Het 'moeten' en 'zullen'
van debutante Rita Horst
p
1
[l
O
c
Ie
„Ramp is niet
te overzien als
alle analfabeten
zich melden"
'CcidócSouAcmt
ZATERDAG 7 APRIL 1990 PAGINA 29
HAARLEM - Volgende week in
première: een nieuwe Nederlandse
speelfilm, 'Romeo'. Speelfilms van
eigen bodem zijn al lang geen
nieuws meer, al is het wel vaak een
wonder dat ze er nog zijn. 'Romeo'
is wél nieuws, goed nieuws zelfs.
Een eersteling van Rita Horst (32),
die in '88 begon aan een scenario
dat ze „moest en zou" schrijven,
en die nu een speelfilm afleverde
waaraan die noodzaak is af te zien.
Een door en door navoelbare,
menselijke film, zonder Holly-
woodse liflafjes, maar met gevoel
en humor te zamen aangrijpend.
Over een moeilijk onderwerp: ver
lies. Het verlies van een kind. Een
positieve verrassing.
Het echtpaar Anne en Matthijs verwacht
een eerste kind. Maar tijdens een zwan-
gerschapsonderzoek constateert de dok
ter dat het kind niet levensvatbaar zal
zijn. De bevalling moet voortijdig wor
den opgewekt. Een geboorte die tegelijk
een sterven is. En die een man en een
vrouw achterlaat met een kind dat er is
en er niet meer is, met een verlies dat ze
moeten verwerken. „Probeer meteen een
tweede", roept de goedbedoelende ken
nissenkring. En: „Beschouw het als een
generale repetitie". Maar man en vrouw
raken van elkaar verwijderd door de
leegte waarvoor beiden nog een plaats en
een invulling moeten vinden.
Een niet gering onderwerp voor een de
buterende regisseur. Rita Horst was een
vijftal jaren regie-assistente bij de
NCRV. Nadat ze als jong meisje twee
keer geprobeerd had op de toneelschool
te komen („Ik kon niets anders beden
ken") en niet slaagde („Ach, zo'n jong
verlegen meisje uit Bameveld"), capitu
leerde ze voor de dringende suggestie
van haar vader. „Ik ben een secretares
se-opleiding gaan doen. Vreselijk, met
een op de eerste dag op de maat van
marsmuziek leren typen. Gelukkig was
er een leuke leraar die les in publiciteit
gaf en die vertelde dat er een meisje van
die opleiding regie-assistente was gewor
den. Dat is het, dacht ik, en ik heb met
een alle omroepen geschreven". Bij de
NCRV was ze onder meer regie-assisten
te bij Karst van der Meulens serie 'De
Zevensprong' („Goed om te leren hoe je
degelijk een verhaal vertelt").
Geen
docu-drama
Het „moeten en zullen" van haar eerste
film 'Romeo' is een zeer persoonlijke
zaak. Ikzelf weet het niet wanneer ik de
film zie en er onder de indruk vandaan
kom. Ik lees het in de persmap. Rita
Horst en acteur Johan Leysen (hoofdrol
in 'Romeo') hebben in hun privéleven
het verlies van een aanstaande baby
meegemaakt. Rita Horst: „Ik had daar
liefst nooit melding van gemaakt. Ik wil
mijn film niet als autobiografisch verko
pen. Ik wilde een film maken, geen
docu-drama. Maar ik merkte al snel dat
ik er niet onder uitkwam. Er wordt je
meteen gevraagd: hoe kom je aan dat
onderwerp? Op een gegeven moment
vond ik dat ik eerlijk moest zijn. Als ik
het uit de weg zou gaan, zou ik mijn
film ontkennen. Want die is toch een
pleidooi voor erkenning van die proble
matiek. Maar het is wel een risico. Je
merkt dat mensen heel slecht realiteit en
filmrealiteit scheiden. Ze reageren alsof
'Romeo' letterlijk mijn verhaal is. Ik heb
geprobeerd de realiteit naar m'n hand te
zetten, beelden te verzinnen voor wat ik
wilde zeggen. De dagelijkse werkelijk
heid is toch te platvloers om te verfil
men? Dat verdraag je niet op dat
die is veel te klef. Lege wiegjes en kleer
tjes die weer worden opgevouwen, dat is
Het echtpaar Anne en Matthijs verwacht een eerste kind. Maar tijdens een
zwangerschapsonderzoek constateert de dokter dat het kind niet levensvatbaar zal zijn.
stand tot je persoonlijke gevoelens. Te
gelijkertijd moet je dicht bij dat gevoel
blijven, anders word je té afstandelijk. Ik
ontmoette in die tijd iemand die een au
tobiografisch toneelstuk had geschreven
en die me waarschuwde: hij had bij zich
zelf gemerkt dat hij te voorzichtig met
zijn onderwerp omging, juist omdat het
hem zo na aan het hart lag. Je wilt te
voorzichtig zijn. Je denkt snel dat men
sen aan een half woord genoeg hebben.
Je wilt te veel tussen de regels vertel
len".
In de nieuwste Nederlandse speelfilm 'Romeo' worden de hoofdrollen vertolkt door
Monique van de Ven en Johan Leysen, de man van regisseuse Rita Horst. FOTO: PR
„Ik ben begonnen met een artikel te
schrijven over wat ons was overkomen.
Je leest er namelijk nooit wat over. Er
gens achter in zwangerschapsboeken
worden er een paar regeltjes aan gewijd.
Alsof ze er eigenlijk niet thuis horen.
Maar daar is het veel te ingrijpend voor.
Daar maakte ik me kwaad over". Ze liet
dat artikel aan cameraman Theo Bier-
kens lezen, met wie ze al jarenlang be
vriend was en met wie ze samen speel
films had geanalyseerd. Die riep: „Daar
moet je een film van maken". Rita
Horst begon met personages en situaties
te bedenken. „Alles wat je wilt vertellen
moest getoetst worden aan die mensen.
Dan krijg je automatisch de nodige af-
Echtgenoot
Rita Horst Iaat de vader van Romeo een
acteur zijn. Gespeeld door haar echtge
noot, Johan Leysen. „Dat werkt natuur
lijk verwarrend", geeft ze toe. Ze koos
voor die professie om clichés te vermij
den. „Ik vond die tegenstelling goed: een
man die in z'n werk de mooiste teksten
zegt en die in het dagelijks leven met
zijn mond vol tanden staat. Ik vond het
een cliché om, zeg maar, een metselaar
te nemen. Omdat iedereen dan zou zeg
gen: ja natuurlijk, die man k&n daar niet
over praten. Tijdens het schrijven heb ik
Johan gevraagd. Officieel als acteur. Ik
kon me geen andere acteur met ervaring
bedenken in Nederland die die xol beter
zou kunnen spelen. Hij zei meteen: 'geen
haar op m'n hoofd die eraan denkt'. Dat
was helemaal in het begin. Toen het sce
nario steeds verder kwam, begon hij het
zo interessant te vinden dat hij die rol
niet meer aan een ander wilde overla-
„Ik wist meteen dat ik acteurs met erva
ring moest hebben. Ik was namelijk als
de dood dat ik niet kon regisseren. Ik
wist dat ik acteurs bij de hand kon ne
men, ze kan sturen. Maar meer dan
dat?" Rita Horst dacht tijdens het schrij
ven al aan Monique van de Ven voor de
hoofdrol, maar was bang dat het tere ge
geven een actrice-met-sterstatus niet kon
verdragen. „Niet om haar werk, maar
om wat ze in haar kielzog meeneemt. Je
denkt meteen aan de pers, aan het rod
delcircuit, aan de verkeerde bladen",
zegt ze. „Na die eerste repetitiedag kon
je me wegdragen. Johan en Monique za
ten aan tafel. Hoe begin je dan? Nóg
maar weer een kop koffie inschenken.
Roepen dat het toch zo'n mooi weertje
is. Vreselijk. Achteraf bleek Monique
van de Ven precies datzelfde gevoel te
hebben gehad. We zijn begonnen de
toon van dat echtpaar te vinden. Een
stel waaraan je ziet dat het al een tijdje
bij elkaar is. Ze hebben een redelijk vol
wassen, tussen aanhalingstekens, ver
houding. Twee mensen die als onafhan
kelijke individuen bestaan en toch sa
men zijn. Ik kan er niet tegen om
vrouwtjes te zien binnenkomen met:
'Dag schatje-patatje, hoe is 't met je?
Ach lieverd, heb je een fijne dag gehad?"
Rita Horst doet lichtelijk walgend:
„Weet je dat het best moeilijk is een stel
neer te zetten waarmee 't goed gaat, zon
der ze voortdurend om eikaars nek te la
ten hangen?"
Debuten op rij
'Romeo' was in feite alléén maar eerste
lingen voor Rita Horst. Haar eerste sce
nario, haar eerste regie. De eerste keer
dat ze voor de mede-subsidiénten (naast
de NOS) van het Filmfonds mocht ver
schijnen. De financiers zeiden verras
send snel ja („Waarschijnlijk omdat ik
duidelijk kon maken dat de film moeten
en zullen voor me was"). Van al die de
buten op rij vindt ze: „Spannend. Elke
keer je grenzen verleggen. Kijken of je
het kan. Daarom heb ik geen kantoor
baan gekozen, denk ik". Ze las een aan
tal Amerikaanse boeken over scenario
schrijven, maar deed ze weer weg omdat
ze voor de praktijk te veel voorgevorm
de 'mallen' gaven. „Daarom zijn Ameri
kaanse films zo voorspelbaar". Via haar
werk bij de tv stak ze een stuk praktijk
op. Rita Horst: „Je komt bij produkties
terecht waar het script nog rammelt.
Dan leer je van het meedenken, het zoe
ken naar waar het probleem precies
schuilt. Naar het: waarom werkt iets en
waarom werkt iets niet". Toen ze twintig
was wist ze precies hoe ze een film
moest maken. „Ik was over m'n verle
genheid heengegroeid. Ik zag dat gestun
tel om me heen en dacht: dat is gemak
kelijk, dat doe ik wel even. Maar na een
aantal jaren denk je daar anders over,
sta je niet meer zo hard te schreeuwen.
Dank zij mijn onderwerp heb ik die
drempel kunnen nemen. Ik was zo
kwaad dat ik vond dat deze film ge
maakt moest worden. En als-ie gemaakt
werd, moest ik 't doen. Ik kan op m'n
bek gaan. Maar als 't fout afloopt, heb ik
't in elk geval geprobeerd".
Humor
Rita Horst staat nog niet te popelen om
een tweede film te maken. „Ik moet een
onderwerp hebben waarvan ik denk 'dat
moet en dat zal'. Waarvoor ik bereid
ben twee jaar van m'n leven op te offe
ren. De films die ik het mooiste vind,
zijn films waarbij je die noodzaak voelt.
Daardoor word ik geraakt, ontroerd. Ik
zal niet om 't even welk boek uit de boe
kenkast rukken om maar te blijven fil
men. Ik vind het prima om weer een
tijdje regie-assistente te zijn". Qua zui
verheid en intenties kan je haar 'Romeo'
vergelijken met Ine Schenkkans 'Vroeger
is dood', naar het boek van Inez van
Dullemen. Rita Horst heeft die film bij
het maken ook even in het hoofd gehad.
„Maar ik wilde het lichter houden. Ik
wil niet dat mensen er heel gedepri
meerd uitkomen. En volgens mij gebeurt
dat ook niet. Dijenkletsers zitten er niet
in, maar wel relativerende humor. De
hulpeloze manier waarop de vrienden
van Anne en Matthijs reageren bijvoor
beeld. Aandoenlijk en ook heel troos
tend. Iedereen bedoelt het goed, maar
niemand is in staat met de problemen
om te gaan. Ik durf van mezelf ook niet
te zeggen hoe ik zou zijn geweest als
vrienden van mij zoiets was overkomen.
Misschien had ik ook wel gedacht van:
overdrijven ze niet een beetje? Ze moes
ten maar gauw een tweede kindje ne
men, dan is 't over".
BERT JANSMA
Henk Hofstede - hier op het Binnenhof - is behalve voorzitter van het CNV ook voor
zitter van de Landelijke Stuurgroep voor het Jaar van de Alfabetisering.
FOTO: CEES VERKERK
HENK HOFSTEDE:
DEN HAAG - „Een elektricien
deed zijn werk zo goed dat zijn
baas hem wilde bevorderen tot
voorman. Toen de werkgever hem
deze goede tijding bracht zei de
elektricien: 'ik wilde deze week net
ontslag nemen'. In werkelijkheid
wilde hij dat helemaal niet, maar
het leek hem de enige uitweg om te
kunnen blijven verbergen dat hij
niet kon lezen en schrijven. Als
voorman zou hij immers urenta
bellen moeten gaan bijhouden en
door de mand vallen".
Dit verhaal is één van de vele die Henk
Hofstede (CNV), voorzitter van de Lan
delijke Stuurgroep voor het Jaar van de
Alfabetisering, ter ore kwam op zijn
rondgang langs de diverse instellingen
voor volwasseneneducatie. „De man is
uiteindelijk op een alfabetiseringscursus
terecht gekomen en werkt nu wél als
voorman", verzekert Hofstede.
De elektricien is niet de enige die zich
jarenlang met vallen en opstaan wist te
redden zonder te kunnen lezen en schrij
ven. Precieze cijfers van het aantal anal
fabeten in ons land zijn niet bekend,
maar naar schatting zijn er 800.000
mensen die niet of alleen met heel veel
moeite kunnen lezen en schrijven. De
meesten zijn tussen de dertig en veertig
jaar oud en doen ongeschoold werk.
Voor ongeveer 150.000 mensen is het al
fabet écht abacadabra.
In vergelijking met de rest van de wereld
valt dat nog mee: in totaal zijn er onge
veer 900 miljoen analfabeten op een we
reldbevolking van vijf miljard. De mees
te mensen zonder kennis van hun eigen
taal wonen in de Derde Wereld, met
name in Azië en Afrika (samen 850 mil
joen).
De Verenigde Naties hebben daarom
1990 uitgeroepen als het Internationale
Jaar van de Alfabetisering. In dat kader
is ook de Nederlandse stuurgroep opge
richt, waarvan Hofstede nu voorzitter is.
Onder het motto 'Lezen en schrijven,
praktisch onmisbaar' streeft de stuur
groep ernaar het analfabetisme in Neder
land in het jaar 2000 volledig te hebben
uitgebannen.
Inmiddels volgen 70.000 mensen een
cursus aan één van de 300 instituten
voor volwasseneneducatie. Als het aan
Hofstede ligt worden dat er snel meer.
Een Postbus-51-spotje op de televisie
durft de stuurgroep echter niet aan. „We
zijn bang dat de wachtlijst aan het einde
van het jaar niet langer uit 8000 mensen
bestaat maar uit 30.000 en dan is de
ramp niet te overzien. Dat is inderdaad
tegenstrijdig", beaamt Hofstede de kri
tiek, „maar in het overleg met de ver
schillende ministeries worden we steeds
op onze tabberd gezeten dat er toch
maar vooral voor moet worden gezorgd
dat de mensen uit de doelgroep zich niet
en masse melden. Daarvoor zijn simpel
weg niet voldoende leerkrachten be
schikbaar".
Taboesfeer
Eén van de belangrijkste taken van de
stuurgroep is het onderwerp uit de ta
boesfeer te halen. „Veel mensen denken
dat het probleem in Nederland niet be
staat", zegt Hofstede. „Dat komt voor
namelijk doordat veel analfabeten erg
handig zijn in het verbergen van hun
handicap. Omdat ze bang zijn om te
worden uitgelachen verzinnen ze smoes
jes, zoals 'ik ben mijn bril vergeten' of
'mijn hand zit in het verband, kunt u dit
formulier voor mij invullen?"
„Een ander wijdverbreid misverstand is
dat het vooral de buitenlanders zouden
zijn die moeilijkheden met de taal heb
ben. Maar het aantal Nederlanders be
slaat nog altijd de helft van alle analfa
beten. Bovendien zijn buitenlanders
vaak geen echte analfabeten, omdat zij
in veel gevallen wel hun eigen taal
machtig zijn. Daarom gebruiken we het
woord analfabetisme ook liever niet. We
praten over een veel breder probleem".
Een Turkse schrijver wist dat afgelopen
dinsdag bij de opening van het Interna
tionale Jaar van de Alfabetisering mooi
te illustreren. „Toen ik net een paar da
gen in Nederland was, kreeg ik ontzet
tende kiespijn. Bij de tandarts kon ik
niet zeggen wat er precies aan de hand
was. Met veel gebaren kon ik duidelijk
maken dat ik erge pijn had én dat de
kies eruit moest. 'Eruit' had de arts wel
begrepen, waarop hij mijn hele gebit be
gon te trekken. Daarna besloot ik zo snel
mogelijk Nederlands te gaan leren". De
Turk volgde een cursus bij één van de
centra voor volwasseneneducatie en pu
bliceerde onlangs zijn tweede Neder
landstalige dichtbundel.
Buitenlanders gaan veelal uit praktisch
oogpunt naar een cursus. Voor Neder
landers is die drempel veel hoger, omdat
het nog steeds als een schande wordt er
varen dat ze de eigen taal niet kunnen
lezen en schrijven. Voor velen betekent
het nog steeds 'ik ben dom'.
Maar uit de creatieve manieren waarop
analfabeten zich in de maatschappij we
ten te handhaven blijkt echter dat zij
vaak een zeer goed geheugen hebben.
Ook zijn zij heel goed in staat eigen
ideeèn te onwikkelen en uit te voeren.
Hiervan getuigt de film 'Stanley and
Iris', met in de hoofdrollen Robert de
Niro en Jane Fonda. Stanley kan niet le
zen en schrijven, maar weet Iris te ver
bazen met een elektrisch apparaat dat
hij heeft ontwikkeld om taarten na het
bakken sneller te laten afkoelen. Hij ver
gelijkt zichzelf met iemand die in de ge
vangenis ontdekt hoe je een mier kunt
dresseren. „Mijn isolement is mijn ge
vangenis", zegt hij.
Doodschamen
„Eigenlijk zou een welvarend land als
Nederland zich dood moeten schamen
dat er zoveel analfabeten zijn", erkent
Hofstede. „Maar", tekent hij daarbij
aan, „er is geen enkel land waar het an
alfabetisme zo goed wordt aangepakt als
hier. We lopen echt voorop. Al sinds
1985 wordt er veel aandacht aan het
probleem besteed".
„Het is nu zaak te voorkomen dat er
nog analfabeten bijkomen. Het mag niet
meer gebeuren dat leerlingen de basis
school verlaten zonder te kunnen lezen
en schrijven. Anders lopen zij de kans
binnen de kortst mogelijke tijd bij de an
alfabeten te gaan horen. Maar dat bete
kent ook dat buitenlandse kinderen ver
plicht moeten worden Nederlands te le
ren".
Vorige week bleek uit een Cito-onder-
zoek dat meer dan 40 procent van de
mensen na acht jaar basisonderwijs niet
voldoende kan schrijven en derhalve de
schrijftoets niet haalt. Bovendien bleek
ook nog eens tien procent niet of onvol
doende te kunnen lezen. „In het onder
wijs zit dus, hoe goed het ook lijkt, fun
damenteel iets fout", concludeert Hofs
tede. „Kinderen die het tempo niet kun
nen bijbenen gaan vaak automatisch
naar het speciaal onderwijs, met als ge
volg dat deze scholen snel volraken. De
reguliere scholen schuiven het probleem
te gemakkelijk van zich af: het speciaal
onderwijs moet het maar oplossen. Maar
die vorm van onderwijs is duur".
Volgens Hofstede doen we er in plaats
van dingen weg te schuiven beter aan te
erkennen dat er een probleem is. „Mis
schien dat de nieuwe basisvorming hier
op een antwoord kan geven, omdat dit
schoolsysteem later selecteert. Maar ja,
hét ligt er helemaal aan hoe de plannen
van staatssecretaris Wallage van onder
wijs in de praktijk zullen uitpakken. Het
kan er ook toe leiden dat er straks niet
twee kinderen achter in de klas met
blokken zitten te spelen maar tien. Dat
zou het probleem alleen maar erger ma
ken".
Want daar ligt volgens Hofstede nu juist
het grote probleem. „Op een gegeven
moment blijkt in een klas dat bepaalde
kinderen het tempo niet kunnen bijbe
nen, met als resultaat dat ze niet meer
bij de les worden betrokken. Je kunt
daar niet alleen het onderwijs de schuld
van geven. Dat doet me denken aan wat
mijn vrouw, die in een schoolbestuur
zit, me onlangs vertelde. Ze hoorde en
kele leesmoeders in het bijzijn van kin
deren praten over een jochie dat blijk
baar niet goed kon meekomen in de
klas. Ze hadden het over 'dat slome jon
getje'. Dat is natuurlijk het stomste wat
je kunt doen. De andere kinderen horen
dat en zullen het kind ermee pesten, wat
het proces alleen maar verergert. Wat de
moeders zouden moeten doen is de ou-
Flexibel
„Het is nu eenmaal een feit dat het ene
kind sneller is dan het andere. Deson
danks sturen we alle kinderen als ze vier
jaar zijn naar school. Misschien zou die
leeftijd wat flexibel moeten worden en
zouden we ouders de vrijheid moeten
geven een kind pas naar school te sturen
als het er aan toe is. Ik betwijfel echter
of ouders zullen erkennen dat hun kind
'langzamer' is dan anderen. De meesten
zullen het verdoezelen, goedpraten of
ontkennen", aldus Hofstede.
„Ik zat tijdens een cursus naast een man
van een jaar of vijftig die bezig was met
een lesopdracht: het schrijven van kerst
kaarten. Hij stelde zich voor als meneer
De Wit. I>e kaart die hij schreef was
voor zijn broer, de heer Ruytenbosch. Ik
vroeg hem hoe het kwam dat zijn broer
een andere achternaam had. Hij ant
woordde me: 'zo heet ik eigenlijk ook,
maar de naam is zo moeilijk op te
schrijven, daarom noem ik me al jaren
De Wit. Zo sta ik ook overal ingeschre
ven'. Toen hij de kaart aan zijn broer af
had zei hij: 'nu breng ik wel mijn broer
in problemen. Hij kan ook niet lezen en
nu moet hij naar de buren om uit te vin
den van wie de kaart afkomstig is".
ELSBETH KEGGE
MARGA RIJERSE