rater Raymond, alias jonkheer Jan, heeft ils priester en artiest een fijne tijd gehad Patiënten waren veelal buitenlandse scheepslui' ;IDEN OMGEVING ficidócSouiant VRIJDAG 22 SEPTEMBER 1989 PAGINA 15 HET AFSCHEID VAN EEN WOUBRUGSE „VICARIS' Aaa rdt e 1 ofi klèt z'n 73 jaren heeft pa- geater Raymond althans jig indruk maakt hij ;en leven vol olieverf- ichilderijen, de muziek Vwvan honderden liedjes en groten aantal elpees, hoor- >ut, 0 jpelen en films achter de 150 :ug En voor een goed ,urfiSleel heeft hij die bagage '°k n°g kunnen afwen- dw elen op de zielzorg in i, 50 Leiden en Woubrugge. nar^in Woubrugge is die ar tistieke zielzorg, na 22 25*ar „vicariaat" onder de 12 lescherming van de i.' Joede Herder, nu aan ikte iet stilvallen. In novem- ren Aer gaat deze priester of- port icieel met emeritaat, ,,al g zo] al ik nog weieens assis- tb™> eren als dat nodig wezen vreest hij achtmoedig. Nog even deen portret van deze tte narkante, kleurrijke, -uing aardige minderbroeder, ,et P lie in feite geen pastoor „Sinds 17 jaar is de rgebl Voubrugse parochie een ?lmat ficariaat onder Hoogma- min\\e. Ik heb er de rechten >n plichten van een pas- oor" ^en ••eckte" pastoor an niet afgezet worden. ee on k echter wel, in theorie, ■ee naar ze hebben het nooit i pep eprobeerd", zegt pater 'e, P* taymond met een aan- oker, 'ekelijke, grommende ach. pater bedient zich zelden in et 1 nooit van zijn familie- de 0j laam. „Die is te ingewikkeld is moor de mensen. Ik ben ge- j6g raon pater Raymond, wat groei "jn kloosternaam is". Zijn ken joopnaam is Jan. Jonkheer rijk an van Sasse van Ysselt. r fw<an dan stamt af van het daan oemrijke geslacht der heren eraspt*n Aemstel in de 13e eeuw. vejïijsbrecht van Aemstel had portien jongere broer, wiens schof<aam zijn verre nazaat even of j'ntschoten is, „maar ijc kan ove it zö opzoeken in het dikke sta, milieboek. Kijk, hier heb je rorsflfeps wapen, met een balk rijst iunder dan het blazoen van het wJijsbrecht". et vu(ater Raymond loopt er niet r doi'ee te koop; misschien is de ?itroe, lellijke franciscaan met en Ifi kwartieren in de zich ver- ikkende, geslachtige stam- boom er een beetje trots op maar dat laat hij dan niet blijken. Evenwel, zoals z'n verre, middeleeuwse oud oom eens (bij Vondel) in het gezelschap van zijn Hade- wijch afscheid nam met „Vaarwel mijn Aemstelland", zo zou deze priesterlijke jon ker met wippende, golvende, korte baard en gedragen stem kunnen declameren: „Vaarwel mijn Veense land, verwacht een andere heer". „Ja ja, hahaha, zo zou je het kunnen zeggen hè?", grapt de jonker, die eens de drie gelof ten, de Evangelische raden genaamd, aflegde. Die andere heer is dan Raymonds mede broeder, pater Willem Hap- pel ofm, die katholiek Hoog- made (waar pastoor Ferry Schoonebeek is uitgediend) en Woubrugge met een smak in de schoot krijgt geworpen. In 1916 in Schijndel geboren, getogen in Boxmeer, had Jan als kind met een latente roe ping een vurige bewondering voor de Witte Paters, vooral voor hun rode fez en de ro zenkrans, een paar keer om hun nek gedraaid. Maar hij ging in Venray op het gym en bekeerde zich allengs tot de geïnspireerde levenswan del der Minderbroeders in d'r lui bruine pij. Waarbij de blo te hals altijd vragen onbeant woord liet. Het leek op een soort franciscaans T-shirt on der de kap. In '45 werd jonk heer Jan, alias Raymond, in Weert priester gewijd door mgr.Mutsaers van Den Bosch, samen met 44 confra ters. „Dat aantal is nu bijna opgesoupeerd, er komt wei nig nieuws meer", zegt hij gelaten. In Maastricht volgde pater Raymond een „preek- cursus" en daarna arbeidde hij in Wyck, „in een a-sociale buurt. Leuk werk". In de caravan In '47 kwam Raymond naar Leiden, bij het St.Franciscus Liefdewerk van pater Duyn- stee aan het Rapenburg. In '50 ging hij godsdienstlessen geven aan de HBS van het Bonaventura college aan de Mariënpoelstraat. Hij deed dat 17 jaar lang. Tot z'n 65ste gaf hij nog les op Huize Duinzicht in Oegstgeest. „Toen ik 22 jaar geleden in Woubrugge ging werken was het nog elke dag op en neer naar de Mariënpoelstraat. Omdat dit' een beetje om slachtig werd ben ik in Wou- Pater Raymond van Sasse van Ysselt, alias jonkheer Jan: „Het is een rijk leven geweest; we mogen niet mopperen". Links, naast pater Raymonds oor, een slechtvalk (van de hogere orde der valken) die hij met z'n penseel bovenop een tafeleend heeft laten duiken. foto: wim van noort brugge in een caravan gaan wonen tot ik verdreven werd door het helse kabaal van een scheepswerf. Nou, toen heb ik nog met die caravan in het landelijke Ofwegen gestaan, maar daar werd ik elke morgen om 4 uur door de koeien gewekt. Die keken na hun aubade door m'n raampje heen". Om daarbij je goede humeur te bewaren was zelfs voor een pater Ray mond een onoverkomelijke opgave. Daarom is hij aan de Van Dorthstraat in een vriendelijk, nieuw Woubrugs huis gaan wonen dat zijn pas torie is geworden. Daar blijft hij ook na z'n afscheid op 29 oktober (het definitief af in zijn huiskamer, waar ook de parochiële vergaderingen worden gehouden, hangen tientallen van zijn olieverf schilderijen op een professio nele manier met koordjes aan een rail. Hier pronken de werkstukken die pater Ray mond als zijn grootste hobby tentoongesteld heeft. Hij is geen zondagsschilder, de pa ter hier is een begenadigd kunstenaar pur sang. „Ik heb altijd al geschilderd, vooral vogels en veel naar de na tuur. Zelfs voor een zelfport ret heb ik niet geschuwd". Het zijn inderdaad veel vo gels, die vaak in hun exoti sche pracht op de doeken zijn neergezet. Portretten hangen er ook, soms religieuze on derwerpen. Johannes Paulus II valt daar niet onder, die met mijter en kromkruis naar een kleurenfoto door pater Raymond is geconter- feit. De vogels Vogels zijn des paters groot ste liefhebberij. De foto's die hij als ornitholoog ervan ge maakt heeft zijn legio. „Jon gens wezen me de nestjes in de polder aan en dan was het maar fotograferen. Ik heb ook vogelkalenders gepubli ceerd". Op zo'n afscheidsbezoek moet je als interviewer ge comprimeerd te werk gaan. Geen wonder dat je dan al snel de andere liefhebberijen van de pater krijgt voorge schoteld. Pater Raymond (ge woon Raimond dus, geen ge- Remon) zou zeggen: „Van het één komt het ander". Daar is dan ook opeens het Petra koor in Leiden Noord; oecu menisch, gemengd, interker kelijk. De pater, eenvoudig weg: „Daar heb ik ook voor geschreven en platen ge maakt". Hoeveel werk hij er aan heeft gehad wordt niet genoemd. Het was alleen, zo- LANGS OMWEGEN Op mijn omwegen door stad en land kom ik graag mensen tegen. U kunt mij telefonisch of schriftelijk vertellen wie u graag in deze rubriek zou willen tegenkomen. Ik ben bereikbaar via 071-122244. als veelal in Raymonds pro ducties, „Leuk wprk". De artiest: altijd geschilderd, hoorspelen geschreven, films gertiaakt, zoals jeugdfilms als de Zwarte Panter, het Ge heim van de Valkenhorst. Dat was in het begin van zijn Leidse tijd. Films met jon gens van het Don Bosco-huis aan het Rapenburg en van de hoorspelkern in Hilversum. „Dat was ook in de dagen dat ik nog schreef voor de Wig wam, de KRO-jongerenru- briek van de goede Wim Quint uit Oegstgeest. Dat is m'n radio verleden, toen, on der andere, Black, de hengst van de steppen werd uitge zonden, en de Zwarte Panter. Ja, dat was toch wel leuk hoor". En „de muziek" rond pater Raymond. Ook al zo'n ijzer- sterk item van deze priester- kunstemaker. „Ook in Wou brugge was het jaren terug de tijd van de beatmissen met slechte teksten. Ik ben toen liedjesteksten gaan schrijven en daarvan zijn ongeveer 8 elpees uitgekomen. In no vember komt het laatste bandje uit: Geboren in een stal. Wat nog steeds goed loopt is de elpee Boodschap van een kind". Pater Raymond (vooruit, nog maar een keer) van Sasse van Ysselt en adeldom verplicht was ook de op richter van het in deze con treien nog steeds fameuze „King's Combo". „De paro chie, althans ons vicariaat onder de parochie van Hoog- made, heette aanvankelijk Christus Koning. Dat is later veranderd in de Goede Her der, omdat dit beter aan sprak. Trouwens, herder en koning zijn hetzelfde: ze lei den de mensen. Het combo is nog steeds erg actief en het zingt en speelt bijna uitslui tend liedjes van mij. Ik heb er voor het combo wel bijna 250 gemaakt. Het zijn „gouwe ouwen" die je mee kunt zin gen, schlagers die er vooral bij bejaarden nog best ingaan; religieuze en vrolijke liede ren. Ja, dat King's Combo heeft mijn hart: vijf vrouwen en één man zingen, spelen gi taar en drum, en luisteren nog steeds jongerenmissen op". Nog een liedje „Ik ben nu een beetje uitge werkt, zeg maar. Ik zal plaats moeten maken voor een an der in de zielzorg van Wou brugge. Maar ik heb wel veel tijd over. Ik heb vorige week nog een liedje voor het Pe tra-koor gemaakt. Mijn hele leven is een liefhebberij, bui ten de vogeltjes, de ornitholo gie om. Ik ben ook nog ziel zorger. Dat is nu voorbij, al zal ik invallen als ik dat kan. Ik blijf wel schrijven, al gaat dat niet meer zo vlot als vroeger, maar het gaat nog. Ze weten me gelukkig nog te vinden". Pater Raymond kijkt nu te rug op z'n werk in een ka tholieke Woubrugse gemeen schap van ca. 600 „zielen", met daarvan 150 tot 200 's zondags in het aangepaste, sfeervolle kerkje dat niets meer van een „kathedraal" wegheeft. „Wij krijgen hier veel volk van buiten de paro chie. Veel jeugd ook, wat ik toch wel erg fijn vind. Het zijn blijkbaar mensen die aan zo'n kerk gewend zijn ge raakt. We hebben ook ontzet tend veel medewerking van de mensen die ook hun zelf werkzaamheid inzetten". Het is een getuigenis die tintelt van een franciscaanse blij heid. Mensen die zich gebor gen weten. Hoe kan het ook anders, als de pastoor pater Raymond heet, al draagt hij een das die een fel Mondri- aans patroon vertoont. Han gend, figuratief vlechtwerk op de borst. Het mocht wat... „Het is een fijne parochie en ik zit er graag. Het is een rijk leven geweest, we mogen niet mopperen!" Mopperen; dat kan pater Raymond niet eens. Lachen des te meer. Hij heeft destijds als aankomend foedaal heerschap de beste orde, die van broeder Frans, verkozen. In Maastricht woonde hij een paar jaar te genover het bastion der Je zuïeten: „Maar in die Socië teit had ik me nooit thuisge- voeld". Jfcord - Holland gen bouwplan ïitenkaag dingsrt Latij 1 °C229' biersoo lg< 8 oost m 'ENKAAG Gede- :rde staten van ird-Holland hebben r een verklaring van waar een streep ge ld door het bouwplan ter de Lisserdijk in tenkaag. Negentien tingen zouden er wor- gebouwd in Buiten- g, achter Lisserdijk 14- Zes premie A-wonin- negen premie C-wo- ;en en vier vrije sec- 'oningen. kluchtsp slangvd ai ton li •ej :!9 LZ Li Jedep uaddói e oe '1 ZZ M 91 se Oi ÏBlUOZ|JC erbo i"1 ki de •F) an de ïrgeme lost vf bepi wordi ing ha sr A.K kon W. Alt Ifat woi der vl plan had de instemming het college van burge ster en wethouders van 'jWemmermeer, maar stuitte 'erzet van een paar omwo- ';n en nu dus ook op be- van gedeputeerde staten Als argument voeren GS dat de lokatie buiten de ei- jke kern van Buitenkaag Voorts zou de structuur het huidige dorp Buiten- er ernstig door worden getast. Ook zien GS niets ien „onontkoombare" pene- ie in het landelijk gebied. iiienlijk komt Buitenkaag i gens de provincie „in het eel niet in aanmerking ;s r uitbreiding, vanwege de :s dsehappelijke betekenis "f het gebied". Omdat aan de kant van de Hoofdvaart of nauwelijks ruimte is te Jen voor woningbouw, vin- GS het wel logisch dat B W hebben overwogen om de westzijde van de vaart laten bouwen. Ondanks logica geeft de provincie het gemeentebestuur van irlemmermeer geen mede- tal lf' lens GS zijn er behalve de Ier genoemde bezwaren niilieuhygiënische nadelen uitbreiding van Buiten- 'g in westelijke richting in weg staan. Het provinciaal 'uur haalt in dit verband dat in het gebied zowel r]iwegverkeerslawaai als het itvaartlawaai de gestelde özen overschrijven. r>r> JUBILEUMBOEK OVER INSTITUUT TROPISCHE GENEESKUNDE LEIDEN De koloniën, ooit een van de redenen om het Instituut voor Tro pische Geneeskunde Rot terdam-Leiden in het le ven te roepen, is Neder land inmiddels kwijt. Toch vieren het instituut en de daarmee onlosma kelijke vereniging met de zelfde naam dit jaar het 75-jarig bestaan. Deze week wordt naar aanlei ding daarvan een congres over rivierblindheid (OCP) gehouden. Daar worden de eerste resulta ten bekend gemaakt van een nieuw geneesmiddel tegen de ziekte, Ivermec- tine. Behalve het symposium wordt het jubileum gevierd met de verschijning van een gedenk boek over het instituut. Prof. dr. H. Beukers nam het 'Leid se' deel van het boek voor zijn rekening: de lastige aanloop naar de oprichting van het in stituut en de wetenswaardig heden van voor en na de oor log. „Een soort rise and fall van het instituut", schetst hij. Beukers is hoogleraar in de ge schiedenis van de geneeskun de aan de Leidse universiteit. In zijn overvolle kamer in het gebouw pathologie van het Academisch Ziekenhuis Lei den (AZL) ontpopt hij zich als een verteller, die achteloos na men, nummers, jaartallen en gebeurtenissen uit de geschie denis van de geneeskunde in de laat-koloniale tijd uit zijn mouw schudt. Hij noemt het een „curieuze zaak" dat het tot 1914 heeft ge duurd voor het instituut tot stand kwam. „Zeker als je be denkt dat Nederland de twee de koloniale mogendheid was". Toch was het minder raar dan het leek. „Nederland had koloniën in een zeer be perkt deel van de tropen, het ging vooral om Oost-Indië. Daardoor hadden de Neder landers maar met een zeer be perkt aantal verschillende tro pische ziekten te maken", ver klaart de gestaag pijprokende Beukers. Landen als Engeland en Frankrijk hadden toen al lang instituten voor tropische ge neeskunde, maar die hadden dan ook koloniën in zowel Azie als Afrika. „Daarbij komt dat Nederland in Weltevreden bij Batavia een geneeskundig laboratorium had. Tevens werd in Nederland de filosofie aangehangen dat je tropische geneeskunde alleen in de tro pen kon leren omdat daar de ziekten getoond konden wor den. In Nederland zelf had je te weinig voorbeelden voor handen". Tot het einde van de negen tiende eeuw was er van speci fieke tropische geneeskunde nauwelijks sprake. Pas toen rond de eeuwwisseling bacte riën, virussen en specifieke ziektebeelden bekend werden, kreeg die geneeskunde een enorme stimulans. In het Westduitse Hamburg werd in het begin van deze eeuw een instituut voor tropische ge neeskunde opgericht. Dat leid de tot de vraag van de rege ring aan de Leidse universiteit of een dergelijk instituut ge wenst was. Beukers: „Nee, zei de toenmalige hoogleraar No- len vol overtuiging, conform de overtuiging dat je tropische geneeskunde in de tropen Onverkwikkelijk Nolen ging uiteindelijk toch om. In 1914 werd de Vereni ging tot Bevordering van de Studie van de Tropische Ge neeskunde opgericht. Initia tiefnemers waren de professo ren Nieuwenhuis en De Jong. Kort erna werd het instituut opgericht. Die oprichting ver liep problematisch. Er werd geld gevraagd bij het ministe rie van Binnenlandse Zaken, maar dat werd niet zomaar toegekend. Beukers: „In Amsterdam was net een koloniaal instituut op gericht, dat ook wel een ge neeskundige afdeling wilde. De minister van Koloniën liet vervolgens weten helemaal geen behoefte te hebben aan een Leids instituut. In Leiden zette dat kwaad bloed, men vond dat Amsterdam werd be voordeeld. Leiden benadrukte daarop dat het contacten had met Rotterdam, waar grote be hoefte was aan een havenzie kenhuis. Dat ziekenhuis zou kunnen zorgen voor een con stante stroom van voorbeelden van tropische ziekten". De onenigheid liep af met de komst van een andere minis ter van koloniën, terwijl er bo vendien in Rotterdam geld vrijkwam voor een havenzie kenhuis. „Een gedeelte van het geld werd besteed aan de stichting van het Instituut voor Tropische Geneeskunde aan het Rapenburg, met daar in een gedeelte voor de opna me van patiënten met een tro pische ziekte". Zeelui Direct werden docenten aan getrokken die hun sporen in de tropen verdiend hadden, terwijl gebruik werd gemaakt van faciliteiten van de univer siteit. Met het ziekenhuisje aan het Rapenburg ging het intus sen veel minder goed. „De patiënten waren veelal buitenlandse zeelui, die het al niet leuk vonden om in Rot terdam in een ziekenhuis te belanden en dus helemaal niet stonden te springen om ook nog eens naar Leiden overge bracht te worden". Het instituut verzorgde onder wijs aan studenten die trope narts wilden worden en aan mensen van de zendingsschool en het leger, die uitgezonden zouden worden. Verder was er een onderzoekstaak. Bacterio- fagen virussen die ziekte verwekkende bacteriën opeten werden onderzocht en er werd onderzoek gedaan op het gebied van de parasitologie, een categorie ziekten die door parasieten wordt overge bracht, zoals malaria door de malariamug. Het instituut ont wikkelde sera tegen ziekten, werden inentingen uitgevoerd en was er werk dat voortvloei- Prof. Beukers: „Mijn bijdrage aan het jubileumboek is te omschrijven als 'the rise and fall' van het instituut". de uit het havenziekenhuis. Na de tweede wereldoorlog veranderde het werk dras tisch, vertelt Beukers. „Neder land raakte Indonesië kwijt, waardoor het beleid gericht moest worden op Nieuw Gui nea en Suriname. Later, toen we de rest van de koloniën kwijt waren, werd het hoofd thema breed. We 'kregen te maken met opdrachtgevers als de Wereldgezondheidsorgani satie, WHO. We moesten dus ook kennis vergaren over tro pische ziekten van bijvoor beeld Afrika. Met dat conti nent hadden we ons tot dan toe niet beziggehouden". In een later stadium werd sa mengewerkt met een instituut in Antwerpen en gestart met een Internationale tropencur- sus. „De onderwijsinspanning kon zo samen gedragen wor den, want je werkt voor een kleine markt. Er ontstonden steeds meer specialisaties". Omgedoopt In de jaren zestig liep het fout. Leiden beschikte over een hoogleraar tropische hygiëne en een hoogleraar parasitolo gie. „De hoogleraar die de leerstoel tropische hygiëne be zette, ging met emeritaat. De faculteit wilde graag een op volger, maar zover kwam het niet. De minister van onder wijs wilde een van leerstoelen tropische hygiëne opheffen, ondanks een tegengesteld ad vies van een speciale onder zoekscommissie. Een nieuwe hoogleraar tropische hygiëne kwam er dus niet, zodat alleen parasitologie overbleef". Daar tekende zich het einde van de naam Instituut voor foto: henk van den ende Tropische Geneeskunde aan en het einde van de tropische geneeskunde. Het instituut werd omgedoopt in laborato rium voor parasitologie. De vereniging met de insti- tuutsnaam is echter nog sprin glevend. Het jubileumboek dat verschijnt als een nummer van het tijdschrift van de vereni ging is daar een uiting van. Het wordt gestuurd naar de le den van de vereniging, maar is op bestelling te koop voor 25 gulden. ERIK HUISMAN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1989 | | pagina 15