Kleuter zit
klem tussen
poppen en
schoolbank
ZATERDAG 11 NOVEMBER 1989
De basisschool bestaat vier jaar.
Onderwijsorganisaties en het
ministerie maken de balans op. Heeft
de integratie van kleuter- en lager
onderwijs de beloften waargemaakt?
Nee zeggen leerkrachten, de
academies waar zij worden opgeleid,
schoolbegeleidingsdiensten, het
Algemeen Pedagogisch Centrum,
inspectie, de onderwijsvakbond ABOP
en de Raad voor het Basisonderwijs.
Het lager onderwijs heeft het
kleuteronderwijs ingelijfd en het zijn
schoolse regime opgelegd. De kleuters
van vandaag leggen minder
zakdoekjes en beginnen eerder met
lezen, schrijven en rekenen. De
aandacht voor emotie en creativiteit
dreigt hierdoor in het gedrang te
komen, terwijl de wetgever juist wilde
dat de nieuwe basisschool aandacht
zou besteden aan een brede
ontwikkeling van het kind.
Onderwijsbegeleidingsdiensten maken
zich grote zorgen en ontwikkelen
projecten voor leerkrachten. Het APS
houdt volgende week een landelijke
conferentie over kleuters op de
basisschool en de Raad voor het
Basisonderwijs heeft een advies in
voorbereiding dat in december aan de
nieuwe minister Ritzen van Onderwijs
Wetenschappen wordt
gepresenteerd.
De kleuters zitten in de knel. Sinds
'de invoering van de Wet op het
Basisonderwijs (1985) kunnen zij
meesters en juffen tegenover zich
vinden die zich geen raad weten
met het kleine grut. Zij hebben
nooit geleerd om te gaan met jonge
kinderen en kunnen steeds minder
terugvallen op de deskundigheid
van de sterk uitgedunde schare
kleuterleidsters.
Onderwijsspecialisten vrezen dat leer
krachten in hun ontreddering en onkun
de steeds verder zullen vluchten in een
schoolse aanpak. Nu al dreigen de ver
standelijke vakken de aandacht voor
emotie, creativiteit en motoriek te over
schaduwen. Die verwaarlozing van 'hart
en hand' heeft volgens schooladviesdien
sten en het Algemeen Pedagogisch Stu
diecentrum (/^fS) ongewenste gevolgen
voor de kinderen.
„De 'kleur y^n het kleuteronderwijs is
veranderd. Meer zakelijk en schools en
minder gericht op spel en op sociale en
emotionele ontwikkeling. De kinderen
worden aangesproken op een manier die
hen niet past. Zij vervreemden en raken
van slag", zegt F. Jansen van het Alge
meen Pedagogisch Studiecentrum (APS).
Van onderwijzend personeel, ouders en
schoolbegeleidingsdiensten weet zij dat
kleuters vandaag de dag meer in bed
plassen, zich moeilijker kunnen concen
treren en vaker gedragsstoornissen ver
tonen.
Schoolbegeleidster en oud-kleuterleidster
I. Duistermaat: „Wij maken ons grote
zorgen. De. verstandelijke vakken drei
gen de aandacht voor emotie onder te
sneeuwen. Leerkrachten zijn sterk ge-
- richt op de ontwikkeling van verstande
lijke vermogens en inzichten, waardoor
een aantal leerlingen de boot mist. We
krijgen inderdaad meer klachten over ge
en concentratiemoei
lijkheden. die op den duur tot een vlucht
uit de werkelijkheid en tot apathie kun
nen leiden".
Complex
De moeilijk te beantwoorden hamvraag
is hierbij of de stoornissen het duidelijke
gevolg zijn van het wegebben van het
ouderwetse kleuteronderwijs, of dat an
dere - maatschappelijke - oorzaken een
spaak in het wiel van de driewieler ste
ken. Jansen vreest dat het 'eenzijdige'
kleuteronderwijs een belangrijke oorzaak
is. Menig orthopedagoog denkt echter
dat de stijging van het aantal gesigna
leerde problemen voortkomt uit de
vroegtijdige signalering ervan door peu
terleidsters en leerkrachten.
Professor dr. L. Stevens, verbonden aan
de faculteit kinderstudies in Utrecht,
constateert een stijging van het aantal
kleuters dat extra zorg nodig heeft. „Ze
zijn minder zelfstandig, kunnen zichzelf
minder goed redden en missen soms ele
mentaire vaardigheden". Op de oorzaak
ervan kan hij louter hypotheses loslaten,
omdat wetenschappelijk onderzoek ont
breekt. „Jonge kinderen kunnen thuis
om diverse redenen (werkende ouders,
echtscheidingen) minder rekenen op sta
biliteit, terwijl aan hun ontwikkeling de
zelfde of zelfs hogere eisen worden ge
steld. Omdat ouders meer belast zijn,
komt de ondersteuning aan het kind in
het gedrang. Het onderwijs krijgt er hier
door een pedagogische taak bij en is niet
gediend geweest met de te snelle integra
tie van het kleuter- en het lager onder
wijs en het verdwijnen van de opleiding
tot kleuterleidster", aldus Stevens.
Ononderbroken
Sinds 1985 is de kleuter geen kleuter
meer op een aparte school, maar leerling
op de basisschool. De Kleuteronderwijs-
wet en de Lager Onderwijswet werden
vervangen door de Wet op het Basison
derwijs. De nieuwe school moest voor
een soepele overgang van de poppen-,
hoek naar de schoolbanken zorgen, want
het percentage zittenblijvers was veel te
hoog. In de nieuwe basisschool zou het
kind zich zonder horten of stoten emo
tioneel en verstandelijk moeten ontwik
kelen, kennis moeten verwerven en soci
ale, culturele en lichamelijke vaardighe
den opdoen.
Een ononderbroken ontwikkelingsgang
van het kind werd dus beoogd, zoveel
mogelijk los van de vorderingen die an
dere leerlingen maken, zoals in een klas
sikale aanpak. Dat is wat de wetgever
wilde met de fusie van het kleuter- en la
ger onderwijs. Het systeem van jaarklas
sen moest worden verlaten en daarmee
ook het 'zitten blijven' voor de kinderen
voor wie het onderwijs te snel ging.
Spontaniteit
Hoever staat het met het flexibele, meer
op het individu gerichte onderwijs? Vol
gens de ABOP draait de helft van alle
basisscholen nog steeds haar lesjes af.
Het 'leerstof-jaarklassensysteem' houdt
de kunstmatige overgang van spelen
naar leren in stand en dat was dus niet
de bedoeling. Boosdoener is volgens de
bond de overheid, die met 'periodieke
peilingen' en 'eindtermen' de aanzet
geeft tot hogere leerprestaties en meer
rendement. Medeplichtig zijn volgens de
ABOP de uitgevers, die de scholen be
stoken met een groot aantal voorberei
dende lees-, schrijf- en rekenmethoden
voor kleuters.
C. van Cuyk, lid van de Raad voor het
Basisonderwijs, is niet vies van voorbe
reidende basisvaardigheden in het kleu
teronderwijs, maar hekelt de nog steeds
bestaande strikte scheiding tussen spelen
en leren. ,.De groep vier- tot achtjarigen
moet meer ruimte krijgen voor sponta
niteit. Jonge kinderen moeten de gele
genheid krijgen om te lezen of te schrij
ven als ze daar behoefte aan hebben, en
de iets ouderen moeten nog kunnen spe
len als ze dat willen. De strikte scheiding
moet alsnog worden doorbroken", aldus
Van Cuyk.
Van meer individueel onderwijs is (nog)
bitter weinig terechtgekomen. Leerkrach
ten die in een klas met kleuters staan
neigen sterk naar klassikaal onderwijs.
„Onder het mom van integratievoorbe
reiding werden kleuterleidsters aange
spoord om 'meer te doen' aan lezen,
schrijven en rekenen en allengs versche
nen er meer typische lager-onderwijsre-
gels in de kleutergroepen. Het lager on
derwijs veranderde echter nauwelijks in
de richting van de werkwijze van de
kleuterschool", schrijft de onderwijsvak-
bond in haar vernietigende rapport
'Kleuters in de knel'.
In de aanloop naar de fusie zag het er al
naar uit dat het op kennisoverdracht ge
richte lager onderwijs het pedagogische
concept van de kleuterschool zou gaan
domineren. Kleuterleidsters kregen bij
scholing om in de hogere klassen les te
kunnen geven, maar andersom hoefden
leerkrachten zich niet bij te scholen om
een groep kleuters te leiden. „Een mis
kenning van het onderwijs aan het jonge
kind", meent een woordvoerster van de
Raad voor het Basisonderwijs, die de
minister in december advies uitbrengt
over het onderwijs aan 'het jonge kind'
(4 tot 8 jaar).
Eén van de belangrijkste verworvenhe
den van het kleuteronderwijs is de kind
gerichte aanpak. „Het kleuteronderwijs
werkt vanuit de ervaringen, behoeften
en interesses van een kind. Het lager on
derwijs gaat uit van leerstof en resulta
ten", legt docent onderwijskunde B. Jan
sen aan een PABO uit. Spelenderwijs le
ren eri zelf ontdekken. Ieder in zijn eigen
tempo en niet louter gericht op de ver
werving van kennis. „Het leren in het
kleuteronderwijs wordt opgevat als een
totaalproces. Niet alleen met het hoofd,
maar ook met hand en hart. De sociaal-
emotionele, motorische, creatieve en
cognitieve ontwikkelingen worden niet
los van elkaar gezien".
Worden 'hand en hart' verwaarloosd,
dan kan volgens Jansen een versobering
optreden. „Wat je in je jeugd hebt ge
mist aan natuurlijke ervaringen, kun je
later niet of nauwelijks meer inhalen.
Afhankelijk van de gezinssituatie en het
vervolgonderwijs kunnen verengde per
soonlijkheden ontstaan: mensen die in
tellectueel zijn ingesteld en te weinig
emotioneel, creatief en motorisch. Kort
om een verschraling".
Ondeskundig
Kleuterleidsters werd vroeger in een spe
cifieke opleiding van drie jaar geleerd
wat de verworvenheden van het kleute
ronderwijs zijn en hoe je die, werkend in
de schoolpraktijk, in stand houdt. Met
de nieuwe Wet op het Basisonderwijs is
echter ook de opleiding tot kleuterleid
ster (KLOS) opgeslokt. De 94 opleidin
gen voor het lager onderwijs (pedagogi
sche academies) en de 45 opleidingen
voor kleuterleidsters werden samenge
voegd tot 64 PABO's (Pedagogische Aca
demie Basisonderwijs) om 'breed inzet
bare' leerkrachten af te leveren. Onder
wijzers en onderwijzeressen die zowel
voor een kleuterklas als groep acht kun
nen staan. Maar toen de fusie eenmaal
een feit was, waren er nog maar nauwe
lijks docenten dié konden lesgeven in de
methodiek van het jonge kind. Veel do
centen van de KLOS vloeiden af en het
kleuteronderwijs werd het stiefkind bin
nen de PABO.
Spelen op is school is
er voor kleuters steeds
minder bij, doordat het
regime van de lagere
school (het behalen van
meetbare resultaten)
almaar verder in hun
klasjes doordringt.
FOTO: PERS UNIE
In haar rapport 'De zorg voor het jonge
kind' stelt de inspectie van het hoger on
derwijs voor het gebrek aan deskundig
heid aan te vullen en nascholing te ver
zorgen voor de leerkrachten die nu de
PABO's verlaten. Jansen over zijn eigen
studenten: „Zij hebben niet voldoende
kennis en ervaring in huis om onderwijs
te geven aan het jonge kind. Er moet in
de opleiding veel meer aandacht worden
besteed aan de methodiek van het jonge
kind. Op de KLOS werden alle vakken
afgestemd op opvoeding en onderwijs
aan jonge kinderen en liepen de studen
ten drie jaar lang stage in kleuterafdelin
gen. Nu moeten zij in vier jaar de hele
basisschool doorlopen en kunnen zij
zich pas in het laatste jaar specialiseren
in de methodiek van het jonge kind en
slechts één maand stage lopen. Dat is
veel te weinig. Kleuteronderwijs leer je
niet uit een boekje". Jansen bepleit net
als de ABOP een differentiatie in het
derde jaar.
Vechten
Onervaren, onzeker en ondeskundig grij
pen de leerkrachten al snel naar de boe
ken als zij een kleutergroep in de schoe
nen geschoven krijgen. Duistermaat: „Ze
hebben het gevoel dat kinderen iets
moeten leren wat meetbaar is. Dan voel
je dat jc aan je verantwoordelijkheden
hebt voldaan". Nu kunnen de nieuwbak
ken leerkrachten nog steun vinden bij
voormalige kleuterleidsters, omdat elke
school minimaal één leidster moet tel
len. Maar volgend jaar is deze verplich
ting opgeheven en zijn kleuters overgele
verd aan ondeskundige 'meesters'.
De schare oud-kleuterleidsters is inmid
dels danig uitgedund. Bij het in elkaar
schuiven van kleuter- en lager onderwijs
moesten er velen afvloeien omdat zij
vaak minder dienstjaren achter hun
naam hadden staan dan andere leer
krachten. De kleuterleidsters die geble
ven zijn. moeten vechten tegen een
meerderheid van 'schoolfrikken' en bij
menigeen ontbreekt de lust daartoe.
Jansen tenslotte: „Om overeind te blij
ven binnen een school kunnen kleuter
leidsters zich moeilijk aan hun ideeën
vasthouden. Van alle kanten wordt er
aan ze getrokken. Van de zijde van de
schoolleiding, inspecties die soms om
lesroosters vragen en ouders die zich af
vragen waarom hun vieijarig zoontje
nog niet 'kan lezen. Dan moet je stevig
in je schoenen staan, om vast te houden
aan je ideeën. Kleuterleidsters doen dat
over het algemeen niet. Zij hebben in
hun opleiding niet geleerd voor hun ei
gen opvattingen uit te komen. Niet ge
leerd zelfstandig te denken. Zij draaien
op routine".
MONIQUE VAN DE VEN
£eidóc£ou/umii