„De Duivelsverzen" vooral literair spel
Indrukwekkende speurtocht
naar Russische spionnen
Heldhaftige ridders en smachtende jonkvrouwen
£etdóc@oma*it
Voortdurend gevecht
tegen modern leven
Ei
in
Stijl Orlev geeft irritatie
BOEKEN/PLATEN
VRIJDAG 29 SEPTEMBER 1989 PAGINA 10 ^p(
Een paar weken geleden ver
scheen dan de Nederlandse
vertaling van de zo omstreden
en roemruchte roman van
Salman Rushdie, „De Dui
velsverzen". Door alle be
schouwingen en berichten
over de verschrikkelijke ge
beurtenissen rond de Engelse
uitgave van dit boek, is de li
teraire beoordeling ervan da
nig op de achtergrond geraakt
en misschien zelfs wel geheel
onmogelijk geworden.
Voor een goed begrip van het
boek lijkt vooral een heel gro
te literaire kennis van zaken
en ervaring nodig.
„De Duivelsverzen" gaat over
van alles wat te maken heeft
met het dualisme in het leven
van mensen die in twee cultu
ren opgegroeid zijn. In het
verhaal, in de personen, de
gebeurtenissen, de stijl, is
steeds sprake van een sterke
oppositie. Een heel banaal ge
sprek vindt plaats in een to
taal absurde situatie. Heilig
heid en schittering van be
staan, geluk en hoogtepunten
zijn direct verbonden met
smerigheid, dood, ondergang.
Je moet veel literatuur ken
nen om iets van dit boek te
begrijpen. In de Engelse lite
raire traditie van de Indiase
en Mohammedaanse gemeen
schap in dat land wordt veel
van die verre culturen en ge
schriften vermengd met he
dendaagse en westerse erva
ringen. Dat geeft een voortdu
rende literaire spanning,
waarin veeleer de culturele
tweespalt en de vraag naar de
betekenis van literaire fictie
en werkelijkheid een rol spe
len, dan levenservaring of
emotionele beleving van de
lezer, die zich niet met de ro
manhelden zal moeten identi-*
ficeren en zich niet emotio
neel in het verhaal mag ver
liezen. Hoe kan zoiets beledi
gend zijn, als het zich zo be
perkt tot literaire procédé's
Geen boodschap
„De Duivelsverzen" bevat
geen boodschap, is geen boek
over religie of religieuze ge
voelens, is zeker geen „state
ment" of een (anti-)credo. Het
is een onderzoek en een spel.
Literaire structuren en tradi
ties spelen daarin een rol en
die hebben in dit geval alweer
bar weinig te maken met het
gemeengoed van de cultuur
van volkeren of werelddelen.
Mij ontgaat veel van wat in
het boek van Rushdie aan de
orde komt, al lees ik gefasci
neerd in deze vele bladzijden
over werelden en verbeeldin
gen die de mijne niet zijn en
waarvan ik te weinig kennis
bezit om mijn weg te vinden
in dit boek. De meeste lezers
zal het zo vergaan. Wie tijd en
geduld, met de nodige erudi
tie op kan brengen, kan met
„De Duivelsverzen" waar
schijnlijk veel boeiende uren
beleven.
JAN
VERSTAPPEN
Salman Rushdie
Trevor Rabin
weer van alle
markten thuis
Sinds Yes een jaar of vier
geleden aan een tweede le
ven begon, heeft de symfo
nische rockband over be
langstelling niet te klagen.
De verfrissende aanpak van
een beproefd geluid was
voor een belangrijk deel de
verdienste van Trevor Ra
bin, een van oorsprong Zuid-
af rikaanse muzikant. In Yes
speelt hij gitaar, maar Rabin
is een muzikale duizendpoot
en dat bewijst hij eens te
meer op zijn nieuwe, vierde
solo-album „Can't Look
Away".
Op deze cd heeft Rabin al
leen de drums uitbesteed.
Maar behalve een multi-in-
strumentalist hij ook nog
een begenadigd sonjgschrij-
ver. Eerder was vooral op
zijn debuut uit '78 al te ho
ren, hoe hij van de meeste
composities iets spannends
weet te maken. Vaak werkt
hij in zijn nummers via een
evenwichtige opbouw toe
naar een verrassende tempo
wisseling, die het sein is
voor een goeg klinkend re
frein. En van die refreinen
heeft Rabin er ook op „Can't
Look Away" weer en flink
aantal in huis. Ze worden
bovendien veelal meerstem
mig gebracht, wat de muziek
iets massaals geeft.
Bovendien schuwt Rabin het
avontuur niet. Dat levert be
halve drie onconventionele
instrumentaaltjes ook een
Afrikaans-getint nummer
op, „Sorrow". Daarin gaat de
al jaren in Engeland woon
achtige muzikant flink te
keer tegen de situatie in zijn
vaderland. Wat de conclusie
rechtvaardigt dat Trevor
Rabin, hoe je het ook be
kijkt, het hart op de juiste
plaats heeft zitten.
Stone Roses: De nieuwe psychedelica
Omdat de hitparades vol staan met acid, house, new beat,
high energy en andere computergestuurde klanken, zou je
het bange vermoeden krijgen dat muziek niets humaans
meer heeft. Gelukkig weten de ware muziekliefhebbers be
ter. Zij ontdekken (weer) de smaak van vroeger, toen mu
ziek nog met mensenhanden en -oren werd gemaakt. En ko
men bijvoorbeeld terecht bij de Stone Roses, vier jonge
knullen uit Manchester die dezelfde ontdekking deden.
Op hun debuut „The Stone Roses" doet de gelijknamige
band een geslaagde poging om het geluid van de laat-jaren-
zestig nieuwe impulsen te geven. Met een enorme gedreven
heid wordt het Amerikaanse gitaargeluid van The Byrds en
Buffalo Springfield, met bijbehorende harmony-zang, ge
koppeld aan de psychedelica van Engelse bands als Pink
Floyd en The Beatles.
Het resultaat is verbazingwekkend. Nummers als „She
Bangs The Drums", „Made Of Stone" en „This Is The One"
wedijveren om de meest pakkende melodie en die strijd lijkt
onbeslist. Daarnaast werpt John Squire zich af en toe na
drukkelijk in het gevecht met zijn gitaar, wat spannende
nummers als „Waterfall, Don't Stop" en het meer dan acht
minuten durende „I Am The Resurrection" oplevert.
Geïnspireerd door al het gqede, dat de post-sixties hebben
opgeleverd, brengen The Stone Roses nieuw leven in de
rock 'n roll. Traditioneel, maar zeker niet gedateerd. Wel ei
genzinnig.
Vreemde ritmes van Youssou NDour
„World music" is de verza
melnaam voor die grote va
riëteit aan uitheemse klan
ken, die tegenwoordig van
uit alle hoeken van de we
reld op ons afkomen. Dat de
moderne beschaving op uit
gebreide schaal kennis kan
nemen van muziek uit bij
voorbeeld Afrika en Zuida-
merika is voornamelijk te
danken aan mensen als Da
vid Byrne, Peter Gabriel en
Paul Simon. Zij schroomden
niet om tijdens hun ontdek
kingstocht door muziekland
de „vreemde" ritmes een
plaatsje te geven binnen hun
eigen muziek.
Eén van Peter Gabriel's fa
vorieten is de Senegalese
zanger Youssou N'Dour. Dat
het omgekeerde ook het ge
val is laat N'Dour duidelijk
horen op zijn nieuwe album
„The Lion". Vooral in dans-
nummers als „The Lion-
/Gaënde" of het aanstekelij
ke „Shakin' The Tree" komt
de invloed van Gabriel om
de hoek kijken. De toetsen-
partijen en de dameskoortjes
klinken opvallend westers,
maar persoonlijk heb ik daar
geen enkele moeite mee. Bo
vendien is er op „The Lion"
zoveel verscheidenheid, dat
ook de puristen zonder
moeite aan hun trekken ko-
Gabriel zelf is overigens in
een aantal stukken te horen,
evenals drummer Manu
Katche, bekend van zijn
werk voor Sting en diezelfde
Gabriel. Ook saxofonist Da
vid Sanborn blaast een rie
deltje mee. Treffender kan
.de integratie van Westerse
pop en Afrikaanse ritmes ei
genlijk niet worden weerge
geven.
GERT MEIJER
Youssou N'Dour.
Igor Cornelissen: „De GPOe op de
Overtoom", spionnen voor Moskou
1920-1940. Prijs ƒ44,50
Het boek was mede aanleiding
een tentoonstelling af te gelas
ten van het werk van Han
(Henri) Pieck, de minder be
kende tweelingbroer van teke
naar/schilder Anton. Zonde.
Juist na lezing van „De GPOe
op de Overtoom" van de jour
nalist/schrijver Igor Cornelis
sen, is de honger naar het
werk van deze minder beken
de Pieck groter dan ooit.
Het speurwerk v^n Cornelis
sen naar spionnen van de Rus
sische GPOe, de voorloper van
de KGB, heeft tot verrassende
resultaten geleid. Hij toont aan
dat Henri Pieck tussen de
twee wereldoorlogen een be
paald niet onbelangrijke spion
van de Russische geheime
Een wereld van verschil moet
er geweest zijn tussen de twee
lingbroers Han en Anton
Pieck. Cornelissen constateert
in z'n boek dat het leven van
Anton Pieck 'niets spectacu
lairs' had. Dat van z'n broer
Han des te meer.
Van alle kanten kreeg Corne
lissen de verzekering dat de
artistieke talenten van Han
hoger aangeslagen dienen te
worden dan die van z'n veel
bekendere tweelingbroer. Han
deed er (te) weinig mee.
In het begin wel. Het werk
van Han sloeg aan. Hij ver
kocht veel. Illustreerde boe
ken. Zijn bekendste: tekenin
gen in de Pietje Bell-reeks van
Chr. van Abkoude. Politiek
bewust was hij in die dagen
niet. Daar kwam verandering
in door een reis met een jour
nalist naar Hongarije. „De be
slissende wending in z'n le
ven", oordeelt Cornelissen.
Pieck zag daar „dat alle verha
len over moord en doodslag
door het rode bewind leugens
waren".
Hamer en sikkel
Kort na z'n terugkomst werd
Han Pieck vermoedelijk lid
van de communistische partij.
Hij maakte tekeningen voor
allerhande communistische
uitgaven. Soms ondertekend
met de letters H en P in de
vorm van hamer en sikkel.
Han Pieck rolde langzaam in
het spionagewerk voor de
GPOe, de voorloper van de
KGB. Het begon, vermoedt
Cornelissen, met het overbren
gen van 'een belangrijke bood
schap in het belang van de
zaak'.
Cornelissen had vele gesprek
ken met Bernie Pieck-van
Lier, de inmiddels overleden
weduwe van Han Pieck. Zij
vertelde hem dat een zekere
Dimitri Maijanoff in 1931 haar
man gevraagd heeft voor de
Russische geheime dienst te
werken.
In „De GPOe op de Over
toom" worden de karweitjes
die Pieck voor de Russen op
knapte uitgebreid omschreven.
Bijvoorbeeld hoe een expositie
van hem in Genève (1932), ze
tel van de Volkenbond, als
dekmantel werd gebruikt.
Pieck kwam er door in contact
met diplomaten en hoge amb
tenaren. Een van hen, de
code-ambtenaar John Herbert
King van het Britse ministerie
van buitenlandse zaken, wist
hij voor zijn karretje te span
nen. King gaf Pieck jarenlang
de nodige Britse documenten,
woning in Den Haag, die
steeds door de Russen was be
taald, kwam niet meer binnen.
De Piecks moesten noodge
dwongen verhuizen.
Ook met de meeste andere
spionnen liep het slecht af.
Enkele Russen werden door
Stalin teruggeroepen voor 'an
dere taken'. In werkelijkheid
werden ze vermoord. Veel van
de Nederlandse spionnen kwa
men met zichzelf in de knoop
en leefden sterk geïsoleerd.
In juni 1941 werd Pieck door
de Duitsers gearresteerd. Niet
omdat hij spion voor de Rus
sen was; daarover was bij de
Duitsers niets bekend. Wel
omdat er in z'n atelier een
stencilmachine voor het druk
ken van een illegaal blaadje
was aangetroffen.
Pieck kwam uiteindelijk in
concentratiekamp Buchenwald
terecht, dat hij wist te overle
ven. De beelden van z'n lij
dende kampgenoten sloeg hij
op om er later zeer indruk
wekkende tekeningen van te
maken. In het boek van Cor
nelissen is er een van afge
drukt.
De vasthoudendheid waarmee
de journalist van het weekblad
Vrij Nederland zijn werk heeft
verricht is bewonderenswaar
dig. Het moet monnikenwerk
geweest zijn. Ruim tien jaar
was hij er intensief mee bezig,
terwijl z'n eerste aantekenin
gen over dit onderwerp al uit
1965 dateren.
Het aantal bronnen waar hij
uit put lijkt oneindig. Hij sprak
met honderden mensen.
Schriftelijke bronnen had hij
nagenoeg niet ter beschikking.
In spionagekringen is- het nu
eenmaal gebruikelijk zo wei
nig mogelijk aan het papier toe
te vertrouwen. Een'opvallende
bron is de doorgaans zeer ge
sloten BVD, die hem zeer van
dienst was.
Werkwijze
Igor Cornelissen
die de kunstenaar weer door
speelde aan zijn Russische con
tactpersonen.
Hildo Krop
Een andere spion was Hildo
Krop, gedurende 54 jaar stads
beeldhouwer van Amsterdam.
Hij werkte voor een andere af
deling dan Pieck; de GROe, de
inlichtingendienst van het
Rode Leger. Een hoofdrol
speelde Krop niet. Meer een
ondersteunende
Wel schrijft Cornelissen:
„Krops veelvuldige reizen
naar het buitenland doen ver
moeden dat hij als koerier
voor de GROe optrad". Verder
werd het huis van Krop aan
de Amstel geregeld gebruikt
voor de opslag van allerhande
documenten en het onderbren
gen van spionnen en contact
personen.
Alles wat Han Pieck, Krop en
alle andere Nederlandse spion
nen deden, gebeurde in op
dracht van of in overleg met
de man die onder meer Ignace
Reiss werd genoemd. In wer
kelijkheid heette hij Ignace
Poretsky. Veel ontmoetingen
tussen Reiss en z'n medewer
kers speelden zich af in de wo
ning van revolutionair Henk
Sneevliet aan de Amsterdamse
Overtoom. Reiss was jarenlang
het hoofd van de Russische
spionagedienst in Midden-Eu-
FOTO: PERS UNIE
ropa en opereerde onder meer
vanuit een winkel in kantoor-
en schrijfbehoeften aan de
Warmoesstraat in Amsterdam.
Ignace Reiss was de eerste
Sovjetspion die op het diepte
punt van de Stalin-terreur in
de Sovjetunie het waagde te
breken met Moskou. Hij
schreef op 17 juli 1937 een
emotionele brief aan Stalin.
Hij moest het met de dood be
kopen. Zijn met kogels door
boorde lijk werd op 4 septem
ber 1937 in de omgeving van
het Zwitserse Lausanne ge
vonden. Z'n vrouw en zoon
werden bijna vergiftigd door
bonbons met strychnine. De
opvolger van Reiss in Neder
land, Walter Krivitsky, zou la
ter ook breken met z'n op
drachtgevers. Op 10 februari
1941 werd hij onder verdachte
omstandigheden dood aange
troffen in een hotelkamer in
Washington: zelfmoord was de
officiële lezing. Cornelissen
beschrijft met veel gevoel voor
detail uitgebreid hoe en waar
om met beide superspionnen
werd afgerekend.
Verhuizen
De dood van Reiss betekende
het einde van de spionage-ac-
tiviteiten van Pieck en ande
ren. Er kwamen gewoonweg
geen orders meer binnen. Geld
voor de huur van hun riante
„MEEST MODERMISMEN" VAN KEES VAN KOOTEN
Kees van Kooien: „Meest moder-
mismen - modermismen deel 3".
Uitgave De Bezige Bij. Prijs 10,-.
Kees van Kooten is niet te
stuiten, na „Modermismen" en
„Meer Modermismen" is er nu
„Meest Modermismen". Op
nieuw een tientjesuitgave van
De Bezige Bij, opnieuw een
verzameling van allerlei stuk
ken en stukjes die eerder in
tijdschriftvorm verschenen,
o.a. in het Belgische HUMO en
in de VPRO-gids. Een stuk of
dertig episoden, voornamelijk
uit het leven van de auteur ge
plukt of daarin door hem ge
fantaseerd.
Soms treedt Van Kooten ech
ter uit de rol van Kees van
Kooten. Dan komt er wel eens
iets heel moois, zoals dat in
lachwekkend juridisch jargon
gestelde verslag van een ver
zekeringsagent, die op de snel
weg achter een droom van een
vrouw aangaat, maar uiteinde
lijk opgescheept raakt met een
zeer overtollig tuinhuisje, dat
hem zijn uitzicht, zijn geld en
zijn zelfrespect kost.
Maar Koot als Kees van Koo
ten of andersom is een immer
mooi spektakel. In „De Schep
ping Gods" zijn we helemaal
bij het oude thema: De auteur
op bezoek bij zijn moeder in
Den Haag. Herinneringen aan
een feestje in het ouderlijk
huis, waarbij hij als klein kind
in bed het gedoe van de vol
wassenen aanhoorde. Een on
nette mop van een van de
ooms maakte hem woedend.
Later krijgt hij van zijn stok
oude tante Dini dozen met al
lerlei foto's. Een grote teleur
stelling. Dan blijkt zijn moeder
ook nog te weten wat die vre
selijke mop van toen behelsde.
De zoon wil het niet meer ho
ren, in zijn verwarring om zijn
herinneringen en zijn toenma
lige oordeel daarover.
Subtiele humor
Allerlei vormen van subtiele
humor komen weer aan de
orde in deze „Modermismen".
Kijk naar de vaak erg dwaze
en inventieve titels van de
verhaaltjes: „Wandelwalg",
„De imponeur", „De thans des
tijds" of „Teloorhuiver". Het
laatste is een ironische uiting
van wanhoop over alles van
onze cultuur dat in zo korte
tijd door verzuring of andere
processen verloren zal gaan.
De boeken zullen vanzelf uit
elkaar vallen, op video-band
jes zal straks niets meer te zien
zijn.
Het gevaar van het moderne
leven is opnieuw in deze „Mo
dernismen" een steeds terug
kerend motief. Allicht. Het
slotverhaal mag in dit verband
wel even genoemd worden.
Het is een schitterende dialoog
in de beste Koot Bie-tradi-
tie, als een „crosstalk" uit het
cabaret of uit een toneelstuk
van Pinter of Beckett.
Koot komt zich bij zijn fietse-
maker beklagen over het
nieuwste elektronische snufje
op zijn racefiets, een op batte
rijtjes werkende computer, dat
het totaal van zijn fietsafstand
optelt. Door onhandigheid van
Koot(!) bij het inzetten van
batterijtjes is dat „Totaal"
kwijt. Het gesprek krijgt ab
surde kanten in een heel snel
le opbouw.
Beter op dreef
Kees van Kooten lijkt in vrij
wel elk verhaal veel beter op
dreef dan in „Meer modermis
men" van drie jaar geleden. Zo
is er een beschrijving vol
prachtige understatements van
een theaterbezoek in Londen,
waarbij Koot, enigszins be
dronken, de acteurs op het to
neel al te luidruchtig, maar in
eigen ogen heel subtiel, van
zijn vakmatige en collegiale
waardering voor hun presta
ties blijk geeft. Hij wordt on
middellijk afgestraft: „Ik ben
op slag nuchter. O mijn God:
hij bauwt mij na! Exact mijn
stem hoorde ik daar. En hij
kijkt mij aan, twee, drie, tien
seconden lang. Het is de blik
van The Jackall. Ik bid om ge
nade".
Verder fulmineert Van Koo
ten uitvoerig tegen de Tekst
verwerker of het bewaren van
video-banden, en beklaagt hij
zich over tochtjes door de bol
lenvelden, erg ingewikkelde
invalidetoiletten, ski's en meer
van dergelijke hoogtepunten
van het moderne leven. Het is
duidelijk dat Van Kooten aan
dat moderne leven niet graag
meedoet. Maar wat moet hij
anders? Die spanning inaakt
zijn modermismen vaak zo erg
JAN VERSTAPPEN
keerd
sprint
re na;
noot
daaro
voren
finish
vastgf
dikte,
ge, oo
semer
gebra
de op
Hij haalde heel wat boven wa
ter. Niet alleen namen. Ook
komen veel feiten naar voren
over de werkwijze van de ge
heime diensten van toen en
misschien ook wel die van nu.
Zo wist de voorloper van de
KGB heel goed uit welke
kringen het best spionnen ge
rekruteerd konden worden.
Heel bewust werden contacten
in kringen van kunstenaars en
intellectuelen gezocht. En dat
is heel verklaarbaar, conclu
deert de schrijver. Beeldhou
wers, schilders en schrijvers
reisden veel en ontvingen
mensen, ze ontmoetten veel
vreemdelingen, er waren fees
ten en het kwam voor dat ook
na middernacht nog flessen
werden ontkurkt. De woning,
het atelier of de sociëteit van
een kunstenaar waren ideale
plekken waar een buitenland
se agent potentiële medewer
kers leerde kennen.
Cornelissen schetst een haar
scherp beeld van de omstan
digheden waaronder Neder
landse kunstenaars en intellec
tuelen tussen de wereldoorlo
gen besloten hun Russische
kameraden de helpende hand
te bieden. En hoe ze uiteinde
lijk de nodige teleurstellingen
kregen te verwerken. Het
Russische systeem waarin zij
zo heilig geloofden, bleek met
name onder het bewind van
Stalin niet te werken zoals zou
moeten. Dat te moeten erken
nen, deed pijn.
GOOS DE BOER
Kees van Kooten
Uri Orlev: „De r
de andere kant". Uitgeverij Fontein 24,50.
In de inleiding van zijn boek „De man van de andere kant'
maakt Uri Orlev gewag van zijn ontmoeting in Jeruzalem met
een Poolse journalist, Marian genaamd. De Oosteuropeaan ver
telt de schrijver het verhaal over zijn jeugd in de oorlogsjaren, in
het bezette Warschau. Beiden komen overeen dat Orlev geen
ruchtbaarheid mag geven aan de story, omdat Marian daardoor
in zijn land in de problemen zou kunnen komen. Twee maanden
later verneemt Orlev dat Marian bij een vliegtuig-ongeluk om
het leven is gekomen. Het verhaal mag worden geschreven.
Orlev verhaalt het relaas van een veertienjarige jongen uit War
schau, die via zijn stiefvader en straatvriendjes midden in de
Duits-joodse confrontatie belandt. Zijn visie op het hele oorlogs
gebeuren en zijn rol bij smokkelpartijen naar het getto worden
totaal anders als zijn moeder hem vertelt over zijn eigen joodse
vader, een communistische revolutionair die na diens arrestatie
de marteldood sterft.
Orlev, wiens stijl de meeste overeenkomst vertoont met die van
een veertienjarige opstelschrijver en daardoor op den duur irri
teert, voegt weinig toe aan wat over het (getto van) Warschau
van de oorlogsjaren inmiddels is gepubliceerd.
FRANK WERKMAN
Pamela Kaufman: „Het vaandel van
goud". Uitgeverij Van Holkema
Warendorf. Prija 34,90
Heldhaftige ridders, wellustige
geestelijken, kwelende min
strelen en smachtende jonk
vrouwen. Een kleine greep uit
het brede scala van elementen,
dat romans over de middel
eeuwen een welhaast onweer
staanbare aantrekkingkracht
op het lezerspubliek schijnt te
verlenen.
Een van de betere boeken uit
deze categorie is zonder meer
de onlangs in vertaling ver
schenen historische roman
„Het vaandel van goud" van
de Amerikaanse schrijfster Pa
mela Kaufman. Het boek is
een vervolg op de eerder ver
schenen roman „Het schild
met de drie leeuwen" en be
schrijft een fictieve liefdesge
schiedenis tussen de legendari
sche Engelse koning Richard
Leeuwenhart en een jonge
Schotse edelvrouw, Alix van
Wanthwaite.
De historische achtergrond
van het verhaal wordt ge
vormd door de strijd tussen
Richard en de Franse koning
Filips II Augustus aan het ein
de van de twaalfde eeuw, over
de grote delen van Franrijk
die toen onder de Engelse
kroon vielen. De vijandelijk
heden over deze gebieden, die
het hele westelijk deel van
Frankrijk besloegen, brandde
in volle hevigheid los toen de
beide vorsten terugkeerden
van de derde kruistocht (1189-
1192). Tijdens de terugreis
werd Richard Leeuwenhart
gevangen genomen door her
tog Leopold van Oostenrijk,
die hem vervolgens uitleverde
aan de Duitse keizer, Hendrik
VI. Deze eiste van de Engelse
adel een losgeld van 150.000
zilvermarken. Intussen strekte
Filips een begerige hand uit
naar de Engelse landen.
En dat is het moment waarop
het boek van Kaufman begint.
Een dienaar van koning Ri
chard, de jood Bonel van
Rouen, reist door Engeland om
het losgeld bijeen te brengen
en om een gezelschap gijze
laars samen te stellen dat als
onderpand aan de Duitse kei
zer moet worden uitgeleverd.
Een van de gijzelaars is Alix
van Wanthwaite. Zij heeft Ri
chard tijdens de kruistocht
verkleed als schildknaap ge
diend, een geschiedenis die
wordt behandeld in „Het
schild met de drie leeuwen".
Gaandeweg het verhaal wordt
duidelijk dat de koning Alix
heeft uitverkoren om zijn
minnares en uiteindelijk zelfs
koningin te worden. Zo ver
komt het echter niet. Richard
sneuvelt tijdens de belegering
van een kasteel bij Limoges.
Alix staat opeens alleen en
moet vluchten voor de kwaad
aardige troonopvolger Jan
zonder Land.
Het boek van Kaufman biedt
aanzienlijk meer dan alleen
een romantisch verhaal. Zo
krijgt de lezer een goed beeld
van de vrouw in de middel
eeuwse samenleving. Van de
trotse koningin Eleonora van
Aquitanië de moeder van
Richard Leeuwenhart tot
Tiberga, een prostituee in
Rouen die zieken en misdeel-
den helpt. Daar komt bij dat
het hele boek vanuit een vrou
welijk gezichtspunt is geschre
ven doordat Alix optreedt als
ik-figuur. Een ik-figuur overi
gens die hier en daar voor
middeleeuwse begrippen wel
wat erg geëmancipeerd uit de
hoek komt („Ik wil bemind
worden om wat ik ben!").
Een ander onderwerp dat
Kaufman in het verhaal ver
vlecht omdat het, zoals zij in
de inleiding schrijft, in de his
torische bronnen onderbelicht
blijft, is de positie van de jo
den.'De figuur Bonel vertelt
Alix over de afschuwelijke
slachtpartijen die onder de
joodse inwoners van talloze
Engelse, Franse en Duitse ste
den werden aangericht. In de
golf van godsdienstfanatisme
die de kruistochten begeleidde,
slaagden priesters en boetepre
dikers er vaak in de joden als
veroorzakers van epidemieën,
natuurrampen en andere el
lende te stigmatiseren.
Juist deze uitwijdingen, die
blijkens de verantwoording
die de schrijfster aan haar
boek toevoegde zijn gebaseerd
op gedegen literatuuronder
zoek, verlenen de roman zijn
meerwaarde. Daarnaast is het
gewoon een spannend en ont
roerend verhaal dat je toe
gegeven, het is een cliché in
één adem uitleest.
HERMAN ROSENBERG