„Ik ben geen somber mens"
0
Alfa Romeo Spider heeft eeuwige jeugd
Rijtest wijst oudere automobilist op fouten
PIERRE H. DUBOIS ONDANKS PESSIMISTISCHE LEVENSKIJK:
"te
h
AUTO £eidóe<3ommit zaterdag i april 1990 pagina 8
i Alfa Romeo Spider cabriolet.
Wat kun je anders zeggen
van een auto die 24 jaar
lang al appelleert, aan de
jeugdige, sportieve rijder,
dan dat dit model wel de
eeuwige jeugd moet heb
ben. Mensen die geboren
werden toen de Alfa Ro
meo Spider 1600, bijge
naamd Duetto, op de ten
toonstelling van Genève
debuteerde in het voorjaar
van 1966, kunnen nu een
auto verwerven die als het
ware samen met hen op
groeide. Maar het blijft
natuurlijk een noodmaat
regel.
Alfa heeft meerdere keren te
kennen gegeven, na de over
name door Fiat, dat een ca
briolet altijd in het gamma zou
thuishoren. Geruchten over
hieuwe coupé- en^cabrio-ver-
sies op basis van de 164 wer
den niet bestreden; er werd al
leen bij gezegd dat het tijd zou
vergen. Totdat de tijd geko
men is, laat het zich aanzien,
blijft Alfa de aloude Spider
maar moderniseren. Voor het
laatst gebeurde dat in 1983. De
Spider werd er toen met een
dikke rubber spoilerset rond
om bepaald niet mooier op. Hij
kreeg wat meer luxe, maar
zinvolle veranderingen waren
er eigenlijk niet. Ditmaal
krijgt de vernieuwing in elk
geval van mij meer bijval.
Je zou de geschiedenis van de
Spider nog verder kunnen te
rugleiden. Aan zijn wieg stond
de Disco Volante, een prototy
pe-racewagen op basis van de
Alfa Romeo 1900 uit 1952. Een
futuristisch stroomlijn-ont-
werp, dat „vliegende schotel"
werd genoemd om zijn lijn;
een scherpe vouw rondom ter
hoogte van de bovenkant van
de wielen, van daaraf rond
naar binnen wegbuigend
plaatwerk boven en onder de
vouw. Tien jaar later kreeg
het (bij Pininfarina ontworpen
en geproduceerde) koetswerk
van de Alfa Spider Duetto zo'n
zelfde lijn.
Tweede fase
recht afgekapte achtersteven.
De motor was inmiddels van
1600, via 1750, naar 2000 cc ge
groeid (al waren daarnaast
kleinere motoren leverbaar).
Daarop bleef het dertien jaar
lang steken een tijdloos
meesterwerk laat zich niet zo
maar face-liften. Dat bewees,
naar mijn idee, de ingreep van
1983. Die derde fase van het
model vergeten we maar
gauw, want de nieuwe vierde
fase biedt wel een zinvolle
vernieuwing. Een harmonisch
gevormde, ronde achtersteven
namelijk met hooggeplaatste
smalle achterlichten; niet ge
lijk aan die van de 164, de
nieuwe maatstaf voor Alfa
modellen, maar wel hetzelfde
idee. De wat massieve bum
pers in carrosseriekleur storen
niet meer zo als bij de 1983-
versie, het past nu netjes bij el
kaar.
Maar er is meer: eindelijk
weer een ingreep in de tech
niek. Standaard is voortaan
stuurbekrachtiging en een
nieuwe motor. Nou ja, nieuw...
het is in principe de twee-liter
met verstelbare inlaatnokke-
nas zoals die debuteerde in de
Alfetta in 1983, kort voordat
dit model door de Alfa 90
werd opgevolgd. Mocht u zich
die niet meer herinneren, dan
valt de nieuwe Spider-motor
ook te beschrijven als een
Twin Spark krachtbron (Alfa
75/164) zonder dubbele bou
gies. Er komt zodoende geen
148 pk uit, maar 120. Dat had
de voorgaande Spider ook,
echter zonder brandstofinjek-
tie en katalysator, zoals de
nieuwe versie nu wel heeft.
Andere details: nieuwe stoelen
bieden een groter verstelbe-
reik, zodat langere mensen nu
wat dieper kunnen wegduiken
en niet meer met hun coiffure
boven de voorruit uitsteken.
De nieuwste Spider staat voor
f 54.390,- in de prijslijst, onge
veer tweeëneenhalf mille
meer dan de voorgaande ver
sie. Wat mij betreft kan dit
oudje het nu weer volledig op
nemen tegen een hoogmoder-
ne concurrent als de Mazda
MX5, die vrijwel hetzelfde
kost; een Japanner die onst-
stond omdat iedereen behalve
Alfa de markt voor een echte
sport-cabriolet vergat.
PETER FOKKER
Een beetje liplezer kan
genieten op de weg. „Kijk
uit je doppen, man!" „Pro
beer je vandaag nog thuis
te komen of wordt het
volgend jaar?" „Groener
hebben we niet". Deze en
nog liederlijker verwen
singen zijn niet zelden ge
richt aan de oudere auto
mobilist die vanwege zijn
zorgvuldige, maar vaak
ook langzame rijstijl ge
vaarlijke situaties veroor
zaakt. „O jee, daar kruipt
weer zo'n zondagsrijder".
Nu hebben we het even niet
over de jonge automobilisten
die met weinig rij-ervaring en
veel bravoure hun medeweg
gebruikers de nodige schrik
bezorgen. Want van alle brok
kenmakers in het vërkeer blij
ken de meesten jonger dan 24
jaar te zijn.
Na hen vormt echter de groep
van mensen boven de vijftig
het grootste gevaar, hoewel
dat nog niets zegt over de
schuldvraag. De oudere auto
mobilist houdt zich namelijk
over het algemeen beter aan
de verkeersregels, maar èr zijn
verschillende oorzaken waar
door deze categorie weggebrui
kers vaker bij een ongeval be
trokken is. Zo wordt na heel
wat jaren een routine aange
leerd waar fouten in geslopen
zijn. Ook is het verkeer druk
ker geworden en wordt, bijna
onvermijdelijk, op een gege
ven moment het reactie- en
concentratievermogen minder.
Reden voor de ANWB, Veilig
Verkeer Nederland en de Bo-
vag om, verenigd in het Breed
Overleg Ouderen en Mobiliteit
(Broem), daar iets tegen te on
dernemen. Over een paar
maanden zullen oudere chauf
feurs op dertig plaatsen in het
land hun bekwaamheid in het
verkeer kunnen testen.
„Vrijwillig uiteraard", zegt
verkeersdeskundige H. Tiche
loven, die namens VVN in
Broem deelneemt. „Ouderen
moeten, als zij dat willen, tips
en adviezen kunnen krijgen
over hun manier van rijden.
We noemen het ook liever rit
ten dan tésts, staan niet met
een oordeel klaar. We doen er
alles aan om de indruk te ver
mijden dat we dit doen voor
'oudjes die niet goed meegaan'.
Maar het is altijd goed om de
kennis eens een keer op te
frissen".
Om het nog maar eens te be
nadrukken, de ouderen zijn
niet de enige doelgroep van
Veilig Verkeer Nederland.
„Wij zijn groot voorstander
van een voorlopig rijbewijs en
een puntenstelsel voor jonge
automobilisten. Ook het ver-
keersonderwijs en de rij-oplei-
ding zou constant moeten
doorgaan".
„Niet gevaarlijker"
De Stichting Wetenschappelijk
Onderzoek Verkeersveiligheid
(SWOV) beschouwt de oudere
automobilist niet als gevaarlij
ker dan de jongere. „Zoiets is
niet in het algemeen te zeg
gen", aldus A. van den Vorst
van de SWOV. „Daar zijn
vroeger wel onderzoeken naar
gedaan, maar volgens ons is
het maken van ongelukken
niet aan leeftijd gebonden.
gelen voor ouderen worden
getroffen, omdat hun aantal in
Nederland toeneemt". Daarbij
denkt Van den Vorst niet zo
zeer aan maatregelen voor au
tomobilisten, maar voor fiet
sers en voetgangers. „Er
bijvoorbeeld meer
vluchtheuvels komen om het
oversteken van de weg veili
ger te maken".
Volgens Ticheloven van
Broem is de leeftijd echter wel
degelijk van belang. „Dat
bleek twee jaar geleden na ex
perimenten met wat toen nog
senioren-ritten heette. Uit
analyses van de ongevallencij-
fers bleek dat ouderen wel de
gelijk vaker bij ongelukken
zijn betrokken. Niet op de het-
loopt-uit-de-handmanier van
jongeren, nee, zij worden va
ker 'overvallen' door een on-
Ook het Bureau Voorlichting
Verzekering ziet dat „de curve
bij de leeftijd van 55 jaar om
slaat". Volgens dat bureau van
verzekeraars vormen jeugdige
automobilisten het grootste ge
vaar op de weg, maar kennen
ook ouderen een behoorlijk
hoge 'ongevallenfrequentie'.
Dat geldt helemaal voor men
sen die op bijvoorbeeld hun
zestigste het rijbewijs hebben
gehaald. Zij scoren wat onge
,rtet tc
FOTO: PERS UNIE
vallen betreft veel hoger dan^ï*1
leeftijdgenoten die al vana^QQ
hun achttiende rondtoeren.
De organisaties die deelnemerjLAC
in Broem hebben uitei
wel een bepaald doel
ogen. Is dat doel voor
vooral de veiligheid voor all^nd*s
weggebruikers, de ANWB eryon
de Bovag denken toch wafyakij
commerciëler. Zo zullen de au-)5_i3)
tomobilisten die zich laten tes-jame'.
ten, over enige tijd een bijdra-k_i
ge in de kosten moeten betajerèl
De 0
dien contacten
schoolwereld. Het is dan
de bedoeling dat rijscholen in
de toekomst de rijlessen voofan
ouderen in hun pakket gaane SP(
opnemen. Zodat iedere auto-j^
mobilist die al vijf kruisjes o|(
meer achter zijn naam
staan, weet waar hij vo<
'opfrisles' terecht kan,
neer de boze blikken en hej.en
geclaxonneer hem te veel wor£®rst
den.
ELLIS WIENDEL^osch
Iraaf
BOEKEN EN PLATEN
Achter de
schermen van
„Tussen Kunst
en Kitsch"
Ceea van Drongelen: „Tussen Kunst
en Kitsch". Uitgeverij M P b.v.,
Weert. Prijs ƒ24,90.
Het gebeuren rond en achter
de schermen van het bekende
ty-programma „Tussen Kunst
en Kitsch" heeft presentator
Cees van Drongelen als uit
gangspunt genomen bij de sa
menstelling van het gelijkna
mige boekje.
Van Drongelen verhaalt over
datgene dat nooit op het
scherm kwam en over zaken
'die later nog een bijzonder
vervolg kregen.
Tal van deskundigen uit het
programma nemen u in dit
boek bij de hand door het vak
gebied dat zij beheersen en ge
ven uitleg van materialen en
techniek, zodat u zelf goed be-,
slagen ten ijs komt wanneer u
op zoek gaat naar een stukje
dntiek.
tVant wat is antiek? Men kan
lézen dat het niet alleen om de
ouderdom (plm. 150 jaar) van
een bepaald voorwerp gaat.
Antiek moet typerend zijn
voor de tijd waarin het is ge
maakt en moet zeker met de
hand gemaakt zijn, dus beslist
niet aan de lopende band. Een
goed uitgangspunt is dat geen
twee voorwerpen exact het
zelfde mogen zijn.
Is een voorwerp te schreeuwe
rig voor de ogen of „te veel
van het goede" dan heeft men
doorgaans met kitsch te ma-
Ken.
Het boek is verlucht met tal
van illustraties en foto's uit de
bekende serie.
Het is erg handig dat er ach-
tërin de uitgave tal van tips
worden gegeven, bijv. hoe u
het best kunt gaan verzame
len, de te raadplegen musea en
een literatuurlijst.
JAN HOFMEESTER
DEN HAAG Pierre H.
Dubois wist al jong dat hij
schrijver wilde worden.
Geboren in Amsterdam
(1917), opgegroeid in een
traditioneel katholiek mi
lieu. Vader was horloge
maker. Gelezen werd er
niet. In zijn Haagse werk
kamer met vanzelfspre
kend overvloedig gevulde
boekenkasten, steekt hij
een sigaret op. Pierre H.
Dubois, op en top heer:
Letterkundige.
„Ik heb op een internaat geze
ten en toen ik een jaar of der
tien was hadden we in de klas
een schoolbloemlezing, waarin
onder andere een verhaal
stond van Everts. Hij is een
schrijver uit de na-Tachtig pe
riode. In dat verhaal - dat
Couperiaans van sfeer was en
een sterk melancholische
stemming uitdrukte - zaten
fragmenten die me boeiden.
Vanaf dat moment ontdekte ik
dat het mogelijk was in
woorden uit te drukken wat je
voelde. Zoals zovelen begon ik
toen gedichten te schrijven.
Poëzie vol van weemoedige
gedachten, passend bij die leef
tijd. En ik ben blijven schrij-
Pierre Dubois leerde schrijvers
als Bertus Aafjes en Du Perron
kennen die hem in de literaire
wereld invoerden. Maar het
was vooral J. Greshoff die
hem als 'tweede vader' hielp
en hem in de kunstjournalis-
tiek introduceerde. Greshoff
woonde toen in Brussel en
werkte als Brussels correspon
dent voor het Haagse dagblad
Het Vaderland.
In Brussel heeft Pierre Dubois
een tijdje bij Greshoff gezeten.
Toen deze in 1939 naar Zuid-
Af rika ging is hij teruggegaan
naar Nederland. Door bemid
deling van Bertus Aafjes kon
hij al spoedig terug naar Brus
sel om daar voor De Tijd een
correspondentschap voor na de
oorlog voor te bereiden. Hij
hoefde er verder niets te doen
en vertaalde Simenon die hij
daar leerde kennen.
Na vijf jaar Brussel keerde hij
met zijn vrouw Simone de
Bruyn terug naar Nederland
en werd adviseur bij uitgeverij
Meulenhoff. Het beviel hem
daar niet en hij nam snel ont
slag. Hij werd toen, alweer via
Greshoff, chef kunstredactie
bij Het Vaderland.
Huygensprijs
Wie naar zijn oeuvre kijkt - hij
ontving de Constantijn Huy
gensprijs - ziet dat hij vooral in
zijn jonge jaren een productief
dichter is geweest. Met bun
dels als 'In den vreemde'
(1941), 'Quia absurdum' (1947).
Een keuze uit zijn verstild-me-
ditatieve poëzie bracht hij bij
een in 'Ademhalen' (1956).
Daarna schreef hij zijn eerste
roman 'Vinger op de lippen'
(1952), die onmiddellijk, ook
internationaal, erkenning
vond. 'De ontmoeting', 'In
staat van beschuldiging' en
'Requiem voor een verleden
tijd' volgden. Alle met een be
schouwelijke inslag. Ernstig
van toon vaak, precies van stijl
en doortrokken van een exis
tentiële eenzaamheid. Uitgege
ven bij Nijgh Van Ditmar.
Dubois toonde zich een voor
treffelijk biograaf in 'Marcel
lus Emants, een schrijversle
ven' (1964).
Paul Steenbergen
Toen hij kunstredacteur bij,
het inmiddels ter ziele gegane
Het Vaderland was, maakte hij
kennis met acteur Paul Steen
bergen en beschreef hem in
'Kaleidoscopie van een acteur'.
Dubois: „Gebaseerd op de vele
gesprekken die ik met hem
had, probeerde ik hem te be
schrijven. Als romancier kon
ik de acteur wel van binnenuit
benaderen. Vanuit de verbeel
ding. Het gaat erom dat het
portret mentaal klopt. Of het
de sfeer is, is essentieel. Toen
ik hem een stuk voorgelezen
had, was hij ontroerd. En
vroeg: Hoe weet je dat alle
maal?
Ik zei: dat wéét ik niet, ik stel
het me voor op grond van wat
ik me herinnerde dat je ooit
vertelde. Toen vroeg hij: Maar
hoe voel je dat dan? Gewoon,
zó, antwoordde ik'.'
Er was in die tijd geld voor
bijzondere reizen en Dubois
reisde door heel Frankrijk. En
bundelde portretten van
schrijvers als Flaubert, Four-
nier en Rimbaud in 'Schrijvers
in hun landschap' (1971-'77 en
1983).
Literaire herinneringen uit
het Amsterdam van de derti
ger jaren beschrijft Dubois in
'Memoranda' (1987). Die hij
zelf beschouwt als een literaire
biografie. Hij bedoelt er dit
mee: „Dit is mijn relatie met
de literatuur geweest in de
loop der jaren. Een 'Memoran
da': vastleggen van dingen die
men zich herinneren wil".
De woorden:
„Te kunnen leven als elke uit
weg is versperd.
Hoor danhoe zwaar en droef
de barse bomen ruisen
en zie het koel halfrond: her
metisch en besterd"
(ontleend aan een vroeg ge
dicht van Dubois) verwijzen
zowel naar de uitzichtloze ge
slotenheid van het vooroorlog
se firmament, als naar de ster
ren die daaraan ondanks alles
zichtbaar bleven.
Dubois geeft een beeld van de
sociale en politieke verwar
ring, de crisis, de ontbinding'
van een tradiuoneel-katholie-
ke afkomst. Terloops worden
profielen zichtbaar van Aafjes,
Greshoff, Du Perron, Hoornik,
Debrot.
Het tweede deel: 'Retour Am
sterdam-Brussel', handelt over
de jaren tussen 1942-1952.
Beide delen getuigen van zijn
liefde en respect voor de lite
ratuur en schetsen een beeld
van het literaire leven in de
jaren voor, tijdens en na de
Tweede Wereldoorlog.
Het derde en afsluitende deel
'Een soort van geluk' betreft
zijn Haagse jaren bij Het Va
derland. met voorin als motto
van Nietzsche: 'Gltick aber,
welches es auch_sei, gibt Luft,
Licht und freie Bewegung.'
U hebt nogal eens gezegd dat
schrijven voor u een vorm van
zelfanalyse is. Is dat met de ja
ren dieper geworden?
„Breder en dieper. Zeker. Je
hebt schrijvers die óver iets
schrijven en je hebt schrijvers
die essentiële vragen stellen.
Bijvoorbeeld over de verdie
ping van de vraag naar je ei
gen werkelijkheid. Ik behoor
bij de laatsten. Ik heb altijd be
seft dat het in de eerste plaats
voor jezelf is dat je je afvraagt:
wie ben ik, wat wil ik, wat doe
ik.
In een wereld van zoveel mil
jard mensen interesseert het
weinigen wat een schrijver als
ik wil, doe, ben. Niet iets voor
een groot publiek dus. Na poë
zie heb ik essays geschreven;
dat is niet gebruikelijk. De
meeste schrijvers gaan na ge-
De zelfbespiegeling komt daar
aan de orde. Je ontdekt de
verbeelding in het schrijven
vap een roman als een bij uit
stek creatief middel. Als een
indirecte benadering om uit te
drukken wat je voelt.
Neem de 'Memoranda' bijvoor
beeld. Het is geen geschied
schrijving. Ik hield ook geen
dagboek bij. Herinneringen
zijn niet betrouwbaar en na
tuurlijk gekleurd. De verbeel
ding speelt hierbij een grote
rol. Je schrijft wat je denkt".
Jan Greshoff
„Hoewel ik natuurlijk zo be
trouwbaar mogelijk gedocu
menteerd heb. Ik heb veel met
Greshoff gecorrespondeerd,
wel duizend brieven. Hij
schreef cahiers vol en stuurde
ze, zoals hij het zelf noemde
'als een doorlopende brief aan
Pierre' op".
Dubois keek vanachter zijn
bureau met verre blik uit het
raam, als zag hij Greshoff
weer voor zich. „We waren
zeer op elkaar gesteld. Zijn
vertrouweljke brieven zijn een
leidraad in mijn Memoranda."
Waf trok u aan in Marcellus
Emants om een biografie aan
hem te wijden?
Pierre H. Dubois in zijn Haagse werkkamer.
„Ik kreeg van I
opdracht over een Tachtiger te
schrijven. Net als Couperus
heeft Emants ook aan Het Va
derland meegewerkt. Ze ken
den elkaar. Emants was min
der bekend dan Couperus,
meer op de achtergrond. Maar
even goed. Omdat ik vond dat
hij onderschat was, ging ik me
in hem verdiepen. Bovendien
voel ik me verwant met hem,
onder andere in filosofisch op
zicht.
Ik heb alles gelezen en veel
brieven van hem gevonden.
Zijn dochter heeft me gehol
pen met materiaal. Ik heb
geen literair-historische oplei
ding, wel belangstelling.
Primair wilde ik bewijzen dat
ik wetenschappelijk verant
woord Emants' biografie kon
schrijven. Het moet toch mo
gelijk zijn, dacht ik, om je te
verplaatsen in het standpunt
van de schrijver.
Vandaar dat ik mijn tweede
boek noemde 'een schrijversle
ven'. Niet het leven over de
schrijver, maar het leven van
uit de schrijver gezien. Met
toewijding en gezond verstand
kan dat.
Ik heb het bewezen: ik kreeg
de Henriëtte Roland Holst-
prijs!
Ook mijn vrouw heeft laten
zien dat zonder specifieke vor
ming en ervaring, maar met
belangstelling en inzet dingen
te verwezenlijken zijn.
Ze kreeg het voor elkaar de
'Verzamelde Werken' van Bel
le van Zuylen uit te geven. In
zes jaar tijd tien delen verza
meld werk (zegt hij trots). Wij
zijn samen bezig met een bio
grafie over haar"
de
„In de oorlog in Brussel ging
ik Camus en Sartre lezen. En
ik maakte kennis met Sime
non. Vertaalde hem ook. In
opdracht van Het Vaderland
maakte ik reeksen van por
tretten van Franse schrijvers,
waaronder Flaubert, de Mau
passant. Zo ontstond 'Schrij
vers in hun landschap'. Met de
literaire reisbeschrijvingen
gaat het me natuurlijk niet 01
het reisje, maar om de betrof
ken auteur. Bij Emants lag h<
anders, ik schreef onder mee
over hem, omdat zijn persooi
en werk voor mij zo herkei
baar zijn".
Vindt u dat het schrijven
uitkomst biedt, als de comi
nicatie van mens tot mens
zo goed verloopt?
„Ja, via het geschrevene kul
je je toegankelijk maken. W^SP(
ik over mijn persoonlijk leve^rg
kwijt wil, doe ik door middft
van de verbeelding in mijn rcr
mans". !nc*s
jjn S
Er wordt zo vaak gezegd dat iren
zo weinig persoonlijks in u)oor
werk toelaat en dat u baqujg,
bent zich bloot te geven. I
ben het er niet mee eens, wa/oeJ
in 'In staat van beschuldiginpnu
bijvoorbeeld is er van afstaklt.
delijkheid weinig te merkenjze
en ook in de drie delen
moranda' laat u zich echt wb 10
kennen. Lt
„Ik ben blij dat u dat zegt, hjng
is waar. En inderdaad voori
in 'In staat van beschuldiginpor
laat ik aardig wat los (In e^oep
vreemde stad, in de nabijhePtda
van een haven, komt het vrojinin
ger leven van de uitgever L»6l- 1
cas broksgewijs naar boven Pd d
zijn herinnering. En voor hj de
eerst stijgt zijn ware gestallgen
naar het bewustzijn. Hij beseMitsl
zijn levensangst die het gevoPn 1
is van zijn onvermogen zich fat 1
de menselijïnd
ep<
Welk deel van de 'Memorabt d
da' vond u het meest inter be
sant om te schrijven?
„Het eerste deel heb ik
meest geboeid geschrevi
Daarin vond de geboorte vj
mijn schrijverschap plaats,
de volgende delen was ili
gevormd als schrijver".
Heeft u met Marcellus Emai
een pessimistische levensk WDB
gemeen? Mmai
„Ja, vanuit .levensbeschouw ^Ti-
lijk inzicht wel. Pessimisi
heeft met een levenskijk i; 5"
maken, niet met gevoelens. °®p
ben dus ook geen sombfmbur|
mens, hoewel men dat
eens denkt".
Zijn gezicht komt uit de plo(
ELLEN DE JOI