Slag om Den Haag zijn Duitsers nooit te boven gekomen Patronen vlogen de wegstuivende dieren om de oren CöidócGouoatit' "finaSi Blitzkrieg Rijm Mythen Klap Bronnen Menagerie Droge broeken Uitgekleed Omgeschoold ZATERDAG 5 MEI 1990 om Den 0( Haag' waren rond de ResiS£ dent ie vele tientallen uil tC gebrande i nazi-toestel- ld len te vinden«o Zoals deze Junker op y» Ockenburgh. 1 te hun luchttransportvloot met veel onver- yj vangbare mensen was verloren gegaan tijdens hun eerste grote operatie in de yj geschiedenis. Mede daardoor hebben ze afgezien van hun plannen voor een inva- sie in Engeland. In eerste instantie na- - tuurlijk omdat ze de luchtslag tegen de ni Engelsen verloren. Hitler was des dui- y-, veis over de mislukking bij Den Haag. r1 Hij had de operatie zelf ontworpen en zich persoonlijk met allerlei details be>, moeid. Hij gaf de schuld aan comman- J Van Sponeck die hij later, II dant Graf Van Sponeck die hij later, mede door boosheid over een door de' graaf uitgevoerde terugtocht in Rusland] heeft laten fusilleren". Al met al staat Brongers nog immer ver wonderd over de tegenstand van het Ne derlandse leger. In vuurkracht waren d( Duitsers vele malen sterker. En (anden dan 'onze nationale geschiedschrijver Lou de Jong beweert) getalsmatig nie gelijkwaardig, maar tweemaal zo sterk „Vlak niet uit dat er aan onze kant eer1 enorme kwaadheid heerste over hun lal fe overval en dat verschaft nogal wa vechtlust. Bij de Grebbeberg is om elki vierkante meter gevochten. Daar zijt tientallen verslagen van". „De Blitzkrieg was een totaal nieuwi manier van oorlogvoering waar aanvan kelijk niemand een antwoord op had Door macht, krachtsconcentratie en psy chologische oorlogvoering kwamen z< een heel eind. Door hun geweldige disci pline ook zijn ze moeilijk te overwin nen, je ziet het bij het voetbal". Zo te horen vraag je je langzamerham af waarom er van die zegevierende slaj om Den Haag nooit een Nederlands) oorlogsfilm is gemaakt. Alsof hij op eej stokpaardje wordt geholpen, zegt hit „Dat heelt mij ook altijd verbaasd. Do«r m'n werk bij AFCENT sprak ik veel m& Amerikanen. Die staan met open monc als je de feiten vertelt. 'Daar moet je een' film van maken'. Ik heb er wel 's contact over gehad, maar het is er nooit van g komen. Een mogelijke verklaring is da we toch een a-militair volk zijn, waar j< op zich gelukkig mee mag zijn. We kij ken wel graag oorlogsfilms, dat wel. We zien onszelf het liefst als slachtoffer denk ik". HOMME KROI fetei log gebeurd door Leidenaren in het ka«pw1 der van de werkverschaffing. Tot aanleg werd in 1925 de aanzet gegevei#^® door meelfabrikant Koster die een be drag aan de gemeente schonk. In 1928De ging de eerste spade de grond in. Tegenmac een iets minder laag loon dan de bij-Je i stand (maar het was altijd minder dan, het laagste salaris in het vrije bedrijf)nun werden talloze werkloze Leidenaars bijovei de aanleg te werk gesteld. Voor de dui-fbijt( delijkheid: het ging om lonen van 20den gulden per week. Toen de lonen in hetgj.^ bedrijfsleven daalden - de koppeling'riJ; van ambtenarensalarissen aan die in het bedrijfsleven is voor de overheid niet al-mee tijd ongunstig - werd dat zelfs 16 guldenjster per week. Maar ja, de arbeiders warenond aan de andere kant ook niet allemaal^er, even passend geschoold. Wat te denken^jgj. van een pianostemmer die zich moest uitleven als grondwerker. e De Leidse Hout kwam er na de scher mutselingen rond de Tweede Wereldoor- log razendsnel weer bovenop. Het lijMonv er zelfs op dat het noodgedwongen radi- caal snoeien en uitdunnen tijdens de oorlog, erna werd gecompenseerd. De inna kasteel Oud-Poelgeest ondergebrachte^ Canadezen hadden in 1945 nog maar; nauwelijks de hielen gelicht of er wenf^ j begonnen met het herstel. „In rap tempo begon men met de herbeplanting", "iel-:sjec den de Vrienden van de Leidse Hout intot een van hun jaarboekjes. Evengoed; jq duurde het aanleggen van het recreatie-j^J gebied tien jaar. En „toch werd de Leid-i stra se Hout niet meer zoals ze voor de oor-|g log was". Zo werd de muziektent niet'acj° meer herbouwd. mo< Met de levende have ging het stukken me beter, dat groeide in omvang met de ja-gn' ren. Mogelijk hebben de borden op rijm, die vlak na de oorlog bij de ingangenj^ van het park stonden geholpen: te j. „Dit park behoort aan iedereen, Lje 't is niet gemaakt voor u alleen! ]an( Laat dus bloem en plant stil opschieten,! Qm, dat ieder daarvan kan genieten". m_ De gemeente nam dat wat te letterlijk, want in de jaren 1943-1969 werd er vrijn^. wel niks aan het bosonderhoud gedaan. Nu is die achterstand ingelopen. Bij het inlopen kwam de oorlog weer heel even; terug: in 1988 in de vorm van een muni- tievondst. Het materiaal lag in de grote °QU vijver van de Leidse Hout. De vondst bestond onder meer uit 2500 geweer-, ^ie 2800 mitrailleur- en 500 pistoolpatro- nen, behorend bij klappen „die de hele menagerie van het eertijdse dierenparkje luid kwakend uiteen deed stuiven terwijl: de stuksbedieningen ze om de oren vlo- - poi, ERIK HUISMAN Voor de verloren oorlog tegen de Duitsers, hoeven de Nederlandse militairen van toen zich niet te schamen. Integendeel, vindt militair historicus luitenant-kolonel Eppo Brongers. Ons 'armzalige leger' heeft die eerste meidagen van '40 'als een leeuw gevochten'. Zelfs de eerste luchtlandingsslag aller tijden gewonnen. Na jaren van wetenschappelijk bronnenonderzoek en een hele serie oorlogsboeken zegt Brongers: „Als je al die kreten hoort, weten ze nog niet wat er werkelijk is gebeurd". De 10-jarige Eppo Brongers had in Rotterdam tegen de binnenvallen de Duitsers niet veel meer dan een katapult in te brengen. Daar doe je weinig mee tegen vliegtuigen die je stad kapot gooien. Het gevoel van vernedering, in samenhang met de verschrikkingen van het bombarde ment, de onvrijheid, de hongerwin ter - dat alles hield hem jarenlang bezig. „Ik dacht na de oorlog: dit mag nooit meer gebeuren, dat we door een ander land onder de voet gelopen worden. We moeten voor een goed leger zorgen. Haast vanzelfsprekend ben ik naar de KMA gegaan", vertelt de nu 60-jarige luitenant-kolonel b.d. die thuis in Wij- nandsrade bij Heerlen op zijn lauweren rust. Want al heeft hij in geen enkele oorlog een schot gelost, toch kan hij zijn borst sieren met het onderscheidingste ken voor eervolle dienst en met de Prins Maurits Medaille. Die laatste 'plak' kreeg hij voor zijn militair-historisch on derzoek. Brongers is de man die de wer kelijke gebeurtenissen op die eerste, fata le meidagen heeft beschreven en geboek staafd. Voor die penode geldt hij als de militair-historische expert in ons land. Als jongetje zag Brongers ons leger opko men. „De mobilisatie was voor mij een openbaring. Prachtig vond ik het: sol daatje spelen, die grote geweren, dat stoere gedoe van die kerels. Geweldig. Ik had er groot ontzag voor". Toen kwam de oorlog. „Ja, toen kwam de oorlog. In vijf dagen afgelopen. Begreep ik niets van. Al die kerels hadden toch geweren, mitrailleurs, hoe kan dat nou? Het hield me voortdu rend bezig". Hij ging het na de oorlog uitzoeken. Waar lag het aan dat Nederland zo snel het loodje moest leggen en wat was er in de meidagen op het krijgstoneel precies geschied? Brongers weet het inmiddels beter dan wie ook in Nederland. „Het verhaal is bekend, in Nederland was men zwaar gefrustreerd door de ne derlaag. Er waarden in en na de oorlog twee mythen rond, heel hardnekkig. Enerzijds de verraadmythe, met name NSB'ers zouden sabotage hebben ge pleegd, met bijvoorbeeld zand in de springlading van de Moerdijkbrug die de Duitsers heel in handen viel. En ander zijds de mythe van de falende militai ren, waarin vooral de officieren zich laf hartig zouden hebben gedragen. Met die indianenverhalen heb ik na uitgebreid onderzoek kunnen afrekenen, waarmee ik niet gezegd heb dat er hier en daar geen verraad is gepleegd, maar dat heeft het verloop van de strijd niet wezenlijk bepaald. En wat de militairen betreft, ze hebben als leeuwen gevochten, er zijn hooguit twintig gevallen van desertie be kend. En er zijn bij ons in verhouding meer officieren gesneuveld dan elders in Europa, één op de zestien". Het was toch een algemeen bekend feit dat onze slecht uitgeruste krijgsmacht militair weinig voorstelde tegenover de modern bewapende en goed getrainde Duitse overmacht? „Inderdaad, de Duitsers hadden het sterkste en modernste leger ter wereld. Ons leger daarentegen was jarenlang stel selmatig verwaarloosd. Een flink deel van onze artillerie moest het op 10 mei doen met vuurmonden uit 1878, die geen reminrichting voor de terugstoot hadden en na elk schot weer terugsuk kelden in de stelling. We hadden geen enkele tank en welgeteld 26 pantserwa gens. Met de luchtafweer en het anti- tankgeschut was het niet veel beter ge steld. Onze luchtmacht telde 124 ge- vechtsklare toestellen, voor het grootste deel krakkemikkig en verouderd. En na de mobilisatie in '39 was er maar bitter weinig tijd om te oefenen omdat man en macht nodig was voor het opwerpen van verdedigingslinies. Het wrange was, dat de regering met ons gammele leger af schrikking probeerde te spelen. Men ver spreidde zelfs foto's van een onderwater tank, zogenaamd het geheime wapen in de Hollandse Waterlinie, dat de Duitsers moest doen geloven dat we een sterk en modern leger hadden. Die wisten wel be ter. Ze hadden een uitstekende indruk van de zwakte van ons leger". Zuur laat hij erop volgen: „Ze hadden een goed functionerend spionagenet en er werd hier veel te veel gekletst". Ene Hitier hoefde dus geen slapeloze nachten te hebben over de militaire risi co's van de AngrifT op Holland? „Nee, dat zeker niet, maar het wil alle maal niet zeggen dat we ons slecht ver dedigd hebben. Integendeel. Er is op alle linies uitstekend gevochten, dus niet al leen op de Grebbeberg en op de Afsluit dijk. En successen waren er ook. Zo is de massale luchtlanding bij Den Haag die bedoeld was om koningin, regering en opperbevel gevangen te nemen en onze weerstand in één klap te breken, volledig mislukt. De troetelkinderen van Adolf Hitler, namelijk een luchtlan dingsdivisie en een divisie parachutisten die toen voor het eerst op grote schaal' werden ingezet, zijn in de pan gehakt. Volgens opgave van de Duitsers zelf is twee derde van de honderden transport vliegtuigen bij die aanval op de tiende mei verloren gegaan. Uitgebrand of on herstelbaar beschadigd. Die klap zijn ze in de hele oorlog niet meer te boven ge komen, doordat deze toestellen voor het grootste deel gevlogen werden door com mandanten van de luchtmacht en door vlieginstructeurs die de opleiding moes ten verzorgen. In 'De slag om de Resi dentie' heb ik daar uitgebreid over ge schreven, aan de hand van bronnenon derzoek en getuigenverklaringen". Als uit een spannend jongensboek, met grote gebaren en opgestoken vingers, verhaalt hij over het verloop van de strijd rond Den Haag, van „de volhar ding en moed van onze totaal verraste troepen", van individuele huzarenstuk jes in de chaotische slag („ik zou geen land kunnen noemen waar Jan Soldaat sterker is in improvisatie en initiatief, er zijn ongelooflijke staaltjes verricht") van de 515 gesneuvelde militairen aan 'onze kant', van de 2735 uitgeschakelde Duit sers, onder wie zestienhonderd krijgsge vangenen, van wie er twaalfhonderd nog juist bijtijds per schip naar Engeland konden worden afgevoerd. Om vervol gens enthousiast de strijd rond De Greb beberg bij de kop te pakken. „Een strijd waarvoor de Nederlandse militairen zich ook allerminst hoeven te schamen. Daarom ook heb ik voor het grote pu bliek die boeken geschreven. Ik heb al tijd verbaasd gestaan over de kreten over de oorlog. En nog weten veel men sen niet wat er werkelijk gebeurd is". De betrouwbaarheid van zijn bronnen acht Brongers buiten kijf. Aanvankelijk was hij aangewezen op Nederlandse ver slagen en documenten. Zo is er een tel ling van kolonel Hoogterp uit 1950 die vermeldt dat de Duitsers in de vijf oor logsdagen boven Nederland 525 toestel len verloren. Aan het eind van de jaren zeventig stuit kolonel Molenaar bij een onderzoek, waar ook Brongers bij be trokken was, op halfverbrande Duitse tellijsten van de General Quartiermeister der Luftwaffe die uitkomt op 328 stuks, 108 gevechtsvliegtuigen en 220 trans porttoestellen. „Er ontbraken gegevens, dus die 328 zijn het absolute minimum. In werkelijkheid zijn het er meer ge weest. De berichten over de transport vliegtuigen lijken wat tegenstrijdig, ook vanwege onduidelijkheid over het pre cieze aantal landingen. Zo komt de Duitse historicus Werner Haupt op 280 uitgebrande toestellen, die op de avond van de tiende mei tussen de kust en de Duitse greiis lagen. En volgens de Stu- diéngruppe Geschichte des Luftkrieges in Hamburg zijn er om Den Haag 186 vernietigd. Let wel, alleen bij Den Haag". Maar, los van de cijfers, welke betekenis had die verloren luchtlandingsslag voor de verdere oorlogvoering? „Enorme betekenis. Zoals ik zei, die klap zijn de Duitsers de hele oorlog niet meer te boven gekomen. Het gros van Een batterij vurende houwitsers in de Leidse Hout. Zelfs met alle mo gelijke medewerking van gemeente wege en afzijdigheid van milieuac tivisten is iets dergelijks ondenk baar. Nu. Maar vijftig jaar geleden, in mei 1940 tijdens het kortstondi ge gevecht dat de zwaar onderbe- wapende Nederlanders leverden met de goed uitgeruste Duitsers, was dat de lawaaiige en harde reali teit. De houwitsers stonden in de Leidse Hout in een poging het de Duitsers op vliegveld Valkenburg zo lastig mogeljk te maken. De Leidse Hout heeft geweten dat er werd gestreden om het vliegveld Valken burg en dat de bevolking het materieel gezien steeds slechter kreeg tijdens de oorlog. Het in 1940 pas tien jaar jonge stadspark verdiende aan het eind van de oorlog nog wel de naam Leidse, maar het 'hout' was grotendeels verstookt in Leidse kachels en ovens. Batterij-commandant N. Huigen voerde aan het begin van de oorlog het bevel over het geschut van het 15e Regiment Artillerie. Hij werd weggeroepen van de Grebbelinie om het. Leidse Vierde Regi ment Infanterie te komen helpen in de strijd om het vliegveld Valkenburg. Hui gen beschikte, zoals blijkt uit een bijdra ge aan het Jaarboekje van de Vrienden van de Leidse Hout, over gevoel voor humor. Hij schreef over zijn activiteiten in de Leidse Hout een lichtvoetig stuk. Huigen moest een terreintje zoeken waar een goede stelling kon worden gebouwd en een luitenant had 'ergens bij de War- monderweg' een geschikt terrein gezien. Dat bleek de Leidse Hout te zijn. Hui gen: „Op dit terrein stonden reeds met betrekkelijk geringe tussenruimten de drie batterijen 7-Veld van I-6RA in stel ling. Er was echter aan de zijde van Oud-Poelgeest nog een vrij ruim terrein gedeelte over, waar, zij het met geringe onderlinge afstand, de batterij houwit sers met motortractie wel kon worden opgesteld". Na rapportage, overleg en toestemming om de kanonnen op het beoogde stukje van de Leidse Hout te zetten, werd het terreintje in bezit geno men. Dat gebeurde via de entree bij de Johan de Wittstraat: „Van B-bord, noch van maximale breedte trokken we ons iets aan". „De drie batterijen I-6RA gaven, terwijl wij nog bezig waren onze stukken in stelling te brengen, reeds een vuur af'. Toen bleek eens te meer dat een park leidse hout als oorlogsdecor werd betrokken bij de oorlogshandelin gen: „De hele menagerie van het dieren parkje stoof luid kwakend alle richtingen uit, waarbij de stuksbedieningen ze om de oren vlogen". En met tekenende hu mor vervolgend: „Zo waren er, ondanks alles, telkens komische noten, die de toch steeds latente spanning braken. Ze bewezen ook dat een Hollandse soldaat zelden zijn gevoel voor humor verliest". Inmiddels was de batterij houwitsers op gebouwd en „in de voormiddag van 11 mei gereed voor het uitvoeren van op drachten". Om half twee twee uur werd de schotbaan berekend, waarop er, met waarneming vanaf de toren van de katholieke kerk in Oegstgeest, op het vliegveld zou worden geschoten. Dat plan liep enige vertraging op doordat de Duitsers zich verplaatsten: „Toen we meldden dat de batterij gereed was vuur af te geven, zei de afdelingscomman dant: De Duitsers hebben het vliegveld verlaten en hebben zich, kijkt U even op de kaart, verschanst in de Protestantse Kerk, die U daar in de zuidrand van het dorp ziet, en in de aangrenzende huizen. Zet U daar onmiddellijk de batterij op over met een breedte van 200 meter met de kerk als middelpunt". Dat betekende andermaal in hoog tempo meten, rekenen en instellen. Tweemaal denderden de kanonnen precies drie mi nuten. Al bij de eerste serie schoten was de 'hoofdprijs' gevallen: een voltreffer op het dak van de Protestantse Kerk: „Dus temidden van de honderden daar in verblijvende Duitsers. Het dak vloog meteen in brand en het vuur had zich snel verspreid". Ook omliggende huizen hadden echter een deel van het geweld over zich heen gekregen. „We vreesden dat dit óók aan Nederlandse burgers het leven had gekost". Huigen en zijn mannen dachten dat het toen de beurt aan hen was: het geluid van nog op grote afstand aanvliegende vliegtuigen werd hoorbaar. Dat gaf pa niek, of in elk geval grote onrust. Er werd in allerijl luchtalarm gegeven, tijd voor verspreiden was er niet, de dekking moest komen van de op het achterhoofd gedrukte helm, terwijl de gezichten tegen de grond werden gedrukt. „We ver wachtten elk moment de inslag van bommen en/of het ratelen van boordmi- trailleurs. De spanning, zeg maar gerust angst, in die enkele minuten was enorm". De 'bui' dreef echter over. Of eigenlijk, er was geen bui: „We keken uit onze ooghoeken omhoog en zagen vijf Neder landse Fokker G-l's op nog geen 100 meter hoogte overvliegen". En met de kenmerkende humor: „Indien de ver strekte informaties betrouwbaar waren, waren ondanks alle angst alle broeken droog gebleven". Daarbij bleef het wat betreft het geweld van de kanonnen. Wel werd de motoror donnans, op weg naar het postkantoor met briefjes van de manschappen, be schoten vanuit een huis aan de War- monderweg. Een patrouille van zes vrij willigers deed daarop een inval in de woning en sloot de aangetroffen NSB'er - „Zijn huis hing vol portretten van Hitier, Mussert en andere nazi-schavui ten" - op in een van de kelders van Oud-Poelgeest. Ook werd besloten tot het instellen van een beveiligingslinie langs de Warmon- derweg omdat „we tegen de avond tel kens weer in de omgeving de Duitse heuppistolen hoorden blaffen". Van de aanvankelijke veertigkoppige linie bleef een miniem gedeelte over toen tegen tie nen 's avonds de mannen van I-6RA opdracht kregen naar elders te vertrek ken. Rond middernacht zou de leegte die I-6RA achterliet opgevuld worden door 'de majoor Schwing' met zijn III- 6RA. Die arriveerde volgens planning, waarop een (gemoeds)rustige nacht volg de. In de loop van de ochtend van de 12e mei kreeg Huigen vervolgens op dracht terug te keren naar de Grebbeli nie. Daar arriveerde hij rond half vijf en kon, zo gaat dat in militaire kringen, „rapporteren dat er geen verliezen waren geleden". Met de aftocht en later de overgave van Nederland, was de oorlogsgeschiedenis van de Leidse Hout geenszins afgesloten. Wat het park betreft begon het eigenlijk net. Het pas tien jaar jonge park werd in de daarop volgende jaren namelijk volle dig uitgekleed. De geschiedenis in een notedop: brandstof werd schaars in de oorlogsjaren, hout is een brandstof, bo men zijn van hout en de hele Leidse Hout stond vol met bomen. „De aange richte schade was enorm", weet E. Cor net, voorzitter van de Vrienden van de Leidse Hout. „De Duitsers vorderden hout en de mensen sloegen zelf aan het zagen en kappen, zoals dat overal ging. Er stond zowat niks meer vlak na de oorlog". Becijferd is dat ruim tweeduizend bo men werden omgehaald („Zeg maar alle lanen"), naast acht hectare hakhout, de houten bruggen die er lagen en de door Jan Wolkers in De Walgvogel beschre ven muziektent. Inderdaad, die tent was ook van hout. Onder de gesneuvelde bo men was de in 1937 geplant Juliana-eik, een aandenken aan het huwelijk van prinses Juliana en prins Bernhard. De bijbehorende steen verdween overigens ook. Die werd, bij ontstentenis van de gesneuvelde eik, door een onbekende 'omgeschoold' tot stoepsteen van een theehuis en vier jaar geleden bij toeval ontdekt. Er staat inmiddels al twee jaar een nieuwe Juliana en Bernhard-eik in 'de hout'. Het slopen van het park - „aan het eind van de oorlog was de Leidse Hout weer net zo kaal als bij de aanleg", aldus Cor net - zal menig Leidenaar diep in de ziel hebben geraakt. De aanleg was na melijk in de crisisjaren vlak voor de oor-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1990 | | pagina 24