„Ik wil
wel winnen,
maar ik
haat mijn
tegenstanders
niet"
De verzoenende
kersttoon
van Wim Hofman
Henkie, de sneeuwpop en het meisje
CeitLcSoumnt
Woi i-k ben
2iel< j|< mSq
niet haar J
buiten vooreen
Sneeuw pop.
INA 33
Kralingse Bos in Rotterdam is mooi, maar
eng. Niet geschikt voor meisjes alleen,
den vaders zeggen. Toch is er een vrouw
er bijna elke dag doorheen loopt. „Het is
angstig soms", zegt ze, „maar dan denk ik:
oop hard, mij hebben ze niet zo snel te
"leen". Dat is waar. Over drie kilometer doet
I minuten, 33 seconden en 82 honderdsten,
van Hulst, wereldrecordhoudster.
N
aast de computer staat
een schoenendoos, een
sportschoenendoos.
^B Daarin zit de fanmail
van de afgelopen we-
Ze is een maand in Portugal geweest, om daar
I ainen, en nu moet ze de achterstallige post weg-
cen. Elly van Hulst (30 jaar oud, 1,78 meter
l 57 kilo zwaar): „Ik wil dat gaan automatise-
Ze stellen vaak dezelfde vragen in die brieven,
hoe vaak ik train en zo, dan kan ik ze net zo
l een standaardbrief sturen en daar een per-
ïlijk krabbeltje opzetten",
r flat in de nieuwerwetse Rotterdamse wijk
;anderpolder vertoont de sporen van succes,
de muur hangt een schilderij waarop de atlete
lend staat afgebeeld. Ze kreeg het van de Joego-
ische kunstenaar zelf. Aan de boekenkast han-
jmedailles. En op de grond staat een heel lelijke
i. Wit met paars en gouden krullen. Is dat ook
trofee? „Ja. die is van Budapest!". Budapest,
is 8.33.82, dat is haar indoor-wereldrecord op
000 meter. Haar hoogtepunt. „Die beker is van
porselein, hartstikke duur. Zelf zou ik nooit
ts kopen, maar de Hongaren die mij ermee
r Budapest zagen lopen waren er helemaal gek
was 4 maart 1989 toen het gebeurde. Natuur-
er was al een en ander aan vooraf gegaan.
Is jaar en dag won ze de Nationale Kampioen-
ppen op de 800, 1500 en 3000 meter. In 1985
ze goud tijdens de Wereldspelen in Parijs,
e jaar later was ze de eerste die ooit favoriet
y Decker versloeg. Maar dit jaar, op 4 maart,
ze een wereldrecord. „Weet je dat nog niemand
Ier gelopen heeft dit jaar?", vraagt ze. „Zelfs
en niet!". Buitenbanen zijn, zoals bekend, snelle
*n. Ze hebben op de afstand van 3000 meter
tien bochten minder dan binnenbanen.
)GST
van Hulst werd in 1959 in Culemborg geboren,
irdat haar vader beroepsmilitair was en voort-
:nd werd overgeplaatst, bracht ze haar jeugd
r in Culemborg, Enschede, Uden, Maastricht en
iwarden. De Friezen stonden versteld van de
ite 'g' van de veertienjarige Elly; zelfs leraren
ten haar ermee. Maar op de sportbaan dwong
ntzag af. Ze was al eens tweede geworden bij de
dijke kampioenschappen voor meisjes en toen
ich in Leeuwarden meldde bij de atletiekclub
litas zag trainer Theo Kersten meteen dat hij nu
heel moois onder handen kreeg. Het duurde
;lang of hij vroeg zijn pupil: wat wil je, nu di-
;een paar jaar groot succes, of een geleidelijke
Duw met resultaat op de lange termijn. Elly
voor later. In 1977 sprak ze met de trainer af
de oogst zou volgen in de jaren na 1987. Dat is
Theo Kersten is nog steeds haar coach (en le
ipartner bovendien, maar dat gaat niemand wat
1 en inderdaad, het oogsten is begonnen. Elly:
len wij in 1977 zeiden dat we werkten voor tien
later, verklaarde men ons voor gek. Maar ach-
f blijkt het juist te zijn geweest. Ik ben er nog
ds. maar wie is er verder van de generatie van
overgebleven? Niemand. Ze zijn allemaal op-
■and".
;t Theo heb ik het langzaam opgebouwd. Niet
k als meisje zeven dagen trainen per week,
r heel geleidelijk werken aan een goede ontwik-
Elly van Hulst in haar eentje in het Kralingse Bos. Het is wel angstig soms.
Maar dan denk ik: ik loop hardmij hebben ze niet zo snel te pakken".
FOTO: DE JONG EN VAN ES
keling. Nu train ik twee keer per dag. 's Ochtends
in het Kralingse Bos of gewoon in de buurt, op de
fietspaden. Als het heel koud is, loop ik ook wel
eens in het winkelcentrum Oosterhof. 's Avonds
train ik vaak samen met anderen op de baan. En
elk jaar ga ik 's winters naar Portugal en 's zomers
naar Zwitserland om te trainen".
FANATIEK
„Alles Vvas vreemd en nieuw", zegt Elly als ze het
heeft over haar eerste jaren op de baan. Dat ze er
zo tegenaan keek, ontging haar omgeving niet. Men
omschreef haar als schuchter, verlegen, bescheiden.
En later stelde men dan Nelli Cooman daar tegen
over: extravert, brutaal, zelfverzekerd. Maar zo
zwart-wit is de werkelijkheid al lang niet meer. „Ik
ben best wel veranderd", zegt Elly. „Maar ik zal
niet van de daken roepen dat ik wel eens even on
der die en die limiet zal lopen, dat is mijn aard niet.
Dat wil niet zeggen dat ik niet fanatiek ben. Ik ben
er echt op gebrand om te winnen. Voorafgaand aan
de wedstrijd in Zürich waar ik Mary Decker ver
sloeg, waren we als deelnemers bij elkaar geweest
om te overleggen wat we zouden doen; Decker
maar gewoon laten lopen en onderling onze eigen
wedstrijd houden? Ik zei meteen nee. Ik zie wel wat
er gebeurt, maar ik geef niet bij voorbaat op. Toen
won ik dus".
„Vroeger was ik te lief. Vooral bij de start wordt
nog weieens geduwd, getrokken en geslagen; als ze
dat bij mij deden lag ik direct al in achterste positie.
Moest ik ze vervolgens allemaal weer in gaan halen.
Je moet je ellebogen gebruiken hè, dat heb ik
moeten leren, je ellebogen een beetje wijd houden
zodat je ruimte hebt. Vroeger was mijn houding: ga
maar voor. Nu niet meer. Ik heb laatst nog een Ita
liaanse tijdens de wedstrijd een dreun verkocht om
dat ze in m'n ribben zat te porren".
„Ik wil winnen, maar ik haat mijn tegenstanders
niet. Woede heb ik niet nodig. Als iemand voor me
loopt, denk ik: dat kan niet, die mag niet winnen, ik
ben de sterkste. Ik kan mezelf redelijk oppeppen tij
dens wedstrijden; ik ben ook altijd veel sneller tij
dens wedstrijden dan tijdens trainingen".
ZEUREN
Ze weet zelf ook niet waarom, maar Elly van Hulst
is jarenlang miskend. Zegt ze. En Theo Kersten, die
even een bliksembezoek aan haar flat brengt, zegt
het ook. Won ze weer eens drie gouden medailles
tijdens de Nederlandse Kampioenschappen, begon
nen de heren sportjournalisten te zeuren over haar
tijden. Liep ze tijdens een Europees Kampioen
schap een nieuw Nederlands record, werd er ge
klaagd dat ze slechts tweede werd. Kersten: „We
hebben altijd gezegd dat we respect zouden afdwin
gen door prestaties, niet door praatjes. Elly koos
voor een lang en hard leerproces en daarvoor had
ze tegenstanders nodig. In Nederland waren die er
niet, dus gingen we naar het buitenland. Daar was
ze populairder dan hier". Elly: „Ik heb nooit de pu
bliciteit gezocht. Als ik gehaaider was geweest en
ook had geroepen dat ik binnenkort onder de vier
seconden zou lopen, dan was ik allang een ster ge
weest. Ik heb me daar wel aan geërgerd, maar als ik
zie wat voor brieven ik nu krijg van mensen die ik
helemaal niet ken die waarderen me juist omdat
ik normaal ben gebleven en ik denk dat die waarde
ring veel dieper gaat. Ik ben daar nooit op uit ge
weest, maar het doet me wel goed".
Het zijn ook wat dat betreft de jaren om te oogsten;
niet alleen behaalt Elly de laatste jaren haar grote
successen, ook ontvangt ze nu alom erkenning. Ze
krijgt steeds meer terug voor wat ze aan haar sport
geeft, en dat is alles. Een half jaar geleden maakte
ze een afspraak met fotograaf Paul Stolk en diens
vrouw, om eens te komen eten, want koken is Elly's
hobby. Het is er nog steeds niet van gekomen. In de
zomer heeft ze hoe dan ook geen tijd, de rest van
het jaar eigenlijk ook niet. Ze loopt 42 wedstrijden
per jaar. Binnenkort een cross in Tilbui^, een stra-
tenloop in Zürich, een wedstrijd in Italië en straks
in maart de Europese Kampioenschappen in Glas
gow. En als er geen wedstrijd is, is er de training
nog. Die mag niet in gevaar komen. „Mijn moeder
woont in Leeuwarden", zegt Elly. „Ik zie haar ei
genlijk nooit. Ze is nu net twee weken bij me in
Portugal geweest, maar ik kom er niet aan toe haar
op te zoeken. Als ik eens twee dagen vrij heb, heb
ik die absoluut nodig voor mijn rust, dan kan ik
niet nog eens gaan reizen. Dat is best wel eens
moeilijk hoor. Maar het moet wel. Een ander kan
eens wat langer doorfeesten, dan is ie de volgende
dag een beetje duf, nou ja. Maar bij mij wordt dat
meteen uitgedrukt in seconden of minuten. Ik moet
wel egoïstisch zijn. En ach, het lopen duurt niet
eeuwig, ik zal het straks allemaal wel inhalen".
HEERLIJK
Elly van Hulst vind lopen leuk. Gewoon heerlijk.
Probeer dat maar eens uit te leggen, dat lukt niet. Je
zet je ene been voor je andere en daar ga je. Heer
lijk gewoon. „Ik ben blij dat ik voor lopen heb ge
kozen. Ik trek m'n schoenen aan en weg ben ik. Het
liefst loop ik in het bos. Als ik ergens op bezoek ga
neem ik altijd mijn sportspullen mee om een uurtje
tussendoor te kunnen lopen. Maar het leukst zijn de
wedstrijden, om de spanning en de sfeer er omheen.
En de voldoening na een wedstrijd; dan valt er zo'n
enorme last van je af. Ik geniet daarvan en daar
gaat het om. Zolang ik er plezier in heb, ga ik door.
De Olympische Spelen van Barcelona wil ik in elk
geval nog meemaken, en ik ben van plan die ook
heel goed te gaan lopen. En stel dat ik een gouden
plak zou halen, dan zal ik er echt niet onmiddellijk
mee stoppen. Ik ben niet zo iemand die er meteen
mee ophoudt als-ie het hoogtepunt bereikt heeft. Ik
ga gewoon door tot ik het niet leuk meer vind".
STEVO AKKERMAN
Wim Hofman, onder veel meer schijver van Het
Vlot, waarvoor hij dit jaar de Gouden Griffel
kreeg, is ook een perfect schrijver van
kerstverhalen, zoals vandaag in onze krant mag
blijken.
De adjunct-directeur van de Zeeuwse Culturele
Raad (want dat is hij óók) trekt een verzoenende
toon door al zijn lange en korte verhalen, of die
nu volledig aan zijn fantasie zijn ontsproten öf
zijn ontleend aan de werkelijkheid. Dat geldt
voor een van zijn eerstelingen, 'Koning
Wikkepokluk de Merkwaardige zoekt een rijk',
tot aan zijn laatste goud-winnende Vlot. De
vertellingen van Hofman zijn speels, met een
ongemeen subtiel gevoel voor humor en
absurditeiten.
Lees zelf maar.
Het pakje bij zijn bed stemde Henkie niet vrolijk. Het was Kerstmis, hij was jarig,
maar hij was alleen.
TEKENING: WIM HOFMAN
en hij was jarig, maar dat stemde hem niet vre
dig, vrolijk of opgewonden. Hij verbaasde zich
wat over het witte licht dat zijn kamer binnen
viel en keek naar het pakje dat bij zijn bed op
het kleedje stond. Het was een in zilverpapier ge
wikkeld doosje met een rood lint eromheen. Er
hing een briefje aan:
[-KSiMR. l&IJ{dl>iSL \0
AJCXAO ,AoJ«\«V\S07. doj üe.
\xwam, rnaos. jo.,
yt wuaA AoOh UAxojwC
^ojAOJooVvd.dc JpoaA-
McnvvkvmiII Lol afi* JitoJïlteaKïb.
Ua^> KKXX,^ 'WUXAM.O.
In bed zittend maakte Henkie het pakje open.
Eruit kwam een Jet Robot, een space fighter die
meteen opsteeg, een halve cirkel door de lucht
maakte en een noodlanding maakte op zijn dek
bed.
Later schoof hij de gordijnen open en hij zag dat
het sneeuwde. Op de stoepen en de straten lag al
een mooi laagje. Voor het huis zat een zwarte
vogel en er liep ergens een spoor door de sneeuw.
Daar had iemand gefietst.
Het was nog vroeg en het was stil. De meeste
mensen sliepen natuurlijk nog of begonnen zo
zoetjesaan aan hun kerstontbijt met een plakje
tulband of kerststol en een kopje thee of twee.
Er moet toch iemand kaartjes knippen
Misschien was er maar één kaartje te knippen,
was er maar één reiziger die mee moest en die
door het raampje zat te kijken hoe er steeds meer
sneeuw viel op de weilanden en de wegen waar
op niemand reed.
Hij rilde.
Nog later stapte hij naar buiten. Hij had een stuk
van de kerstkrans op zodat het ding nu op een C
leek en hij had goed nagedacht. Hij had de voor
deursleutel met een touwtje om zijn hals hangen,
hij had zijn das om en zijn jas aan en hij had de
een kerstverhaal voor de jeugd
Jet Robot weer in het doosje gedaan, het zilver
papier er weer omgevouwen en het lint er weer
omheengeknoopt. Hij vond het een goed idee om
het cadeau te geven aan het eerste de beste, een
zame, levende wezen dat hij tegenkwam.
Het sneeuwde en sneeuwde maar. Hij liep door
de Nieuwstraat die al heel oud was en hij wan
delde een stukje achteruit om te zien hoe zijn
voetstappen er dan uitzagen. En hij probeerde
een stukje te glijden. Een auto reed hem voorbij,
maar die hoorde volgens hem niet bij de levende
wezens.
Nee, het eerste echte levende wezen dat hij te
genkwam was een gele hond met een grijnzende
uitdrukking op zijn snuit. Het dier hield halt,
keek niet naar hem, maakte een geel plasje in de
sneeuw, bleef grijnzen
Henkie gaf het pakje niet aan de hond. Hij was
van mening dat dat niet de bedoeling kon zijn.
De hond was misschien niet eens echt eenzaam
en maar net even uitgelaten.
Hij hoopte dat er ergens een zielig kind ergens
eenzaam tegen een lantaarnpaal zou staan huilen
omdat het geen huis had en hij zou het dan zijn
jas geven en het zou hem niet kunnen schelen
dat hij verkouden zou worden en ziek
Toen hoorde hij een rochelend soort gehoest.
In een portiek tussen kartonnen dozen, stukken
plastic en oude kranten lag of zat een man die
rookte en hoestte en over van alles en nog wat
mopperde. Hij had het over Feyenoord en een
kapotte versnellingsbak en de herrie die dat
maakte! Maar toen hij merkte dat Henkie voor
het portiek was blijven staan, zweeg hij en ging
wat verzitten.
Ergens onder hem viel een flesje om. De man
stak een hand op, om te zwaaien misschien.
Henkie knikte en zette snel het pakje neer en
zorgde dat hij wegkwam. Rennen deed hij en hij
stopte pas toen hij bijna uitgleed. Hij hijgde en
zijn hart bonsde en dat was niet alleen van het
rennen. En meteen begon hij te twijfelen over
wat hij daarnet had uitgespookt, want wat had
zo'n man nu aan een Jet Robot? Misschien zou
hij dat ding meteen in elkaar rammen of kapot
bijten
Henkie voelde dat wat sneeuw in zijn schoen be
gon te smelten.
Hij zou natuurlijk terug kunnen gaan om het
ding vlug weer mee te grissen. Het zou kunnen
dat het pakje gewoon nog stond waar hij het had
neergezet. Hij begon wat heen en weer te lopen
met zijn handen in zijn zakken en diep in ge
dachten. Toen klonk er ergens boven het getik
tegen een ruit, achter het glas zwaaide iemand.
Henkie zwaaide terug en zag een gezicht van een
klein meisje dat haar neus scheef duwde tegen
het glas. Henkie schraapte wat sneeuw bijeen en
maakte er een sneeuwballetje van, en gooide dat
tegen het raam, hij mikte op het gezicht.
Het meisje lachte, zwaaide, maakte gebaren, ver
dween dan even, kwam terug met in de ene hand
een potlood of pen en met in de andere een pa
piertje. Op de vensterbank schreef ze een briefje
dat ze even later door een kiertje van het raam
naar beneden liet dwarrelen. Er stond op:
Henkie lachte en wees naar het briefje en naar
zichzelf en naar de sneeuw rondom hem.
En hij maakte voor het huis van het meisje een
sneeuwman die nog groter was dan hijzelf en hij
kreeg er gloeiende vingers en rode wangen van.
WIM HOFMAN