na
e
Het oorlogsverhaal van
goed en kwaad laat ook
de jongeren niet los
Hoofdrol voor 'avontuur' in jeugdboek over oorlog
WELKE ROL ZOU iK HEBBEN GESPEELD?"
sLaiitoninsschnnl
\GINA
ZATERDAG 5 MEI 1990
I
Nederlandse Vereniging van Ex-Politie-
ke Gevangenen uit de bezettingstijd. Op
dat congres sprak Simon Wiesenthal.
Die keek de zaal zo 's rond, zag al die
grijze en kalende hoofden, en vroeg:
'Waar zijn jullie kinderen?'. Die vraag
opende mijn ogen. Inderdaad, dacht ik.
We moeten iets ondernemen om het
verhaal van de oorlog door te geven aan
de jeugd van nu. Om die jeugd op te
zoeken kun je het beste naar de scholen
gaan. Dus dat heb ik gedaan. Ik ben ge
woon naar een school hier in Vlaardin-
gen gestapt en ik heb gezegd: ik zou
graag les komen geven over de oorlog.
De leraren geschiedenis vroegen: Wat
kunt u ze méér vertellen dan wij? Ik zei:
Ik ben er bij geweest".
Uit dit privé-initiatief van Piet Nieuw-
straten is de genoemde commissie
Jeugd voorlichting ontstaan, bij wie nu
170 mannen en vrouwen uit het voor
malige verzet zijn aangesloten. In het
schoolseizoen '88/'89 bezochten zij ruim
duizend scholen in heel Nederland om
er te vertellen over de oorlog.
Nieuwstratens eerste gastdocentschap
vervulde hij in 1978. In 1980 kwam zijn
initiatief onder de paraplu van het Sa
menwerkend Verzet en sindsdien is de
belangstelling in onderwijskringen voor
een 'gastles' steeds grote geworden. „Op
dit moment is het aantal aanvragen gro
ter dan ooit", aldus Nieuwstraten. „Als
ik zou willen zou ik wel elke dag naar
een school kunnen".
Wapenen
Doel van de lessen is allicht niet de leer
lingen te amuseren met een Batman-
achtig heldenverhaal. Doel is de factoren
te schetsen die de catastrofe van destijds
mogelijk maakten. En daardoor de jon
geren te wapenen tegen ontwikkelingen
die herhaling in de hand kunnen wer
ken. Het eigen, haast per definitie mee
slepende, verhaal van de verzetsmensen
wordt uitdrukkelijk in die context ge
plaatst.
Naar de ervaring van Piet Nieuwstraten
spreekt die benadering niet alleen de on
derwijsgevenden sterk aan, maar zeker
ook de leerlingen. Waar talloze leraren
de grootste moeite hebben om tijdens de
les enige orde in de klas te houden, kan
men tijdens de gastlessen van de verzets
mensen de spreekwoordelijke speld ho
ren vallen.
Dat er in kringen van het onderwijs een levende belangstelling
bestaat voor de Tweede Wereldoorlog blijkt ook uit het elan
waarmee de scholen hebben deelgenomen aan de „paginawed
strijd '40 - '45" die dit voorjaar door de Educatieve Dienst van
onze krant werd georganiseerd. Veertienhonderd scholen uit het
basis- en het voortgezet onderwijs werden uitgenodigd mee te
dingen en dat leverde uiteindelijk 130 inzendingen op. Namaak-
krantepagina's zijn het, opgezet volgens het bij dagbladen ge
bruikelijke model, maar dan gewijd aan de Tweede Wereldoor
log. Weken en maanden is er door de leerlingen aan gewerkt.
„En met veel animo", aldus leraar B. Poelman van de R.K. Ba
sisschool St.Antonius in Voorhout. Hij ging met zijn groep acht
(de vroegere zesde klas) aan de slag en bereikte een volgens de
jury zeer geslaagd resultaat. De Voorhoutse pagina, getiteld 'De
Vliegende Hollander', was dan ook opgenomen in de ere-catego-
rie der 'bekroonde pagina's'.
De 43-jarige leraar Poelman, mèt zijn klas op de foto te zien:
„De leerlingen hadden nog maar nauwelijks enige voorkennis
over het onderwerp. Ik heb ze gestimuleerd om er met hun ou
ders over te praten en na te gaan welke familieleden de oorlog
zelf hadden meegemaakt. Eén leerling bleek een Poolse opa te
hebben, die destijds nog had meegeholpen Breda te bevrijden.
Hij was naderhand getrouwd met een Nederlandse vrouw en zo
doende in Nederland blijven wonen".
„De kinderen blijken gevoelig voor het leed van de mensen die
door de oorlog getroffen werden. Als leraar probeer ik de paral
lel te trekken tussen het leed van toen en de situatie nu. Het
herlevend antisemitisme in de Sovjetunie, Hongarije, Roemenië.
De discriminatie van buitenlanders in ons eigen land. Basis
schoolleerlingen zijn nog jong, natuurlijk, maar ik denk toch dat
we met het kranteproject een aanzet hebben gegeven voor het be
sef van de gelijkwaardigheid van alle mensen".
FOTO: MILAN KONVALINKA
Doordat de Tweede Wereldoorlog zo'n
cruciale periode in de geschiedenis verte
genwoordigt? Of vooral doordat in dat
oorlogsverhaal de tegenstelling tussen
goed en kwaad, tussen moed en lafheid,
tussen solidariteit en eigenbelang zo bui
tengewoon duidelijk tot uitdrukking
komt? Anno 1990 in het betrekkelijk
harmonieuze Nederland, zo mag worden
geconstateerd, onttrekt die tegenstelling
zich in veel gevallen aan de waarne
ming. Men kan vóór een koppeling van
de uitkeringen aan de lonen kiezen, men
kan ertegen zijn - bij het bepalen van
een standpunt zijn er geen mensenlevens
in het geding. Men kan vóór een strin
gent milieubeleid pleiten, men kan de
zorg om de schone lucht overdreven
achten - eventuele consequenties zullen
pas in de toekomst blijken.
Goed
en kwaad
In de oorlog ging het om de vraag of je
wel of niet bereid was een jood op zolder
te nemen. Of je daarvoor je eigen leven
op het spel wilde zetten. En of je jouw
bereidheid daartoe mocht opleggen aan
je gezin. Een keuzeprobleem van een zó
veel ingrijpender orde dan het vraagstuk
of men wel of niet honderd gulden aan
de Novib zal overmaken Goed en
kwaad in de oorlog lagen, althans voor
wie er met na-oorlogse ogen op terug
blikt, haast tastbaar op straat. Zo bezien
is het begrijpelijk dat de Tweede We
reldoorlog ook de kleinkinderen van wie
er zelf bij betrokken waren, blijft fascine
ren in deze allesbeheersende vraag: wat
zou ik hebben gedaan in die situatie?
Piet Nieuwstraten: „De vraag 'wat zou
ik hebben gedaan?' speelt haast altijd
een rol als je met jongeren over de oor
log spreekt. Soms heel expliciet, vaak
onuitgesproken. In het laatste geval wil
iemand dan bijvoorbeeld wel weer we
ten: 'meneer, als het weer zou gebeuren,
zou u dan opnieuw in het verzet gaan?'.
Of: 'was u bang om dood te gaan?'. Vra
gen dus die heel nauw verbonden zijn
met die basisvraag: wat zou ik hebben
De gemiddelde leeftijd van de gastdo
centen die bij de Commissie Jeugdvoor-
lichting zijn aangesloten schat de heer
Nieuwstraten op rond de zeventig jaar.
De jongsten zijn vijfenzestig, de oudsten
in de tachtig. Voortdurend haken er ver
zetsmensen af wegens ziekte of overlij
den. „Ik geef de commissie nog tien
jaar", schat de voorzitter, „dan is het af
gelopen".
Om het verhaal van de oorlog, aan de
hand van eigen ervaringen van verzets
mensen, ook aan de jeugd van straks te
kunnen doorvertellen zijn en worden
door verschillende organisaties video
banden vervaardigd. Daaronder de
Anne Frank Stichting, die zeven portret
ten van twintig minuten heeft gemaakt
over kinderen in de Tweede Wereldoor
log die in bedreigende omstandigheden
verkeerden.
Het is dat eigen verhaal dat aangrijpt.
Want de historische omstandigheden
van het drama, de oorzaken en de gevol
gen, mogen dan van niet te onderschat
ten belang zijn, wat het meest fascineert,
en ook in de toekomst zal blijven fasci
neren, is de vraag: welke rol zou ik
hebbben gespeeld in dat verhaal van
goed en kwaad?
WILLEM SCHEER
ANNE DE VRIES: VERWERKEN EIGEN ERVARING HEEFT TIJD NODIG
bv
3 leve-
den en
wordt]
pel
inze I
js en
De Tweede Wereldoorlog is een
veelbesproken onderwerp in de
jeugdliteratuur. In 1988 stonden er
maar liefst dertien boeken over in
de 'top-100' voor de 10- tot 14-jari-
!gen. Nog enkele andere zijn be-
kroond door een of meer kindeiju-
ry's. Het accent is in de afgelopen
45 jaar voortdurend verschoven.
De eerste verhalen werden door
(volwassenen voor kinderen ge-
j schreven en behandelden vooral de
javontuurlijke kant van de oorlog,
i Daarna verwerkten 'kinderen van
toen' hun eigen ervaringen in
'jeugdboeken. Maar het heeft dertig
'jaar geduurd voordat volwassenen
I op die manier voor het eerst kon
den praten over hun eigen ervarin
gen als joods kind tijdens de bezet
ting.
Dat constateert dr. Anne de Vries, zoon
van de bekende Drentse schrijver en
hoofd van de Dienst Boek en Jeugd van
het Nederlands Bibliotheek en Lectuur
Centrum in Den Haag. Hij promoveerde
vorig jaar op het proefschrift 'Wat heten
goede kinderboeken' en ging onlangs, tij
dens een symposium van de Vrije Uni
versiteit in Amsterdam, uitvoerig in op
de ontwikkeling van het jeugdboek over
de Tweede Wereldoorlog.
De twee boeken waar hij op doelt zijn
'De schuilplaats' (1974) van Johanna
Reiss en 'Wie niet weg is wordt gezien'
(1981) van Ida Vos. Zij beschrijven alle
bei de oorlogservaringen van een joods
meisje, en beiden waren acht jaar toen
de oorlog begon. Ze ontbreken weliswaar
in de 'top-100', maar zijn er volgens
hem een duidelijk voorbeeld van „dat er
tijd nodig is voordat een ingrijpende er
varing verwerkt kan worden tot een ar
tistiek bevredigend produkt".
Verwerking
Het boek van Johanna Reiss verscheen
j eerst in de VS, maar de schrijfster is een
Nederlandse, Annie de Leeuw, die de
oorlog in Twente beleefde en na haar
studie emigreerde. Het meisje Annie in
het boek begrijpt aanvankelijk niet dat
de maatregelen tegen de joden tegen
hdar zijn bedoeld. Dat er in de tuin van
haar eerste onderduikadres een schuil
plaats wordt gemaakt vindt ze nog
'leuk', totdat ze zich er echt in moet ver
bergen. Uiteindelijk wordt haar wereld
twee jaar lang gereduceerd tot een be
klemmend klein kamertje, waar ze zich
samen met haar oudere zusje eindeloos
verveelt en vreest dat de oorlog nooit
meer op zal houden. Bij de bevrijding is
de wereld buiten zó vreemd geworden,
dat ze nauwelijks de straat op durft te
gaan.
Ida Vos maakt in haar boek de krank
zinnige gevolgen van de maatregelen te
gen de joden duidelijk. Het meisje, Ra
chel, kan niet langer verstoppertje spelen
met andere kinderen, want het park is
'voor joden verboden'. Ze mag niet
zwemmen: 'voor joden verboden'. Als ze
valt wil een meneer die haar helpt haar
even op een bank zetten, maar die is
'voor joden verboden'. Ze moet met een
drie jaar jonger zusje onderduiken, trekt
langs een hele reeks adressen en wordt
uiteindelijk katholiek 'overgedoopt'. Na
de bevrijding ziet ze familieleden terug
die de concentratiekampen hebben over
leefd, maar nog veel meer zijn er omge
komen.
Anne de Vries wijst er op dat Ida Vos
haar eigen verwerking van het oorlogs
leed beschrijft in een van de laatste
hoofdstukken. „Daarin moet Rachel op
school een opstel maken over de bevrij
ding. 'Alle kinderen gaan ijverig aan het
werk, zij kan het niet. De meester raadt
wat er aan de hand is: misschien is het
voor jou nog te vroeg om over de bevrij
ding te kunnen schrijven. Je moet nog
zoveel verwerken. Misschien kun je het
later ooit schrijven als je allang op de
mulo zit, of op de HBS, of nog later'.
'Wie niet weg is wordt gezien' schrijft ze
zesendertig jaar later".
Avonturen
„Vóór 1940 lag in de jeugdliteratuur de
nadruk op de zeevaart in de Gouden
Eeuw en op de ridders in de Middeleeu
wen", aldus De Vries. „Intussen, vooral
na 1980, is het accent naar de oorlog
verschoven". In zijn lezing gaf hij aan
dat het 'kinderboek over de oorlog' ech
ter nog nauwelijks onderwerp van studie
is geweest. Zijn eigen opinie erover
noemde hij een 'eerste verkenning'.
„De eerste jeugdboeken over de oorlog
waren avonturenverhalen met een sterk
vaderlandslievend karakter, zoals de tri
logie 'Engelandvaarders' van K. Norel.
Maar al snel verschenen er voorlichten
de boeken. Men wilde de herinnering
aan de oorlog levend houden om de
mentaliteit van de na-oorlogse jeugd te
vormen. Hun boodschap was: de strijd
is nog niet voorbij; oorlog en onderdruk
king moeten uitgebannen .worden; dit
mag nooit meer gebeuren".
Een van de beste voorbeelden daarvan
vindt hij 'Reis door de nacht' van zijn
vader, Anne de Vries, waarvan de vier
delen verschenen tussen 1951 en 1958.
„Hoewel ik, als zoon van de schrijver,
dit werk niet volledig objectief kan le
zen, kan ik er niet omheen: er is geen
ander kinderboek dat zo'n Volledig beeld
probeert te geven van de oorlog, al is het
in de eerste plaats een geschiedenis van
de illegaliteit", geeft hij aan. „De strijd
tegen een verderfelijk, goddeloos sy
steem en een verderfelijke mentaliteit.
Er ontstaat misschien een geïdealiseerd
beeld van 'onze' Ijouding, maar dat
wordt gedeeltelijk gecompenseerd door
een aantal weifelmoedige en laffe Neder
landers. En de illegale werkers zijn geen
helden zonder meer, maar gewone man-
Oorlogswinter
In 1988 stond 'Oorlogswinter' (1972)
van Jan Terlouw als meest gelezen oor
logsboek in de 'top-100'; op de tweede
plaats. Hij is één van de auteurs die de
eigen oorlogsbelevenissen als kind heeft
'vertaald' in een jeugdboek. „Als verhaal
is 'Oorlogswinter' beter geslaagd dan
'Reis door de nacht', doordat het een
strakkere compositie heeft", zegt Anne
Op de jeugdafdeling van de bibliotheken is een folder beschikbaar, 'Verhalen over kin
deren in oorlogstijd'. De foto toont een kleine selectie van de beschikbare boeken.
FOTO: CEES BAARS
Jeugdboeken over de Tweede
Wereldoorlog in de 'top-100'
van 1988:
2. Jan Terlouw, Oorlogswinter
(1972)
11. Piet Prins, Snuf de hond
(1954)
15. Anne Frank, Het Achterhuis
(1947)
20. Evert Hartman, Oorlog zon
der vrienden (1979)
44. Anne de Vries, Reis door de
nacht (4 delen, 1951-1958)
49. K. Norel, Engelandvaarders
(3 delen, 1945-1947)
50. Jaap ter Haar, Boris (19661
51. Piet Prins, Daan en Sietze (3
delen, 1977-1978)
61. Piet Prins, Holland onder
het hakenkruis (5 delen, 1961)
71. Els Pelgrom, De kinderen
van het Achtste Woud (1977)
89. B. Dubbelboer, Het geheim
verzet (1964)
90. B. Dubbelboer, Joél en de
veenheks (1976)
91. Wil Vening, Een meisje in
de oorlogswinter (1983)
de Vries. „Terlouw beschrijft de beleve
nissen van één jongen, tijdens een korte
re periode, op één plaats. Door korte
aanvullende informatie ontstaat er een
afgerond beeld van de oorlog". Maar hij
heeft ook kritiek: „Michiel wordt wel
heel gemakkelijk bij het verzet betrok
ken. Zijn heldendaden zijn nogal opmer
kelijk. En het accent ligt wel heel sterk
op jet thrillerachtige plot, met 'huis
vriend' oom Ben, die hij doorziet als
verrader en die hemzelf uit sentimentele
overwegingen niet verraadt. Het beeld
van jongeren is erg overtrokken: een ge
wone jongen, die de oorlog alleen maar
ondergaat, komt in dit boek niet voor".
Evenwichtiger vindt hij 'Wij waren er
ook bij' (1962) van Gertie Evenhuis, al
is, zegt hij, „dit verhaal weinig gestructu
reerd en zelfs een beetje chaotisch. Maar
het geeft een realistisch beeld van een
stel middelbare scholieren in de oorlog,
die iets willen 'doen' en de kans krijgen
als ze onderduikers kunnen helpen.
Evenhuis heeft het beeld van de oorlog
ontdaan van de mythe van avontuur en
heroïek, die door Terlouw juist wordt
versterkt". Minder te spreken is De
Vries over 'Oorlog zonder vrienden'
(1979) van Evert Hartman, waarin de
zoon van een NSB'er in 1942 als outcast
wordt behandeld door zijn klasgenoten
en pas over de helft van het verhaal gaat
twijfelen aan de juistheid van de 'idea
len' van zijn vader. „Helaas geeft dit
boek weinig informatie over de achter
gronden van de NSB. Het geeft geen
nieuwe inzichten met betrekking tot de
oorlog, of het zou moeten zijn dat de
zoon van een NSB'er het ook niet. zo
makkelijk had".
Terwijl jeugdboeken over de ervaringen
van joodse kinderen heel lang op zich
lieten wachten, verscheen over hen al in
1946 de eerste roman voor volwassenen,
'Sterrekinderen', van Carla Asscher-
Pinkhof. De Vries: „Zoals bij alle gevoe
lige onderwerpen blijkt het veel moeilij
ker emoties met kinderen te delen dan
de zakelijke feiten die bij de 'voorlich
ting' horen".
ANDRÉ HORLINGS
De hierboven gememoreerde lezing van
dr. Anne de Vries is verschenen in het
boek 'Overal Sporen', een uitgave van de
VU Bibliotheek, waarin alle teksten zijn
gebundeld van het symposium over de
verwerking van de Tweede Wereldoorlog
in kunst en literatuur.
ijfenveertig jaar na de bevrijding
Is ook in het onderwijs de belang-
per, vai^te]ijng voor Tweede Wereld-
jorlog groter dan ooit, zo bevestigt
'iet Nieuwstraten (71) van de
itichting Samenwerkend Verzet
940- 1945. Hoe dat komt kan
iok hij niet sluitend verklaren.
LDoor het verstrijken van de tijd is
rde voor bezinning noodzakelijke
distantie geschapen", veronderstelt
pij. „Ook het herleven van fascis-
f pie, discriminatie, vreemdelingen-
haat stimuleren de belangstelling".
Nog een andere verklaring zou hierin
Jcunnen liggen, dat het oorlogsdrama een
in de':'etekenis ^ee!^ gekregen die uitstijgt bo-
ven zijn historische context. Is het niet
lede zo dat voor de naoorlogse generaties de
ït-zelf Tweede Wereldoorlog het beeld bij uit
stek is geworden van de eeuwige strijd
(ussen goed en kwaad? Is het niet de be
leving van die oorlog als indringende
etafoor die verklaart dat de jongeren
van nu er zelfs in toenemende mate
door gefascineerd raken?
Piet Nieuwstraten, inwoner van Vlaar-
dingen, acht de benadering plausibel. En
hij mag, als het gaat om de belangstel
ling van jongeren voor de Tweede We
reldoorlog, als autoriteit worden opge
voerd, want hij is initiatiefnemer en
voorzitter van de commissie Jeugdvoor-
lichting van het Samenwerkend Verzet.
Dat is een commissie die zich ten doel
stelt scholieren over de oorlog te infor
meren aan de hand van het eigen ver
haal van mannen en vrouwen die actief
hebben deelgenomen aan het verzet.
Nieuwstraten zelf zat vanaf augustus
1940 in het Geuzenverzet. In juli '42
werd hij gearresteerd. Hij hoorde drie
doodvonnissen over zich uitspreken,
maar ontkwam aan de uitvoering hier
van doordat zijn familie erin slaagde de
verantwoordelijke autoriteiten om te ko
pen. Als Nacht-und-Nebel-gevangene
werd hij uiteindelijk in Oost Beieren
door de Amerikanen bevrijd.
Piet Nieuwstraten: „In juni '77 was er in
Vlaardingen een congres van Expogé, de
iar
Nieuwstraten, voorzitter van de Commissie Jeugdvoorlichting van het Samenwer-
Verzet: „De belangstelling van de scholen is overweldigend. Als ik zou willen zou
wel elke dag als gast-docent kunnen optreden".
FOTO: CEES VERKERK
CcidócSouAcmt