1
final
Ie
„Als Albert Heijn het wil is 't gauw afgelopen met die troep"
Amerikaanse trein klimt uit diep dal omhoog
BIOLOGE DR. JACQUELINE CRAMER VREEST EINDE MILIEUBEWEGING
Stadskind
Strategie
Spoken
Elk plakje kaas apart
Subsidies
Milieu
>£eidóe Sou/tcwit-
ZATERDAG 6 MEI 19
89 PAGINA 28
Nu bijkans iedere Nederlander
bij milieubewustzijn is gekomen
doet het wat vreemd aan
iemand te horen roepen dat de
milieubeweging het roer om
moet gooien. Toch is dat de
boodschap van dr. Jacqueline
Cramer, voormalig voorzitter
van Milieudefensie en biologe
bij TNO-Apeldoorn, in haar
boek De Groene Golf dat sinds
enkele dagen in de boekhandel
ligt. Ze is bang dat de politiek de
beweging dooddrukt. Een
gesprek met de vrouw die
jarenlang voorop liep met 'de
geitewollen sokken' en nu pleit
voor harde reclamecampagnes
waar het 'vuile' bedrijfsleven
van schrikt. „Ik ben voor
omgekeerde STER-spots,
gefinancierd door de overheid".
Jacqueline Cramer bij de
opslag van chemisch
afval op het terrein van
TNO in Apeldoorn.
FOTO: PERS UNIE
APELDOORN - De 37-jarige dr.
Jacqueline Cramer, milieu-activis
te, had ik me anders voorgesteld.
Wat robuuster dan het fragiele fi
guurtje dat ik ontmoet in de gan
gen van TNO-Apeldoorn, haar
werkterrein sinds twee maanden.
Ze lijkt niet erg geschikt om klin
kers uit de straat te lichten en rich
ting ME te keilen. „Heb ik ook
nooit gedaan," bevestigt ze la
chend. Toch loopt dr. Cramer
sinds haar studententijd voorop in
de milieubeweging. Ze was jaren
lang voorzitter van de Vereniging
Milieudefensie en van het Lande
lijk Milieu-Overleg.
„Ik heb vanaf de jaren zeventig heel wat
demonstraties meegemaakt. Vooral te
gen kernenergie. Almelo, Zeeland, Dode-
waard. Alleen niet die keer in Dode-
waard toen het uit de hand liep. Ik
moest die dag les geven. Was ik achteraf
wel blij mee".
Nooit tegen een wapenstok opgelopen?
„Nee, gelukkig niet. Toen het volstrekt
onduidelijk werd of je de zaak geweld
loos kon houden ben ik toch wel enigs
zins terughoudend geworden. Je moet de
publieke opinie zo proberen te beïnvloe
den, dat iedereen denkt: het is toch ei
genlijk te gek. Je moet mensen op je
hand houden, zeker bij een thema als
milieu. En als je jezelf te veel isoleert be
reik je het averechtse effect".
Ze is als Amsterdams stadskind uit een
soort angst biologie gaan studeren. „Om
dat ik de milieuverontreiniging zo zorg
wekkend vond en er iets tegen wilde
doen. En niet alleen dat, ook uit angst
voor al die verontreinigende stoffen hè,
waar mensen ziek van worden".
Een studiejaar in Amerika versterkte dat
voornemen. „Daar liepen ze ook wat
vooruit in de aandacht die er voor het
milieu was. Ik was toen in Los Angeles,
daar had je die vreselijke smog. Je kon
je ogen op bepaalde dagen nauwelijks
meer open houen, zo jag de smog als een
deken over de stad".
In haar studententijd stond ze niet direct
op de barricaden. „Ik vond m'n idealen
ook niet terug in de studie. Het ging om
het leren van exacte feiten, het woord
milieuvervuiling hoorde ik nauwelijks".
Om die leemte te vullen deed ze aan de
Universiteit van Amsterdam mee aan de
opzet van het vak wetenschap en samen
leving binnen de bèta-faculteit. Dat vlot
te uitstekend in de toen opkomende
stroming dat ook exacte wetenschappers
maatschappelijk verantwoordelijk
(moeten) zijn. „Je bent niet waardenvrij
bezig. Je kunt geen onderzoek doen en
zeggen: ik heb niks met de maatschappij
te maken. In mijn studie heb ik er hard
aan meegewerkt om dat vak op te zet
ten. Zo vond ik in het licht van de mi
lieuproblemen dat biologen onderricht
moesten krijgen in wat zij konden bij
dragen aan oplossing ervan. Onmiddel
lijk na mijn studie in '76 ben ik in dat
vak gaan doceren".
Behalve de geschiedenis van de milieu
beweging komt in haar boek uitgebreid
aan de orde dat de actiestrategie die de
beweging kiest heel erg afhankelijk is
van de tijd, van het politieke klimaat,
van de sfeer die er heerst onder de be
volking. Kortom, afhankelijk van hoe
anderen er over denken.
Wat kon bijvoorbeeld vroeger wel en nu
absoluut niet meer, of omgekeerd? Ze re
ageert wat overrompeld, maar is vervol
gens nauwelijks te stuiten. „Er is een tijd
geweest dat demonstreren in was. In op
tocht naar het Binnenhof, dat leverde
vaak iets op. Nu niet meer. Er moet nu
veel meer gebeuren om de politiek in be
weging te knjgen. Ik zit er vaak over na
te denken. Wat moet je dan doen hè?
Want nogmaals, als we harder te keer
gaan, dan bereik je ook niets. Want dan
zegt iedereen: oh, dat stelletje schorem,
dat rukt alleen maar stenen uit de straat.
Het is ontzettend moeilijk als je echt
boos bent het dan zo te kanaliseren dat
je echt iets bereikt. Daar zijn die bewe
gingen natuurlijk voortdurend mee be
zig. Dus hoe kun je het beste druk uitoe
fenen op de politiek".
Is er nog één politicus in dit land zonder
groene vingers? Als je de dames en heren
hoort zijn het stuk voor stuk milieukam
pioenen.
Ze glimlacht wijs. „Dat is nou precies
waar het in mijn boek over gaat. Want
ik beweer dat de recente omslag in de
richting van een veel milieubewuster
denken wel eens het einde van de mi
lieubeweging zou kunnen betekenen".
U bedoelt dat de politiek de beweging
doodknuffelt?
„Precies. Het is helemaal niet denkbeel
dig dat ze nu zodanig door het politieke
establishment wordt ingekapseld dat ze
haar oorspronkelijke activistische élan
verliest. Verder dreigt er nog een tweede
gevaar: wanneer de milieubeweging haar
eigen, inhoudelijke visie niet opnieuw
doordenkt, zal ze niet in staat zijn om
het milieubeleid fundamenteel te beïn
vloeden in een richting die zowel ecolo
gisch als sociaal verantwoord is. Daarom
zal de beweging haar positie moeten her
overwegen".
Ziet u niet te veel spoken? Nimmer heeft
de overheid de milieubeweging zo serieus
genomen. Milieudefensie, Natuur en Mi
lieu, Greenpeace, stuk voor stuk geduchte
gesprekspartners met enorm veel kennis
van zaken in huis.
„Tuurlijk, op zich is het een groot winst
punt voor de milieubeweging dat ze de
laatste tijd door politici en beleidsbepa
lende ambtenaren duidelijk als gespreks
partner wordt geaccepteerd. Da's wel
eens anders geweest. Ik hoef alleen maar
even te herinneren aan het geitewollen-
sokkenimage dat de milieu-activisten in
de vroege jaren zeventig nog hadden. Ze
stonden buiten de realiteit, vond men.
In die tijd werd Bram van der Lek van
de PSP nog uitgelachen in de Kamer
toen hij de minister interpelleerde over
de grote sterfte onder uilen als gevolg
van het eten van muizen die vol zaten
met landbouwgif. Inderdaad, de situatie
is radicaal veranderd. Nu kan er via po
litiek en ambtelijk overleg worden ge
scoord in het belang van het milieu. Het
is waar, op dit moment is zeker niet
waarneembaar dat de milieubeweging
zich laat inpakken. In de meeste publi-
katies van de diverse actiegroepen wor
den juist wat radicalere uitspraken ge
daan dan de laatste jaren gebruikelijk
was. Maar het is zeer de vraag of dat op
langere termijn zo blijft, wanneer een
groeiend deel van de professionele staf
betrokken raakt bij ambtelijk en politiek
overleg".
„Tot het midden van de jaren zeventig
was het binnen de milieubeweging voor
al een kwestie van bewustwording. In de
tweede helft zeventig werd een nieuwe
generatie actievoerders actief. Zeg maar
mijn generatie. Toen werden veel meer
politieke doelen gesteld. Zonne-energie
als alternatief voor kernenergie, een van
de punten. Men was echt bezig om de
politiek onder druk te zetten. Men on
derhandelde weinig. Totdat in de jaren
tachtig de omslag kwam. Het realiseren
van practisch haalbare alternatieven
kwam voorop te staan".
„Voorbeelden? De campagne van Mi
lieudefensie voor de inzameling van
klein chemisch afval. Die is duidelijk
opgepikt door VROM. De zure-regen-
campagne is ook een goed voorbeeld.
Die heeft echt effect gehad op het beleid.
Desondanks hanteert de overheid 2400
equivalenten als norm, terwijl de milieu
beweging altijd geroepen heeft dat pas
bij 1400 equivalenten het bos veilig is,
terwijl het eigenlijk naar 800 of 600 zou
moeten".
„Om die 1400-norm halen moetje struc
turele maatregelen nemen, bijvoorbeeld
de intensieve veehouderij halveren, en
niet volstaan met grote mestfabrieken
bouwen. Maar dan zo dat de boeren niet
de dupe worden. En hetzelfde geldt voor
het vervoer. Er moeten echt rigoureuze
maatregelen genomen worden wil je die
norm van 1400 bereiken. Wetenschappe
lijk is die norm inmiddels keihard".
„Ja, wij moeten dus blijven drukken als
milieubeweging. Daar moeten we niet
mee ophouden. Ik heb wel 's m'n twij
fels daarover. Als ik zie dat het allemaal
zo traag gaat, dan denk ik wel 's: hoe
krijgt dat schip een andere koers".
„Als je het hebt over de politieke strate
gie, dan moeten we als milieubeweging
ons niet meer alleen op VROM richten,
maar ook op de andere ministeries.
Want overal wordt milieubeleid ge
maakt. Ik vind dat we VROM zelfs
maar even moeten laten liggen. Want de
rapporten van VROM zijn veelal ge
schreven op basis van wat de andere mi
nisters haalbaar vinden. Dus op die mi
nisteries moet de druk verhoogd wor
den. Dat is punt één".
„Een tweede punt: de druk verhogen op
bedrijven, rechtstreeks, en niet meer zo
zeer via de overheid. Want een van de
essentiële dingen is dat bedrijven scho
ner gaan produceren en schonere pro-
dukten leveren. We moeten vanuit de
milieubeweging campagnes gaan voeren
om bepaalde produkten niet te kopen en
andere wel".
Wat moeten we ons voorstellen bij die
koop-schoon-campagnes? STER-spots?
„Ja, omgekeerde STER-spots, gefinan
cierd door de overheid. Dan worden de
bedrijven bang. Neem de eerste campag
ne: alle produkten waarin onnodig cad
mium zit. Er moet natuurlijk enig on
derzoek gedaan worden, waar zit dat in
en in welke produkten is het nou echt
onmogelijk om het eruit te halen, enzo
voort. En dan moet er een grootscheepse
campagne opgezet worden: het kan an
ders. Dat kun je ook doen bij verpakkin
gen. Alles driedubbel in plastic verpak
ken is onzin. Ik kan me vreselijk opwin
den als ik hier in de TNO-kantine zie
dat elk plakje kaas apart is verpakt. Ik
heb er de beheerder over aangesproken.
Kan dat niet anders? Nee, zegt de man,
da's hygiënisch voorschrift. Ik wil geen
gedonder met de inspectie".
Ze vertelt zich bij de TNO-afdeling tech
nologie en beleid bezig te houden met
het aandragen van 'beleidsmechanis-
men' voor schonere produktieprocessen.
„Dus hoe stimuleer je als overheid een
schonere vraag. Marktgericht. Dat komt
langzamerhand op gang". Ze zwaait met
een goudkleurig plastic vleesschaaltje.
„Dit is een schoon stukje plastic, niet
milieubelastend. Een proefexemplaar.
Dat wil ik proberen in de kantine te slij
ten. Die kant moeten we op, dat soort
vraag moet je stimuleren, beleidsmatig.
Je moet het schone alternatief voor het
bedrijfsleven aantrekkelijk maken. Als
Albert Heijn zegt: meneer, ik wil geen
PVC-verpakkingen meer en ik wil geen
CFK-schaaltjes meer dan is het gauw af
gelopen met die troep".
Gaat het alleen om een ommezwaai van
'vuil' naar 'schoon' of moet er meer ver
anderen?
„Jazeker. In de jaren tachtig is vooral ge
dacht vanuit het idee: als we nu maar
ecologisch moderniseren dan komen we
er wel. We gaan nu praten over een term
als integraal-ketenbeheer. Nu nog een
term die niemand haast hoort, maar als
het Nationaal Milieubeleidsplan er
straks is, staan de kranten er bol van.
Want een van de centrale elementen
daarin is integraal-ketenbeheer, dat is
het streven naar een soort kringloopeco
nomie. Kortom, zo veel mogelijk herge
bruik van grondstoffen, zo zuinig moge
lijk met energie omgaan. Als je dat wer
kelijk inhoud wilt geven, kun je niet vol
staan met wat technische aanpassingen,
dan zul je echt moeten denken aan
structurele veranderingen. Ik denk dat
het de taak is voor de milieubeweging
om te laten zien naar welk perspectief
we toe moeten. Wat zouden de mensen
zelf moeten doen om te zorgen dat de
generaties na ons nog een goed leven
hebben".
Maar daar hebben we in de beginjaren
zeventig toch hele mooie ideeën over ge
hoord?
„Inderdaad," lacht ze, „daar schoten we
niks mee op. Mijn opvatting is, dat nu
de tijd is aangebroken om de utopieën te
combineren met een pragmatische aan
pak. Dus we hebben nu zoveel ervaring
met wat het eigenlijk betekent om scho
ner te produceren, dat je dat moet pro
beren inhoud te geven in heel concrete
termen. Dus niet: we moeten terug naar
kleine gemeenschappen, maar wèl hoe
gaan we ons vervoeren, hoe beperken we
het aantal auto's drastisch, hoe kunnen
we in ons huishouen zoveel mogelijk re
cyclen, wat stop je in welke prullenbak".
„Nou, die zou de milieubeweging ook
moeten geven". Ze pakt het Nationaal
Milieubeleidsplan (NMP in de wande
ling) erbij. „Hier staat het allemaal:
duurzame ontwikkeling. Kringloopeco
nomie dus. Dan zeg ik in mijn boek: in
voering van een dergelijk systeem vergt
niet alleen technische aanpassing, maar
een algehele reorganisatie van het pro-
duktie- en consumptiepatroon. Het
NMP gaat in de uitwerking toch weer te
veel uit van het verzinnen van allerlei
technische maatregelen".
Ze is zelf voorstander van 'een geweldige
terugdringing' van het autogebruik, dus
van een duidelijke keuze voor openbaar
vervoer. „Ik ga nu ik in Apeldoorn werk
verhuizen uit Amsterdam. Ik wil niet
meer blijven reizen. Ik heb wel een rijbe
wijs, maar geen auto. Als ik reis doe ik
het per trein. Zalig om in de trein te zit
ten en lekker te babbelen. Wat moet ik
met een auto. Als je toch ziet, als ik
's morgens m'n kinderen naar de crèche
breng op de fiets en ik zie daar op straat
hele ritsen met auto's, en al die files, dan
denk ik: mensen, jullie zijn allemaal
hartstikke gek. Neem gewoon de metro".
HOMME KROL
WASHINGTON - Ooit waren de
spoorwegen de trots van Amerika.
Gestroomlijnde en zeer krachtige
locomotieven trokken schitterende
treinen door het eindeloze land.
Een halve eeuw geleden nog ver
plaatsten tientallen miljoenen men
sen zich per trein in de toen nog 48
staten van Amerika.
Iedere historicus herinnerde er met trots
aan dat het reusachtige land in de vorige
eeuw was opengelegd en geïndustriali
seerd dank zij de trein. President Harry
Truman pendelde het liefst per spoor op
en neer tussen zijn woonplaats Indepen
dence (Missouri) en Washington. En zijn
voorganger Franklin Delano Roosevelt
was een van de meest verwoede treinrei
zigers van zijn tijd.
Toch was er niets dat in de na-oorlogse
jaren een snellere dood leek te sterven
dan dé eens zo glorijrijke Amerikaanse
spoorwegen. Reden er in 1929 nog
20.000 passagierstreinen per dag in de
VS, in 1969 waren dat er nog maar 450.
In de jaren zestig leek de trein leek, on
der de druk van de auto en het vliegtuig,
voorgoed te hebben afgedaan. De grote
ontmanteling van het indrukwekkende
spoorwegennet van de VS begon. Dat de
wat naïeve Europeanen en Japanners
hun goede geld nog steeds in hun spoor
wegen staken, leidde in de VS slechts tot
schampere reacties.
Toch rijden de treinen nog steeds in
Amerika, zij het dan met forse steun van
de overheid. Het treinvervoer mag zich
zelfs in een toenemende populariteit ver
heugen. Sommige treinen zitten al weer
vol. In de noordoostelijke coridipr - tus
sen Boston, New York en Washington -
is het verhaal van de trein bezig een
complete successtory geworden. Dat
geldt ook voor de lange lijnen die van
Chicago naar verre westelijke steden als
Seattle, San Francisco en Los Angeles lo
pen.
Florida is, vanuit Boston, New York en
Washington weer per auto-trein te berei
ken. En de Amerikaanse treinen rijden
bepaald niet leeg: vorig jaar telde men
21,5 miljoen reizigers.
Het verhaal lijkt indrukwekkend, maar
is het bij lange na nog niet. De Ameri
kaanse luchtvaartmaatschappijen ver
voeren jaarlijks om en nabij de 450 mil
joen passagiers. De auto is nog steeds
heilig. Dat maakt dat slechts twee pro
cent van alle lange-afstandspassagiers in
de VS van de trein gebruik maken.
Reizen per trein mag in Amerika dan
een redelijk comfortabele bezigheid zijn,
de Amerikaanse spoorwegen liggen ver
achter bij die van Europa en Japan. Een
derde van het rijdend materieel is meer
dan 35 jaar oud. Slechts 71 procent van
de treinen rijdt op tijd. Het aantal onge
lukken is relatief groot. De ontwikkeling
van supersnelle treinen staat nog in de
kinderschoenen. Het spoorwegnet is na
de Tweede Wereldoorlog zo dun gewor
den dat slechts een handvol grote steden
van de trein kan profiteren. In ettelijke
staten rijdt in het geheel geen passagiers-
trein meer en het merendeel van de sta
ten moet zich behelpen met slechts een
enkele spoorlijn.
Bij dat alles komt nog dat de Ameri
kaanse spoorwegen gebukt gaan onder
chronisch geldgebrek. De overheid past
voor Amtrak - het bedrijf dat de passa
gierstreinen rijdende houdt - jaarlijks
575 miljoen bij. De Reagan-regenng
heeft verwoede pogingen gedaan die sub
sidies te schrappen en in de laatste be
groting die president het Congres aan
bod, waren de bijdragen voor Amtrak
dan ook geheel verdwenen. George Bush
wilde dat zo laten, maar zijn transport-
minister Skinner denkt daar anders
over.
Amtrak ontstond in 1971 toen het Ame
rikaanse Congres zich het lot van de
stervende en nagenoeg geheel ontmantel
de Amerikaanse spoorwegen begon aan
te trekken. De kwijnende particuliere
spoorwegbedrijven werden in Amtrak
samengebracht en afhankelijk gemaakt
van overheidssteun. Sindsdien heeft
Washington twintig miljard dollar in het
treinvervoer gestoken. Pas de laatste ja
ren kan het 25.000 werknemers tellende
Amtrak op enkele opmerkelijke succes
sen bogen.
In de oostelijke corridor begint het trein
vervoer steeds populairder te worden.
De zeer snelle „metroliners" vervoeren
een toenemend aantal passagiers. Welis
waar kost het ruim drie uur om van
Washington naar New York te reizen,
maar vliegen duurt even lang, als men
het oponthoud op de luchthavens en de
moeilijke taxi-rit van het vliegveld naar
de stadscentra meetelt. Bovendien wer
ken de „metroliners" - voorzien van te
lefoon aan boord en zeer ruime stoelen
in vliegtuig-opstelling - goedkoper en
met gereserveerde zitplaatsen. De reizi
ger hoeft dus nooit te staan. Bovendien
kan hij telefonisch reserveren.
Ook de lange lijnen van Chicago naar
het westen genieten een ongekende po
pulariteit. De reiziger moet ruim tevoren
reserveren. Veel treinen zijn voorzien
van slaapwagens, uitstekende restaura
tiewagens en zogenaamde koepelwagons
waarvan de glazen daken een schitterend
uitzicht bieden op het landschap.
De Amerikanen zijn intussen tot de ont
dekking gekomen dat de de verdere ont
manteling van de spoorwegen vroeg of
laat wel eens tot een vervoerscrisis zou
kunnen leiden. De verkeerschoas in en
Amerika begint zich weer te realiseren dat de trein een prima alternatief is voor het
vliegtuig.
FOTO: SP
rond nagenoeg alle grote Amerikaanse
steden wordt steeds nijpender. In grote
steden als Los Angeles liggen stringente
milieuplannen klaar die onvermijdelijk
tot beperking van het autovervoer zullen
leiden. Honderdduizenden forensen en
reizigers die naar nabijgelegen steden
vervoerd moeten worden, hebben ont
dekt dat de trein een betrouwbaar ver
voermiddel is. Bovendien is in het auto-
lievende Amerika enige twijfel over de
toekomst van de auto merkbaar. Van
daar dat transportminister Skinner niet
bereid lijkt te zijn de langzaam uit het
dal klimmende spoorwegen te laten val
len.
Intussen praten deskundigen over het
ontwikkelen van supersnelle treinen
naar Frans en Japans voorbeeld. Met
enige jaloezie wordt in Amerika gekeken
naar de voorsprong die Europa en Japan
hebben genomen bij de ontwikkeling
van luchtkussentreinen en monorails.
Amerikaanse vervoersdeskundigen vre
zen dan ook dat Amerika, met het laten
vallen van de trein, de boot wel eens zou
kunnen missen.
JO WIJNEN