN HET
WILDE WESTEN VAN NICARAGUA
Schoenpoetser
IN SURINAME KAN NIEMAND WINNEN OF VERLIEZEN
Wreedheden
Provocaties
<£eicUc(3ou/ia/nt>
JUIGALPA - „Karnemelk, echte
boerenkarnemelk. Dat mis ik hier,
maar voor de rest kun je alles krij
gen". Luitzen Faber (37) kijkt dro
merig uit zijn ogen als hij hobbe
lend in een jeep door het ruige Ni
caraguaanse land zijn gedachten
laat afdwalen naar dit typisch Hol
landse zuivelprodukt. De boeren
zoon uit het Friese De Tike werkt
al meer dan tien jaar in Latijns-
Amerika als veeteeltdeskundige.
Als geen ander kent hij de moge
lijkheden van het boerenbedrijf on
der de tropische zon. Moderne
westerse technieken ontbreken
meestal, maar dat is volgens Faber
maar goed ook.
Opeens moet ons voertuig stoppen voor
een kudde koeien die bezit heeft geno->
men van de stoffige weg. „Dat beeld zie'
je vaak in de droge tijd. Het vee wordt
naar de hoger gelegen gebieden gebracht
waar het nog redelijk groen is". In vloei
end Spaans groet Faber de boeren die te
paard de kudde begeleiden. Alles op z'n
gemak, want de tijd lijkt niet te bestaan
onder de hete zon.
Wie in de omgeving van Juigalpa reist,
krijgt de indruk dat hij onderdeel is van
een wildwest-avontuur, waarover hij in
zijn kinderjaren alleen maar heeft kun
nen dromen. Overal zie je 'cowboys',
lasso's, koeien en paarden. Heel veel
paarden. Faber: „Wat in Nederland een
fiets is, is hier een paard. Als je hier lan
gere tijd woont weet je niet beter. Overi
gens hebben de meeste boeren verschei
dene paarden, omdat de onbeslagen hoe
ven regelmatig rust nodig hebben. Voor-
al in de natte tijd slijt de hoornlaag zeer
snel".
Bepaalde dorpen in de Vijfde Regio van
Nicaragua, waarvan Juigalpa - de zus
terstad van Den Haag en Leiden - het
centrum is, zouden zo het decor kunnen
vormen voor een spaghetti-western.
Maar de realiteit leert al snel dat de Ni
caraguaanse hoofdrolspelers geen plaats
kunnen maken voor buitenlandse ac
teurs. Het 'wilde westen' is in werkelijk
heid de keiharde omgeving waarin tien
duizenden Nicaraguanen dagelijks de
slag leveren om te overleven. Het is de
enige mogelijkheid om de dagelijkse cor-
doba's te verdienen waarmee de meest
noodzakelijke levensbehoeften betaald
kunnen worden. „De situatie is er de af
gelopen jaren niet beter op geworden. In
de jaren zestig heeft de opkomst van de
hamburgercultuur in de VS geleid tot
een enorme vraag naar het goedkope Ni
caraguaanse vlees. De boeren hebben
zich aan die groeiende vraag aangepast
en zijn zich helemaal gaan richten op de
export. Toen de Amerikanen in 1985
een handelsboycot over het land afkon
digden, is die vleesmarkt dan ook gro
tendeels ingestort. Weliswaar zijn er
nieuwe markten aangeboord, onder
meer Canada, maar de opbrengsten zijn
stukken lager. Dat komt doordat er een
veel lagere prijs wordt betaald. En dat
heeft gevolgen voor de armste groepen
in de samenleving, die moeten verdie
nen aan de wat rijkere boeren. Groenten
en vlees zie je bij de gemiddelde Nicara
guaanse familie al lang niet meer op ta
fel".
In de kleine stadjes en dorpen tiert de
'informel^ sector' welig. Wie in een café
net plaats heeft genomen en nauwelijks
z'n bestelling heeft geplaatst, kan er ze
ker van zijn dat de eerste jeugdige
schoenpoetser zijn diensten aanbiedt. En
in zijn gevolg loopt een schare kinderen
met sigaretten (ook per stuk te koop),
snoepjes en alles wat maar enigszins ver
koopbaar is en waar eventueel vraag
naar kan zijn. Vaak zijn de geringe in
komsten van deze kinderarbeid een wel
kome aanvulling op het schamele gezins
budget.
Luitzen Faber en een jonge Nicara
guaanse collega doen er dan ook alles
aan om het inkomen van de arme fami
lies in deze streek te verbeteren. „We
zorgen er voor dat de boeren beschikken
over eenvoudige middelen, zoals gereed
schap, prikkeldraad en medicijnen.
Daarmee kunnen ze op minimale wijze
een bedrijfje runnen. Daarnaast organi
seren we de afzet van de produkten,
vooral melk en eventueel vlees. Op die
manier proberen we de wind onder de
vleugels van de tussenhandelaren van
daan te halen, zodat de boeren zelf de
winst pakken die anders door die tussen
handel wordt opgestreken. Bovendien le
ren we ze een technische administratie
bij te houden, want dat is een voorwaar
de om je staande te houden in een mark
teconomie. Nu is het nog heel gewoon
dat een boer niet precies weet hoeveel
stuks vee hij heeft rondlopen, omdat hij
geen 'inventarislijst' bijhoudt. Hij ziet
wel hoe het loopt en van enige planning
is absoluut geen sprake. Maar als je uit
je bedrijf geld moet halen om andere
dingen te kunnen betalen, zoals kleren,
medicijnen of het schoolgeld van je kin
deren, dan zul je dus een overschot
In de dorpen tiert de 'informele sector' welig. Sommige kinderen werken als schoenpoetser, anderen verkopen sigaretten en snoepjes.
FOfO'S: LUCAS BOLSIL
De Amerikaanse handelsboycot heeft vooral gevolgen gehad voor de armste boeren. Hun
kinderen hebben weinig toekomst.
moeten produceren. Dat betekent dat je
moet bijhouden wat je hebt en wat je
kunt verwachten".
In het gebied waar Faber werkt bestaat
een levendige handel in kalveren. De
grote boeren kopen de jonge beesten van
de kleine boeren op een moment dat het
risico op een vroegtijdig einde achter de
rug is. „Een kleine boer heeft weinig
land en dus is hij niet in staat voor lan
gere tijd meststieren te houden. Zo'n
volwassen beest heeft namelijk meer
grond nodig. Bovendien verdient die
boer geen geld in de tijd dat de stier al
leen maar dikker wordt. Daarom houdt
hij meestal een tiental melkkoeien om
door de verkoop van melk verzekerd te
zijn van een dagelijkse bron van inkom
sten. Daarnaast verdient hij wat geld uit
de verkoop van kalveren. Wij proberen
die cirkel te doorbreken en leren de boe
ren door een betere bedrijfsvoering een
hoger rendement uit hun land te halen
en grond vrij te maken voor meststieren.
En dat betekent weer meer inkomsten,,
zeker als je een dier zelf voor de slacht
kunt aanbieden".
De vraag die zich onmiddellijk opwerpt,
ligt voor de hand: is het noodzakelijk
dat buitenlanders met hun moderne
know-how adviezen geven? Faber rea
geert genuanceerd: „Je moet bedenken
dat de boeren hier in deze streek geen
enkele scholing, laat staan enige techni
sche ontwikkeling op hun vakgebied
hebben. Ook op het wat hogere niveau,
Luitzen Faber met een Nicaraguaanse boer
coöperatie.
bijvoorbeeld bij het ministerie van land
bouw en ontwikkeling, merk je dat er
een enorm gebrek'is aan middenkader.
Natuurlijk kun je een heleboel dingen
van de Nederlandse veehouderij niet
zondermeer hier gebruiken. Je zit in een
heel andere situatie en je moet je dus
aanpassen aan de realiteit. Maar geluk
kig heb ik tijdens mijn opleiding in Wa-
geningen een half jaar stage gelopen in
de Derde Wereld en ik was dus enigszins
voorbereid".
Faber die om de twee jaar met verlof
naar Nederland komt en zich dan op de
hoogte stelt van de nieuwste technische
ontwikkelingen in het boerenbedrijf, ziet
overigens niets in het direct overnemen
van de westerse know-how door Nicara-
In 198
rariëre
liljoer
irimin,
:eer g;
blij!
Ipdrac
Ie res
langefc
an ji
oorzit
NO.
ie bec
tijdens een feestelijke bijeenkomst van fialiteil
fle det;
[atiebr
guaanse boeren. „Die hoge mate \l
technologie ontbreekt hier volkomen.
ik denk dat het goed is als dat nog eP*11™*
tijdje zo blijft, want dat zou een te gr(
sprong zijn. Het zou alleen maar frusti
ties opwekken. In Nederland hebben
er jaren, zelfs eeuwen over gedaan i
tot een moderne bedrijfsvoering te 1
men. Als je alleen al de historie van i
afgelopen honderd jaar bekijkt, dan I
je dat het een lang proces is geweest 4
bijvoorbeeld coöperaties voor de aft
van produkten of de organisatie
kunstmatige inseminatie op te zetten.
iets moet bij de mensen groeien:
moeten zichzelf organiseren en het zifll
LUCAS BOLSII
eigen maken".
PARAMARIBO - Een lied uit het
Surinaamse binnenland van een
guerrillero die zich opmaakt voor
de strijd: „Acoeba adyosie o, adyo-
sie M'oema, no kre m'goedoe na
fetie mi o fetie ti mi fong ding mi
sa kon baka" (Vaarwel, vaarwel
Acoeba. Ween niet, mijn vrouw,
mijn schat. Vechten ga ik en strij
den. Pas na de overwinning kom ik
terug).
Het lied is zeker 250 jaar, en misschien
nog wel ouder. Zolang al duurt de oorlog
van Indianen en later ook de bosnegers
in het Surinaamse binnenland tegen
vreemde overheersing. Eerst tegen de
Nederlandse, Engelse en Franse indrin
gers, daarna tegen de Nederlandse kolo
niale slavenhouders en nu tegen 'bigilan-
ti', het grote gezag, dat onveranderd in
de stad Paramaribo zetelt.
Ondanks enkele perioden van rust en
vrede zijn in die drie eeuwen de achter
gronden en beweegredenen van de bin
nenlandse oorlog, en de reacties daarop,
precies dezelfde gebleven. Er is dan ook
geen enkele aanleiding om te denken dat
binnenkort een einde zou kunnen ko
men aan de Surinaamse strijd. Integen
deel, tekenen wijzen er op dat de gewa
pende opstand zich in de naaste toe
komst zal uitbreiden tot andere etnische
groepen, zoals de hindoestanen.
De tragiek van de huidige situatie is dat
een groot deel van de bewoners van het
Surinaamse binnenland, bosnegers en
Indianen, vechten tegen hun enige
'vrienden': de soldaten van het Natio
naal Leger. „Jullie in Nederland hebben
een verschrikkelijk negatief beeld van de 1
militairen, maar ik zeg je: het binnen
land heeft veel aan Bouterse en zijn
mannen te danken", zegt Noldus Jubita-
na, de 'denker' onder de rebellerende
T oecajana-Indianen.
In Moengo, bij het opstandige Jungle
commando van Ronnie Brunswijk,
beaamt commandant Jan Kenzenhuis
dit: „Niemand heeft zich in het verleden
ooit de noden van het binnenland aan
getrokken, behalve de militairen".
Om die opmerkelijke liefdesverklaringen
aan het adres van eikaars tegenstanders
te kunnen begrijpen, moeten we ruim
375 jaar terug, naar een oorlog die in
1613 begon. In dat jaar vestigden de eer
ste Nederlanders zich aan de oevers van
de Corantijn en de Surinamerivier. Ze
legden zich toe op ruilhandel met de In
dianen, die zij weinig hoger achtten dan
dieren. Uit dat jaar ook stammen de eer
ste berichten over wreedheden tegen die
Indianen.
In een studie van de binnenlandse oorlo
gen toont de Surinaamse historicus
Hugo A.M. Essed aan dat de Indianen
zeven van de negen Europese kolonisa
tiepogingen wisten te verijdelen. Zij
maakten daarbij gebruik van guerrilla
technieken die nog altijd opgang doen,
zoals het afvuren van giftige pijlen en
het laten omvallen van grote bomen.
Twee kolonisaties hielden stand. Rond
1650 arriveerden de eerste scheepsladin
gen zwarte slaven uit Afrika. Een groot
aantal negers nam echter al snel de
vlucht. Als marrons, vrije mensen, ves
tigden zij zich langs de rivieren in de
jungle van het binnenland. De marrons
leerden van de Indianen de wegen door
het oerwoud en de principes van de
guerrilla. Gezamenlijk voerden zij aan
vallen uit op de blanke overheersers,
zelfs tot in Paramaribo.
Het werd een oorlog die de marrons (de
stamvaders van de huidige bosnegers) en
de Indianen door gebrek aan middelen
niet konden winnen, maar die ze door
hun kennis van het binnenland evenmin
konden verliezen. Het Nederlands-kolo
niale leger dat zich in Suriname vestigde
had niet zozeer het beschermen van de
landsgrenzen ten doel als wel het bestrij
den van deze binnenlandse oproerkraai
ers, meestal omschreven als 'het misda-
binnenland tegen de stad geboren. Die
haat breidde zich uit tot de slaven die
weigerden te vluchten en die soms hiel
pen bij de opsporing van de weggelope-
nen.
„Tot op de dag van vandaag beschou
wen de bosnegers degenen die slaaf ble
ven, de huidige creoolse stadsbewoners
dus, als lafaards en verraders. Daarom
ook zijn de bosnegers zo trots. Ze zien
zich als nazaten van de marrons, die lie
ver het risico namen zich dood te vech
ten dan als verachtelijke slaaf te die
nen", zegt Badrissein Sital, stafchef van
het Surinaamse leger en rechterhand van
Bouterse.
„Maar op het moment dat Hollandse en
Surinaamse militairen met kleine kam
pementen in de buurt van onze dorpen
gelegerd waren groeide een goede ver
standhouding tussen de binnenlandbe
woners en de soldaten. Als een kind in
het doip ziek was, zorgde het leger dat
het patiëntje in de stad kwam".
Na de papieren onafhankelijkheid van
25 november 1975 zagen de binnenland
bewoners de nieuwe granlanti, het wettig
gezag, als iets dat werd opgelegd, niet als
iets dat van henzelf was. Het was ge
woon een wisseling van de wacht, even
wezensvreemd aan hun normen en tra
dities als de oude kolonialen dat waren.
Badrissein Sital: „De nieuwe machtheb
bers zagen de binnenlandbewoners lou
ter als stemvee. Bijna misdadig was dat.
De kraaltjes en de spiegeltjes werden
vervangen door drank en zinkplaten,
maar het manipuleren bleef hetzelfde".
Noldus Jubitana van de Toecajana-Indi-
anen: „Vlak voor de verkiezingen lieten
de machtige partijen uit de stad, de hin-
doestaanse VHP en de creoolse NPS,
elektriciteitspalen naar het binnenland
brengen, waterleidingbuizen, steenslag
voor de aanleg van wegen. Het zag er
heel hoopvol uit. Nadat de stemmen wa
ren geteld, keken wij verbijsterd toe hoe
de bouwmaterialen voor een deel weer
werden weggehaald. De rest ligt daar nu
nog steeds. Er is in al die tijd niets mee
gebeurd".
Na de verkiezingen werd in Paramaribo
niet meer gesproken over de ontwikke
ling van het binnenland. Het gezag spek
te zijn eigen zakken met de Nederlandse
ontwikkelingshulp die met miljoenen te
gelijk het land binnenstroomde, zo fluis
teren critici.
Maar sergeant Desi Delano Bouterse
deed Suriname een heel andere koers in
slaan. Goed bekend met het binnenland
en van half-Indiaanse afkomst, pleegde
hij samen met vijftien companen zijn re
volutie. „Wij konden onze ogen niet ge
loven", vertelt Noldus Jubitana. „Toen
de militairen het voor het zeggen kregen,
kregen we ineens elektriciteit in onze
dorpen. Er werden wegen aangelegd. Er
kwam zelfs waterleiding. Niet alleen in
de dorpen vlakbij de stad, maar zelfs tot
in het verre zuiden. We begonnen weer
hoop te krijgen".
Zijn relaas loopt parallel met dat van de
bosnegers. Terwijl in Nederland Bouter
se en de zijnen verfoeid werden om de
decembermoorden van 1982, leefde het
Surinaamse binnenland op. Jubitana:
„Er kwam participatie van het binnen
land: deelraden, volkscomités. Voor het
eerst mochten we meepraten met de stad
en konden we onze wensen fatsoenlijk
naar voren brengen".
Maar in 1986 volgt de ommezwaai: de
geldontwaarding bereikt een nieuw diep
tepunt, de Bouterse-junta raakt interna
tionaal steeds meer geïsoleerd, het volk
in de stad mort omdat de ontwikkelings
hulp is gestopt. En in de zomer van dat
jaar brengt Ronnie Brunswijk de bosne
gers in opstand.
Over het hoe en waarom van het offen
sief doen verschillende versies de ronde.
Brunswijk zelf zwijgt er over. In zijn
Junglecommando spreekt men over zwa
re beledigingen die Brunswijk van colle
ga-militairen naar het hoofd zou hebben
gekregen in de tijd dat hij als lijfwacht
van Bouterse werkzaam was. Badrissein
Sital vertelt een ander verhaal. Volgens
hem is Brunswijk wegens diefstal de
dienst uitgetrapt. „Daarna is hij in de
burgermaatschappij doorgegaan met ste
len. Hij is aangehouden, veroordeeld,
vangengezet in de Santa Boma en d
uit weer ontsnapt. En toen kregen de
actionairen in Nederland greep op
Hij is als het ware geselecteerd om
terrorisme hier te brengen".
En omdat de machthebbers in Surip;
dat niet konden inzien en Brunswijkju
de zijnen bleven bestrijden met de
middels vertrouwde term 'misdadig
spuis', lag escalatie voor de hand. Het
ger reageerde op Brunswijks voortdui
de provocaties en moordde eind 1
twee bosnegerdorpjes uit: Moiwana
Sabana, gelegen langs de weg van Mo
go naar Albina. De teerling was gew
pen; geen van beide partijen kon nog
rug. De burgeroorlog was een feit.
Het Junglecommando vermoedde dat
Indianen betrokken waren bij de aan
en dreef de Indianen met geweld let
lijk in de armen van de militairen. In
licht moeten ook de beschuldigin d<
worden gezien als zouden de India
gemene zaak maken met militairen
nex cocaine-handelaren. De India
zijn niet ongenegen hun enige vrieni
een dienst te bewijzen.
Vorig jaar zomer werd het de mili
en de Indianen te bont. In het Kouijei
akkoord dat Brunswijk met de
gering wist te sluiten, werden de
nen echter niet eens genoemd. In dat
koord kreeg het Junglecommando
soort politietaak in het binnenland
gewezen. Eerst wees Bouterse er op
dit akkoord niet zou werken, vervolf
kwamen de Indianen in opstand.
Opnieuw spreekt Paramaribo van
dadig gespuis', opnieuw krijgen de
stallen en geweldplegingen van de
cajana's meer aandacht dan hun pol
ke motieven. Terwijl het gezag in de
ZAL
tal I
schat
n h<
lege:
ver
ld in
n te
e ge
een
Israe
.jen ze
n loodg
confro
he le
iven I
ho
gew
idergr
lestijn;
maanc
dal
Me
irte
[OM
si
en z\
tadat
zwar
nabi;
>m, vi
tafcschoti
ïn rae
is o
de s
burge ls
ramaribo de Indianen criminalist
wordt opnieuw, zonder dat Suriniat
het beseft, de historische bevrijdingsii
log nieuw leven ingeblazen. ij
ROB RUGGENBE a
te h<
in op
'n vi
stadi
zij be
blank<
Die
t uit
•rechts
il^rarte
hadi
met
mijr
effen
rs ged
met