Richard Schippers populair met „Was darf es sein?" 'finale Jaar als schrijver tussen studenten Detroit STEM DELFTENAAR OP DUITSE RADIO ZATERDAG 6 MEI 1989 PAGINA 24 KEULEN - Zijn stem lijkt de rust zelve: bruin van tint, met een tikkeltje kolengruis erin. Een zin die hij begint maakt hij grammaticaal perfect af. Dat lukt hem in het Duits net zo goed als in het Nederlands. „Als ik naar uw programma luister, is het alsof er een goede vriend de huiskamer is binnengekomen", schreef een trouwe luisteraarster. Hij ontvangt veel brieven met zulke opmerkingen. IJdelheid is hem vreemd. Maar blij is hij wel met zo'n briefje, want het onderstreept precies zijn bedoeling. Richard Schippers heet hij. In 1941 kwam hij in Delft ter wereld. En hij voelt zich Nederlander in hart en nieren. ,,'s Avonds om acht uur is het voor mij koffietijd, en af en toe heb ik machtig veel trek in een kroketje-uit-de-muur. Die kennen ze hier niet. O, ik voel me in Duitsland goed thuis hoor, maar soms moet ik even naar Nederland terug om bij te tanken. Ik zou dat contact niet graag willen missen". Richard Schippers geniet binnen het be reik van de radiozender WDR 4 een gro te populariteit. Binnen dat bereik valt niet alleen de volkrijkste Duitse deel staat Nordrhein-Westfalen (17 miljoen inwoners), maar ook wordt er veel ge luisterd in de aangrenzende deelstaten Niedersachsen, Hessen en Rheinland- Pfalz. Luxemburg en een stukje DDR worden ook bestreken. En verder grote delen van Nederland en België, waar in tensief naar de Duitse radio wordt ge luisterd. WDR 4 is het lichte-muziekstation van de in Keulen gevestigde publiekrechtelij ke omroep. Elke zondagmiddag van twee tot vijf uur verzorgt Richard Schip pers het enige verzoekplatenprogramma van WDR 4, met als titel 'Was darf es sein?' en als ondertitel 'Melodien die sich Hörer wünschen'. Verrassend vaak draait Schippers hierin Nederlandse pla ten, en waarachtig niet alleen op verzoek van Nederlandse of Vlaamse luisteraars. Die komen overigens met hun muzikale wensen heel geregeld aan bod. En meest al wordt het verzoeknummer dan ook nog vergezeld van een groet in het Ne derlands. „Ik heb een verheugend groot en sterk groeiend aantal luisteraars in Nederland en België", stelt Schippers vast. „En ook van hen krijg ik fijne brieven met inte ressante verzoeken. Als ik aan zulke ver zoeken kan voldoen, doe ik dat graag. Van belang is, dat ik met de muziek een groot aantal luisteraars een plezier doe. Voor mij is het geen probleem wanneer de verzoeken van over de grens komen. En voor de WDR ook niet. Mijn baas constateert met genoegen dat 'Was darf es sein?' het meest beluisterde radiopro gramma op zondag in geheel Duitsland is. Zelfs de sportprogramma's kunnen er niet tegenop". Geen accent Het Duits dat Richard Schippers na 21 jaar verblijf in de Bondsrepubliek spreekt, vertoont nauwelijks nog Neder landse accentjes. Wat dat betreft steekt de kleine man uit Delft met kop en schouders uit boven landgenoot Rudi Carrell, die na een eveneens respectabel aantal jaren Duitsland met elk woord zijn Nederlandse afkomst etaleert. En dat terwijl Carrell er in een krante-inter- view prat op gaat dat hij in Het Duits denkt en droomt. Wie Schippers hoort verdenkt hem er van een Duitse vader of moeder te heb ben gehad. Dat is niet het geval. „Mijn vader komt uit Rotterdam, mijn moeder is Zeeuwse. Kennelijk heb ik aanleg voor talen, zoals anderen aanleg voor exacte vakken hebben. En verder heb ik op de middelbare school in Schiedam uitstekende leraren gehad, die kans heb ben gezien mijn liefde voor talen aan te wakkeren. Maar ik denk en droom niet in het Duits hoor. Ik blijf voor mezelf lekker Nederlander". Hoe komt nu een Nederlandse 'gastar beider' in Duitsland aan een veelbeluis- terd, in zijn opzet gewoon Duitstalig ra dioprogramma? Richard Schippers be gint zijn antwoord met een correctie: „Toen ik als presentator van 'Was darf es sein?' begon, was er geen sprake van 'veel beluisterd'. Het programma viert dit jaar zijn veertigjarig bestaan, maar voordat ik erin stapte was de opzet heel anders. Het was een verzoekprogramma voor de zondagavond, met hoofdzakelijk klassieke liederen, aria's en zo. Het vol doen aan één verzoek duurde vlot een kwartier. Wie ziet dat nog zitten: een kwartier Maria Callas als lichte muziek? In grof Nederlands gezegd: d'r luisterde geen hond naar". Het feitelijke antwoord is een lang ver haal. dat Schippers gecomprimeerd Richard Schippers: idee, dat heel Nederland naar mij zit te luisteren FOTO: WDR weergeeft. Het preludium speelde zich af in zijn jeugd, met escapades in bands, cabaretgroepjes, de jeugdomroep Minjon en contacten met het auteursrechtenbu reau Conamus. „Tussen mijn schooltijd en mijn militaire dienst had ik een baan bij de VVV in Delft, en die baan was voor mij opengehouden toen ik uit dienst terugkwam. Ik werd adjunct-di recteur. Op een gegeven moment vroeg de voorloper van het Nederlands Bureau voor Toerisme, de ANVV, mensen voor Londen en Keulen. Nou, Duitsland zag ik helemaal niet zitten, dus solliciteerde ik op Londen. Maar ik kreeg een af schrijver. Op dringend aanraden van mijn directeur in Delft, die niet van plan was op korte termijn zijn functie aan mij beschikbaar te stellen, heb ik toen alsnog op de post in Keulen gesolliciteerd. En daar werd ik benoemd, als een klein am- bassadeurtje voor Nederland. Dat is nu 21 jaar Contacten In die functie richtte Schippers na drie maanden een persafdeling op. En zo kreeg hij contacten met de radio, de tele visie en Duitse kranten. Af en toe was zijn stem te horen in het Nederlandstali ge programma van de Deutschlandfunk. En de WDR maakte dankbaar gebruik van zijn tips over populair-muzikale en cabaretteske evenementen in Nederland. „Maar om het verdere verhaal kort te maken: in mijn VVV-werk liep het voor mij niet lekker. Na vijf jaar gaf ik er de brui aan en ben ik me gaan wijden aan freelance-werk in het omroepwezen. Ik kon goed gebruik maken van mijn steeds bijgehouden kennis van de Neder landse lichte muziek en contacten met de Nederlandse muziekwereld. In die pe riode was de WDR zich juist opnieuw aan het oriënteren op de te volgen koers. Ik had goede contacten met de redacteur voor lichte muziek, Günter Krenz, opge bouwd. En die begon, samen met de NDR, met een tweewekelijks verzoek platenprogramma onder de titel 'Spiel mir eine Melodie'. Luisteraars vertelden door de telefoon een interessante beleve nis die verbonden was met een bepaald muziekje, en de WDR draaide vervol gens die plaat. Ik voerde toen veel van die telefoongesprekjes". In 1981 vroeg het hoofd van de afdeling lichte muziek van de WDR, Rudolf Hei- nemann, aan Krenz of die een manier wist om het kwijnende zondagavondpro gramma 'Was darf es sein?' op WDR 1 nieuw leven in te blazen. „Krenz dacht meteen aan mij. En zo is het gekomen. Ik heb de opdfacht geaccepteerd op de voorwaarde dat ik de opzet van het pro gramma in een heel andere richting mocht sturen. Ik kreeg de vrije hand. Op 24 mei 1981 was mijn eerste uitzending. Met zweet in de handen en op het voor hoofd natuurlijk. Ik werd netjes geïntro duceerd. Richard der Fliegende Hollan der werd ik genoemd. En of de luiste raars mij een eerlijke kans wilden geven en zo, en of ze mij asjeblieft hun ver zoekjes wilden schrijven Nijd Richard Schippers kreeg de kans, schiep die door zijn nieuwe programma-opzet trouwens grotendeels zelfs. Na vier we ken kwamen merkbaar meer brieven binnen, na acht weken zelfs stapels. Aanvankelijk gebeurde dat tot nijd van de vroegere presentatrice en menige an dere WDR-medewerker. De omroepers die na de nieuwsberichten het program ma bekendmaakten noemden alleen de titel 'Was darf es sein?', zonder daarbij Richard Schippers te vermelden. „Maar dat is nu voorbij. Ik hoor er nu helemaal bij, ook voor de vroegere presentatrice", zegt hij. In 1983 kwam het grote experiment, met de nieuwe programma-opzet en frequen tieverdeling van de WDR. Schipper ver huisde met 'Was darf es sein?' naar de nieuw geschapen WDR 4 en bovendien van de avond naar de middag. En-pas- sant werd de effectieve zendtijd meteen even uitgebreid van drie kwartier naar meer dan twee uur. „Dat was schrikken. Radio Luxemburg bracht in diezelfde uren zijn hitparade, de Südwestfunk, in ons gebied goed te ontvangen, had goede Duitse muziek en op menige radiozen der hadden we de sport als concurrent. Ik dach< oprecht dat we het niet zouden redden". Niettemin ging Richard Schippers er vol tegenaan. „Die veranderingen hebben ons niet geschaad", zegt hij, de werke lijkheid sterk onderwaarderend. De sta pel post uit binnen- en buitenland groei de tot ongekende omvang: 1500 brieven en briefkaarten per maand. „Veel men sen bleken het na het middageten en een wandelingetje een verrukkelijk program maatje te vinden. Ik krijg brieven waar in staat dat dan de televisie uit gaat, de gemakkelijke stoel wordt ingenomen en men mij welkom heet in de familie. In veel gezinnen hoor ik er dan gewoon bij". Familielid Er zijn veel meer verzoekprogramma's op de radio, ook in Nederland. Waarom dan die grote afTinitieit met uitgerekend Richard Schippers? „Ik gedraag me als een lid van de fami lie. Dat is in Duitsland voor een presen tator iets heel ongewoons. Ik noem mijn luisteraars beste vrienden, wens de men sen gezondheid, geef de eenzamen mijn gezelschap, geef hoorbaar uiting aan mijn instemming als een gespeeld ver zoeknummer ook op mijn gemoed heeft gewerkt, kortom, ik betrek mezelf er heel nauw bij. Dat kun je volgens mij alleen maar doen wanneer je de vrijheid hebt je programma zodanig samen te stellen, dat je er volledig achter staat. Die vrij heid heb ik gelukkig. Platen die ik echt niet mooi vind draai ik niet". En aan welke voorwaarden meent Ri chard Schippers nog meer te moeten voldoen? „Je moet goed en duidelijk Duits spre ken, zodat zelfs die oude vrouw van 105 jaar je verstaat. Maar de jongelui moeten je ook leuk of interessant vin den. Ik kom kennelijk over als iemand die een grote muziekkennis heeft. Ik maak daar dan ook veel werk van. Ik ben bijvoorbeeld een van de weinigen die behalve de componisten ook de tekstdichters noemt. En ik doe werkelijk alle mogelijke moeite om ook aan bui tenissige verzoeken te voldoen". „Vaak duikel ik nummers op die de WDR nooit heeft gearchiveerd. Sommi ge zijn, nadat ik ze voor het eerst heb ge draaid, zo vaak gevraagd, dat de WDR ze alsnog in het archief heeft opgeno men. 'Meine Zeit mit dir' van Horst Frank bijvoorbeeld, of 'Das Zigeuner kind'. Dat laatste liedje was al jaren uit de handel. Sinds ik het heb gedraaid loopt het in de platenhandel zodanig storm, dat er een nieuwe oplage van wordt uitgebracht. In de WDR-archie- ven vind ik ook nummers waarvan nie mand het bestaan meer wist. 'Auf ein- mal ist man funfzig' van Ernst Neger is Ze i V£ b Am daarvan een voorbeeld. Het wordt in middels in vele andere programma's ge draaid." Erezaak De luisteraars hebben deksels goed in de gaten, dat schier onmogelijke verzoeken HUC bij Richard Schippers werkelijkheid kun nen worden. „Het wordt voor mij soms een erezaak. Af en toe doe ik prachtige VIU ontdekkingen. Zo heb ik 'Sarina het kind uit de dessa' van de Kilima Ha- waiians boven water kunnen brengen, en inmiddels ook een vrijwel vergeten ver sie van dat lied door Goldie en Peter de f Vries. Een luisteraar uit Hoogeveen heeft 'Ik hou van Holland' door Josef Schmidt gevraagd. Ik heb daaraan kun nen voldoen en ik ben de man er dank- baar voor, want de verzoeken om die plaat stromen binnen. Binnen vier we ken draai ik echter nooit hetzelfde num mer. Mijn laatste unieke vondst is 'Gute Freunde kann Niemand trennen', gezon gen door niemand minder dan Franz Beckenbauer. Ik ben er zeker van dat ook dat veel gevraagd wordt". Tot uit (vanuit Duitsland gezien) verre: uithoeken van Nederland komen de brieven aan Richard Schippers binnen. Dank zij de sterke FM-zenders in het y grensgebied, maar ook dank zij de op rukkende verkabeling, bestrijkt de WDR nu pakweg driekwart van Nederland. Meestal bevatten de brieven verzoeken natuurlijk. Vaak ook maken luisteraars Richard Schippers deelgenoot van hun diepste roerselen. Nieuw is, dat een heel erg alleenstaande oudere mevrouw hem tot haar erfgenaam heeft gemaakt, iets waar hij overigens allerminst blij mee is. „Ik wil daar onderuit. Maar ze heeft me laten weten dat ik werkelijk haar enige echte vriend ben", zegt hij verontschul- digend. In Keulen is Richard Schippers ooit be- ucl gonnen als een soort ambassadeurtje een voor Nederland. Hoe zit dat 21 jaar la- die ter? thu „Ik zie me nog steeds als iemand die Ne- me( derland in Duitsland verkoopt", zegt hij. „Ik draai heel veel Nederlandse muziek, en met succes, mag ik wel zeggen. In 0Pe Duitsland bestaat veel waardering voor brei het Nederlandse lied, dat beseffen ze in vee Nederland veel te weinig. Muziek kent geen grenzen. Veel verzoeken om Neder- pja landse nummers komen uit Duitsland. chei Duitsers reizen zelfs naar Nederland om he5 bij de platenboer Nederlandse muziek te lwe, kopen". zorj „Interressant vindt men hier ook de Ne- eve] derlandse versies van oorspronkelijk uur Duitse nummers. De 'Sneeuwwitte te z bruidsjurk' is daarvan een recent voor- 2e beeld. Dat men van de taal weinig of neu niets verstaat is geen probleem. Wie ver- vvaa staat hier Engels? En toch wordt hier on- the« gelofelijk veel Engelstalige muziek ge- draaid. Het gaat erom, dat men het aan- |en genaam vindt klinken. En het Neder- s0 lands ligt bij heel veel Duitsers prettig in ^ar het gehoor". js h pen Engels uit Andersom is dat kennelijk niet het ge- vrij val, te oordelen naar het minimale aan- len tal Duitse nummers dat voor de Neder- mo landse radio wordt gedraaid. „Ik vind hui dat echt jammer", zegt Richard Schip- toe' pers, „want in Duitsland wordt in het de lichte genre veel goede muziek geprodu- heb ceerd. Maar de Nederlandse discjockeys wa; zijn helemaal op de Engelstalige markt Zei georiënteerd. En ijdel en praatgraag zijn ech ze ook. Zelden draaien ze een nummer ziel in zijn geheel, omdat ze zo nodig hun ei gen stem moeten laten horen. Voor mij H heeft Nederland het mooiste omroepbe stel dat je maar kunt bedenken. Maar wat ze er op de radio van in praktijk brengen vind ik om te huilen". Zou dat een reden zijn waarom in Ne derland steeds meer radio's continu op Duitse zenders staan afgesteld? Richard Schippers: „Laat ik niet afgeven op wat anderen doen. Ik heb elke zondag het idee, dat heel Nederland naar mij zit te luisteren. En ik voel me daar heel geluk kig bij". RINK DROST De schrijver Henk van Kerkwijk. FOTO: PR AMSTERDAM - „Er w&ren, denk ik, zo'n twintig Nederlandse schrij vers die in aanmerking wilden ko men voor een plaats als 'writer in residence' in Texas, Minneapolis of Detroit. Je moet maar geluk heb ben". De 48-jarige schrijver Henk van Kerkwijk had dat geluk, is nu een van de Nederlandse schrijvers die jaarlijks voor enige tijd naar Amerika gaan om kennis over te dragen. Half augustus vertrekt hij met zijn huisgenote Clare naar de universiteit van Ann Arbor bij De troit, in de staat Michigan. „Juli, augustus volgend jaar komen we terug. In dat jaar hoop ik een boek te hebben geschreven, hebben we wat va kantie kunnen opnemen en heb ik de studenten van die universiteit iets wijzer gemaakt, want daar gaat het natuurlijk om". Ten dele. En dat daar te schrijven boek, hoort dat wel bij de werkzaamheden van een 'writer in residence', die half op kos ten van de desbetreffende universiteit, half op die van het Nederlandse ministe rie van WVC, de Amerikaanse studen ten Nederlandse literatuur onder de ogen duwt? Het is moeilijk uit te leggen. Henk: „Voor zo'n universiteit is een 'writer in residence' natuurlijk een prachtig statussymbool, maar er zit ook een heel zinnige kant aan. Het is niet de bedoeling dat ik ze Nederlands ga leren, of ze op de hoogte breng met de laatste Nederlandse literatuur, ook al kan dat ter sprake komen. Ze willen verband zien tussen Nederland en Europa, iets weten over de plaats van de Nederland se literatuur in de wereld, hoe een en an der elkaar beïnvloedt. Couperus met zijn Indonesische achtergrond is daar een mooi voorbeeld van. En Theun de Vries, als communistisch schrijver". Dat Amerikaanse universiteiten geïnte resseerd zijn in Nederlandse schrijvers ligt enigszins voor de hand, gezien de concentratie van Nederlanders in som mige steden, zoals Michigan (met zijn Holland-week). Henk van Kerkwijk: „Er zijn Ameri kaanse studenten die Nederlands stude ren, zoals in Nederland een student zich kan storten op oud-Romaans. Soms is dat puur wetenschappelijke interesse, maar vaak stuit je, als je maar door vraagt, op een duidelijke bron. Dari heeft een student Nederlandse voor ouders, of was hij desnoods jaren gele den door een uitwisselingsproject in Ne derland. Ik ken een Amerikaan die in zijn studententijd tijdens het hippie-tijd perk in Amsterdam zat en in plat-Hoog- haarlemmerdijks en met tranen in z'n ogen weet te vertellen over Roel van Duyn, het witte-fietsenplan en de prijs van een kadetje bij de bakker op de hoek. Of ik de groeten wil doen aan zijn pleegouders van toen. Want zo kijken ze op hun Nederlandse tijd terug; het wa ren destijds nog kinderen". Produktie Dat Henk van Kerkwijk voor een plaats in Michigan in aanmerking kwam, ver wondert hem niet. „Ik heb eerder aan een Amerikaanse universiteit gewerkt, in Illinois. Bovendien woon ik nu twaalf jaar in Londen waardoor ik in het En gels kan werken en natuurlijk heb ik een redelijke produktie als schrijver van kin- der- en jeugdboeken, poëzie waarvan een groot deel in het Engels is geschre ven. Ik heb prijzen gekregen waaronder een toch niet helemaal onbelangrijke Gouden Griffel voor 'De Griezelgolf. Maar m'n totaal-produktie is, denk ik, van het grootste belang geweest voor de uitnodiging". „Voor mij persoonlijk telt natuurlijk het meest, dat ik vrij man ben, los van ba zen en vaste werktijden. Ik heb in Am sterdam een pied a terre en het huis dat tegen het centrum van Londen ligt, is ei gendom. Ik kon dat toen voor een bela chelijk lage prijs kopen en verhuur het nu voor een jaar aan een Amerikaans echtpaar dat precies voor dat jaar uit Australië overkomt". Indianen „Onderhand moet mijn produktie in dat jaar Amerika doorgaan, omdat ik pa te rugkeer wel iets te eten wil hebben. Maar dat is geen probleem. Ik werk aan de universiteit in Ann Arbor in deeltijd, met losse cursussen en college's, waar door ik voor mezelf tijd genoeg over houd. Bovendien is het voor die studen ten machtig interessant als hun huur- schrijver óók aan een boek bezig is. Niet alleen bevestigt en vergroot dat mijn waarde als schrijver, ze stellen er ook vragen over: wat ik schrijf en waarom en hoe dan. En dat geeft mij weer redenen om over mijn werk na te denken, als ik er over vertel. Dat helpt geweldig". De werkzaamheden van Van Kerkwijk houden voorts in het begeleiden van stu denten die schrijver willen worden en met name Noordwest-Europa in de ga ten houden. „Voor veel Amerikanen be gint de geschiedenis bij de komst van de eerste pioniers, hoewel ze er zich van be wust zijn dat hun continent bevolkt was met Indianen, die ze overigens native- Indians noemen, ter onderscheiding van de Indiërs in India dat Columbus dacht ontdekt te hebben". „Wat mij tijdens mijn eerste bezoek als schrijver aan Amerika opviel, was de af wezigheid van geschreven literatuur van de oorspronkelijke Indianen. Alles was mondeling overgeleverd, in de vorm van verhalen, waardoor je niet kunt spreken van een Indiaanse literatuur die in het verleden begon, zoals de Europese litera tuur, en die tot op heden voortduurt. Die lijn is er niet. Dat ik met de Indi aanse verhalen, die nu pas op schrift worden gesteld, weinig tot niets doe tij dens mijn cursussen, dat ik dus ook geen verbanden kan leggen tussen de Europe se en Indiaanse literatuur, is te wijten aan mijn gebrek aan belangstelling. Afri kaanse literatuur spreekt me om ondui delijke redenen meer aan dan die van de Indianen; dat staat heel ver van me. Misschien jammer, omdat er nog veel mee valt te doen en er nog tamelijk veel Indianen zijn. In sommige steden is het percentage Indianen vijf, tien procent, maar in andere zeker vijfendertig, veer- Nederlanders „Maar hoe de Amerikaanse student er ook uitziet, een groot gedeelte is, bij- voorbeeld door afkomst, geïnteresseerd in de Nederlandse literatuur, ook al den ken ze bijna massaal dat Denemarken de hoofdstad is van Nederland. En ook al zijn maar heel weinig Nederlandse schrijvers in Amerika bekend. Maar ook dat is, gezien hun distributiesysteem niet zo verwonderlijk. Zelfs de boeken van een goede Amerikaanse schrijver komen soms niet verder dan zijn eigen staat. Of stad, als hij bij een kleine uitgever zit. Dan is zijn oplage niet groter dan die van een gemiddelde Nederlandse schrij ver. Natuurlijk, tenzij een boek opeens een bestseller is geworden; dat is on voorspelbaar. Maar dan is de oplage opeens enorm en kan een schrijver de rest van zijn leven er mee voort. Maar ik ken ook een Amerikaanse schrijver, niet eens een onbekende, die op een boe kenmarkt een agent van zijn uitgever; trof en dus verheugd vroeg waar hij r"~ laatst verschenen boek kon vinden, agent trok z'n wenkbrauwen op, bet- in een stapel papieren te snuffelen, tot' z'n gezicht opklaarde en zei: „Ja ja, ikj zie het, uw laatste boek is drie maanden geleden bij ons verschenen. Maar hier heb ik het niet. Te ver van uw woon plaats". Henk: „Dat was een redelijk be- kende Amerikaanse schrijver in Ameri ka. Waar sta ik dan?". FRITS BROMBERG £aidóc(3ou4arit

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1989 | | pagina 24