Engelen zitten weer in de lucht
'Finale
Engelen in de traditie: over- en onderwaardering
REACTIE OP MATERIALISTISCH DENKEN
Het woord gebruiken we
nog geregeld in
uitdrukkingen als: 'zij
heeft een engelengeduld'
of'je bent een engel'.
Rooms-katholieken
kennen nog het
avondgebedje dat kan
gelden als tegenhanger
van het protestantse 'ik ga
slapen ik ben moe',
namelijk het rijmpje: 'als
ik's avonds slapen ga,
volgen mij veertien
eng'len na'. En vele
katholieken zijn in hun
jeugd vertrouwd gemaakt
met hun beschermengel.
Engelen kennen we dus
nog wel in de taal, vanuit
het verleden, uit
kerstliedjes en uit
bijbelverhalen. Maar wie
komt engelen tegen in het
'gewone leven'? Engelen
zijn wezens uit een
andere wereld, schijnt
het.
Toch is dat een te
algemeen beeld: juist de
afgelopen tijd blijken
engelen voor veel mensen
een interessant
onderwerp te zijn:
gesprekken, artikelen,
boeken en conferenties
hebben engelen als
thema.
De engelen zitten
kennelijk weer in de
lucht; de tijd dat de
'hemel ontvolkt is door
het rationalisme', zoals
de gereformeerde
Abraham Kuyper in het
begin van deze eeuw
klaagde, is kennelijk
voorbij.
Laten we maar eerlijk zijn, de ge
dachte aan engelen die om ons
heen zouden zijn, is een beetje een
gekke. We zien ze niet, we voelen
ze niet dus bestaan ze niet. En al
zouden we geloven dat ze bestaan
- in de bijbel komen ze toch ook
voor - dan nog praten we er liever
niet over. Want wie praat nu over
wezens die er niet zijn? Je zal wel
gek wezen.
Toch zijn er overal op de wereld mensen
die overtuigd zijn van de realiteit van
engelen. Ze hebben zelf een 'engel-erva
ring' of weten van heel nabij mensen
van wie ze absoluut geloven dat die een
engel hebben gezien.
Ongeveer één procent van alle mensen
heeft zo'n ervaring, meent de Haarlemse
arts H.C. Moolenburgh. Hij is de auteur
van het succesvolle boek: 'Engelen als
beschermers en als helpers der mens
heid'. Het boek verscheen zeven jaar ge
leden en werd in diverse landen ver
taald. Nog wekelijks krijgt de christen-
arts brieven van mensen uit Nederland,
Duitsland en Engeland die de boodschap
van zijn boek bevestigen: engelen be
staan en willen de mens helpen.
„Een aantal jaren geleden ben ik begon
nen patiènten te vragen of ze weieens
een engel hadden gezien", zegt dokter
Moolenburgh. Dat is het begin geweest
van een lawine reacties. Afwijzende,
schuchtere maar ook heel enthousiaste
antwoorden. „In mijn boek schreef ik
dat naar schatting zo'n anderhalf pro
cent van de mensen een engel-ervaring
zouden moeten hebben en ik vermoedde
toen dat die schatting te hoog lag. Maar
De joodse
schilder Chagall
maakt vaak
gebruik van het
engelenmotief in
zijn werk. Op de
foto een
reproduktie van
'De vallende
engel' (1923-
1947).
inmiddels weet ik dat het percentage wel
ongeveer klopt. Het taboe op het onder
werp is een beetje verdwenen en nu blij
ken veel meer mensen een engel gezien
te hebben dan we allemaal vroeger met
elkaar dachten".
Wat en hoe een engel is, wordt duidelijk
uit de talloze ervaringen die dokter
Moolenburgh - maar ook anderen -
heeft opgedaan in de loop der jaren.
Soms is de engel een figuur die er uitziet
als iedereen; vaak wel met een mooi ge
zicht. De ene keer is hij net zo tastbaar
als ieder mens en grijpt hij actief in in
een situatie. Een kind uit het water ha
len, bijvoorbeeld. Of gewoon iemand let
terlijk of figuurlijk de weg wijzen.
Anderen zien engelen als lichtende figu
ren, niet fysiek, maar wel heel nadrukke
lijk en indringend. Vaak kunnen die ge
stalten ook praten. Soms ook zijn er
twee engelen om iemand heen; om men
sen te beschermen, bijvoorbeeld.
Nog heel onlangs kreeg Moolenburgh
een ooggetuige-verslag van een gebeurte
nis die hij in zijn boek beschrijft, maar
waarvan hij nooit een ooggetuige-verslag
gekregen had.
Het gaat om een bijzondere gebeurtenis
tijdens de Tweede Wereldoorlog in Fin
land. Op 30 november 1939 viel Rus
land het kleine landje aan; in Nederland
werden ski's verzameld voor de Finse
soldaten, maar niemand geloofde echt in
de mogelijkheid dat Finland de inval
zou kunnen weerstaan. Toch werd Fin
land niet onder de voet gelopen. Eigen
lijk was dat onbegrijpelijk. Een joodse
leraar vertelde aan de jonge Moolen
burgh en zijn klasgenoten dat bij de
overval op Finland 'de Russen iets had
den gezien', namelijk een engel. En on
langs kreeg Moolenburgh het relaas van
een ooggetuige: inderdaad was er de
kracht van het 'hemelse leger' geweest
die de Russen had doen wijken.
Dokter Moolenburgh vindt dat niet alles
wat zich aandient als 'engelenverhalen'
positief kan worden geduid. Omdat hij
al zoveel verhalen heeft gehoord en met
zoveel mensen over deze zaken heeft ge
sproken, heeft hij een soort intuïtie ont
wikkeld om te ontdekken wat een posi
tieve inspiratie is en wat niet. „Er dient
zich in onze tijd zoveel aan dat gemak
kelijk verward kan worden met de enge
len waarover ik het heb. Ik zie in veel
wat zich onder de noemer 'New Age'
„Alles wat zich voordoet moeten we ij
ken aan wat er in de bijbel over engelen
staat. Bijvoorbeeld dat het nooit om die
engelen als zodanig kan gaan. Ze hebben
altijd een dienende functie en verwijzen
steeds naar God".
Hem is gevraagd al die getuigenissen
van mensen die engelen hebben ervaren,
te publiceren. Dat zal er wel niet van ko
men, denkt Moolenburgh. „Als ik weer
schrijf, zal dat meer over de Heer zelf
gaan. Ik kom zoveel mensen tegen die
helemaal geen contact meer met Hem
hebben. Dat is toch wel heel erg triest en
ik schrijf liever over de Heer dan op
nieuw over de engelen; want tenslotte
gaat het niet om hen".
Vervreemding
De Haarlemse arts meent overigens wel
dat wij „aan het begin zijn van een nieu
we tijd; het materialistische denken
loopt op z'n einde. Er staat van alles te
gebeuren; er zijn heel veel impulsen.
Maar helaas niet allemaal goede; we le
ven op het scherp van de snede wat dat
betreft".
Van de Amsterdamse theoloog prof. dr.
R. Boon kwam net voor het boek van
Moolenburgh ook een 'engelenboek' uit:
'Over de goede engelen'.
Hij legt aan de hand van de stukken uit
hoe het ongeloof in de engelen een teken
is van vervreemding van de geestelijke
waarden die ooit de westerse cultuur
mede hebben gevormd.
In die cultuur is de afgelopen eeuwen
het erfgoed van Israël en de bijbel ont
kend; in Europa heerst een atheïstisch-
materialistisch denken dat aan engelen
geen bestaan kan toekennen. Want al
leen waar is datgene wat we wetenschap
pelijk kunnen bewijzen, meten, bereke
nen of regelen.
De actuele belangstelling voor engelen is
duidelijk een reactie op dat cultuurpa
troon, vindt dr. Boon. Mensen beseffen
steeds dieper dat er meer is dan wat ze
kunnen kopen en consumeren of wat ze
via de wetenschap aan de weet kunnen
komen; ze zijn op zoek naar spirituali-
téit.
Op dit punt krijgt dr. Boon zorgen.
Want veel mensen die het niet vinden in
het heersend wereldbeeld, zoeken het
niet in de bijbel of in het christendom,
maar in allerlei bronnen van 'geestelijke
wijsheid'. Er is veel interesse in esotheri-
sche zaken, paranormale verschijnselen,
'verlichtende ervaringen' en dergelijke".
„Kennelijk zijn velen allergisch voor de
bijbel en voor de kerk; overal zoeken ze,
behalve in onze eigen tradtie", aldus dr.
Boon. „Ik begrijp dat ook wel een beetje.
Want per slot van rekening is er ook in
de kerken een stroming geweest die alles
in de bijbel wat niet met het koele ver
stand te begrijpen was, wilde ontmytho
logiseren. In zoverre kunnen de kerken
het zich aantrekken dat mensen de uit
weg niet zoeken in christendom of kerk.
Beide zijn kennelijk zo zeer beladen
door een verleden dat men ze heeft afge
schreven".
Dr. Boon betreurt deze ontwikkeling
want naar zijn overtuiging is het juist de
bijbel die mensen de ogen kan openen
voor de ware missie van de engelen.
„Heroriëntatie op de Heilige Schrift kan
mensen behoeden voor fantasterij. In de
bijbel kun je zien hoe engelen steeds
doelgericht verschijnen, verbonden aan
een opdracht. Hun aanwezigheid is
nooit 'toevallig' of'vrijblijvend'. Zonder
een dergelijke oriëntatie kunnen mensen
zich gemakkelijk van alles gaan inbeel
den", aldus prof. Boon.
LÜTSEN KOOISTRA
In diverse bijbeluitgaven is gebruik gemaakt van de houtgra
vures van Gust ave Doré. De afbeelding heeft betrekking op het
verhaal waarin de engel de profeet Elia te eten brengt.
In de traditie van de oude kerk heeft
heel lang de gedachte geleefd dat aan
de mensen een exacte indeling van het
engelenrijk was geopenbaard. Achteraf
bleek het allemaal wat ingewikkelder
te zijn; de bron voor de engelenhiërar
chie die met apostolisch gezag was om
kleed, bleek een veel te jong geschrift
om op die titel aanspraak te kunnen
maken.
In de bijbel zelf komen twee engelen-namen
voor: Michaël en Gabriël (Rafaël komt voor
in het apocriefe boek Tobit; Urièl in het
boek Henoch). De kerkvader Origenes (eind
tweede, eerste helft derde eeuw) meende dat
er sprake is van een hemelse hiërarchie van
engelen; de afbeelding daarvan zien we in de
hiërarchie in de kerk. Elk volk krijgt van
God, meent Origenes, een eigen engel toege
wezen. Niet willekeurig, maar engel en volk
stemmen overeen in kwaliteit, verdienste en
rangorde. Origenes kent ook de bewaarengel
voor individuele mensen. Goede gedachten
zijn het werk van de beschermengel; slechte
gedachten zijn het werk van de slechte engel,
de engel van de duivel.
In de kerk heerste lange tijd de overtuiging
dat er een complete angelologie (engelenleer)
was, afkomstig van Dionysius, leerling en
bekeerling van de apostel Paulus en de latere
bisschop van Lutetia Parisiorum (Parijs) in
Gallië. In werkelijkheid ging het echter om
een werk van een overigens onbekende Syri
sche auteur, geschreven omstreeks het jaar
500. Evenals drie andere werken van dezelf
de auteur, heeft diens angelologie een sterk
neo-platoonse inslag. Sinds de Latijnse ver
taling ging rouleren, heeft het werkje grote
invloed gehad in de katholieke traditie van
het westen. Er zijn wel sinds de negende
eeuw steeds opnieuw vraagtekens gezet bij
de echtheid van het geschrift, maar het duur
de tot de zestiende eeuw voordat de auteur
kon worden ontmaskerd als de 'pseudo-Dio-
nysius'.
De enorme invloed van het werkje blijkt uit
het gebruik ervan door Thomas van Aquino
(1244-1274), de grote 'middeleeuwse kerkva
der'. In zijn boek: 'Over de goede engelen'
schrijft de Amsterdamse prof. Boon dat Tho
mas het werk van de pseudo-Dionysius maar
liefst 1702 maal aanhaalt. Voor Thomas is
de auteur echt de leerling van de apostel en
was hij werkelijk martelaar. Dus geniet hij
hoge aanzien; is feitelijk een geloofsgetuige
met apostolisch gezag. In de traditionele ka
tholieke dogmatiek wordt veel aandacht ge
geven aan de engelen en is er sprake van na
drukkelijke verering. De rangorde van de
pseudo-Dionysius wordt overgenomen. Deze
luidt (van hoog naar laag): serafs, cherubs,
tronen, heerschappijen, krachten, machten,
overheden, aartsengelen en engelen.
In het vroege christelijke denken en beleven
spelen neo-platoonse en aristolische invloe
den een grote rol: in de rooms-katholieke
'Catechismus, dat is de onderrichting in het
ware geloof 1941door dr. F. van der Meer
schrijft de latere hoogleraar over de engelen
onder meer: „In de Oude Kerk nemen velen
aan, dat de zichtbare kosmos niet kon wen
telen zonder de tusschenkomst der onzicht
bare machten. Zij dachten zich de gesternten
bewogen door engelen, alle hemelssferen ge
draaid en begeest door koren van geesten,
maan en planeten door hemelingen in hun
baan gehouden bestuurd. Tegen de wichelarij
der astrologen gaven zij dit stuk van Gods
beschikking rustig in de handen der altijd
zwijgende en niet uit te vorschen hemel-
machten. Tot in de uiterste vertakkingen
van het natuurlijk krachtenspel en met name
in de randgebieden van stof en geest, ver
moedden zij het dienende geestendom des
Hemels. Hun opvatting was er een van ver
regaande vergeestelijking der stoffelijke
schepping, doch aantrekkelijk door haar
grootschheid en adel van zin: en wie ziet de
hartelooze machine der natuur graag feilloos
gehanteerd en als innerlijk verfijnd door den
dienst van zuiver persoonlijke krachten?"
Reformatie
De kerkhervormer Calvijn hekelt in zijn 'In
stitutie' op felle wijze de rooms-katholieke
visie en met name de 'veelheid, natuur en
orde der engelen' zoals die uit de pseudo-
Dionysische traditie naar voren komt. Het
lijkt wel of Dionysius, zo spot Calvijn, in de
hemel is geweest en ooggetuige is. Hij vindt
diens 'Hemelse Hiërarchie' 'klinkklare bab
belarij' waarmee Dionysius nieuwsgierige
mensen naar de mond wil praten. We
moeten daarentegen, aldus nog steeds Cal
vijn, over 'duistere zaken niets anders spre
ken of gevoelen of ook begeren te weten, dan
wat in Gods Woord ons meegedeeld is'. En
wat er in de bijbel staat over zoiets als een
hemelse rangorde, is onvoldoende om daar
over met enige zekerheid uitspraken over te
doen. Dus past zwijgen. 'Waar de Schrift
zwijgt, zwijgen ook wij', zou enkele eeuwen
later Abraham Kuyper schrijven. Hij zwijgt
overigens niet over de 'machten en krachten'
die volgens de rooms-katholieke traditie een
rangorde van engelen vormen. Na een
scherpzinnige (of: scherpslijperige?) redene
ring komt Kuyper tot de overtuiging dat 'het
is uitgemaakt' dat het in de betreffende pas
sage over een rangorde (slot Romeinen 8)
gaat over zaken op de aarde en niet in de he
mel.
Bij gebrek aan schriftuurlijke duidelijkheid
geeft de reformatorische traditie ook geen
uitsluitsel over een persoonlijke beschermen
gel. Er zijn een paar bijbelteksten waaruit het
bestaan van persoonlijke begeleiding en be
scherming kan worden afgeleid, maar over
tuigend zijn die niet, vindt Calvijn en je
moet in zo'n geval de veilige kant kiezen en
er dus maar otfer zwijgen.
De reformatorische traditie wijst elke enge
lenverering af - engelen mogen nooit tussen
God en mens komen te staan - en bena
drukt het dienende karakter van het engelen-
bestaan, maar ook de realiteit van de 'geval
len engelen', de kwade machten.
Abraham Kuyper kan ondanks de schaarse
Schriftgegevens over engelen een systema
tisch werk schrijven van 294 bladzijden: 'De
Engelen Gods'... (begin jaren twintig). Hij
klaagt in dat boek dat protestanten aan enge
len te weinig aandacht geven. Voor een deel
komt dat door de materialistische opvattin
gen in zijn tijd (eind vorige eeuw, begin deze
eeuw) - 'theologen en natuurkundigen wil
len van alles de stoffelijke oorzaak zoeken' -
maar ook omdat de gereformeerden zijn
doorgeschoten in het andere uiterste in hun
reactie jegens de 'Roomsche practijk en ten
deele ook de Roomsche kerkleer'. Kuyper
betoogt dat de protestanten - met Luther
voorop - in een reactie op de rooms-katho
lieke overschatting van de engelen, zelf in
onderschatting en tekortkoming zijn verval
len.
In eigentijdse publikaties lijken rooms-ka
tholieke en protestantse publikaties wat meer
op elkaar op het punt van de engelen.
Rooms-katholieken zijn wat minder nadruk
kelijk in hun 'weten' over engelen en protes
tanten beseffen dat ze vroeger weieens al te
rigoureus waren in hun reacties tegen
'Rome' en dat er meer is tussen hemel en
aarde dan het redelijk denken.