„Sfeer binnen ploeg basis van ons succes" Quick Boys probeert het in 'Raboenstiji' „Met dit materiaal gaan we voor het kampioenschap" „Jammer dat ik dit niet als speler mee mag maken" „Ik tip een ploeg buiten destreek" „ARC zit niet bij degradanten" „RUNSBURGER" NIEK 00STERLEE WIL ARC VERGETEN KATWIJK AAN ZEE De sup porters van Quick Boys gaan an der voetbal zien dan ze de laatste jaren gewend waren. Dat is de belofte die Melbi Raboen het Kat- wijks legioen doet. De Haagse trainer werd weggeplukt bij zijn 'oude liefde' DZS, een afdelings club uit Scheveningen, en staat te boek als een succestrainer. Hij doet zelf verwoede pogingen om bescheiden over te komen, maar de feiten spreken boekde len: „In de vijftien jaar als trainer heb ik dertien kampioenschappen binnengehaald". Hij zegt geen geheim te hebben, behalve dan dat hij naar eigen zeggen veel meer vanuit zijn hart traint dan de meeste van zijn collega's. Op Nieuw Zuid wil hij de blauwwitte spelersgroep vooral een stuk slimheid meegeven. Zijn voorbereidingstijd was door het tragische vliegongeluk in Suri name, waarbij de net in dienst zijnde trainer van Quick Boys, Nick Stienstra, om het leven kwam, aanmerkelijk korter dan normaal. Desondanks „klikte" het snel met de spelersgroep. Zijn start mag met een kleine neder laag (1-2) tegen FC Den Haag, een 1-1 remise tegen Excelsior en een klinkende 5-0 zege op Telstar sprankelend genoemd worden. Het belooft in ieder geval wat voor de competitie. Zeker omdat Quick Boys zich voor het eerst op de 'transfermarkt' begaf en met drie aanwinsten voor de dag kwam. Richard Hoogervorst kwam van RCH, Marco Dijkhuizen maakte de overstap van het Am sterdamse DCG en Fred Kanbier verruilde Leiden voor Nieuw Zuid. Met de enorme groep talenten uit de jeugd heeft Raboen vele kan didaten voor zijn eerste elftal. Raboen, die zowel het Leidse UVS als het Haagse ADO van de derde naar de hoofd- respectie velijk eerste klasse bracht wil in dit stadium niets van een kampi oenschap weten. „Ik laat me niet dwingen", aldus de voormalig speler van RVC en Wilhelmus. Wel eist hij van zijn eerste elftal één van de drie hoofdprijzen: de districtsbeker, een periodetitel of het kampioenschap. Aan de werkomgeving zal het niet liggen. Raboen ervaart het als een voorrecht om voor Quick Boys, zijn allereerste zaterdag club, te mogen werken. „Het is één van de mooiste clubs, waar een trainer kan werken. Je hebt hier alles: kwaliteit op het veld, een goede organisatie, een enor me en kritische achterban. Je kan hier rustig praten over een voet balinstituut". In Katwijk gaat Raboen sleutelen aan de „typische" spelstijl van Quick Boys. Het is niet de bedoe ling, dat de boys onder alle om standigheden blijven aanvallen. Raboen wil een stukje „eigenwijs heid" in de groep brengen, hij vraagt zijn spelers meer indivi duele creativiteit in het spel te leggen. Of het legioen dat leuk vindt, zal moeten worden afge wacht. Als je Raboen binnenhaalt hij solliciteert zelf nooit haal je ook zijn concept binnen. Hij omschrijft het zoals hij het be doelt: „Ik moet ze hier afremmen. Dat zijn ze niet gewend, maar ik wil er gewoon mijn identiteit in hebben. Dat is nou eenmaal mijn werkwijze, dat is Raboenstiji". KATWIJK-SPELER MARTIN VAN DER PLAS: KATWIJK Martin van der Plas van Katwijk kijkt nu al uit naar de tweede competitiehelft. „De ont moeting met Quick Boys is voor mij het mooiste", zegt de vlot pra tende linkerverdediger. En niet zonder reden. Het biedt Van der Plas de gelegenheid om voor eigen publiek tegen oud-ploeggenoten in het strijdperk te treden. Drie jaar geleden verkaste de breedge schouderde voetballer van de kust- naar de dorpsploeg, destijds nog een derde klasser. „Ik was bij Quick Boys uitgekeken en wilde weer met plezier gaan voetballen", aldus Van der Plas, die bij zijn oude vereniging niet verder reikte dan een plaats in het derde of vier de. Sindsdien is er echter veel ver anderd. „Ik ben anders gaan voet ballen. Vroeger was ik nogal mak kelijk voor mezelf. Nu speel Ik meer in dienst van het elftal. Mijn medespelers waarderen dat en dat is weer goed voor mijn zelfvertrou wen", legt de Katwijker uit. Met die instelling reikte hij bij Katwijk wél tot het eerste. „Aan het begin van de competitie '87-'88 viel Kees van Duivenvoorden, tot dan toe links back, met een gebroken been uit. Sindsdien ben ik niet meer uit de basis weggeweest". Van der Plas maakte daardoor de opmars van Katwijk van nabij mee. „Voor de sprong naar de eerste klasse waren in principe vier jaar uitgetrokken". Peter Ciere in eer ste instantie en Arie Lagendijk in het afgelopen seizoen zorgden er voor dat deze termijn tot de helft werd gereduceerd. Met name La gendijk dicht Martin van der Plas veel lof toe. „Hij kan na afloop zeer goed een wedstrijd analyseren. Kleine tactische omzettingen van hem hebben ontzettend veel ren dement opgeleverd. Dankzij La gendijk hebben we zeker vijf zes punten extra gepakt", blikt Van der Plas terug. Optimisme heerst er ook bij de Katwijker over het komend sei zoen. Zeker nu de kersverse eer steklasser zich heeft versterkt met ex-UVS-spelers Leon Meijs en Henri Pouw. Al waakt Van der Plas voor te hoge verwachtingen. „De laatste twee jaar moeten we verge ten. We gaan nu in principe zo'n twee drie klassen hoger spelen en de competitie duurt langer. We moeten de eerste twee wedstrij den, thuis tegen Roda Boys en uit bij Rijnsburgse Boys, goed door zien te komen. Maar een plaats in de middenmoot is reëel. Punten die we tegen gevestigde ploegen pakken zijn winstpunten", waarbij hij Rijnsburgse Boys de meeste kansen toedicht om het kampioen schap te pakken. „Hoe de punten in de derby's worden verdeeld, blijft een loterij". Katwijk zal volgens Martin van der Plas qua spel weinig veranderingen ondergaan. „Er zit routine genoeg in de ploeg om ook prestatief te kunnen voetballen. Katwijk kan tij dens de wedstrijd zonder al te veel moeite van drie naar twee spitsen omschakelen. Persoonlijk vrees ik voor geen enkele ploeg. Ik vind het alleen maar prachtig om tegen spelers als Leen van der Plas en Huug Aandewiel uit te komen". Al les staat of valt volgens de Katwij ker echter met de sfeer binnen de ploeg. „In de afgelopen seizoenen was dat de basis van ons succes". Voor Martin van der Plaa (links) hebben de wedstrijden tegen Quick Boys een speciaal tintje. Met oud ploeggenoot Floor van Duyn neemt hij alvast een voorproefje. foto: andré van haasteren DICK ERNST VOL VERTROUWEN ALPHEN AAN DEN RIJN Het afgelopen seizoen bij ARC is er voor Dick Ernst één om snel te vergeten. „Ik hoop zo'n jaar niet meer mee te maken. Er werd te veel geluld. De sfeer was down, er werd niet meer gelachen en de spelers hadden niets voor elkaar over. Afspraken in het veld werden niet nagekomen", blikt Ernst terug op de desastreuse eerste competitiehelft. Het leidde tot het vertrek van trainer Jan Kroese. „En dat terwijl het de schuld van de spelers was. We vonden het wel best. Vijftien spelers wegsturen doe je echter niet zomaar, dus moest de trai ner weg". Tot ongenoegen van de spelersgroep die vervolgens naar het unieke middel van een staking greep. „Het was ook niet rechtvaardig dat Kroese de laan werd uitgestuurd. Onmenselijk zelfs. Een trainer kan je wel scherp stellen voor de wedstrijd, maar hoeft je toch niet te motive ren", haalt hij eerder door Pim Verbeek uitgesproken woorden in herin nering. Het was ook een periode waarin de 33-jarige Gouwenaar aan stoppen dacht. „Maar, het laatste half jaar liep toch weer zo lekker dat ik nu nog één twee jaar door wil gaan. Ik heb nog te veel plezier in het spelletje. Dan kan ik wel in de derde of vierde klasse gaan spelen, maar daar loop ik mezelf te pesten. Die spelers geloven het immers wel", aldus de ex- prof van Feyenoord en Excelsior. Hij vervolgt met: „Was ARC gedegra deerd dan zou ik helemaal met voetballen zijn gestopt". Het behoorlijke voetbal dat ARC na de winterstop toch nog liet zien, schrijft Ernst voor een belangrijk deel toe aan Aad Koren. „Hij zette de spelers op de juiste plaats en gaf ze vertrouwen", waarmee, zij het via een nacompetitie, degradatie werd voorkomen. Dit jaar hoeft het volgens Dick Ernst niet zover te komen. „We moeten redelijk mee kunnen draaien en eventueel mee kunnen doen voor een periodetitel. Bij de degradanten zullen wij zeker niet zitten", aldus Ernst, die zegt geen extra waarde aan de vele derby's te' hechten. „Het zijn voor mij allemaal dezelfde wedstrijden", aldus de Gouwenaar. Voor Quick Boys wenst hij toch een uitzondering te maken. „Dat zijn aparte wedstrijden. De sfeer is daar goed en er komen veel mensen op af, die kort op het veld staan". Er verandert het komend seizoen niet veel voor "ARC. Of het zou de komst van Stef Asbai, Rene de Graaff en trainer Bert Jansen moeten beteken. Een trainer die overigens wel een andere spelstijl voorstaat. „Ik heb begrepen dat we zoals Den Haag moeten gaan spelen; met veel pressie. Het zal veel van de spelers vergen. Het is maar de vraag of we dat met dit team kunnen". Ernst komt daardoor in een andere rol op het middenveld te spelen. „Ik moet mij minder terug laten vallen en meer de zijkanten gaan bezetten. Afwachten of Ik daar vaak een bal aangespeeld zal krijgen". RIJNSBURG Aan alles zie je dat het nog steeds aan hem knaagt. Hoewel Niek Oosterlee er niet meer zo vaak aan denkt, heeft hij het toch niet helemaal van zich afgezet. Eigenlijk wil hij er liever niet over spreken. Maar zonder verder aandringen, pakt hij na verloop van tijd zelf de hand schoen op. „Er zijn nog een paar dingen die ik kwijt wil over ARC. Maar het zijn de laatste woorden die ik er aan verspil". Zijn overgang naar Rijnsburgse Boys was voor veel insiders geen verrassing, ledereen wist dat hij „zijn ARC" zou gaan verlaten na het voor hem zo desastreus verlo pen seizoen. Over de „affaire Kroese", die de landelijke pers haalde, spreekt hij niet meer. „Dat boek is dicht". Over zijn schorsing wil hij wel het een en ander kwijt. Voor de goede orde: Oosterlee werd voor twee wedstrijden ge schorst, omdat hij na een incident tussen zijn broer Rini en Rien van Elk bij het verlaten van het Sport park een bepaalde uitlating had gedaan. „Alle toestanden rond die schor sing van mijn broer laat ik er nu even buiten", aldus de 26-jarige onderwijzer. „Ik wil alleen zeggen dat we nooit een eerlijke kans hebben gehad om ons te verwe ren. Rini en ik zijn berecht zonder te zijn gehoord. En dat doet pijn. Je voelt je gewoon machteloos. Het ergste vind ik nog dat ik door ARC ben afgeschilderd als een raddraaier. Dat slaat echt alles. Vind je het gek dat ik na al die toestanden geen zin meer had om voor ARC uit te komen. Het voet bal zat me tot hier", vertelt de spits, terwijl hij zijn hand een me ter boven zijn hoofd houdt. „En verder wil ik er geen woorden meer aan vuil maken". Hij maakt een opgeluchte indruk. Ondanks deze wat emotionele uit val heeft hij, volgens eigen zeggen „weldegelijk afgerekend met het verleden". ARC is over en sluiten. De toekomst ligt in Rijnsburg waar hij zijn voetbalplezier weer hele maal terug hoopt te krijgen. „Ik ben blij dat ik de jongens ken. Dat is een pluspunt. Aan alles kan je merken dat we voor het kampi oenschap gaan. Daar hebben we ook het materiaal voor. Er lopen, zo veel goede voetballers. Dat merk je al tijdens de training". Oosterlee is niet naar Rijnsburg getrokken om „in twee te ballen". Toch blijft hij aan de voorzichtige kant. Is zelfs van mening dat het' vertrek van Gijs Collé en zijn staat van dienst niet van invloed zijn op het feit of hij al dan niet in de ba sis belandt. „Ik heb zes maanden niet gespeeld en moet op nul be ginnen. Daarom ga ik er voor meer dan 100% in. Maar meer dan mijn best kan ik niet doen. Bedenk wel dat Rijnsburg een se lectie van achttien goede spelers heeft". En de duels tegen ARC? „Dat zijn gewone wedstrijden, want met de jongens van ARC heb ik niets", begint de aanvaller. „Hoewel", vult hij na enige aarzeling aan, „ze hebben toch een extra tintje..." Niek Oosterlee keek nog eenmaal terug op de affaire ARC. „Het ergste vind ik dat ik afgeschilderd ben als een raddraaier". foto: henk snaterse FC LISSE-BEGELEIDER FRANS VAN DER LAAN: LISSE Daar waar Frans van der Laan vroeger een groot tegenstan der was van het samengaan van de Sportclub Lisse en Lisser Boys, is hij nu een waar pleitbezorger voor het fuseren van voetbalverenigin gen geworden. „Lisse is door de fusie zijn tijd ver vooruit geweest. Het werk binnen de vereniging is allemaal gemakkelijker geworden", zegt de begeleider van het eerste elftal. De nieuwe Fusieclub kreeg immers de beschikking over een park (sporthal, jeugdhonk, medisch adviescentrum) waar een gemid delde eerste divisievereniging ja loers op zou zijn. Lisse was dus al jaren klaar voor de eerste klasse, maar de presta ties bleven achter. Van der Laan, die deze periode als speler heeft meegemaakt, daarover: „In het verleden wilden we wel kampioen worden, maar maakten we ons niet druk over de vraag hoe". Wijzigin gen in de technische leiding deden dit standpunt veranderen en sinds dien is Lisse daadwerkelijk op jacht gegaan naar een plaats in de eerste klasse. Lef en flair, door jeugdige spelers aangedragen, brachten volgens Van der Laan het afgelopen seizoen de overtuiging dat Lisse kampioen kon worden. „En die generatie huppelt nu ook zo de eerste klasse in", zegt de oud-speler, die zelf gokt op een vierde of vijfde positie van onder en. Veel van de punten die daarvoor nodig zijn moeten volgens Van der Laan uit de streekderby's komen. „Het was ook de grote wens van de jongens om bij die clubs Inge deeld te worden. Handhaaft Lisse zich daar, dan zet het team ook wat neer". Als één van de weinigen binnen zijn vereniging had de oud speler liever gezien dat Lisse bij voorbeeld In 1B terecht was geko men. „Qua gewenning en aanpas sing was dat misschien beter ge weest. Overigens een persoonlijke visie", aldus Frans van der Laan, die vindt dat zijn team na een wed strijd of drie aan het niveau ge wend moet zijn. „Zo moet de op bouw, wanneer dat kan, duidelijk sneller worden en ook de scherpte in de duels moet verbeteren". On mogelijk acht hij dat zeker niet, „want het is een vriendenploeg en dat is de grootste verdienste". Een team dat tijdens de eerste training twee nieuwe kamaraden kon verwelkomen. Zo kwam Willem Bouckaert over van de zondagaf deling en Erik Kattenberg van Ab- benes. „Kattenberg, die de con currentie met Leo van Kampen, Ri chard Mulder en Marcel Bremmer om de linksbuitenpositie aan moet gaan, sla Ik qua mogelijkheden hoog aan. Wat het maken van doelpunten betreft ben ik blij met Bouckaert. Die kan een man uit spelen". Daarnaast hoopt Van der Laan op voorstopper Charles Schipper, die terugkomt van een blessure, en het uit de eigen jeugd overgekomen talent Ralph Polman. Van die jeugd moet Lisse het im mers voor een belangrijk deel heb ben. „Jammer is het daarom dat het jeugdteam gedegradeerd is", zegt Van der Laan, voor wie het een wens is dat één van die jonge lingen ooit nog eens doorstroomt naar het betaalde voetbal. „Dat houdt in dat je het dan goed doet". Voor Van der Laan zelf komt de periode die nu voor FC Lisse aanbreekt tien jaar te laat. „Het was altijd een wens van mij om ooit in de eerste klasse te spe len. Op prestatief gebied is het echt jammer dat Ik dat niet als speler mee mag maken". JOHN EELMAN MIKT OP SUBTOPPLAATS V00RN00RDWIJK NOORDWIJK Aan het begin van zijn veertiende seizoen bij Noord- wijk is trainer John Eelman opti mistisch gestemd. Hij beschouwt zijn ploeg weliswaar niet als topfa voriet, maar ziet een plaats in de bovenste regionen zeker zitten. „Het zal wel één van de clubs wor den waarvan eigenlijk niemand het verwacht. Kozakken Boys bijvoor beeld, of misschien IJsselmeervo- gels, al lijkt dat verzwakt. In elk ge val tip ik een ploeg die buiten het westerse streekderbygeweld blijft". Eelman is er van overtuigd dat het vooral voor het publiek een mooi seizoen wordt. „Prachtig natuurlijk al die streekderby's, maar of het de kansen op succes in de compe titie vergroot, waag ik te betwijfe len. Wat dat betreft is het verhaal bekend: een ploeg die halverwege al kansloos in de competitie is, gooit er tegen een streekgenoot toch een schepje bovenop. En de niet-streekgenoten profiteren daar van". Om dit te Illustreren roept de Noordwijk-trainer het competitie verloop van de laatste zes seizoe nen in herinnering. „Zes Jaar ach tereen zijn Quick Boys, Rijnsburg se Boys en Noordwijk als titelkan didaat aan een seizoen begonnen. Dat zijn dus achttien mogelijkhe den op een kampioenschap. Hoe veel keer is het gelukt? Wel, pre cies één maal. En het belangrijkste puntverlies werd daarbij in de on derlinge confrontaties geleden. Dit seizoen zal het wel van hetzelfde laken een pak worden". Volgens trainer Eelman, die in het dagelijks leven leraar lichamelijke opvoeding is op een middelbare school, moet de matige klassering in het afgelopen seizoen als een in cident worden beschouwd. „Het is voor Noordwijk eigenlijk een bela chelijke stand geweest, maar ik denk dat pech een belangrijke fac tor heeft gevormd. Teveel wedstrij den zijn we door een of ander raar doelpunt onterecht met 1-0 achter gekomen. Vervolgens voetbalden we negentig minuten op de helft van de tegenstander, maar scoor den niet". Hiermee geeft de Noordwijk-oefen- meester het belangrijkste pro bleem binnen zijn selectie aan: het gebrek aan voorhoedespelers. Ook komend seizoen kampt Eelman hiermee. „Aan middenvelders geen gebrek, maar voorin zouden we wel een paar mannetjes kunnen gebruiken. Met Klaas Vink waren we rond, maar daarvan is bekend dat hij alsnog naar Wageningen kon. En als je betaald voetbal kan (blijven) spelen moet je dat natuur lijk doen. Ik ben van mening dat je het meeste uit je voetbalcarrière moet proberen te halen. Jammer voor ons is het natuurlijk wel. Ook al omdat Yvan Hermans voorlopig nog geblesseerd is". Andere spelers waar Eelman niet meer over kan beschikken zijn Kees Marbus en Edwin van der Sar die naar het betaald voetbal ver trokken. Nieuw zijn onder anderen Ruud Ort van RKAVIC, Peter Rui- grok van SJC, Fred Luuskens van Haarlem en de getalenteerde doel- verdediger Rob van Dijk van Fore- holte. Eelman: „Allemaal spelers die in principe voor het eerste elftal in aanmerking komen. Met de groep „oudgedienden" en de jon geren, die met name vorig seizoen meer en meer ingepast zijn, kun nen zij de concurrentieslag voor een plaats in het eerste elftal wat mij betreft aangaan. Waar het om gaat, is dat er op den duur een in gespeeld elftal komt te staan. Ook' de waterdragers mogen daarin niet ontbreken. Aan elf vedetten heb je niks".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1989 | | pagina 20