,Geen enkele reden tot ongerustheid"
Humor
bleef een
belangrijk
wapen
finale
DE ARGELOOSHEID VAN VOOROORLOGS NEDERLAND
Hakenkreuz
Macht der hel
Verklaarbaar
Hitler
Joden
Bombardementen
ZATERDAG 5 MEI 1990
Wie nog eens
nagaat hoe
argeloos in
Nederland werd
gereageerd op het
opkomende
nationaal-
socialisme in
Duitsland, is
geneigd een hard
oordeel uitte
waren 1 i
eResil spreken over de
■en ml toenmalige
landgenoten. Maar
is dat, vijftig jaar
na dato, wel
terecht? En zo niet,
wat is dan nog het
verschil tussen de
filosoof die zich bij
!s"dJ het Nationaal
Front aansloot en
de theoloog die van
meet af aan
waarschuwde
tegen de nazi's?
„Wat verklaarbaar
is, is daarmee nog
niet
gerechtvaardigd".
estel-
inden,
ieze
in de
ben ze
inva
de na
)en en
ils be]
nman-j
later
)or da
island
Het mij toegewezen onderwerp
luidde: het vergeefse streven van
Nederland om via neutraliteit bui
ten de Tweede Wereldoorlog te
blijven. En dus begon ik te lezen.
Het zou overdreven zijn te spreken
over schellen die van ogen vielen,
maar de verbazing nam wel toe en,
om eerlijk te zijn, ook de veront
waardiging. Éérder was me al dui
delijk geworden dat de les die het
Nederlandse geschiedenisonderwijs
mij had geleerd niet al te volledig
was geweest, maar nu de verzwe
gen feiten op een rijtje kwamen te
staan, bleken ze wel erg pijnlijk.
Beginnen we de opsomming in het jaar
1933. Adolf Hitler was rijkskanselier van
Duitsland geworden, Nederlandse amb
tenaren werd verboden lid te zijn van de
Communistische Partij Holland. De ge
meenteraad van Zaandam vergaderde
over het voorstel 'bij aankoop van goe
deren Duitsche waren te boycotten in
verband met het in Duitschland heersen
de regime'. Het voorstel werd met 12 te
gen 11 stemmen aangenomen; commu
nisten en socialisten stemden voor, ka
tholieken en liberalen stemden tegen.
Een jaar later vernietigde het kabinet
Colijn het Zaanse raadsbesluit. Lagere
overheden, aldus de regering, mogen
geen „gedragslijn stellen, stuitend voor
eene mogendheid, met welke de Neder-
landsche Staat vriendschappelijke be
trekkingen onderhoudt".
Drie jaar later (we gaan met grote stap
pen op weg naar 1940) bezette Hitier het
Rijnland. De regering besloot daarop de
militaire diensttijd te verlengen. Maar
voor bezorgdheid was geen reden, zo liet
minister-president Colijn het volk per
radio weten: „Ik verzoek den luisteraars
om, wanneer zij straks hun legersteden
Peter van Anrooij, dirigent van het Residentie Orkestweigerde het Horst- Wessellied
at karen Se^°re te brengen.
)t de
opzoeken, even rustig te gaan slapen als
zij dat ook andere nachten doen. Er is
voorshands geen enkele reden om onge
rust te zijn".
Op 6 januari 1937, de avond voor het
huwelijk van prinses Juliana met prins
Bernhard von Lippe-Biesterfeld, werd
een galaconcert voor genodigden gege
ven door het Residentie Orkest. Omdat
dirigent Peter van Anrooij weigerde
naast het Duitse volkslied ('Deutschland
über alles') ook nog het Horst-Wessellied
('Es schaun aufs Hakenkreuz voll Hoff-
nung schon Millionen') ten gehore te
brengen, nam de Koninklijke Militaire
Kapel deze taak over, waarmee een
'volksbelediging' voorkomen werd.
De Rijksdienst der Werkloosheidsverze
kering en Arbeidsbemiddeling stelde
werklozen verplicht ook werk in Duits
land te accepteren. In 1937 en 1938 lie
ten de ministers van sociale zaken circu
laires uitgaan waarin de gemeenten werd
opgedragen 'steun in te houden' als een
werkloze weigerde in Duitsland te wer
ken.
Nadat de regering al in 1933 had vastge
steld dat het noodzakelijk was „geen
verdere vluchtelingen toe te laten", werd
het joden uit Duitsland steeds moeilijker
gemaakt ons land binnen te komen. Mi
nister Goseling van justitie besloot in
1938, na de Anschluss van Oostenrijk
bij Duitsland, dat vluchtelingen voort
aan als „ongewenste elementen" zouden
worden beschouwd en derhalve „aan de
grens geweerd en, binnenlands aange
troffen, over de grens gebracht zullen
moeten worden".
De schrijver Maurits Dekker werd in
datzelfde jaar veroordeeld tot een boete
van honderd gulden wegens „opzettelij
ke belediging, het hoofd van een be
vriende staat aangedaan". Dekker had
Hitier een clown en een leugenaar ge
noemd. „Zouden wij niet gegriefd zijn",
wierp de officier van justitie hem voor
de voeten, „wanneer een dergelijk boek
je over onze koningin in het buitenland
uitkwam?".
Op 3 september 1939, toen Hitier Polen
binnenviel, verklaarden Engeland en
Frankrijk de oorlog aan Duitsland. Een
half jaar later hield Churchill een vlam
mende rede waarin hij neutrale landen
als Nederland opriep ,hun plicht' te
doen. „Iedereen hoopt", aldus Churchill,
„dat als hij de krokodil maar genoeg te
eten geeft, hij zelf het laatst zal worden
opgegeten. Maar ik vrees, en ik
vrees grotelijks, dat de storm niet voor
bij zal gaan. Hij zal razen en loeien,
steeds luider, steeds meer om zich heen
grijpend". Minister Van KlefFens van
buitenlandse zaken reageerde hierop
door „scherp te ontkennen" dat Neder
land een „morele plicht" zou hebben tot
„deelneming aan de oorlog". „Onze wel
overwogen taak is: eigen erf in eigen
hand".
Vanuit Berlijn stuurde inmiddels de Ne
derlandse militair attaché majoor Sas de
ene na de andere waarschuwing naar de
regering in Den Haag. Maar de zeer goed
geïnformeerde Sas werd niet geloofd.
Toen hij meldde dat Duitsland Neder
land met parachutisten zou binnenval
len, reageerde de inlichtingendienst:
„Zulke troepen zijn geen gevaar. Die
vangen we met hooivorken op".
Eigen erf in eigen hand, ongewenste
joodse elementen het land uit, vriend
schap met Hitier en, voor het geval dat,
een hooivork in de hand. Het is een ver
bijsterend en beschamend schouwspel en
het is echt gebeurd. Terwijl de wereld af-
snelde op het grootste drama totdantoe
en met de hoofdrolspeler naast de deur,
sloten de meeste en de belangrijkste Ne
derlanders hun ogen; „voorhands geen
enkele reden ongerust te zijn". Hitier
kondigde begin 1935 openlijk aan dat
Duitsland zich zou herbewapenen en in
datzelfde jaar vaardigde hij de anti-jood-
se Neurenberger wetten uit. In 1936 ruk
te hij het gedemilitariseerde Rijnland
binnen, in 1938 lijfde hij Oostenrijk in
en viel hij Tsjechoslowakije binnen. In
1939 volgde de aanval op Polen. Na
deze opeenvolgende daden van agressie,
die toch werkelijk niets dan slechts be
loofden, heette Hitler in Den Haag nog
altijd een bevriend staatshoofd.
Ik las het en ik kon niet anders dan de
conclusie trekken dat de meeste en be
langrijkste Nederlanders onverantwoord
argeloos waren, dom, laf en politiek me
deplichtig aan wat in Duitsland gebeur
de. Maar waar stond ik zelf dan, in die
jaren? Nergens, want ik was nog niet ge
boren. En dat zou mij een toontje lager
moeten doen zingen. Nog niet eens in de
eerste plaats omdat ik wel heel gemakke1
lijk ontsnapt ben aan het risico zelf fou
ten te maken in die vooroorlogse perio
de, maar vooral omdat ik die periode
niet meer anders kan zien dan als voor
oorlogs. Ik weet dat er een oorlog op ge
volgd is, en wat voor een. Ik kan die we
tenschap niet meer uit mijn bewustzijn
bannen en mij derhalve niet verplaatsen
in de mensen die die wetenschap nog
niet hadden, die hoopten op vrede en
voor wie de oorlog die van 1914-1918
was. Dr. L. de Jong schrijft daarover in
deel 1 van zijn levenswerk 'Het Konink
rijk der Nederlanden in de Tweede We
reldoorlog': „Wat achteraf zonneklaar
werd, was zo niet voor alle, dan toch
voor verreweg de meeste tijdgenoten in
nevelen gehuld. Dat is in de historie der
mensheid een algemeen verschijnsel".
Dit verschijnsel noopt de historicus tot
bescheidenheid, vervolgt De Jong in zijn
tweede deel. „Wie, als later-levende, aan
het gebeuren van vroeger louter de
maatstaf aanlegt van de voldragen histo
rische kennis, reduceert de geschiedenis
tot een reeks van ongerijmdheden". Des
ondanks blijft „kritisch oordelen" moge
lijk, aldus De Jong, maar met billijk
heid, doordat de historicus „het gebeu
ren in een bepaalde periode tracht te
zien door de ogen van de mensen die
toen leefden: wat wisten zij, wat konden
zij weten?".
Trachten wij dus, om een eerlijk oordeel
te kunnen vellen, de aanloop tot de
Tweede Wereldoorlog te zien door de
ogen van de toenmalige Nederlanders.
Zij waren bijna zonder uitzondering lid
van een van de levensbeschouwelijke
zuilen en in meerderheid van de christe
lijke. De politiek werd beheerst door de
confessionele partijen. Van de tien kabi
netten die in die periode regeerden, wer
den vijf geleid door de anti-revolutionai
re Colijn, drie door de katholieke Ruys
de Beerenbrouck en twee door de chris-
telijk-historische De Geer. Wat de bin-
Colijn, ('s Lands Stuurman, zoals hij op
verkiezingsaffiches werd genoemd) bleef
zichzelf en het volk lang voorhouden dat
Nederland in rustige wateren kon blijven.
nenlandse politiek betreft; die werd be
paald door de crisis, die met harde be
zuinigingshand bestreden werd en door
de angst voor socialisten, of nog erger:
communisten. De conservatieve be
stuurders en hun volgelingen hadden de
schrik van Troelsta's revolutiepoging
(1918) nog lang in de benen. En als ze de
blik naar het buitenland richtten om
mogelijk gevaar op te speuren, dan wa
ren het ook daar communisten die hen
angst aanjoegen. Hitier niet.
Het socialistische dagblad Het Volk was
van alle grote kranten - die functioneer
den als spreekbuizen van de zuilen -
nog het meest kritisch door na Hitiers
machtsovername te beweren dat het
„slechts de vraag was hoe zijn heerlijk
heid het snelst zou instorten". De Tele
graaf daarentegen complimenteerde Hit-
Ier omdat hij „het bolsjewistische gevaar
in Duitsland had vernietigd". De Tijd
was het „geheel met Hitier eens, wan
neer hij verklaart dat de ingezette strijd
tegen het marxisme een strijd is op leven
en dood" en De Standaard prees de
Führer vanwege zijn strijd tegen „de
macht der hel, dit verfoeilijke commu
nisme".
Voorzover men Hitier verdacht van
agressieve neigingen, dan toch niet ten
opzichte van Nederland, dat in de Eerste
Wereldoorlog immers had bewezen een
succesvolle neutraliteitspolitiek te kun
nen voeren. De Jong: „Men wilde zich
in zijn rust niet laten storen. Men kon
zich eenvoudig niet voorstellen dat die
welbespraakte Führer und Reichskanzler
van een tot de Christelijke beschaving
gerekend volk als het Duitse een door
trapte leugenaar, een gewiekste bedrieger
was". Bovendien ontbrak het de meeste
Nederlanders aan betrouwbare informa
tie. De media speelden nog lang zo'n
grote rol niet als tegenwoordig en het
gros van de bevolking kon niet veel an
ders dan geloven wat gezegd werd door
de leiders van de zuil waartoe men be
hoorde, nog afgezien van de velen voor
wie het dagelijks leven al zoveel sores
opleverde dat ze zich niet ook nog eens
druk konden maken om zoiets ongrijp
baars als de buitenlandse politiek. „Tal
loze Nederlanders waren er die aan de
vraag wat zij eigenlijk van de gebeurte
nissen in Duitsland moesten denken in
het geheel niet toekwamen", schrijft De
Jong.
Doen wij nu een poging tot een eerlijk
oordeel. Het is, gegeven de historische
context, verklaarbaar waarom veel men
sen, al dan niet hooggeplaatst, te weinig
oog hebben gehad voor het immorele en
agressieve karakter van Hitier en zijn
nationaal-socialisme. Wie buiten die
context valt, bijvoorbeeld omdat hij ver
na de Tweede Wereldoorlog geboren is,
doet er wellicht beter aan niet te schrij
ven dat de meeste en belangrijkste Ne
derlanders onverantwoord argeloos,
dom, laf en politiek medeplichtig waren
aan wat in Duitsland gebeurde.
Toen oud-hoogleraar filosofie Bernard
Delfgaauw begin dit jaar in opspraak
kwam, nadat hijzelf in een interview had
verteld lid te zijn geweest van Arnold
Meyers Nationaal Front, beklaagde hij
zich bitter over het gemak waarmee men
hem veroordeelde. „Wat mij treft", al
dus Delfgaauw, „is het volstrekte gebrek
aan historisch besef en de probleemloze
zelfverzekerdheid van de journalisten.
Niemand vraagt zich af hoe hij zélf in
deze ondoorzichtige en gruwelijke tijd
gehandeld zou hebben. Eveneens vraagt
niemand zich af, waarom in de jaren
vlak voor de oorlog verschillende autori
taire stromingen ontstonden en wat het
verband daarvan kon zijn met de falen
de democratie van de jaren dertig; de
onvoorstelbare en blijkbaar onophefbare
werkloosheid, zowel onder arbeiders als
onder academici".
Delfgaauw heeft gelijk als hij zijn critici
een al te zelfverzekerde houding verwijt
en het is goed dat hij probeert aan te ge:
ven onder welke omstandigheden hij
kwam tot zijn keuze voor het foute Na
tionaal Front. Colijn verdient ook in het
licht van zijn tijd beoordeeld te worden,
evenals Goseling, De Geer en Van Klef-
fens. Maar wat betekent dat voor hen,
dat ze beoordeeld moeten worden bin
nen de historische context waarin ze
leefden? Niet dat er geen kritiek meer op
ze uitgeoefend kan worden. Wat ver
klaarbaar is, is daarmee nog niet gerecht
vaardigd. Want Maurits Dekker, Peter
van Anrooy en G.J. Sas leefden in de
zelfde context, maar ze maakten toch
een andere keuze. En hoe terecht ie
mand als Delfgaauw ook aanspraak
maakt op een mild oordeel, hij kan geen
aanspraak maken op de bewondering
waar iemand als de gereformeerde theo
loog Klaas Schilder recht op heeft. Ter
wijl Delfgaauw zich aansloot bij het Na
tionaal Front, stelde Schilder via het
blad De Reformatie al in een vroeg sta
dium het duivelse karakter van het nazi
dom aan de kaak.
Zouden wij ook zo gehandeld hebben?
vraagt Delfgaauw ons uitdagend en wij
zijn niet zo 'probleemloos zelfverzekerd'
dat we daar 'ja' op durven antwoorden.
Maar onze opdracht is ook niet na te
gaan wat wij gedaan zouden hebben,
onze opdracht ligt in het nu, in het be
sef, om Lou de Jong te citeren, „dat hij,
de later-levende, in zijn eigen tijd opvat
tingen aanhangt en daden bedrijft die op
hun beurt in een toekomst die zich nog
ontvouwen moet, gedeeltelijk of zelfs ge
heel inadequaat zullen blijken".
STEVO AKKERMAN
l928;De meeste Nederlanders waren
[epPmachteloos toen vijftig jaar geleden
r daire Duitsers binnenvielen. Er bleef
■drijfjpun voorlopig slechts één wapen
rs bijover om de vernederingen te ver-
dui-bijten: de humor. De mensen hiel-
n 20jden elkaar op de been met kleine
".-'grappen en simpele opmerkingen;
n hejjsoms fijnzinnig, soms grof. De
et ai.meeste grappen ontstonden in Am-
uldensterdam, en dan ook nog vooral
varen onder die groep die het ernstigste
imaahyerd geteisterd: de joden. Hieron-
noestder een ^eine greep.
De radionieuwsdienst, 'verzorgd door
het ANP', kwam natuurlijk onmiddellijk
onder strenge censuur te staan. Logisch,
want dat was Adolfs Nieuwste Papegaai.
Op 29 mei 1940 werd de Oostenrijker
Seyss-Inquart geïnstalleerd als Reichs-
kommissar. Zijn naam wérd onmiddel
lijk verbasterd tot 'Zes-en-een-kwart'.
Opvallend was dat hij mank liep. De
verklaring was gauw gevonden: hij heeft
een hakenkruis in zijn broek. En Hage
naars wisten te vertellen dat de Reichs-
^kommissar maar liefst twee straten naar
**Jzich had laten vernoemen: de
jde Korte Poten,
mei De verovering van Nederland was echter
ut in! slechts een klein onderdeel van het plan
,itot overheersing van geheel Europa. Op
■"aiie i'O jul' begon de 'Battle of Britain'. De
-.'Duitse soldaten marcheerden door de
straten en zongen 'Und wir fahren gegen
Engeland'. Jantje stapte vol bewondering
[achter hen aan. Toen schreeuwde z'n
moeder uit het raam: „Jantje, thuiskom-
fijnte. Motje ook verzuipe?".
rij-L' En toen een door stortregens overvallen
J 'j Duitse militair op het Spui in Amster-
dam kletsnat op de tram stapte, kon hij
te horen krijgen: „Ben u al terug?".
Kletsnat werden ook sommige Neder
landers die probeerden de Sperrzeit te
'[omzeilen. Vanaf eind oktober 1940
li-, mocht zich tussen 00.00 en 04.00 uur
L' niemand op straat bevinden. Een 'tip'
laan echter al gauw de ronde deed, was de
i heli sch°enen te beslaan met ijzer en min of
evenlmeer marcherend de straat op te gaan:
'door de verduistering zag men immers
ïrote geen ^ancl voor ogen en wachtposten
ndst' zou^en vermoeden dat er een Duitse
soldaat liep. Maar een Amsterdammer
r"' die dat uitprobeerde kwam er snel op te-
HM mg' "^e l^bb611 me drie keer in de
5^ gracht gesodemieterd."
"NjV Al gauw gingen de belangrijkste levens-
I 1 behoeften op de bon. Reden waarom de
belangrijkste Duitse propagandaleus al
-w, gauw werd aangevuld: „Ein Volk, ein
Reich, ein Führerein ei".
CYNISME EN BITTERE
GRAPPEN HIELDEN
DE MENSEN OP DE BEEN
Ook fietsen waren niet veilig en werden
ingepikt. Maar uit het feit dat de Duit
sers ook damesrijwielen vorderden putte
men weer hoop. „Die kunnen de Schot
ten gebruiken als de invasie komt".
Maar hoe lang zou die nog uitblijven?
Zei de optimist: „Moet je je voorstellen,
hoe de vrede zat zijn. Alle mensen uitge
laten. Damrak en Dam gaan schuil on
der vlaggen en oranje. Alle cafés afge
stampt vol. Niemand aan het werk.
Honderdduizend mensen op Schiphol.
En wie stapt daar uit het vliegtuig? Een
statige oude dame met grijze haren".
Meende de pessimist: „Jawel: prinses
Irene".
Op 22 juni 1941 begon Hitier aan zijn
veldtocht tegen Rusland. De parallel met
Napoleon drong zich nadrukkelijk op.
Want na de Franse revolutie van 1789
en de Duitse van 1918 had het vijftien
jaar geduurd tot Napoleon respectieve
lijk Hitier aan de macht waren gekomen.
Wenen werd door allebei vijf jaar later
bezet. Vervolgens duurde het drie jaar
tot hun inval in Rusland volgde, in res
pectievelijk 1812 en 1941. Napoleon was
een jaar later verslagen en naar Elba ver
bannen. Daaruit volgde dat de oorlog
'dus' in 1942 afgelopen zou zijn. Maar
die berekening faalde.
Toch verwachtten sommigen er een ver
betering van de voedselsituatie van:
„We krijgen voortaan vlees. De Duitsers
gaan mos kauwen".
De Duitse successen waren enorm. Vol
gens de propaganda vielen de eerste da
gen veertigduizend Russen in Duitse
.handen, gaven een week later honderd
duizend Russen zich over en zwaaiden
bij elke nieuwe confrontatie tienduizen
den anderen met witte vlaggen. Maar op
straat wist men wat er vervolgens achter
de schermen gebeurde: „Stalin telefo
neerde met Hitier en zei: „Geef je het
nou nög niet op?".
De BBC gebruikte het V-teken, in morse
-', als herkenningsteken voor zijn
programma's. De V stond voor 'victo
rie'. De Duitse propaganda nam dat
schaamteloos over en plakte hele steden
vol met leuzen als 'V Victorie, want
Duitsland wint op alle fronten'. Sommi
gen zagen daar de logica wel van in en
kladden eronder: 'P Piet, want hij is
morgen jarig'. En in de herfst van 1941
breidde men het woord 'wint' uit tot
'overwintert'.
Het werd een Duitse nederlaag bij Sta
lingrad. De propaganda maakte daar een
'tactische terugtocht' van. Waardoor het
vraagstuk wat het verschil is tussen een
wekker en Hitier een oplossing vond:
een wekker zegt tik-tak en loopt vooruit;
Hitier zegt tac-tiek en loopt achteruit.
En waarom moesten in april 1943 de ra
diotoestellen worden ingeleverd? De
Duitsers konden Moskou niet krijgen.
De naam van Hitier bleek in tal van ta
len te kunnen worden vertaald. In China
heette-ie Hang Kreng Hang, in Japan
Foetsiemoetie, in Rusland Moldimof in
Noorwegen Olaf Bek, in Polen Pikinski
en in Indië, waar Maleis werd gespro
ken, Strontjong. In het Turks werd het
Keelum, in het Engels Sir Pent, in het
Iers O'Braajum en in het Hebreeuws
Hange Sallie. Belgen hadden het over
Manneke Plons, Arabieren over Slahem
Unlijkie, Italianen over Alverotti, Span
jaarden over Don Derop en Indianen
over Winnetoetienie. En de Friezen
noemden hem Jatstra.
Vruchtbaarheid, eenvoud, waarheidslief
de en trouw waren volgens de propagan
da kenmerkende Duitse eigenschappen.
Feilloos werden daar de bijbehorende
kenmerkende Duitsers bij gevonden: de
ongehuwde Adolf Hitler, de ijdele Her
mann Göring, de propagandist Joseph
Goebbels en de naar Engeland gevluchte
Rudolf Hess.
Maar tegen het eind van de oorlog begon
Hitier toch te twijfelen aan de gezind
heid van zijn volk. Hij ging naar de bio
scoop om te ervaren hoe de mensen rea
geerden op het journaal. Plotseling zag
hij zichzelf op het doek verschijnen. De
zaal stond op en juichte; Hitier bleef als
enige zitten. Toen porde een vrouw hem
in de rug en zei: „Man, sta toch op. Wil
je voor dat sekreet een jaar de bajes
in?".
Nadat ze al een reeks van vernederingen
te verwerken hadden gekregen, werden
cafés in april 1941 'voor joden verbo
den'. Vervolgens riepen enkele NSB'ers
vanaf een terras honend een passerende
jood toe: „Vroeger zat jij hier; nu drin
ken wij er ons kopje koffie". Maar zijn
antwoord was: „Wat jullie drinken is
surrogaat. Als wij daar weer zitten, dan
drinken we échte koffie".
In de propagandafilm 'Der ewige Jude'
werden joden onverholen met ratten
vergeleken. Sommigen troostten zich
met de gedachte dat een vervolg niet uit
kon blijven: 'De tijdelijke Duitser'.
De Duitsers richtten een joodse organi
satie op, de Joodsche Raad, om als
doorgeefluik te dienen voor hun steeds
meer vernederende maatregelen. In april
1942 begeleidde de Raad de invoering
van de jodenster. Hij kreeg toen als bij
naam 'het meteorologisch instituut':
vanwege de slechte berichten en de ster
ren.
Dat voor de joden na de steruitreiking
ook een verbod ging gelden om zich na
zonsondergang op straat te begeven, was
de logische consequentie: zoveel sterren
brachten immers de verduistering in ge
vaar.
Juist de joden waren meesters in galgen
humor. De Raad, onder leiding van dr.
Asscher en prof. Cohen, riep hen bij
voortduring op niet in verzet te komen
en waarschuwde voor de gevolgen. Uit
eindelijk werd het overgrote deel naar de
concentratiekampen gedeporteerd, al be
sefte men nog niet welk verschrikkelijke
lot hen daar wachtte. Toen de joden
vrijwel uit het straatbeeld waren verdwe
nen ontstond de bittere grap dat, als ten
slotte alleen Asscher en Cohen nog over
zouden zijn, de eerste de laatste naar
Duitsland zou sturen, 'om erger te voor
komen'.
In de laatste oorlogsjaren werden de
Duitse steden bestookt met vernietigen
de bombardementen. Een terechte ver
gelding, vond men in Nederland: „Wij
hebben geen eten meer, maar de Duit
sers zijn hun Essen kwijt".
En toen een Duitser op het Centraal Sta
tion van Amsterdam z'n koffer even
neerzette om een vriend de hand te
drukken, was de bagage binnen tien tel
len verdwenen. „Dat kan alleen maar in
Nederland", riep hij woedend uit. Waar
op een belangstellende toeschouwer zei:
„Dat moet u niet zeggen. Ik was laatst in
Keulen op weg naar de trein. Vlak voor
het station moest ik even in de schuil
kelder wachten. Toen ik eruit kwam was
het station weg".
En wat was de overeenkomst tussen de
Nederlandse vlag en Hitier? Ze zouden
op dezelfde dag worden opgehangen.
ANDRE HORLINGS
£eidóc0otvuuit