mmmmrnm Frans Maassen weet dat er nu op hem wordt gelet Monique Knol voelt gouden plak als last Inspanningsfysioloog Jan Vos begrijpt wielrenners niet Fabio Parra staat voor realiseren van droom 'CeidócSomant' ZATERDAG 1 JULI 1989 PAGINA 28 Jan Vos:Volgens mij is het niet moge lijk een Tour volledig clean te rijden". NIJMEGEN Hij keerde Joop Zoete melk binnenste buiten en ook Henk Lubberding, Erik Breukink en Jos Her mens. Hij liet ze fietsen op de home trainer, onderzocht bloedspiegels, zuur stofopname-capaciteit, hartopnamen en nog veel meer. Eén conclusie durft in spanningsfysioloog Jan Vos na ruim twintig jaar onderzoek bij tienduizenden sportmensen wei los te laten: „Het fy siek prestatie-vermogen van de wielren ner is indrukwekkend gïoot en vergele ken met dat van voetballers of handbal lers indrukwekkend meer". Vos velt daarmee geen oordeel over de lichamelijke conditie van profvoetbal lers, maar vergelijkt simpel de capaci teiten van de lichamen. „Bij de jongens van Ajax komt het meer aan op vaardigheid npmpn dan op hun „benemen conditie. Een meer aan van hun oom dan van een buitenstaander" wielrenner heeft puur zijn lichaam nodig en koersin- zicht". Jan Vos weet inmiddels aar dig wat van wielrenners af, maar hij zou best meer willen weten. En wat hij zelf niet begrijpt, is dat wielren ners niet meer van hem willen weten, of van zijn collega-wetenschappers, die zich bezighouden met specifieke trai ningsbegeleiding. „De professionals laten zich de laatste jaren wel wat meer voorlichten over voeding en training, maar zeker niet zo als verwacht zou mogen worden van een sport waarin zoveel geld omgaat. Voor mijn gevoel is het nog altijd onsa menhangend wat er gebeurt Jin de trai ningen en absoluut niet wetenschappe lijk onderbouwd. Het beeld verbetert, maar de trainingsopbouw is nog lang niet zo ver als bijvoorbeeld in de atle tiek of het zwemmen". „Ik denk dat de sociale achtergrond er mee te maken heeft. Wielrenners zijn veel jongens van het platteland, behou dend. Als referentie hebben ze een oom of een goede bekende die goed reed en die zei: „Zo moet je het doen". Dus zo gebeurde het en gebeurt het nog wel. Ben je een buitenstaander, zoals wij, dan moet je heel wat overwinnen om gehoor te vinden. Als wij zeiden: alleen maar kilometers maken is te eenzijdig, je moet ook interval trainen, dan werd dat niet geaccepteerd. Er is verbetering in gekomen, maar het is in de wielren nerij nog lang niet ideaal". Hij vindt het raar, vreemd en onbegrij pelijk. Heeft het over een forse dosis natte-vingerwerk wanneer de trainings opbouw van wielrenners ter sprake komt. Te veel renners rijden naar zijn mening nog zomaar wat rond. Het enige wetenschappelijke wat populair is onder wielrenners, is volgens Vos het zoge naamde medical shopping. „Even rond kijken in de medische keuken. Vragen of iets wetenschappelijks hulp kan bie den bij een probleem en dat zomaar toepassen. Ongeacht of het nou van toepassing op de persoon is of niet. Dat is toch raar in een wereld waarin miljoe nen omgaan". RENE VAN HATTUM Monique Knol: „Er zijn er zelfs die denken dat ik de Tour de France win". FOTO: SP AMERSFOORT Monique Knol weet intussen dat een gouden me daille een zware last kan zijn. De Amersfoortse wielrenster voert een innerlijke strijd met de hoog gespannen verwachtingen. Sinds ze vorig jaar op 30 september de gouden plak won in Seoul, reke nen mensen met weinig kennis van wielerzaken erop dat ze nu ook wel de Tour de France kan winnen. Monique Knol valt zelfs even uit haar rol als die overspannen verwachtingen ter sprake komen. „Ik ben dit seizoen al verschillende malen als tweede geëin digd. Voor een heleboel mensen heb ik dan verloren, terwijl veel wielrensters zo voor een tweede plaats zouden teke nen. Word ik achtste als ik me heb in gezet voor een ontsnapte ploeggenote, zeggen ze: kon je de sprint van het pe loton niet eens winnen? Die mensen hebben er geen verstand van. Ik heb al leen maar aan de verwachtingen vol daan als ik eerste word. Als de mensen me voorbij zien komen in zo'n criterium zeggen ze al: oh, daar gaat Monique Knol. Die zal wel weer winnen". „Er zijn er zelfs die dénken dat ik de Tour de France nu ook wel zal winnen. Dat is natuurlijk onzin". Vorig jaar ein digde Knol als vijftigste in de Tour ver achter winnares Jeannie Longo. „Ik kan inmiddels heel behoorlijk bergop rijden, maar ik zal nu eenmaal nooit een groot klimmer worden. Ik heb dit seizoen tot nu toe gemerkt dat ik in de rondes van Texas en Noorwegen en de Tour de l'Aude sterk verbeterd ben. Ik rijd nu een veel lichtere versnelling. Vroeger zei mijn vriend en trainer Willem Kruis altijd al dat dat beter was, maar nu Piet Hoekstra me hetzelfde heeft voorge houden, ben ik het maar eens gaan proberen. Piet zegt: probeer het ge woon, je kunt altijd nog bij- schakelen. En „iedereen ik moet zeg- gen: het helpt. Verwacht Maar klimmen in de Tour met nu nb!erfIS beklim- VOOrtdUrePÓ acht^of negen ™me kilometer, dat dat ik elke is heel wat an- ders dan de sprint wm bergen in Noorwegen", Etappezeges „Ook dit jaar rijd ik de Tour voor de etappezeges. Ik vind het van minder be lang of ik nou vijftigste of vijfentwintig ste word. Je kunt je maar om één ding tegelijk druk maken. Voor mij zijn dat etappezeges. Je kunt niet daarnaast in je achterhoofd hebben, dat je dertigste staat en vijfentwintigste wilt worden. Wat heb ik daar aan? De buitenwereld kijkt in de krant de ranglijsten na en zegt: die, die en die staan nog voor Knol. Wat moet ik daar mee? De men sen bedoelen het wel goed, maar weten er eigenlijk niets van". „Ik zal moeten leren leven met die ver wachtingen. Ik ben ermee bezig dat van me af te zetten. Ik krijg daarin gelukkig alle steun van Hoekstra. Piet begrijpt natuurlijk ook dat ik beter rijd als ik re laxed ben. Daarom neem ik meer rust. Ik jakker dit seizoen niet al die criteri ums meer af. Ik rijd er eigenlijk nog maar heel weinig. Af en toe ben je wel verplicht er aan deel te nemen". „Van een criterium word je niet beter. Ritme en conditie doe je op in buiten landse wedstrijden. Daarom rijd ik dit seizoen veel in het buitenland. Kijken hoe dat uitpakt. Ik heb in het najaar met Hoekstra en Willem om de tafel ge zeten. Toen hebben we bepaald dat ik vooral de belangrijke wedstrijden, met de meeste concurrentie en werk bergop zou rijden". 21 triomfen In het olympisch jaar 1988 had Knol rond deze tijd al 21 triomfen op haar erelijst bijgeschreven. Dit jaar is ze tot dusver op elf overwinningen blijven ste ken. „Ik rijd dit jaar ook weer goed. Maar ik wil nu vooral de belangrijkste wedstrijden winnen. Vorig seizoen wilde ik alles pakken, waar ik ook reed. Daar ga je kapot aan. Ik neem nu tussendoor meer rust. Dat moet wel. Fysiek is het nog wel op te brengen. Maar geestelijk is het een stuk zwaarder geworden, om dat de druk is toegenomen. Ik moet le ren omgaan met de belangstelling en leren leven met die hooggespannen ver wachtingen". Knol beseft dat ze met de gouden plak van Seoul het hoogst haalbare al heeft verwezenlijkt. „Maar", stelt ze nadruk kelijk, „de drang om te presteren is ook nog vreselijk groot. Die gouden medail le heeft me beslist niet blasé gemaakt. Ik ben nog steeds een vreselijke stre ber. De diskwalifikatie bij het Neder lands kampioenschap irriteerde me ver schrikkelijk. Als ik ergens start en me goed voel, wil ik nog steeds winnen. Maar ik denk nu af en toe wel: laat nou maar even gaan. Ook al word ik dan tweede". Koningin Monique Knol is in het vrouwenpeloton nog steeds de koningin van de spurt. „De Oostduitse Rossner is mijn groot ste concurrente. Maar daar heb je het weer: sinds die spurt in Seoul word ik geacht elke sprint winnen. En daarnaast wordt er verwacht dat ik ook nog een goeie tijdrit rijd én een goed klasse ment. Mijn mannelijke collega Jean- Paul van Poppel hoeft alleen de sprint maar af te maken. Van hem wordt niet verwacht dat hij ook nog 's voor een goede klassering zorgt. Een vrouw moet blijkbaar meer kunnen dan alleen sprin ten. Ik kan natuurlijk ook meer. Maar het blijft vreemd". „Velen gaan er natuurlijk al van uit dat ik net als vorig jaar de proloog win en de eerste dag in de gele trui rijd. Maar ik leg me nergens op vast. Het is onmo gelijk te zeggen dat ik de resultaten van de laatste twee ronden ga evenaren". LUXEMBURG Voor het wieier- seizoen '89 begon was Fabio Par ra er al van overtuigd. „Als God mij helpt, win ik de Tour de Fran ce". Zes maanden later is de 29- jarige Colombiaan klaar voor de verwezenlijking van zijn hoofd doel, de spieren op spanning, bla kend van strijdlust, vol hoop en ontvankelijk voor de zegen van boven. Drie keer werd de hoekige coureur uit Bogota dit jaar tweede. Eerst in de Cla- sico RCN achter Alvaro Mejia, vervol gens in de Vuelta d'Espana achter Pe dro Delgado en tenslotte in de Vuelta de Colombia achter Oliverio Rincon. Vorig jaar werd Fabio Parra derde in de Tour. Hij won de etappe naar Morzine en was op weg naar de Alpe-d'Huez slechts met de grootste moeite te tem men door Steven Rooks en Gert-Jan Theunisse. „Ik raakte er steeds meer van overtuigd, dat ik de Tour kan win nen", herinnerde Parra zich. Voor dit seizoen stemde hij zijn activi teiten vrijwel geheel af op La Grande Bouclé. Voor een jaar verwaarloosde hij buiten het seizoen zelfs zijn studie eco nomie. Hij trainde vooral op de vlakke tijdritten, in de verwachting zo weinig achterop te raken in de ritten tegen de klok, dat hij de klootjes kan overbrug gen in het hooggebergte. In de laatste Vuelta leverde hij het bewijs van zijn vorderingen, maar had hij de pech dat Delgado net iets verder gevorderd is op dat terrein. Delgado is in de Tour de France op nieuw de grootste kanshebber. In de Vuelta was Parra in het ge bergte beter. Dat stemde de Colombiaan hoopvol voor de Tour. „Het routeschema is geknipt voor mij. Als we in de bergen aan komen, open ik de aanval". Respect Parra heeft de aanval nooit geschuwd. Vo rig jaar dwong hij vooral in de eerste bergetappes respect af. Hij overvleugel de het idool uit zijn vaderland, Lucho Herrera, volkomen. Jarenlang leefde hij in de schaduw van het „Tuinmannetje van Fusagasuga". Eerst waren zij dikke vrienden, later kreeg Parra steeds meer de pest aan zijn zwijgzame kopman, die alle huldebetoon en geld in zijn eigen zak stak. Parra moest naar Spanje uitwijken om zijn eigen kansen optimaal te kunnen verzorgen. Hij vond onderdak bij de Kelme-ploeg van Rafael Carrasco. Par- ra's invloed werd door klinkende pres taties steeds groter. Hij bracht ook een co-sponsor (Varta) uit Colombia mee. Het grootste deel van de 1,3 miljoen gulden van de batterijenfabriek ver dween naar de bankrekening van de kopman. Parra verwaardigde zich zelfs de be roemde Eddy Merckx tegen te spreken. De fietsleverancier van de ploeg advi seerde hem de Ronde van Italië, te rij den als voorbereiding op de Tour „Ge klets", vond Parra, „vorig jaar is de combinatie Vuelta-Tour mij uitstekend bevallen, dus doe ik het opnieuw zo". Dominant De kopman was in de aanloop naar de Tour de France zo dominant in de weer dat hij ruzie kreeg in zijn ploeg. De Spanjaard Inaki Gaston, één van de be tere renners van zijn land, revolteerde openlijk. „Ik word ziek van Parra, ik krijg nooit meer de kans een eigen prijs te rijden". Vicente Belda was dit al eerder. De klei ne klimmer, zijn leven lang trouw aan Kelme, werd weggepest met een bela chelijk laag nieuw contract. De drie Sovjets in de gelederen bleven, op een enkel prijsje in februari na, eveneens anoniem. Kirsipuu, Suun en Tammesvalu reden voor spek en bonen rond. Geen van drieën werd geselec teerd voor de Tour. Parra kreeg het wel voor elkaar, dat zijn broer Humberto, die geen enkele uitslag kon overleggen, werd geselecteerd. Commentaar van Fabio Parra: „AHes moet afgestemd zijn op mijn overwin ning in de Tour. De rest is onbelangrijk. Het is nu of nooit". Grote hoopte De laatste tijd bewoog Parra zich op grote hoogte in Colombia om zijn li chaam vol te zuigen met zo veel moge lijk rode bloedlichaampjes. Hij stond 's morgens om vijf uur op om reeds om zes uur op de fiets te zitten, 's Middags was het veel te heet voor inspanning. Zijn voorbereiding vervolmaakte hij in St. Moritz in Zwitserland. Daar reed hij met aërodynamische wielen de ene tijd rit na de andere. „Want", weet hij, „de eerste week moet ik de schade zo veel mogelijk beperken om er in de bergen keihard tegenaan te gaan". „ik raakte er steeds meer van overtuigd dat ik de Tour kan winnen" ml" Fabio Parra: „Als God mij helpt win ik de Ronde van Frankrijk' FOTO: ANP Frans Maassen: „Het zou mooi zijn als onze ploeg zou worden aangevuld met een ronderenner". LUXEMBURG Frans Maassen heeft inmiddels ondervonden dat adel verplicht. Vorig jaar kon hij als betrekkelijk anoniem renner redelijk zijn gang gaan met als re sultaat dat de Tourdebutant als winnaar van het tussensprintklas- sement de rode trui mee naar Ne derland nam. De Limburger wordt door de gevestigde orde in het profpeloton inmiddels als een con current beschouwd en dat heeft zijn weerslag op de prestaties. Maassen, die lang moest wachten op zijn eerste overwinning in 1989 maar die wel meteen overtuigend greep met de Nederlandse titel af gelopen weekeinde, begon een jaar geleden met vijf zeges aan zijn eerste Tour. „Er wordt op mij gelet", weet Maassen bij ondervinding. „Het is aanzienlijk moeilijker geworden om te ontsnappen, terwijl mijn aanwezigheid in een kop groep al de nodige argwaan opwekt. Ei genlijk vreemd, want ik ben allerminst een sprinter. Winnen is niet zo simpel meer, terwijl ik voor mijn gevoel sterker rijd dan een jaar geleden. Maar daar heeft de buitenwereld geen boodschap aan. Van supporters krijg ik zelfs regel matig de vraag of ik nog wel fiets". Een tweede rode trui heeft Maassen uit zijn hoofd gezet. Hij richt zich in Frank rijk op een ritzege en zijn verantwoor delijkheid voor de ploeg. Van Jan Raas heeft Maassen de taken van de vertrok ken wegkapitein Ludo Peeters overge nomen. „Dat ligt me wel", vindt de derdejaars beroepsrenner. „Ik vind van mezelf dat ik een goed tactisch inzicht heb, de koers kan lezen en analyseren, Gölz is bijvoor- Uaf je beeld iemand moet 9wordëi? aanzienlijk moeilijker geworden om te ontsnappen" En van mij neemt-ie ten minste iets aan. Ja, ik vind dat wel leuk. Wat niet weg neemt dat ik me niet te groot voel om te werken hoor. Als het zo uitkomt, stel ik me in dienst van een ploeggenoot in kansrijke positie. Dat is ook de kracht van onze ploeg. Wij vormen een vrien denteam en hebben veel voor elkaar over". Die goede sfeer is volgens Maassen voornamelijk de verdienste van Jan Raas, in wie hij een grenzeloos vertrou wen heeft. „Die man doorziet alles", meldt Maassen met merkbare adoratie. „Raas is in staat vanuit de auto de koers te beïnvloeden. Er ontgaat hem niets en je hoeft na afloop echt niet met excuses aan te komen. Dat vind ik knap. Trouwens ik ben Raas uitermate dankbaar. Hij heeft mij als renner ge bracht, dat zal ik nooit vergeten". Voor Maassen is het geen probleem als de ploeg Raas, die van zijn koersinzicht in Rheden ook nadrukkelijk blijk gaf en zich daarmee de woede op de hals haalde van de zich kansrijk achtende maar in tweede instantie voor de Tour de France gepasseerde Nico Verhoe ven, wordt aangevuld met een ronde renner. Hij zou het zelfs toejuichen. „Daarmee worden wij alleen maar com pleter", luidt zijn mening. „Nee hoor, ik zal er geen moeite mee hebben om me in dienst van zo'n renner te stellen. Voor mij liggen de prioriteiten elders. Een grote etappewedstrijd kan ik toch niet winnen. Ik richt me op klassiekers en eendagswedstrijden, zoals het Ne derlands kampioenschap en de wereld titelstrijd. Inderdaad, in de stijl als Adri van der Poel". Serieus Hetgeen niet wegneemt dat Maassen de Tour de France uiterst serieus neemt. Hij is na de Dauphiné Libéré in gezelschap van Gölz, Van Hooydonck en Fuchs op trainingskamp naar Zwit serland gegaan. „Op eigen kosten", on derstreept de Limburger zijn beroeps- ernst. „Vorig jaar heb ik dat ook ge daan ter voorbereiding op de Dauphiné. Dat beviel zo goed dat we dit jaar weer een trainingskamp hebben gedaan voor de Tour de France". HENK STOUWDAM

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1989 | | pagina 28