De intens beschaafde
revolutie in Praag
finale
„Commandant moet
beslist niet uit
de hemel komen"
Geen rancune
Meegaand
Zelf denken
t Aanval
GENERAAL HUYSMAN EN HET
MODERNE MILITAIRE LEIDERSCHAP:
Stille
wens
V rijheid
CeidóeSou/umt
ZATERDAG 25 NOVEMBER 1989 PAGINA 27
PRAAG - De Tsjechen zijn van
oudsher gek op theater. Grote ac
teurs genieten een bekendheid en
een achting, die in Nederland al
leen goede voetballers ten deel valt.
Het is geen tcpeval dat de democra
tische beweging in Tsjechoslowa-
kije niet geleid wordt door geharde
bedrijfsactivisten, politici of be
roepsrevolutionairen, maar door
een toneelschrijver (Vaclav Havel)
omringd door acteurs.
Rudolf Hrusinski van het Nationaal
Theater bijvoorbeeld, is een nationale
grootheid, zo bekend, dat velen op het
Wenceslasplein weten dat hij onlangs
nogal tobde met zijn gezondheid. Als hij
zijn gedichten op het plein heeft voorge
dragen, wordt hem door honderdduizen
den mensen vriendelijk toegeroepen:
„Een goede gezondheid!".
De menigte en de redenaars spreken el
kaar toe als jonge geliefden die elkaar
door het keukenraam iets toeroepen.
Een collega van Hrusinski verklaart pa
thetisch vanaf het balkon: „Al ons werk
is voor jullie, we houden van ons pu
bliek". „Wij houden ook van jullie!",
roepen de mensen op het plein terug.
„Geachte, burgerlijk ongehoorzame, ver
kilde medeburgers", zo luidt een andere
spreker zijn speechje in. Blij gegrinnik,
het is vandaag inderdaad bar koud. Pret
tig om enige erkenning te krijgen voor
het collectieve doorzettingsvermogen.
Opnieuw, net als in 1968, is de Tsjecho-
slowaakse revolutie een 'lieve' revolutie.
Intens beschaafd, vrij van agressie, door
cn door geweldloos en spontaan.
Niet alleen voor ambulances, maar ook
voor politieauto's wordt door de menig
te ruim baan gemaakt. Niemand steekt
een vinger uit naar de auto of zijn inzit
tenden. Terwijl de politie toch alles doet
om het publiek het bloed onder de na
gels vandaan te provoceren.
Communistische symbolen in het straat
beeld - rode vlaggen, sterren en glazen
vitrines met foto's van het jongste partij
congres - ze blijven intact. De Prage-
naars leven er gewoon omheen en zetten,
hun eigen symbolen ernaast - de kaars
jes op de plekken waar de politie vorige
week met knuppels op de menigte in
sloeg, pamfletten op elk vrij stukje
muur, de muurkranten.
Elke avond na afloop van de manifesta
tie komen schoonmaakploegen van sta
kende studenten het Wenceslasplein op
ruimen. Andere studenten maken zich
nuttig als verpleeghulp in het ziekenhuis.
Wie geen 'nachtdienst' heeft bij de bewa
king van de bezette faculteitsgebouwen,
meldt zich stipt om acht uur 's ochtends
om te vernemen wat er gedaan kan en
moet worden. Zelfs scholieren in drei
gende leren jacks vol spijkers hoeft niet
te worden uitgelegd dat het voor het wel
slagen van de actie van het grootste be
lang is dat zij zich sociaal opstellen en
alles wat op geweld lijkt vermijden. In
welk ander land is zoiets als dit moge
lijk?
Het meest opmerkelijke is nog het ge
brek aan rancune, behalve tegen een hele
selecte groep van zeer hoog geplaatste
communisten. Dit selecte groepje (partij
leider Jakes, zijn voorganger Husak, de
hoofdstedelijke partijchef Stepan) wordt
aangevallen op concrete (mis)daden, niet
vanwege hun communistische symbool
waarde. Het spreekt voor iedereen van
zelf dat een leuze als 'Hang de commu
nisten op' wel een provocatie van de
veiligheidspolitie moet zijn. „Een eerlij
ke Tsjech zou zoiets toch nooit neerkal
ken?".
Communisten en hun gewezen aanhan
gers, die zich deze week eindelijk meld
hoge prijs voor hun activiteiten, terwijl
de rest van de bevolking lijdzaam toezag
hoe zij, de een na de ander, tot hoge ge
vangenisstraffen werden veroordeeld.
Hoewel de Praagse politie alles doet om het publiek het bloed onder de nagels vandaan te provoceren, blijven de demonstranten rustig. Zoals deze vrouw die een kaarsje op
steekt op de Manesuv-brug over de Moldau.
den bij de democratische beweging, wor
den hartelijk welkom geheten, soms zelfs
hartstochtelijk toegejuicht. Beter laat
dan nooit, nietwaar? Vergeven en zoveel
mogelijk vergeten. Samen op weg naar
de democratie.
De schlagerzanger Karl Gott vertrok
naar West-Duitsland toen de troepen
van het Warschau Pact in 1968 Praag
binnenvielen, maar liet zich kort daarop
naar huis bidden door partijleider Hu-
sak, die hem een persoonlijke brief
schreef. Karl Gott kreeg als dank voor
zijn terugkeer een gouden contract met
de staatsplatenmaatschappij en leidt tot
op heden een luxeleven dank zij zijn
goede banden met de partijleiding. Hy
per-gecompromitteerd dus. Maar dins
dag meldde hij zich op het plein en
kreeg een vriendelijk, zij het niet uitbun
dig onthaal.
Twintig jaar lang heeft de grote massa in
Tsjechoslowakije zich koest gehouden.
De oppositie bleef beperkt tot een groep
van enige honderden. Zij, de mensen
van Charta 77, beperkten zich tot mo
reel verzet. 'Leven in eerlijkheid' was
hun leuze. Zij stelden geen harde politie
ke eisen, vroegen niet om democratise
ring of vrije vakbonden. Zij volstonden
ermee de regering te herinneren aan de
internationale mensenrechtenverdragen,
die de autoriteiten zelf mede hadden on
dertekend, maar dagelijks met de voeten
traden.
De mensen van Charta betaalden een
Op de een of andere manier slaagde de
conservatieve partijleiding erin een eco
nomisch beleid uit te dokteren, dat het
jarenlang mogelijk maakte de bevolking
een stijgende welstand te bezorgen. „We
ontnemen u alle burgerlijke vrijheden,
maar u krijgt er een autootje, modieuze
kleren, misschien zelfs een tweede huisje
voor terug". De partijleiding werd er
geen moment populairder door, maar de
FOTO: PETER DE JONG
ruil werd geaccepteerd als de best moge
lijke in het bevroren Breznjev-tijdperk.
Tsjechen houden er niet van met een na-
gelvijl een betonnen muur te lijf te gaan.
Dan maar een knus tuintje bouwen bin
nen de gegeven beperkingen. Ze kunnen
zo meegaand zijn, dat ook de Duitse be
zetters zich destijds hevig verbaasden
over die brave Bohemers, die gedurende
de oorlog gewoon hun werk bleven doen
(van de Slowaken kan dat overigens niet
gezegd worden). Dat is de tegenkant van
de zachtaardigheid, die het burgerlijk
verzet in de bewogen algelopen week zo
innig sympathiek en effectief heeft ge
maakt.
Geschokt kijkt het tweetal studentensta
kers ons aan. De bedrijfsdirecteur in een
instrumentmakerij met 850 werknemers
heeft hen net verzekerd dat hij diep in
zijn hart altijd in de democratie heeft ge
loofd, ook al is hij een communistische
manager. Wij, Hollandse journalisten,
moeten erom lachen; de man ruikt ge
woon hoe de wind waait en trekt een an
der jasje aan. Onze 20-jarige begeleiders
kunnen zich zoveel cynisme niet voor
stellen. Ze geloven de man op zijn
woord, ook al verbiedt hij hen ten stel
ligste met de arbeiders te gaan praten,
omdat „het bedrijf al onrustig genoeg
is".
Deze twee prille actievoerders hebben
thuis niet anders geleerd dan dat een
communist iemand is die zijn eer ver
koopt om een betere baan te krijgen.
Maar een medemens behoor je op zijn
woord te geloven, dat hebben ze ook
van huis uit meegekregen. En zulke
hoogstaande, morele wetten in het men
selijk verkeer hebben voorrang boven
platte, politieke overwegingen. Dat
spreekt voor onze twee studenten van
zelf. Ze weigeren zelfs om op het be
drijfsterrein arbeiders aan te spreken:
„Omdat we de directeur beloofd hebben
dat niet te doen". „Maar jullie willen
toch een vrij land hebben, waar iedereen
kan zeggen en vragen wat hij wil?".
Hoofdschuddend kijken ze ons aan.
De studenten kijken licht gepikeerd als
we voorzichtig vragen of zij zich ervan
bewust zijn dat in omringende landen de
Tsjechen nogal eens bekeken worden als
miljoenen replica's van de beroemde
soldaat Svejk, de praatzieke levensgenie
ter die voor het Oostenrijks-Habsburgse
Rijk de loopgraven in moest. Volledig
ongeschikt voor heldendaden van welke
aard ook, maar zeer bekwaam in de
kunst van het overleven. De grootste an
tiheld van de wereldliteratuur. De twee
studenten vinden dat beeld niet te rij
men met hun eigen dodelijke ernst, ijver
en gedrevenheid. „We grijpen toch de
eerste kans aan die ons geboden wordt
om ons te verzetten?". Hun moraal en
hun moreel zouden niet zo intact zijn
gebleven, als hun ouders niet twintig
jaar lang de overlevingskunst hadden be
oefend.
Vaclav Havel vertelt op een persconfe
rentie dat het nieuwe Burgerforum over
spoeld wordt met brieven van mensen
die vragen wat ze moeten doen. „Terwijl
wij juist willen, dat de mensen eindelijk
weer eens leren dat ze zichzelf moeten
organiseren en zelf initiatieven moeten
nemen", zegt hij bezorgd. Het sluit won
derwel aan bij wat een student een paar
uur daarvoor in een cafeetje tegen ons
zei, een student die zeven jaar oud was
toen de tanks Praag binnenrolden: „Het
was eigenlijk een gemakkelijk leventje,
de afgelopen twintig jaar. Niemand hoef
de ooit na te denken over hoe hij zijn
leven wilde' inrichten. Alle belangrijke
beslissingen werden voor je genomen.
Natuurlijk weten de mensen wat goed en
kwaad is, wie deugt en wie niet deugt.
Maar ze zijn niet in staat om na te den
ken over wat er hierna moet gebeuren.
Welk politiek program hen zou kunnen
aanspreken. Politieke stromingen be
staan in dit land helemaal niet. Ooit was
er een partijleiding die hen vertelde dat
een 'socialisme met een menselijk ge
zicht' mogelijk was. Daar geloofden ze
toen in. En verder zijn ze sindsdien niet
meer gekomen".
Misschien heeft deze pessimist gelijk.
Maar is het voor een democratische toe
komst niet belangrijker dat het funda
ment van tolerantie en dagelijkse burger
zin in al die barre jaren zo wonderbaar
lijk ongeschonden is gebleven? Moge het
de Tsjechen en Slowaken eindelijk ge
gund worden het antwoord op die vraag
zelf te zoeken.
WERA DE LANGE
Het militaire apparaat, dat sinds mensenheugenis als star bekend staat,
is hevig aan het veranderen. Het was altijd zo simpel: de hogere
commandant droeg een lagere commandant iets op, die de bal
vervolgens zonder mankeren doorspeelde naar de soldaten. Geen
discussie, geen overleg. Wie tegenwoordig zijn por te luisteren legt bij
commandanten, hoort termen als 'communicatielijnen',
'management', 'efficiency', 'creativiteit' en 'organisatievariabelen'. De
SEEDORF - Brigade-generaal Pie-
ter Huysman gaf ooit een college
aan de Rijksuniversiteit van Gro
ningen. Met een mengeling van
ironie, verbazing en ergernis herin
nert hij zich: „De studenten dach
ten dat wij militairen alleen maar
met messen tussen de tanden door
het bos liepen en niets anders de
den. Ik heb daar een genuanceerd
verhaal gehouden over de werkelij
ke gang van zaken in het leger. Ik
mag wel zeggen dat zoiets zeer ver
helderend werkte".
Huysman (49) kan er uiteindelijk wel
om lachen. Relativeren is een eigen
schap die hem kenmerkt. Zo kan hij ook
het militaire leiderschap van een afstand
bekijken. „Militair leiderschap is een
hobby van me", zegt Huysman zelf.
Maar zijn theorieën zijn allerminst geba
seerd op hobbyisme; ze hebben bijna een
wetenschappelijke basis. Leiderschap is
voor hem een manier van leven, van
werken. Er zijn nog steeds commandan
ten die geloven in de oude stijl, die bul
derend over het kazerne- en oefenterrein
lopen en soldaten afblaffen. Deze hou
ding is een gruwel in de ogen van Huys
man. Veel liever heeft hij te maken met
het type commandant dat de laatste ja
ren terrein heeft gewonnen: een goed ge
schoolde, welbespraakte leider die op ba
sis van inhoudelijke argumenten te werk
gaat, de soldaten als volwaardig be
schouwt en hen zodanig benadert.
„Afstandelijk leiderschap heeft veel min
der effect dan het relativeren van je ei
gen belangrijkheid", vertelt Huysman.
„Een commandant, op welk niveau dan
ook, moet drie dingen in de gaten hou
den: leiderschap, kameraadschap en vak
manschap, ofwel LKV. Deze zijn altijd
met elkaar verbonden, stimuleren el
kaar. Als de troep merkt dat je één van
deze grootheden links laat liggen, is de
kans groot dat je invloed, je uitstraling
gering is".
bevelhebber der landstrijdkrachten onderkent de ontwikkelingen en
heeft 1990 uitgeroepen tot 'jaar van het militaire leiderschap'. Een
opvallende verschijning in dit verband is brigade-generaal Pieter
Huysman, commandant van 41 Pantserbrigade in Seedorf en van de
Nederlandse troepen in West-Duitsland. Huysman is de pleitbezorger
van het moderne militaire leiderschap: „Een generaal moet beslist niet
uit de hemel komen".
Huysman is gewend om, figuurlijk ge-
rj sproken, de aanval te zoeken en geen
blacf voor de mond te nemen. Hij is nu
■j ruim een jaar commandant in Seedorf,
bij de 'meest parate' eenheid van de
landmacht in de Noordduitse laagvlakte.
Toen een deel van 'zijn' troepen enkele
weken geleden in Denemarken vertoef
de, gaf Huysman de aanwezige Neder
landse pers niet alleen tekst en uitleg
over de oefening, maar verhulde hij ook
niet zorgen te hebben over de te ver
wachten korting op de defensiebegroting.
En stelde hij onomwonden dat de Sov
jet-troepen in de DDR nog altijd veel
sterker zijn dan voor de stnkte verdedi
ging noodzakelijk is. „Ik houd niks ge
heim, behalve mijn oorlogsopdracht",
lichtte Huysman toe. Wel benadrukte hij
een loyaal uitvoerder te zijn van het
Haagse beleid zolang de gevechtskracht,
het 'eindprodukt', van zijn brigade ge
loofwaardig en in overeenstemming met
de verstrekte opdracht blijft.
„Ik ben een zwaar onderbetaalde direc
teur van een fabriek met ruim 5500 per
soneelsleden", zegt Huysman met milde'
zelfspot. Na zijn opleiding tot infanterie-
offïcier aan de Koninklijke Militaire
Academie (KMA) in Breda vervulde hij
bij de parate troepen diverse functies als
commandant. Bekwaamde zich aan de
Hogere Krijgsschool en was daarna
vooral werkzaam in de opleidingssfeer,
onder meer op de KMA. Viel op door in
het vakblad de Militaire Spectator een
artikelenreeks te schrijven onder de
veelzeggende titel 'Leiderschap op de
korrel'. Opvallende uitspraken in het in
leidende artikel: „Naar onze mening
moet de traditionele visie op militair lei
derschap worden verruimd. Militair ma
nagement is méér. De militaire manager
doet volgens ons goed eraan de eisen
van de organisatie, de mensen en de om
geving niet uit de weg te gaan of te ont
kennen, maar ze zodanig doelgericht te
integreren dat hij werkelijk het doel
haalt van de organisatie waarvoor hij
staat". Waarna Huysman een groot aan
tal praktische tips gaf voor commandan
ten op bataljons- en compagniesniveau.
Huysman wilde graag de juistheid van
zijn opvattingen in de praktijk, als hoog
ste commandant van een grote eenheid,
bewijzen. Vorig jaar oktober werd zijn
stille wens vervuld. Huysman werd be
vorderd tot brigade-generaal en werd
commandant van 41 Pantserbrigade. Di
rect na zijn aankomst in Seedorf heeft
hij gewoontes ingevoerd die typerend
Brigade-generaal
Huysman, „een
zwaar
onderbetaalde
directeur van een
fabriek met ruim
5500
personeelsleden
FOTO: MILAN
KONVALINKA
zijn voor zijn werkwijze. Allereerst heeft
Huysman een anti-alcoholprogramma
opgezet, met name door de verveling te
bestrijden waaraan veel militairen bui
ten de diensttijd ten prooi vallen. Resul
taat: in een jaar daalde de bieromzet op
de kazerne met 11 procent. Het gebruik
van zwaar alcoholische drank vermin
derde met 22 procent. Daarnaast stelde
Huysman de zogenaamde 'generaals-
lunch' in. Maximaal tien medewerkers
(beroeps en dienstplichtig) van alle on
derdelen krijgen dan de kans informeel
met Huysman te praten.
Maar de belangrijkste 'uitvinding' van
Huysman is het programma comman
danten-training. Zo krijgt iedere nieuw-
komende beroeps (onder)officier uit de
rijen der ervaren beroepsmilitairen een
jaar lang een mentor toegewezen die als
steun en toeverlaat dient. „We moeten
gebruik maken van de kennis die we in
huis hebben. Het is onzin om nieuwe
beroepsmilitairen te laten zwemmen in
een zee van regels en gewoontes. Oudere
officieren en onderofficieren hebben een
schat aan ervaring, die voor mij heel we
zenlijk is. Het gaat erom dat de eenheid
bol staat van de kwaliteit. Daarvoor
moeten alle commandanten borg staan.
Zij moeten zich niet beroepen op hun
strepen of sterren, maar op hun inhou
delijke kennis en vaardigheden. Ik zeg
altijd: niet wat er op de jas staat, maar
welke persoon er inzit is van belang".
Dit verklaart één van de vele stellingen
waarvan Huysman zich altijd bedient
om zijn bedoeling duidelijk te maken:
„We moeten op een moderne manier
met onze dienstplichtigen omspringen".
Toen West-Europa werd overspoeld
door de grote stroom Oostduitse vluch
telingen en menig Nederlandse soldaat
met verbazing naar de Westduitse tv zat
te kijken, greep Huysman de gelegenheid
aan om een discussie over het begrip
'vrijheid' op te zetten. Huysman: „Wij
weten niet meer wat vrijheid is. Ik heb
dienstplichtigen op het hart willen druk
ken dat vrijheid een hoog, zo niet het
hoogste goed is". Volgens Huysman is
het mogelijk de afstand tussen beroeps
militairen en soldaten die 'voor hun
nummer' dienen, drastisch te verkleinen
of zelfs weg te poetsen. „Onze dienst
plichtigen zijn mondige mensen met een
eigen mening, een eigen kijk op de we
reld. Zij willen zich niet zomaar laten af
bluffen met geschreeuw en weinig in
houd. Commandanten moeten dat in
zien en daar naar handelen".
Betekent dit dat de onderdelen van de
landmacht, het bolwerk van hiërarchie,
voortaan uit praatclubjes moeten be
staan en dat elke actie eerst 'in de groep'
moet worden gegooid? „Welnee! be
klemtoont Huysman, „dat gaat te ver. Je
kunt niet voortdurend alles ter discussie
stellen of op democratische wijze invul
len. Een van mijn stellingen is dat een
soldaat altijd behoefte heeft aan een
vastomlijnde opdracht. Dit lijkt tegen
strijdig met mijn ideeën over militair
leiderschap. Maar het is geen 'Befehl ist
Befehl'. Een commandant dient er voor
te zorgen dat de soldaten weten hoe ze
met tijd, ruimte en middelen moeten
omgaan. Elke opdracht moet deze on
derdelen bevatten om compleet te zijn.
Dat schept duidelijkheid. Als ik een mo
torordonnans om een boodschap stuur,
moet ik er pok bij zeggen hoe laat-ie
weer bij mij moet zijn, anders is er een
kans dat ik hem voorlopig niet terug
zie".
ROB SEBES