Kerstmis
Kerstmis '89
QeidóaQowuwt
:m;
§JA 27
ZATERDAG 23 DECEMBER 1989
-I
De Oostduitse predikant Hans-Jochen Vogel dichtte enkele jaren
geleden onderstaande preek ter gelegenheid van Kerstmis. Ze is
echter nog hoogst actueel. Hij gaf haar daarom, ter publikatie in
onze krant, deze week mee aan een Nederlandse collega die bij
hem op bezoek was. Hans-Jochen Vogel werd in 1944 geboren in
Chemnitz, de stad die na de oorlog door de communisten werd
omgedoopt in Karl-Marx-Stadt. In die industriestad in het zuiden
van de DDR is hij dominee bij de Evangelische Studentengemein-
de, een kleine kerkelijke basisgroep voor protestantse studenten
die zich naast bijbelstudie al jaren bezighoudt met vraagstukken
over armoede, milieu, mensenrechten en kerkzijn in de socialisti
sche samenleving. Pfarrer Vogel, die actief betrokken is bij de dis
cussies over politieke veranderingen in zijn woonplaats, schreef
ter begeleiding van zijn preek deze brief.
KARL-MARX-STADT, december 1989.
De bevolking van de DDR heeft de leiding van het land
ten val gebracht. Een - tot op heden - geweldloze
revolutie heeft plaatsgevonden. De mensen van de
geheime politie, die ons en onze bijeenkomsten gisteren
nog in de gaten hielden, zijn nu werkloos en vragen ons of
wij hen kunnen helpen bij hun integratie in de
maatschappij.
Maar wellicht is deze Duitse revolutie reeds verloren.
Demonstranten roepen om Deutschland', en er bestaat
angst dat wij ons land aan het Westen zullen moeten
verkopen.
Veel mensen met wie ik in de afgelopen jaren de bijbel
heb gelezen, heb gediscussieerd en gewerkt, zijn actief in
de oppositiebewegingen. De hele verandering in ons land
was onmogelijk geweest zonder de kerk en de groepen
binnen de kerk.
Maar nu: hoe moet het verder? Zullen de nieuwe
partijleiders weer in de roes geraken van hun eigen frases
en van hun macht? Zullen ze hun aanhangers naar'de
mond praten maar ondertussen hun eigen gang gaan?
Ineens zie ik ons weer voor me: we lezen de bijbel. We
stellen vragen die velen niet willen horen. We wijzen op
problemen die anderen niet willen zien. Wij zijn weer
diegenen die niet overal zomaar mee instemmen. Wij zien
de wereld, de mensen, de maatschappij weer net een
beetje anders dan wij geacht worden die te zien. Omdat
wij nu eenmaal de geschiedenis van Jezus, de teksten uit
de bijbel in ons hoofd hebben. Wii zullen weer de
christenen aan de basis zijn die doen wat blijkbaar
noodzakelijk is, waarvoor wij nodig zijn. Zullen wij het
ook werkelijk doen?
HANS JOCHEN VOGEL
it Palestina, die
eeuwige
[s conflicthaard,
het land tussen het
tr Jn Galilea en de Dode Zee,
^Jordaan en Middellandse Zee,
JStina, door de Romeinen bezet, geknecht,
Palestina van meer dan tweeduizend jaar geleden,
wvvjhalen tot ons gekomen
9 Ji mens,
y M(es, legenden, vertellingen,
or fin zijn redes en uitspraken.
ns heeft destijds geleefd, gestreden
ti en gehaat, geklaagd en gejubeld, gehandeld en
jis is destijds gekruisigd
jjranderd in een kaleidoscoop
Jhalen en spreuken.
•eej! is er niet één gebleven;
l^'is niet hij alleen gebleven;
e pk dat, wat hij in de oren, in de hersenen,
de&rten, in de gebaren, in de daden, in de plaatsen
uitleen is geworden,
)teryerhalen en spreuken;
akjet meer van elkaar te onderscheiden
van hem gehoord en afgekeken hebben,
zij zelf ervaren hebben
i wat zij van hem gehoord en gezien hebben in hun
i. In kunnen vrijmaken;
j kalen kan iets gebeuren
e fn voordien nog nimmer beleefd heeft;
later zal worden gedaan
;<hjijn voorontwerp in verhalen;
r31en wordt doorgespeeld
:hefcelijk is;
JRstaande, dat niet te veranderen is
jjja het zelfde einde heeft,
llejdt 'n verhalen verdraaid en omgekeerd,
en£r gehaald en weer anders samengevoegd;
'r de verhoudingen eenmaal aan het dansen zijn
t
aigVaren de verhalen deze dans voor later,
zijfderen, voor verder gebruik,
zijijn nieuwe poging, om het zelf eens te proberen.
rijt
;wj
geknechte Palestina dus,
/E'verhalen, spreuken, redes
i vrij mens,
die wat anderen normaal, vaststaand en onveranderlijk
leek,
op zijn kop zet, uit elkaar haalt en weer anders
samenvoegt.
Als hij komt, verspreekt de duivel
in het godshuis zich.
De melaatsen raakt hij aan en - opgelet! -
steekt zichzelf niet aan met lepra, maar hen met
gezondheid.
Priesters en farizeeërs interesseren hem niet;
hun godshandwerk neemt hij in eigen hand:
Je schuld is je vergeven! zegt hij; mag hij dat?;
-en wie verlamd was onder de heerschappij der priesters,
die vliegt er op eigen voeten fluks vandoor.
Hij laat de arme massa's zien
hoe ze door organisatie, door solidair te delen,
zelf uit honger overvloed kunnen bewerken.
De vrouw die bij hem aanschuift als een man,
en die berispt wordt omdat ze niet, zoals een vrouw
betaamt,
helpt met het bedienen, wordt door hem geprezen.
De vaderloze kinderen van de gevallen weduwe Israël,
die laat hij tot zich komen.
Zijn tegenstander zoekt hij op in diens eigen bolwerk,
waar deze religie bedrijft als een zaak van macht
en een machtige zaak.
Zijn weg voert langs het gerecht van de priesters
en de Romeinen.
Maar nauwelijk is hij aan het kruis gestorven,
of het besef dat hij leeft en verder strijdt
en verder lijdt en verder zegeviert
verbreidt zich - als een alarm voor alle heersers.
En dat houdt in dat de mens niet verloren is
op de bodem van het heelal
en in de jungle van de tirannie is zijn zaak niet verraden.
Wij worden bemind
en aangesproken,
vrijgesproken.
Boven ons dichtgewoekerd,
wat de hemel voor ons afsluit,
wat ons scheidt van het licht, van de warmte.
Vooruitgang die, door ons in gang gebracht,
al lang niet meer vraagt waarheen hij nog
vooruit mag gaan,
of wij hem nog wel willen.
Een dwangpositie, een positie dus, die ons dwingt,
een door ons gecreëerde positie, onze dwangbuis.
De kringloop van de economie, die ons moet dienen,
en die wij moeten dienen, zodat hij blijft lopen,
zodat wij zorgen dat hij blijft lopen.
Alles moet groeien, zodat het blijft zoals het is.
En wapens die, door ons gesmeed,
ons sinds lang beheersen.
Leven als afvalprodukt van de doodsindustrie.
Verzekerd van het gezellige thuis door
dreigende massamoord.
De vernietiging van de wereld - een spel, en niemand
die sterk genoeg is het te verbieden: het wordt
gespeeld, als er niets anders meer overblijft,
als iemand met zijn plannen geen andere
uitweg meer weet.
Geen wonder
dat er zoveel enkelingen zijn
massa's individualisten, egocentrisch,
de enkeling is een massa verschijning, -
de enkeling die niet wil weten
wat hij in het collectief, samen met anderen,
aanricht, die zich voor iets heel anders houdt
dan die anderen, een mens die, wat hij helpt te
in het 'alledaagse leven', 'op het werk', van zich afschuift
als een vreemde macht
van boven, van buiten, naamloos - 'geschiedenis', 'lot',
'loop der zaken', 'politiek',
die niet verantwoordelijk wil en kan zijn.
Hoe kan ik leven vinden?
Hoe word ik mijzelf?-
Waar vind ik een thuis?
Waar is de zin?
Ik breng iets tot stand - iets voor mijzelf.
Ik stijg op de ladder van het succes - oneindig.
Vandaag heb ik dit en morgen zal ik dat
ook nog hebben - tot in eeuwigheid.
Hier ben ik al geweest, daar zal ik geweest zijn
over een jaar.
Dit wil ik nog zien, dat nog proeven, ruiken,
horen of voelen.
Stilstand is dood; het leven gaat voort.
Het aanbod van wereldbeschouwingen - hier eerder
bescheiden,
maar ginds welig tierend tot hier aan toe.
En nog altijd geeft de religie in milde doses
ook geborgenheid en steun; een groepje
zogenaamde gelijkgezinden, naar buiten toe gesloten,
God zij dank: er zijn nog vijanden daarbuiten, kom schuif
wat dichter bij elkaar.
Het verlangen naar geluk, naar vrede, kracht,
macht, soevereiniteit en liefde, naar mens-zijn,
maar ook naar haat, verwoesting en vernietiging
- in een God veranderd staat het
aan het bewolkte firmament der religie.
De mens, zichzelf vreemd,
een vreemde in zijn eigen huid,
van zichzelf gescheiden en afgesplitst,
ver van zichzelf verwijderd,
zijn eigen vijand en tegelijkertijd
het voorwerp van zijn gelovigste verering
als een hoger wezen onbereikbaar boven hem.
Zijn wij dat?
Mensen in deze bommenwereld,
het noordelijk halfrond, tweede wereld,
de planningen komen bij ons voort
uit dat, wat wij overwonnen zouden hebben,
handelswijzes, modes, muziek en film, goed en geld,
ook religieus de meer verfijnde gebeden en geboden.
Mensen, van zichzelf gescheiden,
onteigend van hun werkkracht en hun wensen -
zijn wij dat?
Vanaf de rand
gaat het heil op weg.
De rand
waar de goedkope grondstoffen liggen - goedkoop, omdat
ze gewoon weggenomen kunnen worden,
de rand, waar de goedkope arbeidskrachten wonen -
goedkoop omdat men ze lage lonen kan betalen,
de rand, waar de winsten niet door sociale wetten worden
geknot,
de rand, waar milieuvoorschriften voor de industrie
onbekend zijn,
de rand, waar belachelijke dictators regeren met
corruptie en folteringen en doodseskaders, of waar ze
door machteloze 'democraten' worden afgelost,
vanaf die rand van dit - daardoor - meest effectieve
economische systeem uit de wereldgeschiedenis,
van deze rand van welvaart en van mensenrechten
gaat het heil
op weg.
Dat het nog niet afgelopen moet zijn
ook met ons niet,
dat zegt ons God van de kleine lieden,
die vanuit de randgebieden van het imperialisme
op weg gaat.
Destijds was het Palestina;
nu zijn het ook: Nicaragua, de Filipijnen,
Zuidafrika.
Destijds al was hij geen alledaagse God,
de God van de hele wereld.
Destijds al was het moeilijk te begrijpen,
dat menszijn niet overal en door iedereen te leren is,
destijds al was het moeilijk te begrijpen,
dat onverwoestbaar leven, vrij zijn van zelfhaat
en van de heerschappij des doods
verbonden zijn aan het vertrouwd zijn
met de God van de kleine lieden der aarde,
met de vriend van wie gehaat wordt, veracht,
geplunderd en vernietigd;
uitgerekend onder hen licht op
het beeld van de herstelde, hele mens;
in hun strijd om bevrijding
baant ons menszijn zich een weg;
onder hen ontstaat creativiteit,
onder hen groeit zelfstandigheid,
bij hen is moed te vinden,
organisatorische vaardigheid,
liefde zonder berekening, geestdrift in hun hart,
verfrissende nuchterheid, trouw zijn aan elkaar,
uitgerekend van hen is geloof te leren,
een heel persoonlijk geloof,
volwassen standvastigheid en vertrouwen,
volharding en hoop;
door hun onbevredigde verlangens
begrijpen wii wat echt nodig is,
door de aanblik van hun ellende
begrijpen wij wat moet veranderen;
de mens uit Nazareth
was een van hen;
en als het waar is, dat destijds
God door hem de wereld heeft bezocht,
dan is het ook waar dat hij vandaag
door de armen der aarde tot ons spreekt,
dan moeten wij door hen opnieuw leren
wat genade is en redding,
bevrijding van de zonde, nieuw, eeuwig leven; door hen
ervaren wij, wie God is,
en wat hij kan, doet en wil,
hoe waarachtig leven er uitziet;
uit hun geloof komt voor ons de hoop,
dat wij nog niet verloren zijn,
dat geloof meer is dan zelfbedrog en valse troost,
dat er een liefde is die deze wereld wil
en die wil, dat mensen mensen worden,
dat iedere mens oneindig belangrijk is
en niet slechts een middel tot een doel;
door hen ervaren wij van Gods vrede
en van gerechtigheid, het leven zelf
en de geheimen van dood en opstanding,
van de eeuwigheid, die daar en hier in onze dagen
doorbreekt.
Vanaf de rand van het imperium gaat het heil
op weg naar ons.