Ivan Wolffers
verzet zich
tegen medische
mandarijnen
i
rinal
Ie
Oostblok gaat aan vuil ten onder
e
ZATERDAG 12 AUGUSTUS 19
89 PAGINA 19
De medicus en auteur Ivan Wolffers
is per 1 september benoemd tot
bijzonder hoogleraar
gezondheidszorg in
ontwikkelingslanden aan de Vrije
Universiteit in Amsterdam. De 41-
jarige dr. Wolffers is een
onvermoeibaar wegtrekker van
rookgordijnen,
waarachter veel
medici zich verschuilen. Als een rode
draad door al zijn publikaties loopt de
overtuiging dat echte geneeskunde
ook duidelijk moet zijn voor de
gewone man, zodat deze kan
meepraten over zijn eigen lijf. Zijn
motto is: een goede dokter is een
communicator.
BILTHOVEN - „Als jongen heb ik
nooit van een wetenschappelijke
carrière gedroomd. Ik ben groot ge
worden in een volksbuurt. Daar
had ik wel wat anders aan m'n
hoofd dan denken aan m'n toe
komst. Me staande houden op
school, dat dagelijks weerkerend
probleem hield me meer bezig".
„Ik zat, zal ik maar zeggen, samen met
m'n makkers in de sfeer van de kleine
criminaliteit. Ook na de lagere school
brak het licht niet meteen door. Een jaar
of acht heeft het geduurd voor ik m'n di
ploma hbs-b in m'n zak had. Ach, al dat
leren ik had zoveel interesses. Mijn
keuze voor medicijnen kwam ook niet
voort uit overtuiging. Het was meer zo
iets van 'lijkt me wel aardig'. Bovendien
kon ik ermee uit dienst blijven. Maar op
een goed moment greep ik me bij de ha-
;ren. Al die laksheid bezorgde mij meer
last dan gemak en daar had ik geen zin
meer in. Van toen af aan zat ik mini
maal op een zeven. Bovendien merkte
ik, dat mijn motivatie toenam naarmate
ik harder studeerde".
Na zijn studie is Wolffers maar twee jaar
huisarts geweest. In die tijd kwam hij er
echter wel achter dat de gezondheidszorg
niet aansloot bij de behoeften van de
kleine man. „Dat is nóg zo, maar in het
begin van de jaren zeventig helemaal.
De artsen waren vooral gericht op het
behandelen van lichamelijke klachten.
Er was nauwelijks oog voor patiénten
met 'een vaag verhaal'. Dat was maar
gezeur, waarmee een medicus zich beter
niet kon bezighouden. Daar baalde ik
van. Ongetwijfeld heeft dat te maken
met het feit dat ik uit een arbeidersbuurt
kom. Ik ben een van die gewone jon
gens, die gek aankijken tegen alles wat
zich onbegrijpelijk voordoet".
Abacadabra
„Mijn wantrouwen tegen het medisch
abacadabra werd in m'n studententijd
bepaald niet weggenomen. Ik kreeg in de
gaten hoe artsen zich proberen te verko
pen. Met veel dure woorden en een op
geblazen air van deskundigheid. Als het
gaat om hoge bloeddruk is het toch veel
indrukwekkender om te praten over hy-
pertensie? En overspannenheid is im
mers lang niet zo'n mooi woord als hy
perventilatie? Het streven om over de
hoofden van de patiënten heen te oreren
was benauwend".
Wat hem overigens niet op het vak deed
afknappen. „Maar ik had het er wel
moeilijk mee. Aan de ene kant vond ik
de geneeskunde schitterend omdat je er
zoveel leed mee kon verhelpen, ander
zijds had ik de pest aan de statusjagerij
van de medische .mandarijnen. Ik had
het gevoel, dat alles werd gedaan om de
patiënt klein te houden terwille van de
eigen glorie".
Zijn stukjes in simpele taal in kranten
en weekbladen moesten vooral hen ont
maskeren. „Ja. Ik wilde pretenties door
prikken. Laten zien, welke fouten er wer
den gemaakt bij het voorschrijven van
medicijnen. Soms op het bizarre af. Ik
zelf voelde me zeer verantwoordelijk
voor het effect van elk middel dat ik op
de patiënt losliet. Dus ging ik koortsach
tig studeren. Telkens werd ik getroffen
door de absurditeit van de dagelijkse
praktijk. De arrogantie van de medische
macht tegenover de volstrekte volg
zaamheid van de meeste patiënten".
„In 1971 schreef ik met twee medestu
denten een brief naar Medisch Contact,
het clubblad van artsen, over pnze vele
teleurstellingen in de medische studie.
We hadden met name de grote afstand
op het oog tussen de behoeften van de
patiënt en de bereidheid van de arts om
hem te informeren. Uiteindelijk werd
ons stuk geplaatst, maar wel met een
lange inleiding van de redactie erbij".
„Ons protest hakte d'r wel in; gelet op
de stroom ingezonden brieven stonden
veel lezers bol van boosheid. Nu ja, dat
moest dan maar. Het heeft ons verzet te
gen het monddood maken van de gewo
ne man niet verminderd. We stonden
overigens niet alleen in de strijd. Onder
de barricadeklimmers bevond zich ook
de onlangs geëerde Rutger Kopland,
dichter-psychiater in Groningen, die
toen zijn 'Bolwerk der betweters'
schreef'.
Medicijnmand
De bewuste brief stond aan het begin
van een stroom publikaties, waarvan de
meeste één doel hebben: het betrekken
van de patiënt bij hetgeen hem man
keert.
„Helaas zijn we nog lang niet zover dat
behandeling en communicatie vanzelf
sprekend in eikaars verlengde liggen.
Een van de redenen waarom ik voor de
Consumentenbond boekjes maak over
veel voorkomende klachten. Elk jaar
neem ik een onderwerp bij de kop. Rug
klachten en hoge bloeddruk heb ik ge
had, nu schrijf ik over slapeloosheid. De
keuze van een onderwerp is niet wille
keurig. Daaraan gaat een uitgebreid le
zersonderzoek vooraf. Daarbij is mij in
tussen al duidelijk geworden dat de wer
kelijkheid veel erger is dan ik me had
voorgesteld. Veel patiënten worden met
een in de medicijnmand gestopt als ze
om hulp aankloppen. Zelfs als het gaat
om hoge bloeddruk worden na de eerste
meting al medicijnen verstrekt. Ook al
zeggen deskundigen honderd keer dat
artsen terughoudend moeten zijn met
geneesmiddelen, het gebeurt niet".
Die boekjes leveren volgens Wolffers
een bijdrage aan het ontstaan van de di
aloog tussen artsen en patiënten. „Die
kan worden gevoerd via patiëntenplat
forms maar ook individueel. Het ge
sprek moet op veel fronten ontstaan, dat
is mijn doel. Vergeet niet dat zo'n tien
procent van het nationaal inkomen
wordt besteed aan de gezondheidszorg.
De besteding van dat bedrag mag toch
niet in een onderonsje van deskundigen
worden vastgesteld? Daar hebben pa
tiënten ook wat over te zeggen. Maar
mee-praten veronderstelt mee-weten.
Dat probeer ik steeds: zo direct en hel
der mogelijk de mensen zó voor te lich
ten, dat ze een gesprek met hun arts aan
kunnen. Niet alles over zich heen laten
komen".
Mondigheid
Echter, de produktie van boekjes over
medische onderwerpen is enorm toege
nomen. Moeten daar nu nog meer publi
katies bijkomen? Wordt de neiging dan
niet groot om te zeggen: gooi 't maar in
m'n pet?
„Daar merk ik niet veel van", zegt Wolf
fers. „Als ik afga op de vele reacties op
mijn publikaties groeit de mondigheid.
Preciezer nog: komt er een gezondere
kijk op de macht en onmacht van de ge
neeskunde. Ook bij de patiënten. Ie
mand schreef me dat hij al twintig jaar
vergeefs met rugklachten naar de dokter
was gegaan. Na het lezen van mijn boek
je daarover begreep hij dat hij z'n ver
wachtingen te hoog had gesteld. 'Waar
om hebben zij mij twintig jaar in de
waan gelaten?', mopperde hij. Zo'n har-
tekreet doet me wat. Het zegt me dat er
nog steeds een hoop mis is met de com
municatie tussen arts en patiënt. Vaak
doen medici het voorkomen alsof er
voor alle problemen een oplossing be
staat. Geen sprake van".
Waaruit mogelijk de opkomst van de
homeopathie te verklaren is? „Natuur
lijk, als mensen met hun echte proble
men blijven zitten zoeken ze elders naar
een oplossing. Ik heb alle cursussen op
het terrein van de homeopathie gevolgd
en daarbij ontdekt dat men in die kring
zeer zorgvuldig met patiënten om
springt. Dat is de grote kracht van 'alter
natieve artsen', hun aandacht voor pa
tiënten. We weten dat het bij zeker ze
ventig procent van de klachten weinig
uitmaakt wat een arts doet, destemeer
komt het erop aan hóe een arts iets doet.
Ik zeg altijd: 'Een goede arts is een goede
communicator'. Als-ie dat is komen we
ook van het probleemvaf dat zo'n veertig
procent van de medicijnen door de wc
wordt gespoeld. Gewoon omdat patiën
ten niet weten wat ze ermee aanmoeten,
er bang van zijn. Voor de volledigheid:
lang niet alle homeopaten ontsnappen
aan de macht van het ritueel en de over
dadige techniek. Reguliere en alternatie-
Ivan Wolffers: Artsen die in ontwikkelingslanden willen gaan werken moeten een andere mentaliteit aankweken.
Ze hebben daar geen behoefte aan bolleboosjes".
FOTO: 'T STICHT
ve geneeskunst, het is mij om het even.
Als de patiënt maar serieus wordt geno
men, dat is belangrijk".
Indringers
Uit de lange lijst van publikaties sprin
gen met name die over de Derde Wereld
naar voren. Daarmee heeft Wolffers dan
ook een speciale band. „Van de laatste
twaalf jaar heb ik in totaal zo'n jaar of
vier in ontwikkelingslanden rondgezwor
ven. Ook daar werd ik vooral door déze
vraag gefascineerd: hoe kunnen we zo
veel mogelijk tegemoet komen aan de
behoeften van patiënten? Niet door er
zelf dokters heen te sturen. Het parachu
teren van artsen in de Derde Wereld
werkt averechts. Ze merken al gauw dat
ze met hun gecompliceerde opleiding
geen antwoord hebben op de simpele
noden waarmee de mensen daar zitten.
Daardoor raken ze snel gefrustreerd. Bo
vendien beschouwen de bewoners van
ontwikkelingslanden de westerse arts als
een indringer. Die tast hun gevoel van
eigenwaarde aan. Daarenboven is-ie veel
te duur. Met het geld van een door ons
gestuurd medicus kunnen twee autoch
tone artsen worden gefinancierd. En die
willen graag hoor!".
„Wat we wél moeten doen is een bijdra
ge leveren aan de organisatie van de ge
zondheidszorg. Kennis en vaardigheden
brengen, waardoor inheemsen zelf de di
recte hulpverlening kunnen verzorgen.
Dat past precies in het medisch model
waarover wereldwijd overeenstemming
bestaat: de primary health care. Die
soort van zorg legt de nadruk op het
voorkomen van ziekten en het betrek
ken van de mensen zelf bij de gezond
heidszorg".
„Als we het op die manier doen kunnen
we een hoop betekenen voor de Derde
Wereld. Om maar iets te noemen: heel
eenvoudig kunnen hulpverleners in ont
wikkelingslanden een middeltje maken
tegen diarree. Als wij ze maar vertellen
hoe dat moet. Daardoor zou de massale
sterfte aan diarree, vijfentwintig miljoen
mensen per jaar, sterk kunnen dalen".
Modder
Als hoogleraar gaat hij proberen vierde
jaars studenten iets bij te brengen over
de primary health care. „Ik ga ze op het
hart binden dat het doordrukken van
ons medisch systeem in de ontwikke
lingslanden volkomen zinloos is. Ik ben
al heel blij als zo'n vijfentwintig procent
van de studenten zich dan echt gaat ver
diepen in medische hulpverlening aan
arme landen. Die moeten sterk in hun
schoenen staan, want ik zal ze zeggen
dat ze met al hun kennis terug moeten
naar af. Dat ze zich een heel andere
mentaliteit moeten aankweken. Ze zul
len bovendien stage moeten lopen in een
omgeving die zich niets aantrekt van
bolleboosjes. Hun opleiding zal zijn: let
terlijk kruipen in de modder en goed
luisteren naar de klachten van de men
sen".
„Als aan hun medisch oor niks man
keert zullen ze die klachten juist inter
preteren. Dat wil zeggen tegen de achter-
grortd van de immense schuldenproble
matiek. Het is volstrekt uitgesloten dat
in de Derde Wereld een behoorlijk net
van gezondheidsvoorzieningen van de
grond kan komen. Eenvoudig omdat er
geen geld is. Het is dan hun taak om in
een situatie van bijna volslagen gebrek
aan alles met eenvoudige en goedkope
adviezen de mensen zelf aan de verbete
ring van zichzelf en hun omgeving te la
ten werken. Voorbeeld: in een welvarend
dorp in Indonesië vestigde zich een fa
briek. Die loosde veel en smerig afval in
het tot dan toe sprankelfrisse water van
het dorp. Gevolg: veel mensen liepen al
lerlei ziektes op. De oplossing is dan niet
die patiënten te overvallen met een kof
fer vol medicijnen. Begrijp je?".
JOS BOUTEN
BUDAPEST - De tijd dat de rege
ringen van Oostbloklanden de kop
in het zand staken is voorbij: in
Oost-Berlijn, Warschau, Praag, Bu
dapest en zelfs in Sofia wordt er
kend dat ook socialistische landen
milieuproblemen hebben, hier en
daar nog erger dan in West-Euro
pa. De kwestie ligt open en bloot
op tafel. Maar het geld om er iets
aan tè doen is er niet. Ook in dit
opzicht is Oost-Europa afhankelijk
van westerse technologie en wester
se goedgeefsheid.
Drie rampgebieden om aan te geven hoe
weinig aandacht de machthebbers in de
socialistische landen tot voor kort aan
de natuurbescherming en de volksge
zondheid besteedden: Silezië in Polen,
het Ertsgebergte in Tsjechoslowakije en
de driehoek Leipzig-Dresden-Cottbus in
Oost-Duitsland.
Silezië (met daaraan grenzend de streek
rond Kraków en Katowice) is een cen
trum van mijnbouw en zware industrie
en daardoor van ongekende bodem-,
lucht- en waterverontreiniging. Er wo
nen meer dan drie miljoen mensen, die
blootstaan aan ontoelaatbaar hoge con
centraties schadelijke stoffen en gassen.
Op Kraków vallen jaarlijks meer dan
100.000 ton zwaveldioxide, zeven ton
giftig cadmium, 170 ton lood, 470 ton
zink en 18.000 ton ijzer. Het Ruhrgebied
of de Rijnmond komen bij lange na niet
aan die hoeveelheden.
Het water uit de kraan komt uit rivieren
in de omgeving; het is niet geschikt voor
consumptie, het is te vuil om onder te
HULP VAN HET WESTEN IS NOODZAKELIJK
douchen en twee derde van het Silezi-
sche rivierwater is zelfs te smerig voor
industriële doeleinden.
In Silezië wordt het zonlicht altijd gefil
terd door wat de fabrieksschoorstenen
uitbraken. De prachtige, middeleeuwse
monumenten van Kraków brokkelen zo
snel af dat voortdurende restauratie
werkzaamheden het tempo van afbraak
niet kunnen bijhouden. Het aantal ge
vallen van longziektes, kanker en hart
en vaatziekten is tientallen procenten
hoger dan in de rest van Polen. De zui
gelingensterfte is in Silezië drie procent
hoger dan het toch al niet lage landelijke
gemiddelde van 17,3 per duizend ge
boortes. Opgroeiende kinderen worden
vergiftigd als ze buiten spelen; een wijk
van Katowice moest onlangs ontruimd
worden omdat er, behalve het giftige
cadmium, zo veel lood in de grond zat,
dat uit een kilo aarde vijf gram lood kon
worden teruggewonnen. Zelfs het ge
zondste kind in Silezië blijft in groei
achter bij andere kinderen. Het is de
Poolse milieubeweging nog niet gelukt
voor elkaar te krijgen dat de staat va
kantiekampen inricht in een gezondere
omgeving voor de kinderen uit de ramp
steden.
In het Tsjechische Ertsgebergte gaan de
kinderen wèl op staatskosten naar ge
zondere oorden op vakantie. Op school
krijgen ze elke dag een extra vitamine-
en calciumrijk ontbijt om beter tegen de
gevolgen van de vervuiling bestand te
zijn. Een mooi gebaar. Maar het geeft te
gelijkertijd aan hoe hoog de nood er ge
stegen is. In deze streek is de zuigelin
gensterfte zelfs twaalf procent hoger dan
het Tsjechische landelijke gemiddelde.
Maanlandschap
De bruinkoolwinning rond Most, Tepli-
ce en Usti vergiftigt de omgeving met
enorme hoeveelheden zwaveldioxide.
Nergens in Europa laten de gevolgen
van zure regen zich zo goed demonstre
ren als in deze heuvels: boven de acht
honderd meter hoogte is een maanland
schap ontstaan van volkomen afgestor
ven bossen. Honderdduizend hectare
bos zijn dood of bijna-dood, reddeloos.
Het Ertsgebergte is een zeer oud indus
triegebied. Hier wordt al langer dan een
eeuw aan mijnbouw gedaan. In de jaren
zeventig en tachtig bleek het natuurlijk
evenwicht totaal verstoord. Des te tragi
scher, omdat het juist Tsjechische we
tenschappers waren die al in 1853 het
verband tussen bossterfte en de uitstoot
van zwaveldioxide hadden aangetoond,
met het Ertsgebergte als voorbeeld.
Voor de omgeving van Halle, Dresden,
Cottbus en Leipzig in de DDR geldt het
zelfde als voor Silezië en het Ertsgeberg
te: energiewinning uit zwavelrijke, slech
te bruinkolen, zware industrie, en vol
strekt achtergebleven milieumaatregelen.
Met alle gevolgen van dien voor de
gezondheidstoestand van kinderen en
volwassenen. De onlangs met veel zorg
en geld herbouwde opera in Dresden
- kapotgebombardeerd in de Tweede
Wereldoorlog - dreigt het alweer te be
geven onder het geruisloze bombarde
ment van zwaveldioxide.
Stalin-model
Het zijn slechts drie voorbeelden uit een
eindeloze reeks. De omvang van de pro
blemen is voor een deel terug te voeren
op de erfenis van het Stalin-model voor
industriële ontwikkeling. Alle 'satelliet-
landen' van de Sovjetunie werden na
1945 gedwongen het pad op te gaan van
een omvangrijke zware industrie, vaak
sterk vervuilend, altijd energieverslin
dend, en door het staatssocialistische
dwangbuis zelden rendabel. Bijna alle
Oosteuropese landen zoeken nu voor
hun gigantische energievraagstuk een
uitweg in de bouw van kerncentrales.
Veelal wordt gekozen voor de goedkope,
maar daarmee ook gevaarlijke oplossing:
de import van Sovjettechnologie. Uiter
aard is kernenergie na Tsjernobyl ook in
Oost-Europa zeer omstreden. Maar nog
minder dan West-Europa kan Oost-Eu
ropa het zich veroorloven te wachten tot
er een beter alternatief is.
„Wij doen niet mee aan die milieuhyste-
rie", riep de DDR-minister voor milieu
zaken begin jaren zeventig nog, na het
verschijnen van het alarmerende rapport
van de Club van Rome. De DDR stelde
in 1982 zelfs een geheimhoudingsplicht
in voor gegevens over milieuvervuiling,
maar hief die het vorig jaar toch maar
weer op. Nog steeds wordt in Bulgarije,
Tsjechoslowakije en de DDR uiterst be
hoedzaam omgesprongen met gegevens
die mogelijk 'onnodige' paniek bij het
publiek zouden kunnen veroorzaken. In
Roemenië wordt het milieuprobleem
binnenslands gewoon ontkend.
Dat neemt niet weg, dat alle regeringen
in het Warschau Pact zo langzamerhand
inzien dat drastische maatregelen nodig
zijn, ook omdat ze last hebben van el-
kaars vervuilende industrie. West-Duits-
land en Oostenrijk hebben zeker hun
steentje bijgedragen aan dit groeiend mi
lieubesef op regeringsniveau. Door te
klagen, maar ook door bij te dragen. Een
van de eerste ontzwavelingsinstallaties
in het Ertsgebergte was bijvoorbeeld een
geschenk van - nota bene! - de chris
ten-democratische deelstaatregering van
Beieren. In mei jl. werd in Praag de eer
ste ministeriële piilieuconferentie van
alle midden-Europese landen (kapitalis
tisch en socialistisch) gehouden. En in
november komen alle Europese landen,
plus Canada en de Verenigde Staten in
de Bulgaarse hoofdstad Sofia bijeen om
over het milieu te confereren. Gepraat
wordt er dus inmiddels genoeg, zwijgen
kan niet meer.
Het grote probleem is het geld. West-Eu
ropa en de Verenigde Staten zijn onge
twijfeld veel verder in de milieutechniek
dan het Oostblok. Het ligt dus het meest
voor de hand om zuiveringsinstallaties,
filters en zo meer, uit het Westen te im
porteren, ofwel ze in licentie te nemen
en in eigen land te fabriceren. Maar voor
een milieubeleid dat zoden aan de dijk
zet, zijn heel veel dollars nodig. En daar
aan ontbreekt het in heel Oost-Europa.
De Amerikaanse president Bush maakte
onlangs tijdens zijn reis naar Polen en
Hongarije een symbolisch gebaar. Polen
krijgt 15 miljoen dollar voor het herstel
van Kraków en Hongarije 5 miljoen
voor het opzetten van een milieu-onder
zoekscentrum dat heel Oost-Europa
moet gaan bedienen. De roep om een
Europees milieufonds wordt in Oost en
West steeds sterker. Eindelijk is in heel
Oost-Europa de tijd rijp geworden voor
een ecologisch hulpprogramma. Er zit
voor het Westen niet veel anders op dan
daar goedgeefs gebruik van te maken.
WERA DE LANGE