Van overmoed en lijdzaamheid tot verstuivende adressen
i^ie is er straks aan de beurt?
Een decennium Nederlandse foto journalistiek
[NA boeken en platen
£&tdóc Contant
VRIJDAG 20 APRIL 1990 PAGINA 15
ON ANBEEK VULT LEEMTE IN GESCHIEDSCHRIJVING NEDERLANDSE LITERATUUR OP
Anbeek: „Geschiedenis van de
ïrLjeriandse literatuur 1885-1985".
tgtverij De Arbeiderspers. Prijs
190 (ne 1 juli ƒ55,-).
uw!
Lioth fie het onderneemt een histo-
ellin sch overzicht van de Neder-
sti ndse literatuur te schrijven
ooid i zich daarbij beperkt tot de
erni atste eeuw, komt voor een
sch oot aantal bijna onoverko-
elijke problemen te staan,
ooral ook als hij het werk
rincipieel op zijn eentje wil
oen, zoals Ton Anbeek deed
zijn onlangs verschenen
Jeschiedenis van de Neder-
ndse literatuur 1885-1985".
ngeveer driehonderd pagi-
recente literatuurhistorie,
nog niet goed beschreven
Iperk het na-oorlogse
;lt daarin een belangrijke
Dat op zich is al van grote
aarde. Maar ook de beteke-
„De Tachtigers", de li-
raire ontwikkelingen in de
rste helft van de twintigste
krijgen een herwaarde
in er wordt met andere
een rangschikking in
ngebracht.
ant de optiek van Anbeek
wil nog wel eens anders zijn
dan die van Gerard Knuvel-
der, die met zijn „Handboek
tot de geschiedenis van de Ne
derlandse letterkunde" sinds
de jaren vijftig aan alle Neer
landici de basis gaf van hun
benadering van de Nederland
se literatuur uit het verleden.
Het is daarom onvermijdelijk,
dat Anbeek in het „Woord
vooraf" tot zijn literatuurhisto
rie zo vaak over Knuvelder
spreekt.
Nieuwe inzichten
Dat heeft ook alles te maken
met de sinds de oorlog gegroei
de nieuwe inzichten over de
theorie van deliteratuur en
over de theorie van het schrij
ven over literatuur(historie).
Knuvelder zette eigenlijk de
negentiende-eeuwse traditie in
de literatuurbeschouwing
voort. Daar ging het vooral om
ethiek en esthetiek. Nu gaat
het om heel andere aspecten
van literatuur. Sociologische of
emancipatorische, de samen
hang van literatuur met maat
schappelijke 'norm-verschui
vingen', de eigenheid van de
Nederlandse literatuur in het
krachtenveld van drie omrin
gende talen. Aspecten waar
Anbeek in zijn benadering
steeds rekening mee houdt.
Anbeek beseft goed hoe ha
chelijk zijn onderneming is:
„Wie over deze vragen gaat
nadenken, ziet al gauw hoe
makkelijk een literatuurhisto
ricus kan vastlopen." Daar
voegt hij dit aan toe: „In ieder
geval laten deze penibele
kwesties één conclusie toe: op
dit moment is elke literatuur
geschiedenis een experiment,
een poging de diffuse massa
van het verleden tot een ver
haal te maken. Om dat laatste
gaat het in dit boek". Des te
opmerkelijker dan ook dat
Anbeek die periode beschrijft,
waar het licht nog het meest
diffuus schijnt, namelijk de
vlak achter ons liggende eeuw.
Vlamingen niet
Er zijn meer zaken in de keu
zes die Anbeek maakte, die de
aandacht trekken. Zo heeft hij
de beslissing genomen om uit
sluitend literatuur van Neder
land te behandelen. De
Vlaamse schrijvers komen niet
aan bod. Een gevoelig punt,
geeft hij toe: „Zijn Claus en
Boon (enzovoort) dan geen au
teurs aie erbij horen, die een
belangrijke rol speelden (en
spelen) in het Nederlandse li
teraire leven? Ik zal het niet
ontkennen. Maar men moet
wel gedenken, dat uit zo'n op
merking nu juist de Hollandse
arrogantie blijkt waar onze
zuiderburen zo'n hekel aan
hebben. Want Claus en Boon
zijn bij ons bekend geworden,
toen hun werk door De Bezige
Bij en De' Arbeiderspers werd
uitgegeven. Met andere
woorden: een Vlaming telt pas
mee als een Nederlandse uit
gever zich voor hem gaat inte
resseren".
En verder is het voor Anbeek
een principe, dat het schrijven
van zo'n literaire historie een
eenmanszaak is. „Literatuur-
schrijven betekent voortdu
rend selecteren, interpreteren,
verbanden leggen tussen tek
sten. De schrijver geeft zijn vi
sie op de literaire ontwikkelin
gen; hij heeft zelf genoeg ou
dere handboeken gelezen om
te weten, dat die visie geen
eeuwigheidswaarde heeft".
Het is duideijk dat Anbeek
lang heeft nagedacht over de
principiële kanten van het
schrijven van een dergelijk
werk. Dat blijkt telkens weer
als je de afzonderlijke hoofd
stukken bestudeert. Het zijn er
dertien, afgezien van inleiding
en bibliografielijsten enzo
voorts. Ze hebben duidelijke
titels en stellen steeds een op
vallende fase in de literaire
ontwikkeling van deze eeuw
(1885-1985) aan de orde. Het
eerste hoofdstuk heet „Over
moed en lijdzaamheiden
handelt over de beweging van
Tachtig. Hoofdstuk elf gaat
over „Vijftig" en heet „De blo
te kont der kunst". De twee
laatste hoofdstukken gaan
over de jaren 1960-1985. Het
twaalfde over het proza in die
periode, onder de titel „Huis
kamer of bibliotheek" en het
laatste over de poëzie van die
jaren, met de titel „Verstui
vende adressen."
Principiële aspecten
Tot welke resultaten Anbeek
komt, blijkt misschien eniger
mate uit een enkel voorbeeld.
Het vierde hoofdstuk be
spreekt onder de titel „Het
ontwijkend teken" het Symbo
lisme in de Nederlandse poë
zie. Ook daar formuleert An
beek vooraf een aantal princi
piële aspecten, die van beteke
nis zijn voor zijn bespreking.
„Internationale stromingen
zijn voor de literatuurschrijver
wat drank is voor alcoholici",
zo opent hij zijn inleiding. En
dan volgt: „Zij kennen de ge
varen, maar kunnen er niet
buiten". Aantrekkelijk is het
gebruik van termen als natu
ralisme, expressionisme, enz.
Daarmee geef je de internatio
nale kunstontwikkelingen aan
en de verbondenheid van de
Nederlandse literatuur daar
mee. Maar je ziet dan wel vaak
over het hoofd dat zo'n stro
ming in het land van ontstaan
een heel eigen en niet zo'n al
gemene betekenis had. En
voorzichtigheid is «te meer ge
boden: „Vrijwel alle -ismen
zijn begrippen waar rek in zit:
hoe harder men trekt, hoe
meer auteurs men er mee kan
samenbinden". Zelfs al vonden
zij zelf dat zij in geen enkel
opzicht bij dat -isme hoorden,
Het symbolisme is na deze in
leiding het kader waarin An
beek het werk van Leopold,
Boutens en de latere Verwey
beziet. Op deze wijze beschrijft
hij hoe Dèr Mouw en A. Ro
land Holst, die doorgaans tot
het symbolisme gerekend wor
den, met hantering van de fei
telijke kenmerken van deze
stroming, daar toch niet bij
blijken te horen. Daardoor kan
Anbeek heel goed opereren bij
de beschrijving van hun poë
zie, waar hij heel konkreet en
feitelijk over schrijft.
Misschien zal deze feitelijke
benadering en interpretatie de
kracht van dit nieuwe literaire
geschiedenisboek zijn. Mis
schien zal het in wetenschap
pelijke kringen nog een lange
discussie opleveren. Maar nie
mand kan er meer omheen.
Anbeek heeft aan de geschied
schrijving van de Nederlandse
literatuur een belangrijke bij
drage geleverd. Door zijn boek
is pas goed duidelijk welke
leemte was gegroeid in dit
vak.
JAN VERSTAPPEN
WINTIG JAAR MILIEUVERSLAGGEVING LEVERT SOMBER BEELD OP
het Verdronken Land van
leftinge graast de schaaps-
idde van Jan Boom. Het na-
urreservaat ligt net op Ne-
erlands grondgebied langs de
:helde, de smerigste rivier
an West-Europa. Op een
eenworp afstand staat de
irncentrale van het Belgi-
he Doel. Twee koeltorens
ïarkeren de horizon.
E (iet echt het decor dat je je bij
en natuurgebied voorstelt.
hlJ laar het deert de ruim 600
chapen van Boom niet. Ze
oen zich op het Verdronken
"and te goed zich te goed aan
tmsoor, biezen en slijkgras.
e houden de vegetatie zo kort
at andere planten ook weer
ringsgebied geworden voor
"r 1 iganzen. Die weten dit te
larderen, want ze komen in
:eds grotere getale naar
eftinge. In de jaren '70 wa-
n het er zo'n 2000; vorig jaar
T erden er meer dan 12.000 ge-
lmd.
lid
;nij laar de kolganzen verblijven
ste liet alleen in Saeftinge. Ze
enl trijken nog liever een stukje
Rai lerderop neer, in de percelen
:nig rintergraan. Het voedsel is er
lan iet zo goed en het is er veel
n i ustiger. Van jagers hebben ze
Loei laar namelijk geen last.
)e situatie in Saeftinge is illu-
•atief voor het geschipper
'an de overheid met natuur-
lelangen. Met subsidie van het
ninisterie van landbouw, vis-
erij en natuurbeheer is Booms
i|*khapenboerderij een rendabel
fcedrijf geworden. En door de
«weiding met schapen is
iaeftinge een geschikt foura-
[eergebeid voor de kolganzen.
letzelfde ministerie echter dat
iubsidie verstrekt voor deze
succesvolle vorm van land
schapsbeheer, deelt ook kwis-
ig jachtvergunningen uit.
Saeftinge wordt daarbij niet
ontzien. Gemiddeld twee keer
per week trekt er 's winters
rd een jachtpartij van een man of
zestien, voornamelijk Belgen
len Fransen, door het natuur
reservaat van 3000 hectare. De
verstoring is enorm. De gan-
azf zen en eenden in het gebied
slaan op de vlucht en kauwen
an op de aanpalende percelen de
wintertarwe op.
iulHet resultaat: ontevredenheid
dom. Jan Boom en de
Zeeuws-Vlaamse natuurbe
schermers ergeren zich aan
ijdat inconsequente overheids-
wi beleid. De boeren achter Saef-
iall tinge ergeren zich op hun
>eurt ook en dienen bij de
meerheid rekeningen in voor
d de gewasschade.
n Kool en geit
In de levensgeschiedenis van
de van huis uit biochemicus
Jan Boom voltrekken zich di-
verse gebeurtenissen waarin
IV overheid kool en geit probeert
loi te sparen, met als gevolg dat
in' het milieu het onderspit delft.
-1 Hij was onder meer actiecoör-
or' dinator bij de Landelijke Ver-
'hj eniging tot Behoud van de
Waddenzee, alternatieve boer
in Broek in Waterland en lid
van het actiecomité dat maat-
jw regelen wilde tegen de on-
o- voorstelbare vervuiling van de
e® Volgermeerpolder door Phi-
lips-Duphar.
Boom duikt diverse keren op
df"1 „In het milieu" van F.G. de
Ruiter, redacteur bij
NRC/Handelsblad. De Ruiter
öt inmiddels meer dan twintig
jaar in het milieu. Ver voordat
de zorg over de bedreigde leef
omgeving van mens, plant en
dier een hot item werd,
schreef De Ruiter er al over.
Hij is er om uitgelachen. Sma
lend ingedeeld bij de dragers
van geitewollen-sokken. Maar
gezamenlijk kunnen ze nu
vaststellen dat ze al die tijd ge
lijk hebben gehad.
Dat is geen vrolijk stemmende
constatering. Want met die er
kenning van het gelijk is het
milieu nog niet veel opgescho
ten. Ook daarover gaat De
Ruiters boek. Twintig jaar
lang heeft hij kleine en grote
milieuschandalen gevolgd. On
danks de overduidelijke scha
delijke gevolgen van de ver
vuiling is er in dezelfde perio
de zo goed als niets gedaan om
het te bestrijden. Ja, woorden
zijn er genoeg gesproken. Ook
zijn er talloze plannen ge
maakt. Hele mooie woorden
en veelbelovende plannen...
Keukenzout
De Ruiter begon zijn loopbaan
als milieuverslaggever in 1969,
toen hij op een gure dag in no
vember de kalimijnen in de
Elzas bezocht. De aanleiding
waren klachten van tuinders
in het Westland over het hoge
zoutgehalte van het Rijnwater,
dat ze gebruikten om hun ge
wassen te besproeien. In '69
bedroeg de jaarlijkse lozing
van de mijnen 7 miljoen ton.
Dat is inmiddels toegenomen
tot 18 miljoen keukenzout (dat
als afvalstof vrijkomt bij de
winning van kalium voor de
kunstmestindustrie) in de Rijn,
1200 kilo per Nederlander.
Rijnconferenties, onderzoeks
rapporten, beloften van de
Franse regering... Het zout
blijft stromen. Jacques Tho
mas, de ingenieur die De Rui
ter destijds rondleidde, had het
nog zo gezegd: de echte ver
vuilers van de Rijn zijn de
chemische industrieën aan de
overkant. En De Ruiter no
teert: „Zowel in woord als ge
baar demonstreerde Thomas
een onder vervuilers zo popu
laire bezigheid: het afwentelen
van verantwoordelijkheden en
doorschuiven van de zwarte
piet".
Maar Thomas had eigenlijk
wel gelijk. Want zout is geen
gevaarlijke stof. Zware meta
len, olie, fenolen, pesticiden,
oplosmiddelen, ammoniak, ni
traten en fosfaten - stoffen die
evenzeer in grote hoeveelhe
den in de Rijn voorkomen -
zijn dat wel. We schrijven op
nieuw 1969 als de inname van
Rijnwater voor de drinkwater
voorziening voor het eerst tij
delijk gestopt moet worden
vanwege een ernstige lozing
van endolsulfan (een zwaar
bestrijdingsmiddel). „Sinds
dien gebeurde het veel vaker,
sinds 1980 met een gemiddelde
van één keer per jaar", merkt
De Ruiter droog op. En dan
hebben we het alleen nog
maar over de Rijn. De vervui
ling van Maas en de Schelde is
nog erger.
Klucht
Het terugdringen van de che
mische verontreiniging van de
Nederlandse rivieren is zo mo
gelijk nog verder weg dan het
beëindigen van de zoutlozin-
gen. Voor de Rijn is weliswaar
een actieplan opgesteld, maar
voor een aanvaardbare drink
watervoorziening gaan de
doelstellingen die hierin zijn
geformuleerd lang niet ver ge
noeg.
Met de vervuiling van Maas
en Schelde voeren de Neder
landse overheid en de Belgi
sche overheden een geweldige
klucht op. De Vlamingen ma
ken zuiveren van de Schelde
afhankelijk van de Nederland
se bereidwilligheid om de
vaarroute naar Antwerpen te
verdiepen. De Walen kunnen
hierin met de beste wil van de
wereld geen compensatie ont
dekken voor inspanningen die
zij zouden moeten leveren om
de Maas schoon te maken. Ze
laten die dan ook achterwege.
Ondanks uitvoerige vergade
ringen van kopstukken als de
oud-premier Biesheuvel en de
voormalig Europees commissa
ris Davignon, die respectieve
lijk de Nederlandse en Belgi
sche delegaties leidden, is deze
kluwen van tegenstrijdige be
langen en onwil nog altijd niet
ontward. Tot geruststelling
van de bedrijven langs beide
rivieren; richtlijnen die hun
lozingen moeten beperken,
blijven voorlopig uit.
De Ruiter heeft zo het ene na
het andere milieuprobleem
aan zich voorbij zien trekken.
Of het nu gaat om de rivieren,
om bodemsanering, om de
Noordzee, om sterfte van de
bossen door verzuring, om het
groeiende gat in de ozonlaag,
om het broeikaseffect, om de
gigantische hoeveelheden
troep die in de loop der jaren
in Neerlands bodem zijn ge
stort, om de niet te stuiten af
valbergen, om uitdroging van
bodem of om de verstoringen
die de drang tot recreëren in
de natuur veroorzaakt. Tel
kens blijkt dat economische
belangen voorkomen dat de
milieuproblemen daadwerke
lijk aangepakt worden.
De buurman de schuld geven,
zoals ingenieur Thomas deed,
past Nederland absoluut niet,
zo maakt De Ruiter duidelijk.
Want ook als het om binnen
landse maatregelen gaat laten
de bestuurders het flink afwe
ten. Het vorig jaar gepubli
ceerde Nationaal Milieu Be
leidsplan is wat dat betreft een
duidelijk voorbeeld. „Het stuk,
met veel tamtam aangekon
digd, stelde teleur, zeker in het
licht van de RIVM-rapporta-
ge", aldus De Ruiter. Het
Rijksinstituut voor Volksge
zondheid en Milieuhygiëne
stelde een half jaar eerder in
„Zorgen voor morgen", dat de
vervuiling met gemiddeld
tachtig procent verminderd
moest worden om het milieu
weer enige levensvatbaarheid
te geven. Het advies mocht
niet baten.
Ook de voortdurende signalen
over grove verarming van het
dieren- en plantenleven heeft
overheden niet kunnen over
tuigen. Met instemming haalt
De Ruiter de Fries en otter
kenner Tjibbe de Jong aan: ,,'t
Gaat niet alleen om die laatste
visotter. Wie is er straks aan
de beurt?". Waarop de NRC-
journalist schrijft: „De ecologi
sche crisis in een paar
woorden samengevat".
Vissers
Het boek van De Ruiter geeft
een goed inzicht in de milieu
problemen waar Nederland
mee kampt. Hij verzandt niet
in technische betogen en laat
direct betrokkenen duidelijk
maken welke gevolgen de ver
vuiling heeft. Zoals de bejaar
de vissers uit Heerewaarden,
die dagelijks aan de kaai her
inneringen ophaalden aan de
tijd dat er nog vissen van 300 a
400 pond uit de Rijn werden
gehaald. In het milieu is beel
dender en daarmee een goede
aanvulling op rapporten als
Zorgen voor morgen die niet
verder komen dan cijferreek
sen.
Iemand die zich twintig jaar
dag in dag uit verdiept in het
spoor van vernielingen dat de
„vooruitgang van de mens
heid" trekt, raakt onvermijde
lijk betrokken. Dat geldt ook
voor De Ruiter. Op diverse
plaatsen in het boek laat hij
weten dat hij de kant van de
natuur heeft gekozen. Dat er
momenteel een brede belang
stelling is voor het milieu stelt
hem niet gerust. „Eens was er
een Club van Rome die een
somber verhaal over milieu-
verval en slinkende hulpbron
nen de wereld instuurde. De
boodschap sloeg in als een
bom, maar had op langere ter
mijn nauwelijks effect. We
wachten maar af of de ge
schiedenis zich herhaalt of
niet", beschouwt De Ruiter ge
laten.
FRANS BOSSCHER
„Hollands Dossier 1980-1990, een
decennium fotojournalistiek". Prijs
ƒ49,50
Een briesende fotograaf is
geen ongewoon beeld op een
kranteredactie. Meermalen
wordt er op luide toon ge
klaagd over het feit dat er
weer eens een foto waardeloos
is afgedrukt.
Soms heeft hij het gelijk zó
aan z'n kant, dat een tirade
meer dan gerechtvaardigd is,
maar vaak kan m'n leke-oog
hem niet volgen, omdat een
ontbrekend lijntje zus of een te
sterke grijstint zo niet aan mij
is besteed.
De meeste fotografen vinden,
dat hun meesterwerken onvol
doende in krant of tijdschrift
tot hun recht komen. Zelfs
wanneer ze in een overzicht
swerk verschijnen zijn er vele
producenten teleurgesteld, om
dat er naar hun mening te
weinig zorg aan is besteed.
Dat is een van de redenen
waarom Bert Verhoeff (free
lance fotograaf voor onder
meer De Volkskrant en
Trouw) en Wubbo de Jong
(Het Parool) de redactie van
Focus, maandblad voor foto en
video, vroegen mee te werken
aan de uitgave van een bijzon
der fotoboek. De twee fotogra
fen wilden bereiken, dat ten
minste één keer de mooiste
platen, die in de kranten van
de afgelopen tien jaar hebben
gestaan. puntgaaf zouden
schitteren.
Teneinde niet overgeleverd te
zijn aan de willekeur van
eindredacteuren zouden de
dagblad-fotografen, wier werk
voldoende niveau had om te
worden gepubliceerd in „Hol
lands Dossier 1980-1990", zelf
mee moeten kunnen selecte
ren. De twee initiatiefnemers,
gesteund door een paar colle
ga's, maakten een lijst op van
Brand Overeem (Amerfoortse Courant):
Paus Johannes Paulus II tijdens toespraak Eem-
land College in Amersfoort.
fotojournalisten, die pasten in
het „tien jaren-boek".
Vierendertig namen, waaron
der Brand Overeem (Amers-
foortse Courant), Jaap de Boer
(Utrechts Nieuwsblad), Mi
chael Kooren (idem) en Anne
Marie Kamps (Drents Gro
ningse Pers). Daarom meteen
aan Wilco Kalbfleisch, die na
mens uitgeverij Focus de aan
geleverde foto's heeft geselec
teerd, gevraagd waarom uitge
rekend deze zijn uitverkoren.
„Daar hebben we lang over
gepraat", aldus Kalbfleisch,
„Natuurlijk moesten het foto
grafen zijn, die in het voorbije
decennium veel werk hebben
gemaakt, maar dan nog is het
moeilijk een ijzerhard criteri
um te formuleren. Jazeker, bij
de keuze van deze fotografen
zit een willekeurig aspect.
Jammer, maar niet te voorko
men".
De vierendertig hebben ieder
tien foto's uit eigen werk gese
lecteerd, waarna uiteindelijk
de keuze is bepaald op basis
van onderwerp, periode en
kwaliteit. Van de 340 inge
stuurde foto's zijn er 102 over
gebleven. Een topselectie,
meent Kalbfleisch. Niet alleen,
omdat elke foto afzonderlijk
om verschillende redenen van
bijzondere kwaliteit is, maar
ook omdat de gebundelde fo
to's in de fraaie context van
„Hollands Dossier" per stuk
„ietsje meer" hebben.
Zitten er ook „blijvertjes" on
der?. „Jazeker".reageert Kalb
fleisch prompt. Zijn favorieten
zijn het portret van Den Uyl,
die de jaren tachtig zo heeft
gestempeld, de brandende
tram 'in de Vondelstraat uit
het begin van het vorig decen
nium, waarin de krakers zich
enorm hebben geroerd en een
aantal sportfoto's.
JOS BOUTEN
Muziek voor
hypotheken
Fleetwood Mac: Behind the
mask. Met Mick Fleetwood
(drums), John McVie (basgi
taar), Christine McVie (zang en
toetsen), Stevie Nicks (zang),
Billy Burnette (zang en gitaar),
Rick Vito (zang, solo-gitaar).
Producer: Greg Ladanyi en
Fleetwood Mac. WEA.
Het goede nieuws voor
Fleetwood Mac-fans is, dat
de groep nog dit jaar in Ne
derland komt optreden, het
slechte nieuws dat het zes
tal een nieuwe elpee heeft
gemaakt: „Behind the
mask". Het album, waarop
zanger, gitarist Billy Bur
nette en zanger, sologitarist
Rick Vito, de in juni 1988
vertrokken Lindsey Buc
kingham vervangen, is een
pastiche van vorig Fleet
wood Mac-werk. Want acht
maanden stevig aanpezen
in de studio levert toch niet
meer op dan een weliswaar
verzorgt, maar nauwelijks
feïnspireerd werkstuk,
'leetwood Mac levert
vooral muziek voor hypo
theken. Als Mick het dan
ook voor het zeggen had,
evenaarde „Behind the
mask" de verkopen van
„Rumours" uit 1977. Die
plaat is met z'n vijfen
twintig miljoen verkochte
exemplaren, na „Thriller"
van Michael Jackson, na
melijk de best verkochte
elpee aller tijden. En al dat
blinkende geld is de
groepsleden als een warme
zon in hun portemonnee.
Hoewel Steve Nicks zich
daar met haar florerende
solo-carrière het minst
druk over hoeft te maken,
moeten die werkelijkheid
geworden luchtkastelen in
de heuvels van Los Ange
les toch worden afbetaald.
Bovendien werd Mick
Fleetwood in 1984 bank
roet verklaard. Hij bleek te
veel geld te hebben geïn
vesteerd in onroerend
goed. Met wat hits zou hij
zijn bankrekeningen dus
weer in de plus kunnen
krijgen en dat is precies
wat het zestal op „Behind
the mask" probeert. Een
dozijn van de dertien titels
tellende plaat (toch bijna
een uur) is op Amerikaanse
leest geschoeide radio-mu-
ziek: lekker in het gehoor
liggende klanken, die nog
het best kunnen worden
getypeerd als muzikaal be
hang.
De enige uitzondering
vormt het door Billy Bur
nette en Jeff Silbar ge
schreven „Hard Feelings",
waarin een sprankje hoop
voor de toekomst ligt. Het
werk van Stevie Nicks, die
nauwelijks in de studio
aanwezig is geweest, is ei
genlijk niet anders dan wat
ze op haar solo-elpees laat
horen, hoewel het lijkt als
of ze haar neuzelige zang
nog wat heeft aange
scherpt. Hierdoor is de
mystiek verdwenen en
blijft er alleen nog in de
teksten iets te raden over.
De nieuwe leden Billy Bur
nette en Rick Vito lijken
probleemloos in de Fleet
wood Mac-familie te zijn
opgenomen. Hoewel het
tweetal een fors aandeel
heeft in het nieuwe materi
aal, hebben ze de groep
niet kunnen uittillen boven
het gezapige stilisme van
vorige Macs: minimaal in
strument gebruik met een
maximaal effect. Hoewel...
Burnette en Vito hoesten
hier en daar wat rauwe
randjes op, die je toch even
de oren doen spitsen. Het is
vooral Christine McVie die
het meest gepolyste materi
aal aanlevert.
Al met al lijkt een aardbe
ving nodig om de muziek
van Fleetwood Mac meer
te laten ziin dan 'muziek
voor hypotheken'.
HANS PIËT
Onthullingen uit het peloton
Ron Couwenhoven: „Wielerklasoiekert". Uitgeverij Kosmos. Prijs ƒ24,90.
In deze periode van het jaar komt de wielerliefhebber goed aan
zijn trekken. De ene voorjaarsklassieker na de andere glijdt
voorbij op het tv-scherm.
Het is dan ook uitermate slim van uitgever Kosmos om nu met
„Wielerklassiekers" op de markt te komen. Het informatieve
weekje van de hand van ex-wieleijournalist Ron Couwenhoven,
geeft niet alleen uitleg over het te verrijden parcours van de
klassiekers maar ook een aardig kijkje in de keuken van recent
verreden koersen.
Couwenhoven klapt uit de school. Combines, afspraken, listig
heid, doping, alles passeert de revue, of het nu betrekking heeft
op de vedetten van nu zoals Steven Rooks of op die van een
'aantal jaren geleden zoals Wim van Est en Jan Janssen.
Een een aardige vondst is het afdrukken van de routekaartjes
van alle voor- en najaarsklassiekers. Zo kunnen de liefhebbers,
en dat zijn er nog al wat, de parcoursen zelf gaan bestrijden.
Alle klassiekers die gelden voor de wereldbeker komen in
„Wielerklassiekers" aan bod, en de inside-informatie zorgt er
voor dat de tv-kijker met een iets ander oog al dat wielergeweld
zal gaan bezien.
HAN NIEUWMANS
Een giller van een sprookje
Illustratie uit „Mevrouw geit en haar zeven lie
verdjes".
Sprookjes zijn spannend en leerzaam. Ko
misch zijn ze echter maar zelden. De Engel
se tekenaar (ook in ons land bekend van en
kele schitterende prentenboeken) Tony Ross
heeft hier met een bewerking van De wolf
en de zeven geitjes verandering in willen
brengen. „Mevrouw geit en haar zeven lie
verdjes" is een heel vrije, moderne bewer
king van het oorspronkelijke sprookje van
Grimm. Hier en daar wordt fiks van het ori
gineel afgeweken (de wolf moet zijn wanda
den in deze versie bijvoorbeeld niet met de
dood bekopen) maar de strekking blijft toch
onaangetast: het recht zegeviert. Het pren
tenboek is werkelijk een giller.
LEO HENNY