Van overmoed en lijdzaamheid tot verstuivende adressen i^ie is er straks aan de beurt? Een decennium Nederlandse foto journalistiek [NA boeken en platen £&tdóc Contant VRIJDAG 20 APRIL 1990 PAGINA 15 ON ANBEEK VULT LEEMTE IN GESCHIEDSCHRIJVING NEDERLANDSE LITERATUUR OP Anbeek: „Geschiedenis van de ïrLjeriandse literatuur 1885-1985". tgtverij De Arbeiderspers. Prijs 190 (ne 1 juli ƒ55,-). uw! Lioth fie het onderneemt een histo- ellin sch overzicht van de Neder- sti ndse literatuur te schrijven ooid i zich daarbij beperkt tot de erni atste eeuw, komt voor een sch oot aantal bijna onoverko- elijke problemen te staan, ooral ook als hij het werk rincipieel op zijn eentje wil oen, zoals Ton Anbeek deed zijn onlangs verschenen Jeschiedenis van de Neder- ndse literatuur 1885-1985". ngeveer driehonderd pagi- recente literatuurhistorie, nog niet goed beschreven Iperk het na-oorlogse ;lt daarin een belangrijke Dat op zich is al van grote aarde. Maar ook de beteke- „De Tachtigers", de li- raire ontwikkelingen in de rste helft van de twintigste krijgen een herwaarde in er wordt met andere een rangschikking in ngebracht. ant de optiek van Anbeek wil nog wel eens anders zijn dan die van Gerard Knuvel- der, die met zijn „Handboek tot de geschiedenis van de Ne derlandse letterkunde" sinds de jaren vijftig aan alle Neer landici de basis gaf van hun benadering van de Nederland se literatuur uit het verleden. Het is daarom onvermijdelijk, dat Anbeek in het „Woord vooraf" tot zijn literatuurhisto rie zo vaak over Knuvelder spreekt. Nieuwe inzichten Dat heeft ook alles te maken met de sinds de oorlog gegroei de nieuwe inzichten over de theorie van deliteratuur en over de theorie van het schrij ven over literatuur(historie). Knuvelder zette eigenlijk de negentiende-eeuwse traditie in de literatuurbeschouwing voort. Daar ging het vooral om ethiek en esthetiek. Nu gaat het om heel andere aspecten van literatuur. Sociologische of emancipatorische, de samen hang van literatuur met maat schappelijke 'norm-verschui vingen', de eigenheid van de Nederlandse literatuur in het krachtenveld van drie omrin gende talen. Aspecten waar Anbeek in zijn benadering steeds rekening mee houdt. Anbeek beseft goed hoe ha chelijk zijn onderneming is: „Wie over deze vragen gaat nadenken, ziet al gauw hoe makkelijk een literatuurhisto ricus kan vastlopen." Daar voegt hij dit aan toe: „In ieder geval laten deze penibele kwesties één conclusie toe: op dit moment is elke literatuur geschiedenis een experiment, een poging de diffuse massa van het verleden tot een ver haal te maken. Om dat laatste gaat het in dit boek". Des te opmerkelijker dan ook dat Anbeek die periode beschrijft, waar het licht nog het meest diffuus schijnt, namelijk de vlak achter ons liggende eeuw. Vlamingen niet Er zijn meer zaken in de keu zes die Anbeek maakte, die de aandacht trekken. Zo heeft hij de beslissing genomen om uit sluitend literatuur van Neder land te behandelen. De Vlaamse schrijvers komen niet aan bod. Een gevoelig punt, geeft hij toe: „Zijn Claus en Boon (enzovoort) dan geen au teurs aie erbij horen, die een belangrijke rol speelden (en spelen) in het Nederlandse li teraire leven? Ik zal het niet ontkennen. Maar men moet wel gedenken, dat uit zo'n op merking nu juist de Hollandse arrogantie blijkt waar onze zuiderburen zo'n hekel aan hebben. Want Claus en Boon zijn bij ons bekend geworden, toen hun werk door De Bezige Bij en De' Arbeiderspers werd uitgegeven. Met andere woorden: een Vlaming telt pas mee als een Nederlandse uit gever zich voor hem gaat inte resseren". En verder is het voor Anbeek een principe, dat het schrijven van zo'n literaire historie een eenmanszaak is. „Literatuur- schrijven betekent voortdu rend selecteren, interpreteren, verbanden leggen tussen tek sten. De schrijver geeft zijn vi sie op de literaire ontwikkelin gen; hij heeft zelf genoeg ou dere handboeken gelezen om te weten, dat die visie geen eeuwigheidswaarde heeft". Het is duideijk dat Anbeek lang heeft nagedacht over de principiële kanten van het schrijven van een dergelijk werk. Dat blijkt telkens weer als je de afzonderlijke hoofd stukken bestudeert. Het zijn er dertien, afgezien van inleiding en bibliografielijsten enzo voorts. Ze hebben duidelijke titels en stellen steeds een op vallende fase in de literaire ontwikkeling van deze eeuw (1885-1985) aan de orde. Het eerste hoofdstuk heet „Over moed en lijdzaamheiden handelt over de beweging van Tachtig. Hoofdstuk elf gaat over „Vijftig" en heet „De blo te kont der kunst". De twee laatste hoofdstukken gaan over de jaren 1960-1985. Het twaalfde over het proza in die periode, onder de titel „Huis kamer of bibliotheek" en het laatste over de poëzie van die jaren, met de titel „Verstui vende adressen." Principiële aspecten Tot welke resultaten Anbeek komt, blijkt misschien eniger mate uit een enkel voorbeeld. Het vierde hoofdstuk be spreekt onder de titel „Het ontwijkend teken" het Symbo lisme in de Nederlandse poë zie. Ook daar formuleert An beek vooraf een aantal princi piële aspecten, die van beteke nis zijn voor zijn bespreking. „Internationale stromingen zijn voor de literatuurschrijver wat drank is voor alcoholici", zo opent hij zijn inleiding. En dan volgt: „Zij kennen de ge varen, maar kunnen er niet buiten". Aantrekkelijk is het gebruik van termen als natu ralisme, expressionisme, enz. Daarmee geef je de internatio nale kunstontwikkelingen aan en de verbondenheid van de Nederlandse literatuur daar mee. Maar je ziet dan wel vaak over het hoofd dat zo'n stro ming in het land van ontstaan een heel eigen en niet zo'n al gemene betekenis had. En voorzichtigheid is «te meer ge boden: „Vrijwel alle -ismen zijn begrippen waar rek in zit: hoe harder men trekt, hoe meer auteurs men er mee kan samenbinden". Zelfs al vonden zij zelf dat zij in geen enkel opzicht bij dat -isme hoorden, Het symbolisme is na deze in leiding het kader waarin An beek het werk van Leopold, Boutens en de latere Verwey beziet. Op deze wijze beschrijft hij hoe Dèr Mouw en A. Ro land Holst, die doorgaans tot het symbolisme gerekend wor den, met hantering van de fei telijke kenmerken van deze stroming, daar toch niet bij blijken te horen. Daardoor kan Anbeek heel goed opereren bij de beschrijving van hun poë zie, waar hij heel konkreet en feitelijk over schrijft. Misschien zal deze feitelijke benadering en interpretatie de kracht van dit nieuwe literaire geschiedenisboek zijn. Mis schien zal het in wetenschap pelijke kringen nog een lange discussie opleveren. Maar nie mand kan er meer omheen. Anbeek heeft aan de geschied schrijving van de Nederlandse literatuur een belangrijke bij drage geleverd. Door zijn boek is pas goed duidelijk welke leemte was gegroeid in dit vak. JAN VERSTAPPEN WINTIG JAAR MILIEUVERSLAGGEVING LEVERT SOMBER BEELD OP het Verdronken Land van leftinge graast de schaaps- idde van Jan Boom. Het na- urreservaat ligt net op Ne- erlands grondgebied langs de :helde, de smerigste rivier an West-Europa. Op een eenworp afstand staat de irncentrale van het Belgi- he Doel. Twee koeltorens ïarkeren de horizon. E (iet echt het decor dat je je bij en natuurgebied voorstelt. hlJ laar het deert de ruim 600 chapen van Boom niet. Ze oen zich op het Verdronken "and te goed zich te goed aan tmsoor, biezen en slijkgras. e houden de vegetatie zo kort at andere planten ook weer ringsgebied geworden voor "r 1 iganzen. Die weten dit te larderen, want ze komen in :eds grotere getale naar eftinge. In de jaren '70 wa- n het er zo'n 2000; vorig jaar T erden er meer dan 12.000 ge- lmd. lid ;nij laar de kolganzen verblijven ste liet alleen in Saeftinge. Ze enl trijken nog liever een stukje Rai lerderop neer, in de percelen :nig rintergraan. Het voedsel is er lan iet zo goed en het is er veel n i ustiger. Van jagers hebben ze Loei laar namelijk geen last. )e situatie in Saeftinge is illu- •atief voor het geschipper 'an de overheid met natuur- lelangen. Met subsidie van het ninisterie van landbouw, vis- erij en natuurbeheer is Booms i|*khapenboerderij een rendabel fcedrijf geworden. En door de «weiding met schapen is iaeftinge een geschikt foura- [eergebeid voor de kolganzen. letzelfde ministerie echter dat iubsidie verstrekt voor deze succesvolle vorm van land schapsbeheer, deelt ook kwis- ig jachtvergunningen uit. Saeftinge wordt daarbij niet ontzien. Gemiddeld twee keer per week trekt er 's winters rd een jachtpartij van een man of zestien, voornamelijk Belgen len Fransen, door het natuur reservaat van 3000 hectare. De verstoring is enorm. De gan- azf zen en eenden in het gebied slaan op de vlucht en kauwen an op de aanpalende percelen de wintertarwe op. iulHet resultaat: ontevredenheid dom. Jan Boom en de Zeeuws-Vlaamse natuurbe schermers ergeren zich aan ijdat inconsequente overheids- wi beleid. De boeren achter Saef- iall tinge ergeren zich op hun >eurt ook en dienen bij de meerheid rekeningen in voor d de gewasschade. n Kool en geit In de levensgeschiedenis van de van huis uit biochemicus Jan Boom voltrekken zich di- verse gebeurtenissen waarin IV overheid kool en geit probeert loi te sparen, met als gevolg dat in' het milieu het onderspit delft. -1 Hij was onder meer actiecoör- or' dinator bij de Landelijke Ver- 'hj eniging tot Behoud van de Waddenzee, alternatieve boer in Broek in Waterland en lid van het actiecomité dat maat- jw regelen wilde tegen de on- o- voorstelbare vervuiling van de e® Volgermeerpolder door Phi- lips-Duphar. Boom duikt diverse keren op df"1 „In het milieu" van F.G. de Ruiter, redacteur bij NRC/Handelsblad. De Ruiter öt inmiddels meer dan twintig jaar in het milieu. Ver voordat de zorg over de bedreigde leef omgeving van mens, plant en dier een hot item werd, schreef De Ruiter er al over. Hij is er om uitgelachen. Sma lend ingedeeld bij de dragers van geitewollen-sokken. Maar gezamenlijk kunnen ze nu vaststellen dat ze al die tijd ge lijk hebben gehad. Dat is geen vrolijk stemmende constatering. Want met die er kenning van het gelijk is het milieu nog niet veel opgescho ten. Ook daarover gaat De Ruiters boek. Twintig jaar lang heeft hij kleine en grote milieuschandalen gevolgd. On danks de overduidelijke scha delijke gevolgen van de ver vuiling is er in dezelfde perio de zo goed als niets gedaan om het te bestrijden. Ja, woorden zijn er genoeg gesproken. Ook zijn er talloze plannen ge maakt. Hele mooie woorden en veelbelovende plannen... Keukenzout De Ruiter begon zijn loopbaan als milieuverslaggever in 1969, toen hij op een gure dag in no vember de kalimijnen in de Elzas bezocht. De aanleiding waren klachten van tuinders in het Westland over het hoge zoutgehalte van het Rijnwater, dat ze gebruikten om hun ge wassen te besproeien. In '69 bedroeg de jaarlijkse lozing van de mijnen 7 miljoen ton. Dat is inmiddels toegenomen tot 18 miljoen keukenzout (dat als afvalstof vrijkomt bij de winning van kalium voor de kunstmestindustrie) in de Rijn, 1200 kilo per Nederlander. Rijnconferenties, onderzoeks rapporten, beloften van de Franse regering... Het zout blijft stromen. Jacques Tho mas, de ingenieur die De Rui ter destijds rondleidde, had het nog zo gezegd: de echte ver vuilers van de Rijn zijn de chemische industrieën aan de overkant. En De Ruiter no teert: „Zowel in woord als ge baar demonstreerde Thomas een onder vervuilers zo popu laire bezigheid: het afwentelen van verantwoordelijkheden en doorschuiven van de zwarte piet". Maar Thomas had eigenlijk wel gelijk. Want zout is geen gevaarlijke stof. Zware meta len, olie, fenolen, pesticiden, oplosmiddelen, ammoniak, ni traten en fosfaten - stoffen die evenzeer in grote hoeveelhe den in de Rijn voorkomen - zijn dat wel. We schrijven op nieuw 1969 als de inname van Rijnwater voor de drinkwater voorziening voor het eerst tij delijk gestopt moet worden vanwege een ernstige lozing van endolsulfan (een zwaar bestrijdingsmiddel). „Sinds dien gebeurde het veel vaker, sinds 1980 met een gemiddelde van één keer per jaar", merkt De Ruiter droog op. En dan hebben we het alleen nog maar over de Rijn. De vervui ling van Maas en de Schelde is nog erger. Klucht Het terugdringen van de che mische verontreiniging van de Nederlandse rivieren is zo mo gelijk nog verder weg dan het beëindigen van de zoutlozin- gen. Voor de Rijn is weliswaar een actieplan opgesteld, maar voor een aanvaardbare drink watervoorziening gaan de doelstellingen die hierin zijn geformuleerd lang niet ver ge noeg. Met de vervuiling van Maas en Schelde voeren de Neder landse overheid en de Belgi sche overheden een geweldige klucht op. De Vlamingen ma ken zuiveren van de Schelde afhankelijk van de Nederland se bereidwilligheid om de vaarroute naar Antwerpen te verdiepen. De Walen kunnen hierin met de beste wil van de wereld geen compensatie ont dekken voor inspanningen die zij zouden moeten leveren om de Maas schoon te maken. Ze laten die dan ook achterwege. Ondanks uitvoerige vergade ringen van kopstukken als de oud-premier Biesheuvel en de voormalig Europees commissa ris Davignon, die respectieve lijk de Nederlandse en Belgi sche delegaties leidden, is deze kluwen van tegenstrijdige be langen en onwil nog altijd niet ontward. Tot geruststelling van de bedrijven langs beide rivieren; richtlijnen die hun lozingen moeten beperken, blijven voorlopig uit. De Ruiter heeft zo het ene na het andere milieuprobleem aan zich voorbij zien trekken. Of het nu gaat om de rivieren, om bodemsanering, om de Noordzee, om sterfte van de bossen door verzuring, om het groeiende gat in de ozonlaag, om het broeikaseffect, om de gigantische hoeveelheden troep die in de loop der jaren in Neerlands bodem zijn ge stort, om de niet te stuiten af valbergen, om uitdroging van bodem of om de verstoringen die de drang tot recreëren in de natuur veroorzaakt. Tel kens blijkt dat economische belangen voorkomen dat de milieuproblemen daadwerke lijk aangepakt worden. De buurman de schuld geven, zoals ingenieur Thomas deed, past Nederland absoluut niet, zo maakt De Ruiter duidelijk. Want ook als het om binnen landse maatregelen gaat laten de bestuurders het flink afwe ten. Het vorig jaar gepubli ceerde Nationaal Milieu Be leidsplan is wat dat betreft een duidelijk voorbeeld. „Het stuk, met veel tamtam aangekon digd, stelde teleur, zeker in het licht van de RIVM-rapporta- ge", aldus De Ruiter. Het Rijksinstituut voor Volksge zondheid en Milieuhygiëne stelde een half jaar eerder in „Zorgen voor morgen", dat de vervuiling met gemiddeld tachtig procent verminderd moest worden om het milieu weer enige levensvatbaarheid te geven. Het advies mocht niet baten. Ook de voortdurende signalen over grove verarming van het dieren- en plantenleven heeft overheden niet kunnen over tuigen. Met instemming haalt De Ruiter de Fries en otter kenner Tjibbe de Jong aan: ,,'t Gaat niet alleen om die laatste visotter. Wie is er straks aan de beurt?". Waarop de NRC- journalist schrijft: „De ecologi sche crisis in een paar woorden samengevat". Vissers Het boek van De Ruiter geeft een goed inzicht in de milieu problemen waar Nederland mee kampt. Hij verzandt niet in technische betogen en laat direct betrokkenen duidelijk maken welke gevolgen de ver vuiling heeft. Zoals de bejaar de vissers uit Heerewaarden, die dagelijks aan de kaai her inneringen ophaalden aan de tijd dat er nog vissen van 300 a 400 pond uit de Rijn werden gehaald. In het milieu is beel dender en daarmee een goede aanvulling op rapporten als Zorgen voor morgen die niet verder komen dan cijferreek sen. Iemand die zich twintig jaar dag in dag uit verdiept in het spoor van vernielingen dat de „vooruitgang van de mens heid" trekt, raakt onvermijde lijk betrokken. Dat geldt ook voor De Ruiter. Op diverse plaatsen in het boek laat hij weten dat hij de kant van de natuur heeft gekozen. Dat er momenteel een brede belang stelling is voor het milieu stelt hem niet gerust. „Eens was er een Club van Rome die een somber verhaal over milieu- verval en slinkende hulpbron nen de wereld instuurde. De boodschap sloeg in als een bom, maar had op langere ter mijn nauwelijks effect. We wachten maar af of de ge schiedenis zich herhaalt of niet", beschouwt De Ruiter ge laten. FRANS BOSSCHER „Hollands Dossier 1980-1990, een decennium fotojournalistiek". Prijs ƒ49,50 Een briesende fotograaf is geen ongewoon beeld op een kranteredactie. Meermalen wordt er op luide toon ge klaagd over het feit dat er weer eens een foto waardeloos is afgedrukt. Soms heeft hij het gelijk zó aan z'n kant, dat een tirade meer dan gerechtvaardigd is, maar vaak kan m'n leke-oog hem niet volgen, omdat een ontbrekend lijntje zus of een te sterke grijstint zo niet aan mij is besteed. De meeste fotografen vinden, dat hun meesterwerken onvol doende in krant of tijdschrift tot hun recht komen. Zelfs wanneer ze in een overzicht swerk verschijnen zijn er vele producenten teleurgesteld, om dat er naar hun mening te weinig zorg aan is besteed. Dat is een van de redenen waarom Bert Verhoeff (free lance fotograaf voor onder meer De Volkskrant en Trouw) en Wubbo de Jong (Het Parool) de redactie van Focus, maandblad voor foto en video, vroegen mee te werken aan de uitgave van een bijzon der fotoboek. De twee fotogra fen wilden bereiken, dat ten minste één keer de mooiste platen, die in de kranten van de afgelopen tien jaar hebben gestaan. puntgaaf zouden schitteren. Teneinde niet overgeleverd te zijn aan de willekeur van eindredacteuren zouden de dagblad-fotografen, wier werk voldoende niveau had om te worden gepubliceerd in „Hol lands Dossier 1980-1990", zelf mee moeten kunnen selecte ren. De twee initiatiefnemers, gesteund door een paar colle ga's, maakten een lijst op van Brand Overeem (Amerfoortse Courant): Paus Johannes Paulus II tijdens toespraak Eem- land College in Amersfoort. fotojournalisten, die pasten in het „tien jaren-boek". Vierendertig namen, waaron der Brand Overeem (Amers- foortse Courant), Jaap de Boer (Utrechts Nieuwsblad), Mi chael Kooren (idem) en Anne Marie Kamps (Drents Gro ningse Pers). Daarom meteen aan Wilco Kalbfleisch, die na mens uitgeverij Focus de aan geleverde foto's heeft geselec teerd, gevraagd waarom uitge rekend deze zijn uitverkoren. „Daar hebben we lang over gepraat", aldus Kalbfleisch, „Natuurlijk moesten het foto grafen zijn, die in het voorbije decennium veel werk hebben gemaakt, maar dan nog is het moeilijk een ijzerhard criteri um te formuleren. Jazeker, bij de keuze van deze fotografen zit een willekeurig aspect. Jammer, maar niet te voorko men". De vierendertig hebben ieder tien foto's uit eigen werk gese lecteerd, waarna uiteindelijk de keuze is bepaald op basis van onderwerp, periode en kwaliteit. Van de 340 inge stuurde foto's zijn er 102 over gebleven. Een topselectie, meent Kalbfleisch. Niet alleen, omdat elke foto afzonderlijk om verschillende redenen van bijzondere kwaliteit is, maar ook omdat de gebundelde fo to's in de fraaie context van „Hollands Dossier" per stuk „ietsje meer" hebben. Zitten er ook „blijvertjes" on der?. „Jazeker".reageert Kalb fleisch prompt. Zijn favorieten zijn het portret van Den Uyl, die de jaren tachtig zo heeft gestempeld, de brandende tram 'in de Vondelstraat uit het begin van het vorig decen nium, waarin de krakers zich enorm hebben geroerd en een aantal sportfoto's. JOS BOUTEN Muziek voor hypotheken Fleetwood Mac: Behind the mask. Met Mick Fleetwood (drums), John McVie (basgi taar), Christine McVie (zang en toetsen), Stevie Nicks (zang), Billy Burnette (zang en gitaar), Rick Vito (zang, solo-gitaar). Producer: Greg Ladanyi en Fleetwood Mac. WEA. Het goede nieuws voor Fleetwood Mac-fans is, dat de groep nog dit jaar in Ne derland komt optreden, het slechte nieuws dat het zes tal een nieuwe elpee heeft gemaakt: „Behind the mask". Het album, waarop zanger, gitarist Billy Bur nette en zanger, sologitarist Rick Vito, de in juni 1988 vertrokken Lindsey Buc kingham vervangen, is een pastiche van vorig Fleet wood Mac-werk. Want acht maanden stevig aanpezen in de studio levert toch niet meer op dan een weliswaar verzorgt, maar nauwelijks feïnspireerd werkstuk, 'leetwood Mac levert vooral muziek voor hypo theken. Als Mick het dan ook voor het zeggen had, evenaarde „Behind the mask" de verkopen van „Rumours" uit 1977. Die plaat is met z'n vijfen twintig miljoen verkochte exemplaren, na „Thriller" van Michael Jackson, na melijk de best verkochte elpee aller tijden. En al dat blinkende geld is de groepsleden als een warme zon in hun portemonnee. Hoewel Steve Nicks zich daar met haar florerende solo-carrière het minst druk over hoeft te maken, moeten die werkelijkheid geworden luchtkastelen in de heuvels van Los Ange les toch worden afbetaald. Bovendien werd Mick Fleetwood in 1984 bank roet verklaard. Hij bleek te veel geld te hebben geïn vesteerd in onroerend goed. Met wat hits zou hij zijn bankrekeningen dus weer in de plus kunnen krijgen en dat is precies wat het zestal op „Behind the mask" probeert. Een dozijn van de dertien titels tellende plaat (toch bijna een uur) is op Amerikaanse leest geschoeide radio-mu- ziek: lekker in het gehoor liggende klanken, die nog het best kunnen worden getypeerd als muzikaal be hang. De enige uitzondering vormt het door Billy Bur nette en Jeff Silbar ge schreven „Hard Feelings", waarin een sprankje hoop voor de toekomst ligt. Het werk van Stevie Nicks, die nauwelijks in de studio aanwezig is geweest, is ei genlijk niet anders dan wat ze op haar solo-elpees laat horen, hoewel het lijkt als of ze haar neuzelige zang nog wat heeft aange scherpt. Hierdoor is de mystiek verdwenen en blijft er alleen nog in de teksten iets te raden over. De nieuwe leden Billy Bur nette en Rick Vito lijken probleemloos in de Fleet wood Mac-familie te zijn opgenomen. Hoewel het tweetal een fors aandeel heeft in het nieuwe materi aal, hebben ze de groep niet kunnen uittillen boven het gezapige stilisme van vorige Macs: minimaal in strument gebruik met een maximaal effect. Hoewel... Burnette en Vito hoesten hier en daar wat rauwe randjes op, die je toch even de oren doen spitsen. Het is vooral Christine McVie die het meest gepolyste materi aal aanlevert. Al met al lijkt een aardbe ving nodig om de muziek van Fleetwood Mac meer te laten ziin dan 'muziek voor hypotheken'. HANS PIËT Onthullingen uit het peloton Ron Couwenhoven: „Wielerklasoiekert". Uitgeverij Kosmos. Prijs ƒ24,90. In deze periode van het jaar komt de wielerliefhebber goed aan zijn trekken. De ene voorjaarsklassieker na de andere glijdt voorbij op het tv-scherm. Het is dan ook uitermate slim van uitgever Kosmos om nu met „Wielerklassiekers" op de markt te komen. Het informatieve weekje van de hand van ex-wieleijournalist Ron Couwenhoven, geeft niet alleen uitleg over het te verrijden parcours van de klassiekers maar ook een aardig kijkje in de keuken van recent verreden koersen. Couwenhoven klapt uit de school. Combines, afspraken, listig heid, doping, alles passeert de revue, of het nu betrekking heeft op de vedetten van nu zoals Steven Rooks of op die van een 'aantal jaren geleden zoals Wim van Est en Jan Janssen. Een een aardige vondst is het afdrukken van de routekaartjes van alle voor- en najaarsklassiekers. Zo kunnen de liefhebbers, en dat zijn er nog al wat, de parcoursen zelf gaan bestrijden. Alle klassiekers die gelden voor de wereldbeker komen in „Wielerklassiekers" aan bod, en de inside-informatie zorgt er voor dat de tv-kijker met een iets ander oog al dat wielergeweld zal gaan bezien. HAN NIEUWMANS Een giller van een sprookje Illustratie uit „Mevrouw geit en haar zeven lie verdjes". Sprookjes zijn spannend en leerzaam. Ko misch zijn ze echter maar zelden. De Engel se tekenaar (ook in ons land bekend van en kele schitterende prentenboeken) Tony Ross heeft hier met een bewerking van De wolf en de zeven geitjes verandering in willen brengen. „Mevrouw geit en haar zeven lie verdjes" is een heel vrije, moderne bewer king van het oorspronkelijke sprookje van Grimm. Hier en daar wordt fiks van het ori gineel afgeweken (de wolf moet zijn wanda den in deze versie bijvoorbeeld niet met de dood bekopen) maar de strekking blijft toch onaangetast: het recht zegeviert. Het pren tenboek is werkelijk een giller. LEO HENNY

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1990 | | pagina 15