„De Duivelsverzen" vooral literair spel Indrukwekkende speurtocht naar Russische spionnen Heldhaftige ridders en smachtende jonkvrouwen £etdóc@oma*it Voortdurend gevecht tegen modern leven Ei in Stijl Orlev geeft irritatie BOEKEN/PLATEN VRIJDAG 29 SEPTEMBER 1989 PAGINA 10 ^p( Een paar weken geleden ver scheen dan de Nederlandse vertaling van de zo omstreden en roemruchte roman van Salman Rushdie, „De Dui velsverzen". Door alle be schouwingen en berichten over de verschrikkelijke ge beurtenissen rond de Engelse uitgave van dit boek, is de li teraire beoordeling ervan da nig op de achtergrond geraakt en misschien zelfs wel geheel onmogelijk geworden. Voor een goed begrip van het boek lijkt vooral een heel gro te literaire kennis van zaken en ervaring nodig. „De Duivelsverzen" gaat over van alles wat te maken heeft met het dualisme in het leven van mensen die in twee cultu ren opgegroeid zijn. In het verhaal, in de personen, de gebeurtenissen, de stijl, is steeds sprake van een sterke oppositie. Een heel banaal ge sprek vindt plaats in een to taal absurde situatie. Heilig heid en schittering van be staan, geluk en hoogtepunten zijn direct verbonden met smerigheid, dood, ondergang. Je moet veel literatuur ken nen om iets van dit boek te begrijpen. In de Engelse lite raire traditie van de Indiase en Mohammedaanse gemeen schap in dat land wordt veel van die verre culturen en ge schriften vermengd met he dendaagse en westerse erva ringen. Dat geeft een voortdu rende literaire spanning, waarin veeleer de culturele tweespalt en de vraag naar de betekenis van literaire fictie en werkelijkheid een rol spe len, dan levenservaring of emotionele beleving van de lezer, die zich niet met de ro manhelden zal moeten identi-* ficeren en zich niet emotio neel in het verhaal mag ver liezen. Hoe kan zoiets beledi gend zijn, als het zich zo be perkt tot literaire procédé's Geen boodschap „De Duivelsverzen" bevat geen boodschap, is geen boek over religie of religieuze ge voelens, is zeker geen „state ment" of een (anti-)credo. Het is een onderzoek en een spel. Literaire structuren en tradi ties spelen daarin een rol en die hebben in dit geval alweer bar weinig te maken met het gemeengoed van de cultuur van volkeren of werelddelen. Mij ontgaat veel van wat in het boek van Rushdie aan de orde komt, al lees ik gefasci neerd in deze vele bladzijden over werelden en verbeeldin gen die de mijne niet zijn en waarvan ik te weinig kennis bezit om mijn weg te vinden in dit boek. De meeste lezers zal het zo vergaan. Wie tijd en geduld, met de nodige erudi tie op kan brengen, kan met „De Duivelsverzen" waar schijnlijk veel boeiende uren beleven. JAN VERSTAPPEN Salman Rushdie Trevor Rabin weer van alle markten thuis Sinds Yes een jaar of vier geleden aan een tweede le ven begon, heeft de symfo nische rockband over be langstelling niet te klagen. De verfrissende aanpak van een beproefd geluid was voor een belangrijk deel de verdienste van Trevor Ra bin, een van oorsprong Zuid- af rikaanse muzikant. In Yes speelt hij gitaar, maar Rabin is een muzikale duizendpoot en dat bewijst hij eens te meer op zijn nieuwe, vierde solo-album „Can't Look Away". Op deze cd heeft Rabin al leen de drums uitbesteed. Maar behalve een multi-in- strumentalist hij ook nog een begenadigd sonjgschrij- ver. Eerder was vooral op zijn debuut uit '78 al te ho ren, hoe hij van de meeste composities iets spannends weet te maken. Vaak werkt hij in zijn nummers via een evenwichtige opbouw toe naar een verrassende tempo wisseling, die het sein is voor een goeg klinkend re frein. En van die refreinen heeft Rabin er ook op „Can't Look Away" weer en flink aantal in huis. Ze worden bovendien veelal meerstem mig gebracht, wat de muziek iets massaals geeft. Bovendien schuwt Rabin het avontuur niet. Dat levert be halve drie onconventionele instrumentaaltjes ook een Afrikaans-getint nummer op, „Sorrow". Daarin gaat de al jaren in Engeland woon achtige muzikant flink te keer tegen de situatie in zijn vaderland. Wat de conclusie rechtvaardigt dat Trevor Rabin, hoe je het ook be kijkt, het hart op de juiste plaats heeft zitten. Stone Roses: De nieuwe psychedelica Omdat de hitparades vol staan met acid, house, new beat, high energy en andere computergestuurde klanken, zou je het bange vermoeden krijgen dat muziek niets humaans meer heeft. Gelukkig weten de ware muziekliefhebbers be ter. Zij ontdekken (weer) de smaak van vroeger, toen mu ziek nog met mensenhanden en -oren werd gemaakt. En ko men bijvoorbeeld terecht bij de Stone Roses, vier jonge knullen uit Manchester die dezelfde ontdekking deden. Op hun debuut „The Stone Roses" doet de gelijknamige band een geslaagde poging om het geluid van de laat-jaren- zestig nieuwe impulsen te geven. Met een enorme gedreven heid wordt het Amerikaanse gitaargeluid van The Byrds en Buffalo Springfield, met bijbehorende harmony-zang, ge koppeld aan de psychedelica van Engelse bands als Pink Floyd en The Beatles. Het resultaat is verbazingwekkend. Nummers als „She Bangs The Drums", „Made Of Stone" en „This Is The One" wedijveren om de meest pakkende melodie en die strijd lijkt onbeslist. Daarnaast werpt John Squire zich af en toe na drukkelijk in het gevecht met zijn gitaar, wat spannende nummers als „Waterfall, Don't Stop" en het meer dan acht minuten durende „I Am The Resurrection" oplevert. Geïnspireerd door al het gqede, dat de post-sixties hebben opgeleverd, brengen The Stone Roses nieuw leven in de rock 'n roll. Traditioneel, maar zeker niet gedateerd. Wel ei genzinnig. Vreemde ritmes van Youssou NDour „World music" is de verza melnaam voor die grote va riëteit aan uitheemse klan ken, die tegenwoordig van uit alle hoeken van de we reld op ons afkomen. Dat de moderne beschaving op uit gebreide schaal kennis kan nemen van muziek uit bij voorbeeld Afrika en Zuida- merika is voornamelijk te danken aan mensen als Da vid Byrne, Peter Gabriel en Paul Simon. Zij schroomden niet om tijdens hun ontdek kingstocht door muziekland de „vreemde" ritmes een plaatsje te geven binnen hun eigen muziek. Eén van Peter Gabriel's fa vorieten is de Senegalese zanger Youssou N'Dour. Dat het omgekeerde ook het ge val is laat N'Dour duidelijk horen op zijn nieuwe album „The Lion". Vooral in dans- nummers als „The Lion- /Gaënde" of het aanstekelij ke „Shakin' The Tree" komt de invloed van Gabriel om de hoek kijken. De toetsen- partijen en de dameskoortjes klinken opvallend westers, maar persoonlijk heb ik daar geen enkele moeite mee. Bo vendien is er op „The Lion" zoveel verscheidenheid, dat ook de puristen zonder moeite aan hun trekken ko- Gabriel zelf is overigens in een aantal stukken te horen, evenals drummer Manu Katche, bekend van zijn werk voor Sting en diezelfde Gabriel. Ook saxofonist Da vid Sanborn blaast een rie deltje mee. Treffender kan .de integratie van Westerse pop en Afrikaanse ritmes ei genlijk niet worden weerge geven. GERT MEIJER Youssou N'Dour. Igor Cornelissen: „De GPOe op de Overtoom", spionnen voor Moskou 1920-1940. Prijs ƒ44,50 Het boek was mede aanleiding een tentoonstelling af te gelas ten van het werk van Han (Henri) Pieck, de minder be kende tweelingbroer van teke naar/schilder Anton. Zonde. Juist na lezing van „De GPOe op de Overtoom" van de jour nalist/schrijver Igor Cornelis sen, is de honger naar het werk van deze minder beken de Pieck groter dan ooit. Het speurwerk v^n Cornelis sen naar spionnen van de Rus sische GPOe, de voorloper van de KGB, heeft tot verrassende resultaten geleid. Hij toont aan dat Henri Pieck tussen de twee wereldoorlogen een be paald niet onbelangrijke spion van de Russische geheime Een wereld van verschil moet er geweest zijn tussen de twee lingbroers Han en Anton Pieck. Cornelissen constateert in z'n boek dat het leven van Anton Pieck 'niets spectacu lairs' had. Dat van z'n broer Han des te meer. Van alle kanten kreeg Corne lissen de verzekering dat de artistieke talenten van Han hoger aangeslagen dienen te worden dan die van z'n veel bekendere tweelingbroer. Han deed er (te) weinig mee. In het begin wel. Het werk van Han sloeg aan. Hij ver kocht veel. Illustreerde boe ken. Zijn bekendste: tekenin gen in de Pietje Bell-reeks van Chr. van Abkoude. Politiek bewust was hij in die dagen niet. Daar kwam verandering in door een reis met een jour nalist naar Hongarije. „De be slissende wending in z'n le ven", oordeelt Cornelissen. Pieck zag daar „dat alle verha len over moord en doodslag door het rode bewind leugens waren". Hamer en sikkel Kort na z'n terugkomst werd Han Pieck vermoedelijk lid van de communistische partij. Hij maakte tekeningen voor allerhande communistische uitgaven. Soms ondertekend met de letters H en P in de vorm van hamer en sikkel. Han Pieck rolde langzaam in het spionagewerk voor de GPOe, de voorloper van de KGB. Het begon, vermoedt Cornelissen, met het overbren gen van 'een belangrijke bood schap in het belang van de zaak'. Cornelissen had vele gesprek ken met Bernie Pieck-van Lier, de inmiddels overleden weduwe van Han Pieck. Zij vertelde hem dat een zekere Dimitri Maijanoff in 1931 haar man gevraagd heeft voor de Russische geheime dienst te werken. In „De GPOe op de Over toom" worden de karweitjes die Pieck voor de Russen op knapte uitgebreid omschreven. Bijvoorbeeld hoe een expositie van hem in Genève (1932), ze tel van de Volkenbond, als dekmantel werd gebruikt. Pieck kwam er door in contact met diplomaten en hoge amb tenaren. Een van hen, de code-ambtenaar John Herbert King van het Britse ministerie van buitenlandse zaken, wist hij voor zijn karretje te span nen. King gaf Pieck jarenlang de nodige Britse documenten, woning in Den Haag, die steeds door de Russen was be taald, kwam niet meer binnen. De Piecks moesten noodge dwongen verhuizen. Ook met de meeste andere spionnen liep het slecht af. Enkele Russen werden door Stalin teruggeroepen voor 'an dere taken'. In werkelijkheid werden ze vermoord. Veel van de Nederlandse spionnen kwa men met zichzelf in de knoop en leefden sterk geïsoleerd. In juni 1941 werd Pieck door de Duitsers gearresteerd. Niet omdat hij spion voor de Rus sen was; daarover was bij de Duitsers niets bekend. Wel omdat er in z'n atelier een stencilmachine voor het druk ken van een illegaal blaadje was aangetroffen. Pieck kwam uiteindelijk in concentratiekamp Buchenwald terecht, dat hij wist te overle ven. De beelden van z'n lij dende kampgenoten sloeg hij op om er later zeer indruk wekkende tekeningen van te maken. In het boek van Cor nelissen is er een van afge drukt. De vasthoudendheid waarmee de journalist van het weekblad Vrij Nederland zijn werk heeft verricht is bewonderenswaar dig. Het moet monnikenwerk geweest zijn. Ruim tien jaar was hij er intensief mee bezig, terwijl z'n eerste aantekenin gen over dit onderwerp al uit 1965 dateren. Het aantal bronnen waar hij uit put lijkt oneindig. Hij sprak met honderden mensen. Schriftelijke bronnen had hij nagenoeg niet ter beschikking. In spionagekringen is- het nu eenmaal gebruikelijk zo wei nig mogelijk aan het papier toe te vertrouwen. Een'opvallende bron is de doorgaans zeer ge sloten BVD, die hem zeer van dienst was. Werkwijze Igor Cornelissen die de kunstenaar weer door speelde aan zijn Russische con tactpersonen. Hildo Krop Een andere spion was Hildo Krop, gedurende 54 jaar stads beeldhouwer van Amsterdam. Hij werkte voor een andere af deling dan Pieck; de GROe, de inlichtingendienst van het Rode Leger. Een hoofdrol speelde Krop niet. Meer een ondersteunende Wel schrijft Cornelissen: „Krops veelvuldige reizen naar het buitenland doen ver moeden dat hij als koerier voor de GROe optrad". Verder werd het huis van Krop aan de Amstel geregeld gebruikt voor de opslag van allerhande documenten en het onderbren gen van spionnen en contact personen. Alles wat Han Pieck, Krop en alle andere Nederlandse spion nen deden, gebeurde in op dracht van of in overleg met de man die onder meer Ignace Reiss werd genoemd. In wer kelijkheid heette hij Ignace Poretsky. Veel ontmoetingen tussen Reiss en z'n medewer kers speelden zich af in de wo ning van revolutionair Henk Sneevliet aan de Amsterdamse Overtoom. Reiss was jarenlang het hoofd van de Russische spionagedienst in Midden-Eu- FOTO: PERS UNIE ropa en opereerde onder meer vanuit een winkel in kantoor- en schrijfbehoeften aan de Warmoesstraat in Amsterdam. Ignace Reiss was de eerste Sovjetspion die op het diepte punt van de Stalin-terreur in de Sovjetunie het waagde te breken met Moskou. Hij schreef op 17 juli 1937 een emotionele brief aan Stalin. Hij moest het met de dood be kopen. Zijn met kogels door boorde lijk werd op 4 septem ber 1937 in de omgeving van het Zwitserse Lausanne ge vonden. Z'n vrouw en zoon werden bijna vergiftigd door bonbons met strychnine. De opvolger van Reiss in Neder land, Walter Krivitsky, zou la ter ook breken met z'n op drachtgevers. Op 10 februari 1941 werd hij onder verdachte omstandigheden dood aange troffen in een hotelkamer in Washington: zelfmoord was de officiële lezing. Cornelissen beschrijft met veel gevoel voor detail uitgebreid hoe en waar om met beide superspionnen werd afgerekend. Verhuizen De dood van Reiss betekende het einde van de spionage-ac- tiviteiten van Pieck en ande ren. Er kwamen gewoonweg geen orders meer binnen. Geld voor de huur van hun riante „MEEST MODERMISMEN" VAN KEES VAN KOOTEN Kees van Kooien: „Meest moder- mismen - modermismen deel 3". Uitgave De Bezige Bij. Prijs 10,-. Kees van Kooten is niet te stuiten, na „Modermismen" en „Meer Modermismen" is er nu „Meest Modermismen". Op nieuw een tientjesuitgave van De Bezige Bij, opnieuw een verzameling van allerlei stuk ken en stukjes die eerder in tijdschriftvorm verschenen, o.a. in het Belgische HUMO en in de VPRO-gids. Een stuk of dertig episoden, voornamelijk uit het leven van de auteur ge plukt of daarin door hem ge fantaseerd. Soms treedt Van Kooten ech ter uit de rol van Kees van Kooten. Dan komt er wel eens iets heel moois, zoals dat in lachwekkend juridisch jargon gestelde verslag van een ver zekeringsagent, die op de snel weg achter een droom van een vrouw aangaat, maar uiteinde lijk opgescheept raakt met een zeer overtollig tuinhuisje, dat hem zijn uitzicht, zijn geld en zijn zelfrespect kost. Maar Koot als Kees van Koo ten of andersom is een immer mooi spektakel. In „De Schep ping Gods" zijn we helemaal bij het oude thema: De auteur op bezoek bij zijn moeder in Den Haag. Herinneringen aan een feestje in het ouderlijk huis, waarbij hij als klein kind in bed het gedoe van de vol wassenen aanhoorde. Een on nette mop van een van de ooms maakte hem woedend. Later krijgt hij van zijn stok oude tante Dini dozen met al lerlei foto's. Een grote teleur stelling. Dan blijkt zijn moeder ook nog te weten wat die vre selijke mop van toen behelsde. De zoon wil het niet meer ho ren, in zijn verwarring om zijn herinneringen en zijn toenma lige oordeel daarover. Subtiele humor Allerlei vormen van subtiele humor komen weer aan de orde in deze „Modermismen". Kijk naar de vaak erg dwaze en inventieve titels van de verhaaltjes: „Wandelwalg", „De imponeur", „De thans des tijds" of „Teloorhuiver". Het laatste is een ironische uiting van wanhoop over alles van onze cultuur dat in zo korte tijd door verzuring of andere processen verloren zal gaan. De boeken zullen vanzelf uit elkaar vallen, op video-band jes zal straks niets meer te zien zijn. Het gevaar van het moderne leven is opnieuw in deze „Mo dernismen" een steeds terug kerend motief. Allicht. Het slotverhaal mag in dit verband wel even genoemd worden. Het is een schitterende dialoog in de beste Koot Bie-tradi- tie, als een „crosstalk" uit het cabaret of uit een toneelstuk van Pinter of Beckett. Koot komt zich bij zijn fietse- maker beklagen over het nieuwste elektronische snufje op zijn racefiets, een op batte rijtjes werkende computer, dat het totaal van zijn fietsafstand optelt. Door onhandigheid van Koot(!) bij het inzetten van batterijtjes is dat „Totaal" kwijt. Het gesprek krijgt ab surde kanten in een heel snel le opbouw. Beter op dreef Kees van Kooten lijkt in vrij wel elk verhaal veel beter op dreef dan in „Meer modermis men" van drie jaar geleden. Zo is er een beschrijving vol prachtige understatements van een theaterbezoek in Londen, waarbij Koot, enigszins be dronken, de acteurs op het to neel al te luidruchtig, maar in eigen ogen heel subtiel, van zijn vakmatige en collegiale waardering voor hun presta ties blijk geeft. Hij wordt on middellijk afgestraft: „Ik ben op slag nuchter. O mijn God: hij bauwt mij na! Exact mijn stem hoorde ik daar. En hij kijkt mij aan, twee, drie, tien seconden lang. Het is de blik van The Jackall. Ik bid om ge nade". Verder fulmineert Van Koo ten uitvoerig tegen de Tekst verwerker of het bewaren van video-banden, en beklaagt hij zich over tochtjes door de bol lenvelden, erg ingewikkelde invalidetoiletten, ski's en meer van dergelijke hoogtepunten van het moderne leven. Het is duidelijk dat Van Kooten aan dat moderne leven niet graag meedoet. Maar wat moet hij anders? Die spanning inaakt zijn modermismen vaak zo erg JAN VERSTAPPEN keerd sprint re na; noot daaro voren finish vastgf dikte, ge, oo semer gebra de op Hij haalde heel wat boven wa ter. Niet alleen namen. Ook komen veel feiten naar voren over de werkwijze van de ge heime diensten van toen en misschien ook wel die van nu. Zo wist de voorloper van de KGB heel goed uit welke kringen het best spionnen ge rekruteerd konden worden. Heel bewust werden contacten in kringen van kunstenaars en intellectuelen gezocht. En dat is heel verklaarbaar, conclu deert de schrijver. Beeldhou wers, schilders en schrijvers reisden veel en ontvingen mensen, ze ontmoetten veel vreemdelingen, er waren fees ten en het kwam voor dat ook na middernacht nog flessen werden ontkurkt. De woning, het atelier of de sociëteit van een kunstenaar waren ideale plekken waar een buitenland se agent potentiële medewer kers leerde kennen. Cornelissen schetst een haar scherp beeld van de omstan digheden waaronder Neder landse kunstenaars en intellec tuelen tussen de wereldoorlo gen besloten hun Russische kameraden de helpende hand te bieden. En hoe ze uiteinde lijk de nodige teleurstellingen kregen te verwerken. Het Russische systeem waarin zij zo heilig geloofden, bleek met name onder het bewind van Stalin niet te werken zoals zou moeten. Dat te moeten erken nen, deed pijn. GOOS DE BOER Kees van Kooten Uri Orlev: „De r de andere kant". Uitgeverij Fontein 24,50. In de inleiding van zijn boek „De man van de andere kant' maakt Uri Orlev gewag van zijn ontmoeting in Jeruzalem met een Poolse journalist, Marian genaamd. De Oosteuropeaan ver telt de schrijver het verhaal over zijn jeugd in de oorlogsjaren, in het bezette Warschau. Beiden komen overeen dat Orlev geen ruchtbaarheid mag geven aan de story, omdat Marian daardoor in zijn land in de problemen zou kunnen komen. Twee maanden later verneemt Orlev dat Marian bij een vliegtuig-ongeluk om het leven is gekomen. Het verhaal mag worden geschreven. Orlev verhaalt het relaas van een veertienjarige jongen uit War schau, die via zijn stiefvader en straatvriendjes midden in de Duits-joodse confrontatie belandt. Zijn visie op het hele oorlogs gebeuren en zijn rol bij smokkelpartijen naar het getto worden totaal anders als zijn moeder hem vertelt over zijn eigen joodse vader, een communistische revolutionair die na diens arrestatie de marteldood sterft. Orlev, wiens stijl de meeste overeenkomst vertoont met die van een veertienjarige opstelschrijver en daardoor op den duur irri teert, voegt weinig toe aan wat over het (getto van) Warschau van de oorlogsjaren inmiddels is gepubliceerd. FRANK WERKMAN Pamela Kaufman: „Het vaandel van goud". Uitgeverij Van Holkema Warendorf. Prija 34,90 Heldhaftige ridders, wellustige geestelijken, kwelende min strelen en smachtende jonk vrouwen. Een kleine greep uit het brede scala van elementen, dat romans over de middel eeuwen een welhaast onweer staanbare aantrekkingkracht op het lezerspubliek schijnt te verlenen. Een van de betere boeken uit deze categorie is zonder meer de onlangs in vertaling ver schenen historische roman „Het vaandel van goud" van de Amerikaanse schrijfster Pa mela Kaufman. Het boek is een vervolg op de eerder ver schenen roman „Het schild met de drie leeuwen" en be schrijft een fictieve liefdesge schiedenis tussen de legendari sche Engelse koning Richard Leeuwenhart en een jonge Schotse edelvrouw, Alix van Wanthwaite. De historische achtergrond van het verhaal wordt ge vormd door de strijd tussen Richard en de Franse koning Filips II Augustus aan het ein de van de twaalfde eeuw, over de grote delen van Franrijk die toen onder de Engelse kroon vielen. De vijandelijk heden over deze gebieden, die het hele westelijk deel van Frankrijk besloegen, brandde in volle hevigheid los toen de beide vorsten terugkeerden van de derde kruistocht (1189- 1192). Tijdens de terugreis werd Richard Leeuwenhart gevangen genomen door her tog Leopold van Oostenrijk, die hem vervolgens uitleverde aan de Duitse keizer, Hendrik VI. Deze eiste van de Engelse adel een losgeld van 150.000 zilvermarken. Intussen strekte Filips een begerige hand uit naar de Engelse landen. En dat is het moment waarop het boek van Kaufman begint. Een dienaar van koning Ri chard, de jood Bonel van Rouen, reist door Engeland om het losgeld bijeen te brengen en om een gezelschap gijze laars samen te stellen dat als onderpand aan de Duitse kei zer moet worden uitgeleverd. Een van de gijzelaars is Alix van Wanthwaite. Zij heeft Ri chard tijdens de kruistocht verkleed als schildknaap ge diend, een geschiedenis die wordt behandeld in „Het schild met de drie leeuwen". Gaandeweg het verhaal wordt duidelijk dat de koning Alix heeft uitverkoren om zijn minnares en uiteindelijk zelfs koningin te worden. Zo ver komt het echter niet. Richard sneuvelt tijdens de belegering van een kasteel bij Limoges. Alix staat opeens alleen en moet vluchten voor de kwaad aardige troonopvolger Jan zonder Land. Het boek van Kaufman biedt aanzienlijk meer dan alleen een romantisch verhaal. Zo krijgt de lezer een goed beeld van de vrouw in de middel eeuwse samenleving. Van de trotse koningin Eleonora van Aquitanië de moeder van Richard Leeuwenhart tot Tiberga, een prostituee in Rouen die zieken en misdeel- den helpt. Daar komt bij dat het hele boek vanuit een vrou welijk gezichtspunt is geschre ven doordat Alix optreedt als ik-figuur. Een ik-figuur overi gens die hier en daar voor middeleeuwse begrippen wel wat erg geëmancipeerd uit de hoek komt („Ik wil bemind worden om wat ik ben!"). Een ander onderwerp dat Kaufman in het verhaal ver vlecht omdat het, zoals zij in de inleiding schrijft, in de his torische bronnen onderbelicht blijft, is de positie van de jo den.'De figuur Bonel vertelt Alix over de afschuwelijke slachtpartijen die onder de joodse inwoners van talloze Engelse, Franse en Duitse ste den werden aangericht. In de golf van godsdienstfanatisme die de kruistochten begeleidde, slaagden priesters en boetepre dikers er vaak in de joden als veroorzakers van epidemieën, natuurrampen en andere el lende te stigmatiseren. Juist deze uitwijdingen, die blijkens de verantwoording die de schrijfster aan haar boek toevoegde zijn gebaseerd op gedegen literatuuronder zoek, verlenen de roman zijn meerwaarde. Daarnaast is het gewoon een spannend en ont roerend verhaal dat je toe gegeven, het is een cliché in één adem uitleest. HERMAN ROSENBERG

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1989 | | pagina 10