finale
De fictie en werkelijkheid rond Van Gogh
Tragiek
Broer
Krankzinnigheid
Zelfmoord
Literatuur
ËaidócSouttMit1
NA
ZATERDAG 24 MAART 1990
De beeldvorming over de schilder Vincent van
Gogh kent verschillende schijngestalten, waarvan
een romantische en een mythologische om de
voorrang strijden. De romantiek viert hoogtij in
de voorstelling van de kunstenaar als een tragisch
man die geen beproeving bespaard bleef. De
mythologie laait hoog op in het beeld van
Prometheus, die het vuur aan de hemel ontstal.
Er bestaat ook een reelere beschrijving van leven
en werk van Van Gogh en die vinden we in de
bewaard gebleven correspondentie die de schilder
vrijwel dagelijks met zijn jongere broer Theo en
anderen voerde. In dit herdenkingsjaar zien
talloze herdrukken en nieuwe publikaties over
Van Gogh het licht. Godert van Colmjon las,
herlas, selecteerde en vormde een eigen beeld.
Over de fictie en werkelijkheid van een
beroemdheid. Op de achterpagina van Finale
ook aandacht voor de schilder die honderd jaar
geleden overleed: een Nederlands-Belgische
televisieserie over leven en werken van Vincent
van Gogh.
s i
Vincent van Gogh was geen heili-
Eerder een eigenwijze, naïeve
en egocentrische man met uitge
sproken opvattingen, waarvan hij
zich, eenmaal overtuigd van de
juistheid ervan, door niets en nie
mand meer liet afbrengen.
Bij de geringste twijfel daaraan door der
den kon hij in woede ontsteken. In Pa
rijs. waar hij van april 1886 tot februari
1888 bij zijn jongere broer Theo woonde
en werkte, maakte hij herhaaldelijk ruzie
met schilders met wie zijn broer hem
eerder in contact had gebracht.
In dit licht wordt de hier en daar geop
perde suggestie dat Gauguin direct
schuldig zou zijn geweest aan de drift
aanval waarin Van Gogh in Arles een lel
van zijn linker oor afsneed en vervol
gens op de stoep van een prostituee de
poneerde, ongeloofwaardig. En anders
dan de vorig jaar overleden Amerikaan
se auteur Irving Stone het in zijn hope
loos achterhaalde Van Gogh-biografie
uit 1934 voorstelt, was Theo dan ook
helemaal niet zo blij met Vincents
komst naar Parijs. In werkelijkheid wil
de Theo zijn broer nog lang niet in Pa
rijs hebben op het moment dat hij daar
onaangekondigd arriveerde, en al hele
maal niet bij hem in huis. Vincent stelde
zijn broer met zijn komst eenvoudig, en
niet voor het eerst, voor een voldongen
feit.
In het appartement van Theo in de Rue
de Laval, later de Rue Lepic, maakte
Van Gogh er een onbeschrijfelijke rot
zooi van en confronteerde hij Theo bij
na dagelijks met onverwachte gasten,
pijnlijke beledigingen en discussies die
veelal uitmondden in slaande ruzies en
nachtelijke drinksessies. Van zijn wens
om naar het Zuiden te vertrekken zal
Theo dan ook eerder opgelucht dan te
leurgesteld hebben kennisgenomen, ook
1 1 had Van Gogh, blijkens een briefje
lat hij in het appartement achterliet, de
illusie dat hij zijn broer daarmee ver
driet zou doen.
We zitten hier midden in een hardnek
kig misverstand, dat niet zozeer het oeu
vre als wel de persoon van de schilder
betreft: de voorstelling van Van Gogh
als een dieptragisch mens. In de meeste
biografische teksten die tot nog over
Van Gogh verschenen, bespeuren we een
tendentieuze voorkeur voor de worste
lende kunstenaar, die zijn werk moest
verrichten onder de erbarmelijkste om
standigheden - voor een man die voort
durend met zichzelf en zijn omgeving
overhoop lag en dagelijks moest vechten
om erkenning en een karig bestaan.
Ongetwijfeld heeft Van Gogh geen -ge
makkelijk leven gehad. Maar de niet af
latende ellende waarin men hem graag
onderdompelt, stoelt op zijn brieven
noch op de beeldende realiteit van zijn
werken. Van Gogh kon inderdaad einde
loos doorzeuren over geld cn over wat
het allemaal niet kostte om te kunnen
schilderen. Een praktische last, die ech
ter - daarover kan geen misverstand be
staan - veelvuldig en ruim werd gecom
penseerd door de opwinding en het be
rijdende plezier, die het schilderen en
tekenen hem bezorgden.
En dan was er die andere omstandig
heid, waardoor Van Gogh in vergelijking
met het gros van zijn schilderende tijd
genoten voor veel ellende en dagelijkse
sores gespaard bleef. De schilder was in
het bezit van een broer, die onvermin
derd in zijn kwaliteiten als kunstenaar
bleef geloven en hem maandelijks van
geld voorzag in ruil voor in die tijd on
verkoopbare schilderijen en tekeningen.
Zo kon Van. Gogh tot-aan zijn dood re
kenen op een vaste en geregeld met inci
dentele extraatjes aangevulde toelage,
waar hij van kon wonen, eten en schil
deren.
Als hij al eens honger leed, dan was dat
omdat hij te veel geld aan schildersmate
rialen had uitgegeven. Bovendien was
Van Gogh de spreekwoordelijke boer die
wat hij niet kende ook niet vrat: een
zelfgemaakte groengrijze en onwelrie
kende erwtenbrij prefereerde hij boven
de Franse keuken. Verder kende Van
Gogh een bijna masochistische hang
naar ascese, waarbij onvoorstelbaar lan
ge voettochten, overnachtingen in het
open veld en zelfverkozen rantsoenen
van water en brood geen uitzonderingen
waren.
theo
Dank zij de toelagen van Theo kon Van
Gogh in feite gaan en staan waar hij wil
de. Voelt hij zich rijp voor een verhui
zing naar Parijs? Theo helpt hem met
huisvesting en leefgeld. Vindt Van Gogh
hel voor zijn verdere ontwikkeling als
schilder beter om richting Arles af te rei
zen? Theo betaalt de reis- en verblijfkos
ten. Krijgt Van Gogh het op zijn heupen
en snijdt hij een stuk van zijn oor af?
Theo spoedt zich naar de plaats des on-
heils en zorgt voor opvang in een krank-
Vincent van Gogh op een zelfportret dat hij tussen januari en maart 1887 schilderde.
zinnigcngcsticht dat de schilder welge
zind is, zoals hij zijn broer al eerder had
'gered' uit die zelfverkozen hel in de Bo-
rinage, waartoe Van Gogh zich eerder
door zijn dweepzieke identificatie met
het lijden van Christus had laten verlei
den. Is Van Gogh weer hersteld? Theo
brengt hem onder de hoede van een
kunstminnende psychiater in Auvers-
sur-Oisc.
Van Gogh genoot kortom het in zijn ge
val betrekkelijk unieke comfort van een
broer die hem door dik en dun terzijde
stond en letterlijk zowel als figuurlijk
een beslissend aandeel leverde in de tot
standkoming van het belangrijkste deel
van zijn oeuvre. Een broer - het mag bij
alle heiligverklaring, ook in dit herden
kingsjaar, niet onvermeld blijven - die
door Van Gogh menigmaal openlijk
werd veracht en neerbuigend bejegend,
maar wiens aanwezigheid hij in werke
lijkheid geen moment kon missen.
Van Goghs conflicten met de samenle
ving waren voor een deel het gevolg van
de heersende zeden en opvattingen van
zijn tijd, en dat gold voor al zijn genera
tiegenoten. Een aantal van zijn meer
persoonlijke problemen vloeide recht
streeks voort uit zijn grillige en sombere
karakterstructuur en zijn naïviteit.
Dat brengt ons bij het tweede en meest
taaie misverstand over de persoon van
Van Gogh: zijn krankzinnigheid. Van
Gogh was bepaald geen gemakkelijke
mens, niet voor zijn omgeving, maar ze
ker en vooral niet voor zichzelf. Hij was
impulsief, opvliegend, prikkelbaar en
halsstarrig. Maar ook sterk sociaal voe
lend, hartelijk cn hunkerend naar warme
vriendschap. Alleen maakte die combi
natie van tegenstrijdige eigenschappen
het hem onmogelijk een eenmaal aange
knoopte relatie voor langere tijd te con
tinueren.
Er zijn in de loop van de tijd verschil
lende onderzoeken gedaan naar de gees
tesgesteldheid van Van Gogh, waarbij
uiteenlopende diagnoses het licht heb
ben gezien. In het vorig jaar verschenen,
beknopte en verhelderende boekje 'Vin
cent van Gogh, een biografie', zet de
Groningse hoogleraar Johan P. Nater de
uitkomsten daarvan nog eens op een rij
tje.
De enkele jaren geleden door de Schotse
journalist en Van Gogh-vorser Kenneth
Wilkie opgeworpen hypothese dat in
Antwerpen al een ver gevorderd stadium
van syfilus bij Van Gogh is geconsta
teerd, wijst Nater zonder meer als specu
latief van de hand. Een goede syfilus-
diagnose bestond er in die dagen nog
niet. en het in de laatste jaren van zijn
leven verhevigde ziektebeeld strookt
evenmin met de lichamelijk symptomen
die bij deze geslachtsziekte horen.
Psychoanalytici die het leven van Van
Gogh aan de hand van zijn brieven zijn
nagelopen, komen tot een complex van
symptomen, waarbij epilepsie, schizofre
nie, psychopathie, dementia paralytica
en psychische stress tot de meest ge
noemde uitkomsten behoren. Maar niet
één van de genoemde ziekten openbaart
zich in zijn geval voldoende typisch, en
ontmoet in een enigermate consequente
projectie bovendien zoveel tegenspraak,
dat een zekere diagnose is uitgesloten.
Twee aandoeningen behoren volgens
Nater tot de meest aannemelijke. De
eerste betreft een temporele epilepsie,
die pas omstreeks het 35e levensjaar op
treedt cn die zich niet in de spieren of
anderszins lichamelijk openbaart, maar
geestelijk. De tweede aandoening is veel'
ouder en werd in 1924 door de beroem
de psychoanalyticus Karl Jaspers geop
perd, namelijk een vorm van schizofre
nie.
Hoe moeilijk het is om bij Van Gogh de
fysieke en artistiek-inhoudelijke realiteit
van elkaar te scheiden, blijkt uit een re
cente diagnose: de oogziekte xanthopsie.
Daarbij raakt het gezicht meer en meer
vertroebeld, om tenslotte te eindigen in
volslagen blindheid. Van Gogh zou daar,
als een gevolg van zijn manie om verf
en terpentijn te slikken, aan hebben gele
den en daarvoor zo'n angst hebben ont
wikkeld dat hij uiteindelijk verlossing
zocht via een pistoolschot in zijn borst.
De verantwoordelijke onderzoekers on
dersteunen hun diagnose met het ver
schijnsel van de halo's - de lichtkransen
op zijn latere schilderijen, in het bijzon
der op het schilderij 'De Sterrennacht'
(Arles, 1888). Maar die lichtkransen slui
ten zo naadloos aan bij Van Goghs
schilderkunstige uitdrukking van een
universele energiebron, waaruil alles
voorkomt en waar alles weer in terug
stroomt, dat de optie van een nimmer
door hemzelf of iemand anders uit zijn
naaste kring geuite angst voor een nade
rende blindheid naar het rijk der medi
sche fabelen moet worden verwezen.
Waarom pleegde Van Gogh op 37-jarige
leeftijd zelfmoord? Het drama voltrok
zich niet in een van zijn beruchte drift
buien, noch in een van de psychotische
aanvallen waarvan hij steeds vaker het
slachtoffer was. Een van de meer aanne
melijke oorzaken staat wellicht in een al
vroeg gepubliceerde psychoanalytische
visie op Van Gogh. Ze werd geschreven
door A.J. Westerman Holstein en in
1924 afgedrukt in het 'Nederlandse Tijd
schrift voor Geneeskunde'.
De contactstoornissen en stroeve relaties
van de kunstenaar schrijft Westerman
toe aan een groeiend narcisme in combi
natie met een verdrongen homo-erotisch
libido, die uiteindelijk tot een psychose
hebben geleid. Twee berichten gaven
Van Gogh volgens Westerman Holstein
de nekslag: de verloving van Theo,
waardoor hij zijn beschermengel en
plaatsvervangende vader dreigde te ver
liezen, en het mislukken van zijn in Pa
rijs al opgevatte idee om in Arles een
kunstenaarscollectief - een soort 'Man-
nerbund' - te vestigen. Gauguin was de
eerste die zich na veel aandringen van
Van Gogh voor dat idee liet strikken.
Waar dat in Arles op uitliep is bekend.
Het verlies van Theo en de onwil van
mannelijke collega's om zich in Arles
om Van Gogh te scharen, zou hem ten
slotte elk levensperspectief hebben ont
nomen.
Hoe het ook zij. Van Gogh vormde in
geen geval een opmerkelijke uitzonde
ring in het scala van afwijkingen en ei
genaardigheden die ons tegenwoordig
dagelijks omringen en waarmee we min
of meer hebben leren omgaan.
Over leven en werk van Van Gogh zijn
honderden boeken en teksten geschre
ven, waaronder goede, maar vooral veel
onbruikbare. Voor een rondgang door de'
bestaande en voor dit jaar aangekondig
de nieuwe uitgaven beperken we ons
daarom tot de belangrijkste Nederlands
talige en in het Nederlands verkrijgbare
buitenlandse boeken.
Opvallend daarbij is het ontbreken van
een nieuwe complete en bijgewerkte Van
Gogh-inventarisatie, waardoor we het
wat dat betreft nog steeds moeten doen
met op vele onderdelen al weer achter
haalde catalogi van werken, gedateerde
visies of speculatieve biografieën. Zo
werd de eerste 'complete' oeuvrecatalo-
gus van de Nederlandse Van Gogh-on-
derzoeker Baart de la Faille in 1928 al
op losse schroeven gezet door de ge
ruchtmakende zwendelalTaire met valse
Van Goghs bij de Berlijnse galeriehou
der Otto Wacker en vervolgens inge
haald door de veel betere maar inmid
dels ook al op belangrijke onderdelen
verouderde oeuvrecatalogus van de Ne
derlandse Van Gogh-kenner Jan Huls-
ker.
De verzamelde brieven dan? Ook wat
deze monumentale correspondentie be
treft hebben recentere deelstudies aange
toond dat we ons daar vooral niet op
moeten blindstaren. De brieven zijn dui
delijk gekleurd door de dagelijks wisse
lende stemmingen van de auteur en
diens persoonlijke visie op zijn kunst.
Dat is vaak verhelderend, maar even
vaak stuit je daarin op de afwezigheid
van een bredere, objectieve visie en his
torische samenhang. Op zichzelf zijn de
brieven prachtig om te lezen, maar als
bron voor een betere kennis over het
beeldende oeuvre van de auteur aller
minst het alpha en omega.
Dit geldt weliswaar al in veel mindere
mate voor de heruitgave van Jan Huls
kers monumentale boek 'Lotgenoten'.
Als feitelijke biografische bron en uit
voerige behandeling van de relatie Vin-
ccnt-Theo onontbeerlijk en bewonde
renswaardig, maar door zijn nogal preut
se. verzoenende en weinig scherpe inter
pretaties te zacht gekleurd om als toon
aangevend te kunnen worden be
schouwd. Bovendien maakt Hulsker
geen enkel voorbehoud ten aanzien van
de brieven die Theo over Vincent aan
zijn ouders schreef en waarin het evi
dent is dat de schrijver zijn ouders wilde
ontzien in zijn berichtgeving over de
enorme problemen die Vincent hem in
Parijs bezorgde.
Er is een nieuwe, vierdelige leeseditie
van 'De verzamelde brieven van Vin
cent van Gogh', in 1953 bezorgd door
Theo's zoon ir. dr. V.W. van Gogh, in
voorbereiding bij de SDU, dit keer in
een volledige Nederlandse vertaling.
Verder staat er een 'Nederlands Kunst
historisch Jaarboek' op stapel (jaarboek
nr. 41, 1990), dat geheel gevuld is met
Van-Goghstudies van vooraanstaande
kunsthistorici uit binnen- en buitenland.
Onderwerpen zijn onder meer het leven
van Vincent van Gogh in Brabant, de
manier waarop zijn ouders over hem
dachten, de portretten die Van Gogh in
Arles schilderde, zijn ziektebeeld, en de
relatie tussen de schilder cn de kunstcri
ticus Albert Aurier in de jaren 1880-
1890.
Een betrouwbare en kundige historische
samenhang van de tijd waarin Van
Gogh werkzaam was, vormt nog steeds
het boek 'Impressionisme' van de Britse
kunsthistorica Phoebe Pool, dat in 1967
in een Nederlandse vertaling werd uitge
bracht en dat hier en daar nog verkrijg
baar is. In dat kader mag ook de catalo
gus bij de tentoonstelling 'De tijdgeno
ten van Van Gogh', in 1987 in het Van
Gogh-museum, niet onvermeld blijven.
De meest recente en betrouwbaarste
bron vormt tenslotte de dubbclcatalogus
bij de twee centrale tentoonstellingen in
Amsterdam en Otterlo, met behalve af
beeldingen een aantal teksten waarin de
jongste wetenswaardigheden cn kunst
historische inzichten zijn verwerkt.
Gevoegd bij uitstekende deelstudies als
'Van Gogh in Brabant' van Evert van
Uitcrt en 'Van Gogh in Nuenen' van T.
de Brouwer, hebben we minstens de
fragmenten in handen die ons een rede
lijk beeld van Van Gogh anno 1990 kun
nen geven. Met deze teksten cn afbeel
ding als referentiebron, kun je in princi
pe alle bestaande en nog komende tek
sten met een gerust hart consumeren,
ook al bevatten ze onverhoopt, maar
stellig ook, de grootst mogelijke onzin.
GODERT VAN COLMJON