Geen feest voor Karei Kanitz
QeidoaQowuvnt
1
^^^Kanker
hoort bij
het leven
EMMY
r
g
j=
FAMEUZE HAAGSE PRET-WINKEL JUBILEERT IN STILTE
Rust in de mode
UIT THUIS
MAANDAG 15 JANUARI 1990 PAGINA
„Alles wat we echt weten over
kanker kun je op de achterkant
van een postzegel schrijven", zei
een arts nog in 1968. Een beetje
overdreven, maar niet eens zo heel
veel. In 1976 ontdekten twee on
derzoeker, J. Michael Bishop en
Harold E. Varmus, dat lichamelijke
groei en kanker twee kanten zijn
van dezelfde levensmedaille. Voor
dit nieuwe inzicht kregen ze een
maand geleden de Nobelprijs voor
de geneeskunde. Nu, dertien jaar
later, is die ontdekking nog net zo*
actueel. Men heeft op dit nieuwe
inzicht voortgeborduurd, maar
praktische toepassingen zijn er nog
steeds niet of nauwelijks.
Een volwassen mens bevat pakweg
1000.000.000.000.000 cellen. die
meestal goed samenwerken. Soms
onttrekt een cel zich aan de samen
werking en gaat op eigen houtje
delen. Hij deelt, deelt en deelt zich
zonder zich van de rest iets aan te
trekken en verwoest alles om zich
heen. Kanker. Waarom zo'n cel
zich plotseling als een gek gaat ge
dragen, daar had men voor 1976
nauwelijks meer dan een vermoe
den van. Er was een theorie: even
tueel, misschien, wellicht, zou kan
ker door een virus worden veroor
zaakt. Men had daar aanwijzingen
voor. Al in 1910 had Peyton Rous
van het Rockefeller Institute for
Medical Research in New York
ontdekt dat kippen die met een be
paald virus waren besmet inder
daad kanker kregen.
Evolutie
Dit virus, inmiddels het Rous Sar
coma Virus genaamd, is een heel
eigenaardig virus. Een normaal vi
rus bestaat uitsluitend uit erfelijk
materiaal en kan zich, bij gebrek
aan eiwitfabriekjes voor de fabrica
ge van nieuw virus, niet delen. Om
toch te kunnen delen overvalt het
een dierlijke of menselijke cel, ver
vangt het erfelijke materiaal door
het zijne, en geelt dan opdracht aan
de celfabriekjes om nieuwe virus
deeltjes te maken. Die doen dat
zonder morren want voor hen geldi
'Befehl ist Befehl'.
Maar dat Rous virus is nog een
slagje anders. Als dat een kippecel
overvalt, dan voegt het zijn erfelijk
materiaal toe aan dat van de cel:
het wordt onderdeel van de erfe
lijkheid van de kip, met al zijn goe
de en' slechte, in dit geval kanker
verwekkende, eigenschappen. Er
zijn meer van dat soort virussen.
Tot 1976 dacht men, dat we tijdens
de evolutie door voortdurende be
smettingen met dit soort virüs, de
erfelijke eigenschap om kanker te
kunnen krijgen als een soort paard
van Troje het lichaam hebben bin
nengehaald.
Richard en Varmus probeerden te
weten te komen hoe zo'n kanker
verwekkende eigenschap er uit zou
kunnen zien. Zoeken bij mens of
dier had weinig zin, want onze er
felijkheid bevat net zoveel infor
matie als een 50-delige encyclope
die en daarvan hebben we tot nu
toe maar een bladzijde of twee ont
cijferd. Maar de erfelijkheid van
zo'n eenvoudig virus als het Rous-
virus kende men intussen wel. Ze
gingen daarom na of ze dat Rous-
virus terug konden vinden in het
erfelijk materiaal van aan kanker
lijdende kippen. En inderdaad, het
zat er in. Theorie bewezen? Nee. Al
gauw kwamen ze er achter dat ook
gezonde kippen zo'n stukje erfelijk
materiaal, ofwel een gen, bezaten.
En niet alleen kippen, andere zoog
dieren, en, oh schrik, ook gezonde
mensen zijn in het bezit van zo'n
gen.
Onco-gen
Deze simpele vaststelling gooide de
hele toenmalige kankertheorie om
ver. In de eerste plaats bleek de op
vatting dat virussen de oorzaak zijn
van kanker niet juist, want ook ge
zonde mensen zijn in het bezit van
mogelijk kankerverwekkend erfe
lijk materiaal. Maar als dat zo is,
wat doen die kankergenen, onco-
genen, dan in het erfelijk materiaal
van ons lichaam?
Na jaren onderzoek is men er ach
ter gekomen dat deze 'onco-genen -
men heeft er tot op heden 60 van
gevonden - de taak hebben om de
groei van het menselijk lichaam te
regelen. Op dag 1 van ons leven be
staan we uit een cel, tien jaar later
hebben we'er 10 met daarachter 14
nullen. Omdat we geen vormeloze
klont cellen zijn, moet er een plan
zijn geweest dat bepaalt welke cel
len zich moeten delen, hoe vaak ze
moeten delen, en vooral, wanneer
ze met delen moeten ophouden.
Daar zorgen instructies in ons erfe
lijk materiaal voor, regelneven die
de groei van. cellen kunnen stimu
leren of remmen. Welnu. Als kan
kerverwekkende stoffen, zonlicht,
tabaksrook of puur toeval, een mi
niem detail van zo'n ingewikkeld
regel-gen verandert, dan kan het
zich ontpoppen tot een onco-gen
dat de cellen voortdurend tot tome
loze deling aanspoort. Kanker dus.
Lichamelijke groei en kanker zijn
twee kanten van dezelfde levens
medaille. De grens tussen gezond
en kwaadaardig is heel erg smal.
Genezen
Aan deze wetenschap zit een goede
en een minder gunstig kant. Het
goede bericht is dat men nu einde
lijk kanker tot in het detail, bijna
tot op de molecuul nauwkeurig,
kan bestuderen. Dat begint nu
langzamerhand resultaten af te
werpen. Men kan, bijvoorbeeld, nu
al vaststellen welke vrouwen een
grotere kans op borstkanker heb
ben en daarmee de therapie bijstel
len. In de toekomst zal het onge
twijfeld mogelijk worden om diver
se soorten kanker heel gericht te
genezen. Maar het slechte bericht is
dat men, bij de huidige stand van
zaken, geen enkele hoop heeft om
kanker de wereld uit te helpen zo
als men het pokkenvirus de wereld
uit heeft geholpen. Net zoals Ne
derland niet voor is te stellen zon
der zee, zo is het leven ondenkbaar
zonder kanker. Men kan beiden
bestrijden, maar niet als bron van
rampspoed uitschakelen.
„Kanker", zo schreef prof. dr. P.
Borst van het Nederlands Kanker
Instituut, „is een onontkoombaar
gevolg van het menselijk leven.
Waar cellen taken verdelen en el
kaar controleren, kunnen door ver
anderingen in het menselijke erfe
lijke materiaal cellen ontstaan die
zich aan de controle onttrekken.
Sterker, het is een triomf van de
evolutie dat een klont van biljoe
nen cellen is te maken, ons li
chaam, die meer dan 70 jaar mee
gaat zonder kanker".
De dood heeft op|®|
fluit geblazen u
En alle dingen fc
worden licht. 10
en
h.wj.mL
Al dikwijls heb ik gedaa
woest maar niet meerLi.
rouwen schrijven. Iederr'
onze samenleving weet df1"1
langzaamaan alles van. f'£
me wel vergist hebben, raMo
als ik de opmerking raf10(
dat het taboe op het stfrar
wèl, maar dat op de rouJn9'
is opgeheven. Pot
Onlangs is me echter
bleken dat ik me bepaalt
heb vergist. Ik had dema
dacht erop gevestigd datf"(
zondag vóór Kerstmis e/al"
dringende korte film zotrar
den uitgezonden in hef
derprogramma van
v.p.r.o. r~
Ik heb een aantal weké,
wacht met opnieuw |Q
„Emmy" te schrijven.Ls
weet of er lezers zoude'zl
die hun reaktie op die firnj0
mij zouden toezenden. F
niemand geweest.
Ik denk óók daaruit écjjj!
ander te moeten concluL a
Misschien heeft een fi
mensen gedacht: Kom14
een film over de dood, zP™1
voor Kerstmis, mij niet
Misschien zijn er anderfa2
weest die wèl gekeken?, o
ben, maar het ondê0'
kend vonden en het ma'
ver zo gauw mogelijk
vergeten.
Misschien... en daar ben
het meest bang voor,
heel wat kijkers het vre|
kern van de film
niet opgepakt. Ben ik 1
oordeeld? Ik geloof het
N.R.C. schreef Hans
kamp: „Zweverige kinck 15
gaat ook volwassenen [kla:
de pet". rA
Ik ben geschrokken. Wa"^AJ
ik denken van zijn bere^ n
ligheid om zich in te leBos
het thema van de film'
recensent merkt op dat
tema (de regisseur) en t,chl
(de schrijver) slechts 4ch;
van dialogen gebruiken 'Bi) h
Voorts stelt hij vast dat iP9e'
zicht van Isadora Olsly^
(Emmy) geen enkele £en
verraadt, „behalve een qos
aan het graf, die ik B19
maar als schaterlach kaï*n'
den". Hans Beerekamp 'e
moedelijk zelden bij eqsN
grafenis aanwezig gespit
Zou hij ooit aan den lijf0'
leed van rouwverdriet
gevoeld? Maar deze, vo£(ra
ontgoochelende voorbei
wing was blijkbaar nopo
genoeg. In de V.P.R.Ómf(
schreef hoofdredacteur JP™
wijn Paans over de film
het maar eens deftig te ii.30
laat de film de rouwvee
king van kleindochterl00"
Geen gesnotter, geen
Goed, opa is stiller en# D
zich in de dagen dat om«, v
opgebaard moeilijk eert™
ding te geven. Nergens"
productie opgelegde of\
dreven sentimenten". Ep/
der: „Alleen de kraait
employe's van uitvaartógi
saties blijven in hun onf*
delijke stomme rol, coQc
met hun uitgestreken i
Ik denk dat ook Mif^.
Paans nauwelijks heefH
waar het in de film „£l
van zijn eigen V.P.R.t
ging. Zeker niet om vil
ving van een begrafenis^
tonen of aan te prijzen. V
een hachelijke opmerkiL
het zou gaan om de roL
werking van kleindochiy
Uit de hele film is get
dat de negenjarige Emn,
het omgaan met haar I
stering nog helemaal ji| h
is. Dat er en hoe v,u
sprekend is dat varf'
werking van rouw 1
ke kan zijn binnen drie\
na een sterven. Pas teg
einde breekt iets
Emmy's besef dat oma
meer is. Symbool van I
scheid nemen is inderdJr
gooien van oma 's bril e/£
vork in het graf.
Ik geloof niet dat ik héF'
de wijn Paans zou nai
,ja, zo wil iedereen weg
gaan De meeste mensè&T>
den dat vast niet totem
Trouwens, ging het ifde
doodgéén of om
Oma's doodzijn, dat
thema. En Emmy's onto
gen om zich dat te real
dat een plaats te geven m(
beleven. Nee, het taboe
rouw-de rouw die meest
meteen al aan het graf q
is nog lang niet opge^
We zullen elkaar nog v
dig moeten helpen met
verdriet te leren omgaal
Ook het exploiteren van
een feestartikelenmaga
zijn was vroeger veel
eenvoudiger dan tegen
woordig. Bij voorbeeld:
wanneer mensen in de
jaren vijftig en zestig gin
gen trouwen, dan bestel
den ze simpelweg „slin-
'gers". Geen gezeur over
een kleurtje zus, een mo
tiefje zo gewoon
„slingers". Aangevuld
met een busje confetti,
een rolletje serpentines
en een bordje „Hulde"
was dat voor een door
snee bruiloft meer dan
adequaat.
Karei Kanitz (57): „Tegen
woordig zeggen mijn klanten:
joh Karei, mijn dochter gaat
trouwen en nou wil ze hele
maal in de roze bloemetjes
worden gezet, Slingers, ser
vetjes, serpentines, ballon
nen, lampionnen alles
moet roze. Roze roosies, als
het kan'. Goed Maar de vol
gende klant z'n dochter wil
alles weer in het rood en de
derde in het blauw. En met
neuzen is het net eender.
Vroeger kwamen de mensen
voor een „neus", punt uit.
Een kartonnen neus, later
een plastic neus. Maar als ik
nou in mijn neuzen-la kijk,
en tegenwoordig zijn dat alle
maal rubberen neuzen ge
worden, dan zie ik daar: Pi-
nokkio-neuzen, olifante-neu-
zen, vogele-neuzen, pas weer
nieuwe visse-neuzen, var
ken-neuzen, poeze-neuzen
noem maar op. Dus voel
je wat ik bedoel? Als feest
winkel moet ik een krank
zinnige voorraad in huis heb
ben. Op den duur is dat niet
meer bij te benen, en volgens
mij komt het vooral hierdoor
dat er nog maar zo weinig
van mijn collega's over zijn".
Paddenburg
In de eerste decennia na de
oorlog had elke buurt zijn ei
gen feestwinkel. Maar wie nu
in een stad als Leiden op
zoek gaat naar de pret-speci-
aalzaken treft er nog slechts
twee: de van oudsher beken
de „Paddenburg" aan de
Nieuwe Rijn en „Festival As
sociation" aan de Zoeter-
woudseweg. In Den Haag
kon men voor fopdrollen,
kotsplakken, jeukpoeiers en
dodenmaskers eertijds te
recht bij zeker wel tien ver
schillende zaken. Nu zijn er
alleen nog „Amusa" in de
Passage, „Bokstijn" in de
Weimarstraat, en dan dus de
grote Karei Kanitz aan het
Paul Krugerplein.
De zaak van Karei (gave grij
ze kuif, guitig omgeklapte
oren) bestaat precies dertig
jaar. Vandaar dus dat we
juist bij hem poolshoogte ne
men ter zake de ontwikke
lingen in de branche. Tussen
de bedrijven door, want ook
al zijn de eerste weken van
januari de slapste van- heel
het jaar, druppelsgewijs blij
ven de klanten zich melden.
Een olijke knaap van van
een jaar of acht, wiens kruin
ternauwernood boven de
toonbank uitkomt: „Heb-u
ook bomme?". Nee jongen,
bommen heeft meneer Ka
nitz niet.
En een zorgelijke mevrouw
van dertig: „Ik zoek een boe-
kie voor een conférencier die
zelf niks kan bedenken".
Boekies heeft Karei wel de
gelijk, maar wat voor boekie
had mevrouw gedacht?
„Een boekie met geintjes die
je kan uithalen. Maar geen
rot-geintjes. Het is nogal een
net publiek, dus het moeten
leuke geintjes zijn".
Of het optreden door me
vrouw zelf wordt verzorgd?
„Nou kijk, het gaat om Abra
ham. M'n oom die vijftig
wordt. En nou moet m'n man
die avond aan elkaar kletsen.
Alleen: hij kan niks beden-
Assortiment
Na een. bundel leuke sket
ches, een geinig moppenboek
en een uitgave met kwis-vra-
gen te hebben afgerekend,
vervolgt Karei Kanitz zijn
marktverkenning: „Behalve
met dat almaar uitdijende as
sortiment hebben sommige
feestwinkels ook te maken
met een afnemende animo
voor hun spullen. Ik heb
daar niet zo'n last van door
dat in mijn wijk, het Trans-
vaalkwartier, zoveel Surina-
mers en Turken zijn komen
wonen. Zeker driekwart van
mijn klanten bestaat nu uit
mensen met een buitenlandse
achtergrond. En die mensen
zijn meestal heel goeie en
royale feestvierders. De pa
pieren klokken die wij met
kerstmis ophangen, gebrui
ken de Surinamers gerust
ook midden in de zomer.
Wanneer Turken een brui
loft te vieren hebben, kopen
ze het glitter-materiaal met
kilos tegelijk".
Als detaillist in feestartikelen
geniet Karei Kanitz grote be
kendheid in Transvaal en
wijde Haagse omgeving.
Maar als accordeonist en zan
ger van het klassieke Neder
landse lied reikt zijn faam
nog veel verder. Want behal
ve middenstander is Karei
ook artiest, en dat al veel
langer dan dertig jaar.
Blauwe oogies
„Van kindsbeen af heb ik ac
cordeon gespeeld. Na de oor
log ben ik daarmee voor pu
bliek gaan optreden. In cafés,
in bioscopen, op bruiloften en
op feestavonden van allerlei
verenigingen. Dat was in de
tijd dat er nog geen muziek
installaties waren. En de
mensen meer van Neder
landse dan van Engelse lied
jes hielden dus ik zong
zulke dingen als ,,'t Steegie",
„Twee blauwe oogies", „Daar
bij die Wester". Later ben ik
er gitaar en piano bij gaan
doen, en doordat het vereni
gingsleven in die tijd een
bloeiperiode doormaakte
kwam ik heel aardig aan
mijn kostje. 'Joh Karei',
vroegen m'n klanten, 'kan je
ook niet wat slingers meene
men?', dus dat deed ik vaak.
Tot ik op een gegeven mo
ment tot de conclusie kwam:
ik kan die slingers net zo
goed zelf gaan verkopen.
Toen ben ik verhuisd van de
Pretoriusstraat, waar ik van
af mijn vierde jaar had ge
woond, naar het Paul Kru
gerplein hier, waar ik dusj die
feestwinkel van mij heb geo
pend. De optredens heb ik
toen zoveel mogelijk verscho
ven naar de avonduren. Wat
ook daarom geen probleem
was, omdat ik altijd een vrij
gezelle jongen ben gebleven".
Het is tijdens deze avond-, in
cidenteel ook middaguren,
dat Karei Kanitz nog steeds
optreedt. En met vrijwel het
zelfde repertoire als in zijn
jeugd. Veelal ook voor het
zelfde publiek, dat nu allicht
niet meer in de cafés is te
vinden, maar nog wel in de
bejaardentehuizen en de
wijk- en dienstencentra. Die
bedient Karei dan ook in een
regio die in zuidelijke rich
ting tot voorbij Rotterdam
loopt en naar het noorden
heel de Bollenstreek plus
Leiden omvat.
Suikerbossie
„Dames en heren, we maken
er een gezellige avond van",
to pleegt hij zijn gehoor te
enthousiasmeren. Waarmee
hij vooral ook bedoelt: mee
zingen! Hetgeen steevast ge
beurt. Het Lied van de IJssel.
Aan het Noordzeestrand.
Zeeman o Zeeman. Suiker
bossie. Ouwe Taaie. En nog
250 andere Hollandse klassie
kers.
„Het ligt er een beetje aan of
de mensen nog fit zijn of dat
ze hun rolstoel niet meer uit
komen. Maar als ze nog uit
de voeten kunnen, maak ik
er echt een feestje van. Met
een stoelendansje, een polo-
naisetje dat soort dingen.
En het leuke van bejaarden
is dat ze je na afloop ook per
soonlijk komen bedanken:
'meneer de complimenten
hoor, het was mooi'. Dus het
is dankbaar werk".
De volgende morgen staat
Karei dan aan het Paul Kru
gerplein weer zijn plastic
hangbuiken (f 29,85), blote
billen (f 16,20), kleine bustes
f 8,25) en grote bustes
f 12,25) te verkopen. Alsme
de zijn boevenkoppen
(ƒ14,40), doodskoppen met
klapperende gebitten
f 21,25) en Gorbatsjov-kop-
pen. Al lopen die Gorbatsjovs
niet erg hard: „Ik verkoop
vijf boevenkoppies tegen één
Gorbatsjov".
Dertig jaar feestartikelenma
gazijn Kanitz. Een mijlpaal.
Zeker in een tijd waarin
steeds meer feestwinkeliers
hun nep-drollen definitief
aan de wilgen hangen. Of
Karei nog.een gezellige re
ceptie belegt?
„Nee joh, ben je gek, ik ben
niet zo feesterig. Ik rook niet,
ik drink niet ik ben een
hele droge, eigenlijk. Het is
m'n handel natuurlijk, en ik
verdien er een boterham aan,
maar een feestje nee, dat
is aan mij niet besteed".
WILLEM SCHEER
Van Kipling een broekrok met breed gerimpelde tailleband
en oversized sweater of t-shirt. Daarover een bijpassend sai-
lorjasje.
„Het wordt steeds
complexer om
een zinnig oor
deel te geven
over het mode
beeld", schreef
het Nederlands
Modeinstituut in
Amsterdam on
langs een beetje
triest. Het mode
image staat stil en
het ziet er niet
naar uit dat er
spectaculaire ver
anderingen op' til
staan in de toe
komst. Er is een
nieuwe zakelijk
heid gekomen,
waarbij ontwer
pers niet zozeer
het hoofd breken
over de lengte
van de rok of de
inzet van de mou
wen, maar over
de vraag hoe men
de consument
kan blijven boei
en.
Hete hangijzers
als het milieu
houden de consu
ment bezig, hij
(her)ontdekt an
dere waarden in
het leven en is
niet langer alleen
geconcen treerd
op eigen welzijn.
Natuurlijk zal
men altijd kle
ding blijven ko
pen. Natuurlijk
zal men keuzen
maken als „dit
wel en dat niet".
Maar er is een
nieuw realisme
geboren als het
gaat om de vraag
waar materialen
vandaan komen
en hoe ze gepro
duceerd worden.
Tekenend is ook
dat in de confec
tie minder wordt
gegoocheld met
merken en labels.
Bovendien valt
op dat ontwerpers
zich richten op
onderdelen als
shirts, broeken en
combinaties.
Daarin vallen een
aantal richtingen
op die zich dit
jaar zullen mani
festeren, geënt op
een levensstijl
waarbij je onwil
lekeurig moet
denken aan „ge
mak".
We komen ele
menten tegen, die
je zou kunnen sa
menvatten als
Oosters, India,
Zuid-Amerika,
batiks, stippen,
strepen en bloem-
dessins die een
beetje ouderwets
aandoen. Daar
naast is er veel
uni in stoffen die
zijn samengesteld
uit onder meer
viscose, het nooit
uit te bannen ka
toen of polyester,
linnen, en nieuwe
crêpes en gabar
dines in soepele
kwaliteiten. In
tricot blijven dra
perieën en over
slagen belangrijk
voor kragen, rok
ken en blouses.
Het beeld is vrou
welijk, ontspan
nen en duidelijk.
Een duidelijke fa
brikant verkoopt
aan een duidelij
ke winkel, die
een duidelijke
consument als
klant binnen
krijgt. Er is een
tendens naar eer
lijkheid en een
voud met als basis
de bewustwor
ding van wat er
in de wereld om
ons heen gebeurt.
TINY FRANCIS
Prettig zittend jurkje in Chanelstijl met parelknoopjes in
doorlopend overslagmodel