Wijnoogst op Limburgse Pietersberg „We hadden die hellingen toch liggen" Oktober doet op die vroege ochtend denken aan december. Je adem wolkt in de koude lucht. Maar de zon schijnt en tegen koffietijd is het zomer. Op de Sint Pietersberg staat een paard roerloos en zwart. Hij kijkt over het land, het golvend land in groen en geel. En even verderop in dit decor bewegen zes mannen zich tussen manshoge rijen wijnstokken. Het lijkt te mooi om waar te zijn, maar echt: De Nederlandse wijnoogst is begonnen. George Mares en Mathieu Hulst. Hugo Hulst bij de pers, met zijn zoon Mathieu en stagiair Taco. MAASTRICHT - „Hier, proef eens hoe zoet", zegt de plukker en hij reikt een Müller-Thurgau aan. De witte druif smaakt als honing en dat belooft wat voor Hugo Hulst, de wijnboer van de Apostel hoeve. Het gaat een hele mooie oogst worden, weet Hulst, een hele mooie oogst. Stralend laat hij zijn ogen over zijn wijngaard gaan; over de rechte rijen wijnstokken, de plukkers, de flanken van de Sint Pieter en daarachter de torens van Maastricht. Het is een prachtige zomer geweest en de nazomer deed er niet voor onder; nog nooit eerder kon er zo vroeg geoogst worden. En het moet gebeuren nu het droog is, anders bevatten de druiven te veel regenvocht. Over de stokken hangen netten, tegen de gulzige vogels. Daaronder schuiven de plukkers de rijen langs. Met een tang knippen ze de druiven van de stokken. De trossen zijn zwaar dit jaar, de man den snel vol. Het zijn witte druiven, deze Müller-Thurgau, maar in de trossen zit ook bruin en zwart. „Dat noemen we rot", zegt George Mares. „Als je de drui ven te lang laat hangen, krijg je dat ook in de plant; steelrot. Maar een beetje rot in de druiven, dat kan geen kwaad". Mares helpt uit liefhebberij bij de pluk. Hij is fabrieksmonteur en werkt in ploe- fendienst; drie dagen op, drie dagen af. lij is 'af, dus werkt hij hier. „Straks heb ik vakantie, dan ga ik naar de Moe zel. Kijken hoe ze het daar doen en veel wijn drinken". Taco Tussen de plukkers met hun Limburgse tongval, tussen mannen als Sjeng, Thieu en Wiel, valt hij wel wat uit de toon: Taco Reitsma. Taco is stagiair. Hij stu deert aan de Middelbare Tuinbouw school in Tiel en wil verder in de wijn, dat wil zeggen: naar Frankrijk. Op school beperken ze zich voornamelijk tot appels en peren, zegt Taco. Maar ge lukkig kon hij op de Apostelhoeve stage lopen, en wat een mazzel dat hij de oogst nog meemaakt. Word je niet moe, vraagt Mares hem. Nee, Taco wordt niet moe. Hij gaat zelfs te snel. De mannen bij de pers kunnen de plukkers niet bij houden. Er worden meer manden aange voerd dan de wijnboer en zijn zoon ver werken kunnen. Hugo Hulst en zijn zoon Mathieu staan bij de stallen en zien de druiven komen. Ze gooien ze door een machine om ze te kneuzen en daarna gaan ze de pers in. Als schuimend most - pure druivesap - komen ze er weer uit, en dan stroomt het vocht via een slang naar een fust, een soort container. Hulst heeft het druk, hij geeft een kleverige hand en moet dan snel Mathieu weer helpen: hup, daar gaat de volgende mand. Dit is niet het moment voor een interview, dit is het moment om even te dwalen over de Apostelhoeve, om de binnenplaats te bekijken waar een ton vol bloemen staat te pronken, waar onder de poort een hond loom ligt, waar het leven lijkt op een Italiaanse film. Tegenover het woon huis ligt aan de binnenplaats de bodega. Het ruikt er naar wijn. Aan de muur hangen de oorkondes die Hulst won, waaronder een gouden medaille uit het Joegoslavische Ljubljana, voor zijn Mül ler-Thurgau 1979. En boven de bruine banken hangt ook het Mestreechs Volks leed: „Jao diech höbs us aon 't hart gele- ge, Mestreech, door alle iewen heer". Roofbouw „De Apostelhoeve dateert van 1400, 1450", zegt Hugo Hulst later, als het wat rustiger is. De plukkers plukken, de pers perst en Hulst vertelt. „De schuren en de stallen zijn rond 1750 gebouwd. De boerderij is eigendom van een stichting en wordt nu al vier generaties lang ge pacht door onze familie. Mijn grootva der en mijn vader hadden hier een ge mengd bedrijf, ik ben begonnen met fruit- en wijnbouw. Appels en peren ver bouw ik al dertig jaar, druiven sinds 1970". „De liefde voor de wijn begon bij mijn moeder. Die had een heel leuk wijnkel dertje, dat ze zorgvuldig op peil hield. Nadat ze gestorven was, hebben wij er flinke roofbouw op gepleegd. Toen kwa men we in contact met Frits Bosch, die hier op Slavante - een nabij gelegen wijngaard - zijn eigen wijn verbouwde. Daarna ging het heel snel. We kregen hulp uit België en in 1970 begonnen we met eigen aanplant; duizend stokken. Kijk, daar rechts, daar staan ze. We zijn direct begonnen met de soorten die we nu nog hebben: Riesling, Auxerois en Müller-Thurgau, allemaal witte druiven. De teelt was het probleem niet, die be grijp je terstond. Maar de vinivicatie hè, die moesten we nog helemaal onder de knie krijgen. We hebben daarbij veel hulp gehad, eerst van het wijninstituut in Remich in Luxemburg, later van het instituut in het Duitse Ahrtal". „In 1973 hadden we onze eerste oogst, want je moet altijd drie jaar wachten hè. De Auxerois en de Müller-Thurgau wa ren meteen heel mooi. Ik heb die toen vergeleken met die uit Luxemburg en Duitsland en kon geen verschil ontdek ken. De Riesling had ik te vroeg geoogst, de zuurtegraad was nog te hoog. Bij de Riesling breekt het zuur af aan de stok ken, daarom is het zaak die zo laat mo gelijk te oogsten. Je moet dus wat risico durven nemen - want té laat is gevaar lijk - en dat durfde ik toen nog niet. Die Riesling is te zuur op de fles geko men, dat was jammer. Tja, je leert met vallen en opstaan. Nu oogsten we de Auxerois en de Müller-Thurgau deze week en wachten we met de Riesling tot het einde van de maand". Temperatuur Het kost Hulst geen moeite plukkers te vinden, integendeel, hij moet heel wat belangstellenden teleurstellen. „Ik heb wachtlijsten vol met plukkers. Banket bakkers, chefkoks, brandweermannen, allemaal willen ze hier graag komen wer ken. Maar je hebt niet veel aan ze. Om drie uur zijn ze moe. Ze denken dat het hier een en al romantiek is, maar in wer kelijkheid moet je in koud en slecht weer buiten werken, want normaal ge sproken oogsten we eind oktober, begin november. Daar is niets romantisch aan". Mathieu Hulst en Taco Reitsma. Wijnbouw in Nederland, riekt dat niet een beetje naar een Elfstedentocht in Kuwayt, naar al te geforceerd, wel grap pig, niet serieus? Neen. Als we de wijn uit Duitsland en Luxemburg voor vol aanzien, dan mogen we niet neerkijken op die uit Limburg. „De temperatuur is hier zeker niet lager dan in Luxemburg", zegt Hulst, die daarbij aantekent dat de vorst in de wintermaanden er niet veel toe doet, omdat druiven niet langer staan dan tussen april en november. In de wijnbouw is minimaal een gemiddel de temperatuur van negen graden ver eist, en hoewel Hulst niet weet wat de exacte gemiddelde temperatuur is op de Sint Pietersberg, gaat hij ervan uit dat dat wel goed zit. Ook over het aantal zon-uren maakt hij zich geen zorgen. Dat is altijd wel in orde. Zelfs verleden jaar, toen het aanhoudend regende, had Hulst een 'prachtig mooie oogst': „Het gaat meer om warmte dan om zon". Maar het liefst heeft hij beide, natuur lijk, dat zal de wijnboer niet ontkennen. Daarom is hij nu ook zo immens tevre den. „Een seizoen als dit, met een droge warme zomer en een schitterende sep tember en oktober, daar kun je alleen van dromen". Hoe minder druiven er aan een stok zit ten, hoe beter ze zijn, zegt Hulst. Dat le vert dan wel minder wijn op, maar ook meer kwaliteit. Dit jaar, nu de trossen groter zijn dan gewoonlijk, verwacht Hulst van zijn zesduizend stokken onge veer veertienduizend flessen (9800 liter) te kunnen bottelen. Volgend jaar, als hij de eerste oogst verwacht van zijn nieuwe aanplant, zal de produktie nog veel gro ter zijn. Aan een nieuwe pers valt dan niet meer te ontkomen. En terwijl hij dat staat te vertellen, de wespen van zich afslaand, komt een collega-wijnboer uit Savelkoul even buurten. Alle reden om een fles Apostelwijn te ontkurken en van de oogst van vorig jaar te genieten. In onverstaanbaar Limburgs bespreken de heren de stand der dingen; ze mogen niet mopperen. Van de accijns (de fiscus eist 83,36 gulden per hectoliter wijn) worden ze niet gelukkig, maar verder gaat alles goed, heel goed. Hofleverancier Nauwelijks is de man uit Savelkoul (een restauranthouder met een echte huis wijn) vertrokken, of daar meldt zich de firma Thiessen met een trosje blauwe druiven. „Het is alsof ze ruiken dat we oogsten", zegt Hulst. Thiessen is een wijnhandel in het centrum van Maas tricht, die op zijn binnenplaats 150 wijn stokken heeft staan. Louter voor eigen gebruik, zegt de man die het suikergehal te in zijn trosje Pinot Noir door Hulst laat meten. Misschien gaat er volgend jaar een flesje richting Huis ten Bosch, als Thiessen hofleverancier wordt, maar voor het overige „blijft alles mooi in de kelder". Zo hebberig zijn de heren A. en H. Smits niet. De wijn die zij oogsten van hun wijngaard Slavante bezorgen ze Banketbakkers, brandweermannen, - iedereen wil druiven plukken graag aan derden: een fles van 0,7 liter voor 19 gulden. In hun wijnhuis staan! de Slavantes broederlijk naast de Apos tels (20,75 gulden) en zo hoort het ook I voor twee wijnen die van dezelfde Lim burgse heuvel afkomstig zijn. De gebroe- I ders Smits hebben hun wijngaard over genomen van Frits Bosch, de peetvader van de Nederlandse wijnbouw. H*l ver bouwde sinds 1967 zijn druivl Hy.ver iiVejk ei e-wijn 0| de markt, tot zijn gezondheid dwong het werk uit handen te geven. Jn de kelder van Smits' wijnhuis (Maisop Florop) staan ze nog, de flesjes van Bosch, rode en witte Slavantes, sinds 1972. Nu maken zijn opvolgers alleen nog witte wijn, per jaar ongeveer vijf honderd liter, ter opluistering van hun reputatie. Zwavel In een poging het Maastrichtse karakter van zijn wijn te bewijzen („hij heeft ge loof ik wel iets eigens, ja") meldt Hugo Hulst dat het hier gaat om een „droge, dank zij de kalkrijke mergelgrond bou- quetrijke wijn, die van jaar tot jaar ver schilt". Het is een omschrijving die maar nauwelijks lijkt te passen bij de grauw schuimende most die nu door een slang naar een fust wordt gepompt. „Deze gistfusten worden voor driekwart gevuld. We gooien er zwavel bij, zeven gram per hectoliter, en wijngist, dan is het binnen twee dagen aan het gisten. De hele massa komt dan in beweging, daarom doen we een waterslot op de fus ten, want het is echt een wilde toestand. Daarna wordt de wijn heel langzaam helder en dan wordt hij overgeheveld naar een andere fust. Voordat we de wijn in de fles doen - daarvoor hebben we zelf een bottelapparaat van edel- staal - laten we in Duitsland een analy se maken". „Eind mei, begin juni hebben we alles op fles. We hoeven er geen reclame voor te maken. Voor we het weten is alles weg. Naar wijnhandelaars en restau rants. Zelfs in het buitenland staan we op de wijnkaart. Exclusief: wijn uit Ne derland. De prijs is ook wel een beetje exclusief. Maar je betaalt natuurlijk ook voor de herkomst van de wijn. Voor ons is de wijnbouw ruim kostendekkend. Bovendien past het goed in ons bedrijf. En ach, we hadden die hellingen toch liggen, we konden er niet veel anders mee beginnen". STEVO AKKERMAN ■Eeidóe&xittMit

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1989 | | pagina 32