nnalè Tussen minnende buizerds en heksentakjes CeidócGoiua/rit ROB DE NI JS: VAN JAZZ-NOZEM TOT INTEGER MUZIKANT Uitdaging Avontuurlijk Paul mccartney '>h >K'&> - >- - m-YI 4 ""T Landschap Overstag Kleyn paleys ZATERDAG 22 APRIL 1989 Rob de Nijs: „Als ik nu terug kijk op mijn carrière heb ik mij intuïtief altijd laten sturen door de invloeden die bij mijn leeftijd pasten". gels klinkt namelijk al snel goed. Het is de gedroomde poptaal". „Het Nederlands biedt een extra uitda ging. Iedereen kan direct horen wat je zingt. Je moet dus met goede teksten op de proppen komen, teksten ook die je gemakkelijk uit je strot krijgt. Veel men sen voelen zich geroepen, maar bij het merendeel ontbreekt het talent. Ik krijg veel teksten toegestuurd, maar het groot ste deel is onbruikbaar. Veelal rammelen ze aan alle kanten en druipt het valse sentiment er vanaf'. „De muziek is ook belangrijk omdat het sfeerbepalend is. Ik heb een brede smaak. In mijn auto heb ik een com- pact-disc-wisselaar waar wekelijks twaalf nieuwe cd's in zitten. Je moet weten wat er gaande is. Wat muziek betreft heb ik altijd een vreemde, dualistische instel ling gehad. Ik hield van jazz-muziek, maar luisterde ook naar Jerry Lee Lewis en Elvis Presley. Toen ik nog op de HBS zat kon dat helemaal niet en zelfs nu twijfel ik daar nog wel eens over. In Hol land wordt vaak gezegd 'als je van dit houdt, kan je niet van dat houden', maar dat is onzin. Ik ging in mijn jeugd naar de roemruchte nachtconcerten in het Concertgebouw in Amsterdam... Art Blakey, Miles Davis. Daar kreeg ik kip- pevel van. Het was echt swingen gebla zen. jazz-nozem zijn. Ik was meer een jazz-nozem in mijn uiterlijk hoor, maar ging wel naar het Leidse Plein en zat bij het monument. Ik heb alle clichés ge daan, maar ik kreeg ook kippevel van de rock roll. Ik zal nooit vergeten dat ik in Amsterdam-Noord naar de kermis ging en daar voor het eerst „Silvery Moon" van Little Richard hoorde. Dat gebeurde op de enige manier waarop die muziek gedraaid hoort te worden, name lijk uit zo'n ouderwetse tuitluidspreker zonder laag en heel lelijk hoog. Fantas tisch. Maar door mijn jazz-vrienden werd ik smalend Rockin' Robbie ger noemd. Voor hen was rock roll geen muziek. Gelukkig denken ze daar van daag de dag anders over, mede dank zij mensen als jazz-saxofonist Hans Dulfer, die de ruige rock aan zijn boezem drukt en met de al te pretentieuze jazz zijn kont afveegt. En dat alles op een heel de monstratieve wijze". „Soms denk ik wel eens dat ik het avon tuurlijke van een reiziger in mij heb. Muzikaal zeker. Ik moetje eerlijk zeggen dat een heleboel mensen dat niet zien, maar'dat komt omdat ze de moeite niet nemen de zestien elpees die ik heb opge nomen, eens goed te beluisteren. Het is nog altijd zo dat als je Rob de Nijs zegt, zij „Zet een kaars voor je raam van nacht" beginnen te zingen. Dan denk ik: hoor eens, dat heb ik zestien jaar gele den opgenomen. Ik doe nu andere din gen. Zeker negentig procent van de songs die ik heb vastgelegd is tijdloos materiaal. Er zitten echt heel mooie stukken tussen, maar dat is het kruis dat FOTO: PR ik draag. Je wordt opgehangen aan die paar nummers die hits zijn geweest. Daarvoor maak ik echter geen platen. Ik ben een elpee-artiest, die altijd heel inte ger muziek is blijven maken. Daarbij heb ik geprobeerd in mijn eigen marge steeds weer te evalueren.. Okee, het is heel comfortabel als er een hit op je el pee staat, maar als je zoals ik geobse deerd bent door muziek, ben je er vooral op uit om mooie elpees te maken en daarvan vooral zelf te genieten. Nie mand kan ook zeggen dat wij risicoloze muziek maken, want we proberen toch telkens weer paden te bewandelen die niemand kent, of in elk geval paden die al een tijdje niet betreden zijn. Op de nieuwe elpee ook. Daarop zijn we weer meer de jazz-kant opgegaan. In elk geval heeft elk nummer een 'groove' en dat was ook de bedoeling". „We hebben de elpee voor een belang rijk deel opgenomen in de Air Studio in Kleynnochtans groot genoegh, voor mij en mijn gezin. Daer plaets is voor mijn vrind, en oock voor mijn vriendin. En. is het groot genoegh, wat heb ick 't kleyn te noemen?" („Arctoa Tempe", een lofdicht op Ockenburgh van Jacob Westerbaen 1654). i ïrü Duizenden blauwpaarse hyacinten laten zich nu al gaan in het Haagse park Ockenburgh. FOTO: CEES VERKERK HILVERSUM - „Stoppen!... Ik weet niet wanneer dat gebeurt. Ik ben nu 46 jaar en voel me prima. De tijd dat rock roll muziek was waarvoor je jong moest zijn, ligt achter ons. Het is een achterhaalde waarheid. Chuck Berry maakt op z'n zestigste nog op heel vitale ma nier muziek. Hij is niet meer ver nieuwend bezig, maar dat hoeft ook niet. Hij heeft zijn bijdrage ge leverd, heeft met zijn rock roll gezorgd voor een ommekeer in de muziek en daar mogen we hem nog altijd dankbaar voor zijn. Als je er nu naar luistert, is het nog al tijd gespierde muziek. Daar is niets ouds in te ontdekken". Morgen pakt Rob de Nijs op de VARA- televisie uit met „Onderweg", een com binatie van privébeelden en concertfrag menten opgenomen in het Circustheater in Scheveningen. De zanger: „Ik zet tij dens het optreden het publiek in vuur en vlam, maar de ideeën voor het script zijn afkomstig van Belinda (Meuldijk, zijn vrouw, red.). Aan het einde zeg ik: 'het leuke is dat alles wat ik doe later muziek wordt' en dat is zo. Alles wat wij beleven is later op een of andere manier wel terug te vinden in een tekst". „Als ik nu terugkijk op mijn carrière heb ik mij intuïtief altijd laten sturen door de invloeden die bij mijn leeftijd pasten, die samenvielen met mijn ouder en rij per worden. Maar je moet wel weten wanneer het je tijd is. Het wordt zielig als je zoals mevrouw Davids geen af scheid kan nemen. En dat heeft niet zo zeer met je leeftijd te maken alswel met het feit of je nog iets te vertellen hebt. Kijk, het wordt pijnlijk als je zestig bent- maar op je veertigste je laatste interes sante song hebt gezongen. Er zijn na tuurlijk uitzonderingen. Neem Frank Si natra. Dat is een door God gezonden zanger. Hij is een exponent van een be paalde muzieksoort. Uit dat oogpunt ben ik ook een bewonderaar". Rob de Nijs heeft inmiddels zeven en twintig jaar Nederlandse showbusiness achter zijn kiezen. Ook voor hem was het een landschap .vol heuvels en dalen. De laatste jaren kiest hij echter voor de volle zon en laat die dalen dan ook voor wat ze zijn. Zijn nieuwe elpee „De Rei ziger" is daar een krachtig voorbeeld van, niet in de laatste plaats door het muzikale aanbod. Hoewel de elpee een licht conceptionele inhoud heeft, koos hij die titel niet zomaar. Rob: „In over drachtelijke zin is iedereen een reiziger, maar zeker als je in dit rare vak zit, draag je altijd het gevoel bij je een reizi ger te zijn. Je bent altijd onderweg, van doel naar doel. Ik kan mij ook niets leu kers voorstellen dan dat ik, als ik ooit gepensioneerd ben, echt de wereld kan gaan zien. Vreemde culturen hebben mij altijd aangetrokken. Zo was ik als kind een regelmatig bezoeker van het Indisch Museum, tegenwoordig het Instituut voor de Tropen in Amsterdam. Elke zondag zwierf ik daar rond om de exoti sche geuren op te snuiven en te luisteren naar gamalanmuziek. Ik heb zelfs een tijdje Indische dansen gedaan. Later ben ik met Belinda naar Sri Lanka geweest. Als ik nu de foto's zie, bekruipt mij het gevoel dat ik terug wil. Wat dat betreft heb ik misschien een verkeerd beroep gekozen, had ik zoals Gerard Stellaard producer moeten worden. Ik zie hem al tijd met een bruin lijf rondlopen. Maar spijt dat ik in het Nederlands zing, heb ik niet. Het heeft mij de mogelijkheid geboden me in die taal te profileren. Ne derlands is een heel moeilijke taal om in te zingen. Was dat niet zo, dan deed ie dereen het. En dat gebeurt alleen als er weer zo'n opleving is. Dan hoor je Ne derlandse zangers die altijd in het Engels hebben gezongen plotseling in hun moers taal bezig en dan blijkt dat ze in eens niet meer zo goed bij stem zijn. En DEN HAAG - Een piepend hou ten hekje over een smal bruggetje aan het eind van een donker pad. Daar, voor de entree van het Hya- cintenbos in het Haagse park Oc kenburgh, houdt menig wandelaar onwillekeurig de adem in. Grillig gevormde bomen hangen over het water. De mist moet hier in voor gaande seizoenen tussen boomkruinen hebben gekropen. En waarschijnlijk, tij dens neveluren, zijn trollen, kabouters of andere wezens in het eiken hakhout be zig geweest. Wie de bomen goed bekijkt, ziet op de stammen „ringen" van korte takjes zitten die doen denken aan hek- senbezems. Ooit zelfs is op dit terrein een minnende buizerd gesignaleerd, die valt op blonde vrouwen. Een paar stappen verder, over het brug getje, heerst een serene stemming. Straaltjes zonlicht spelen door het zacht groene waas van eikeloof. Boven is de lichtblauwe zeelucht met witte wolken in beweging. Op de grond staan duizenden blauwpaarse fakkeltjes in het groen te gloeien: de boshyacinten bloeien. Som mige plekken zijn roze en wit gekleurd. Het is eindeloos stil. Plotseling klinkt een kloppend „houten geluid". Een specht is bezig met zijn woning. Hier en daar ligt het zaagsel onder de eiken. In een hol deel van een boomstam staat een plas water. „Een natuurlijke drink bak voor de vogels. Wel slecht voor de bomen, maar we doen er niets aan", ver telt P. Roeleveld, sectiechef afdeling be heer „Park Ockenburgh" van de ge meentelijke Dienst Groenvoorzieningen en Milieu-educatie (DGM). Samen met DGM-voorlichter Jurriaan Buisman maakt hij een rondgang over het veertig hectare grote terrein: een vriendelijk park in de Engelse landschapsstijl. Buis man: „Normaliter staan de hyacinten pas over drie a vier weken in bloei". Als gevolg van de hogere temperatuur moet hij de rondleidingen door het sprookjes bos eerder houden. Parkbeheerder Roe leveld wijst hem de weg. Hij is trots op „zijn landgoed". „Onze sport is het om het Hyacintenbos - de hyacintebol zaait zichzelf uit - steeds groter te laten wor den". Roeleveld weet te vertellen dat de bos- hyacint, evenals het witte sneeuwklokje, oorspronkelijk is geïmporteerd. „Het zou me niets verbazen als Westerbaen, grondlegger van Ockenburgh, op zijn knieën enkele bolletjes heeft geplant". De genoemde Westerbaen, dichter-arts, werd op 7 september 1599 in Den Haag geboren. Hij kocht Ockenburgh in 1648. Na 1670 is het landgoed nog enkele ke ren van eigenaar verwisseld. Vanaf 1931 is het eigendom van de gemeente Den Haag. Westerbaen studeerde tijdens de godsdienststrijd van Contra-remonstran ten en Remonstranten godsgeleerdheid aan de Universiteit in Leiden. Hij sym pathiseerde met de Remonstranten. Toen de strijd echter in het voordeel van de Contra-remonstranten werd be slecht, zag Westerbaens toekomst als theoloog er niet zo rooskleurig meer uit. Wellicht daarom verwisselde hij zijn stu die van het „eeuwig heil" voor die van het „kortstondig leven". In 1622 behaal de Westerbaen in Caen zijn dokterstitel in de geneeskunde. Als arts vestigde hij zich in Den Haag en drie jaar later trouwde hij met een van zijn welgestelde patiënten, weduwe Anna Wijtsen, Vrou we van Brandwijck en Gijbeland. Hier door was hij zo vermogend geworden, dat hij zijn bloeiende praktijk kon neer leggen. Sindsdien richtte hij zich op zijn hobby's: wetenschap en dichtkunst. Tot de dood van zijn vrouw (1647) woonde Westerbaen in villa West-Escamp. Al- Londen en dan blijkt dat het er eigenlijk niet zoveel toe doet in welke taal je zingt. Ian Cooper, de vaste technicus van Paul McCartney, vind mijn muziek heel mooi. Mensen die uit andere stu dio's kwamen binnenwandelen, vonden „Nuttelozen van de nacht" bijvoorbeeld een single. Ze verstonden er niets van, maar dat hoeft ook niet. Ik bedoel, als hier Paolo Conté op de radio is te horen, weet ook het merendeel van de luiste raars niet waarover de tekst gaat. Maar het geeft je een lekker gevoel als ze het zeggen. Je denkt toch: we maken muziek die mee kan draaien met de topproduk- ties". „Hoewel ik zelf maar kort in Londen ben geweest, was het in Air een komen en gaan van wereldsterren. De enige die ik bijna niet heb durven aankijken, was Paul McCartney. Hij zei 'goedemiddag', maar ik was zo zenuwachtig, dat ik niks durfde terug te zeggen. Ik zat te trillen op mijn stoel. Hij is zeker twee uur zo'n twee meter van mij vandaan aan het flipperen geweest, maar ik durfde niet naar hem toe. Ze zeggen wel eens dat ar tiesten de grootste groupies zijn, en vol gens mij is dat zo. Ik bewonder die man zo mateloos dat ik helemaal verstijfd was. En daarmee heb ik een mooie kans laten lopen. Ik heb later wel gehoord dat hij mijn muziek aantrekkelijk vond. Hij heeft zich tegenover Ian heel lovend over mijn elpee uitgelaten en dat is voor een belangrijk deel te danken aan het produktiewerk van Gerard". „Voor ik aan deze elpee begon heb ik er even over gedacht om het team waar mee ik de laatste jaren heb gewerkt aan de kant te zetten, maar met Belinda ben ik voorlopig nog niet uitgepraat, tenmin ste dat hoop ik. En Gerard... op een ge geven moment draagt hij toch weer din gen aan waardoor ik overstag ga. Maar het is wel voor het eerst, dat hij het heeft kunnen opbrengen de eenvoud in de plaat te leggen die ik graag hoor. Ik vond de vorige platen soms wat overgeprodu- ceerd. Dat heb ik hem ook gezegd. Ik moet af en toe een behoorlijke strijd met hem leveren. We zijn heel goede vrien den, maar we hebben artistiek gezien soms knallende ruzies. Ik heb deze keer mijn poot stijf gehouden en gezegd dat ik een veel simpeler plaat wilde. Hij moest swingen, maar niet volgebouwd worden met geluiden. Gerard heeft zich echt enorm ingehouden en dan blijkt toch weer dat hij een geniaal arrangeur en componist is. Stellaard is echt een van onze weinige internationale mensen. En ik zou ook niet zonder Belinda kun nen. Behalve dat zij een goede moeder is voor mijn twee kinderen, blijven haar teksten mij boeien. Waar ze de tijd van daan haalt om ze te schrijven weet ik niet, maar het gebeurt regelmatig dat als ik midden in de nacht van een voorstel ling thuis kom, er een kladje voor mij ligt. Daar staat dan boven: 'Lieverd, ik heb dit geschreven. Wat vind je ervan, welterusten' enzovoort. En dan ligt er een walkman naast met de muziek waar door ze zich heeft laten inspireren. Het wil niet zeggen dat ik alles wat ze schrijft voor zoete koek aanneem. Ik ben ontzet tend lastig, maar vergeet niet dat ik de gene ben die het moet zingen. Dat neemt echter niet weg dat ik goede tekst schrijvers op handen draag. Mensen aan wie ik een hekel heb zijn artiesten die denken dat ze beter zijn dan iemand an ders omdat ze toevallig bekend zijn. Kijk. ik zeg wel: een artiest is je buur man niet. Ik bedoel: een artiest heeft toch een bepaalde tick. Daarom komen de mensen ook naar je kijken of kopen ze je platen. Ik kwam er al vroeg achter dat ik die tick, dat talent had. Als kleu ter al stond ik op een podium en droom de ik er van toneelspeler te worden. Gek genoeg zag ik mijzelf nooit als zanger. Later, op «klasse-avonden, werd ik altijd gevraagd om bijvoorbeeld een roc- k roll-act te komen doen met de pia no. Dat talent had ik, maar ik heb er wel hard aan gewerkt om het uit te bouwen tot wat het nu is". HANS PIËT leen kon hij daar niet meer aarden. Om zijn verdriet te vergeten kocht hij Oc kenburgh. Een terrein buiten Loosdui nen, bestaande uit drassige veengronden, hier en daar gedempt met afgegraven duinzand. Een gebied dal Westerbaens vriend Constantijn Huygens (weten schapper en dichter van Hofwijck te Voorburg) als volgt beschreef: ..Loos Duynland. magher staal van overstoven heygrond. Daer 't hongerigh Conyn ter nauwer nood syn wey vond". In handen van Westerbaen veranderde Ockenburgh in een waarlijk lusthof. De Haagse dichter-dokter ontwaterde het woeste gebied door het graven van slo ten en ging verder met het dempen van moerassige gebieden met duinzand. Hij beplantte de westzijde met dicht ge boomte om de zeewind te weren en leg de boomgaarden aan. Binnen omheinin gen werden statige lanen van linden, es doorns en essen aangelegd. Later werden vele daarvan weer vervangen door ei ken, die de statigheid en voornaamheid aan het landgoed gaven. Verder bouwde hij op het terrein kassen voor meloenen en druiven. Niet verwonderlijk is dat landheer Westerbaen zijn huis „Kleyn Paleys" noemde. Hier ontving hij in de Gouden Eeuw, op de plek waar nu de jeugdherberg staat, onder anderen zijn vrienden Jacob Cats en Constantijn Huygens. Behalve tuinier was Wester baen een gedreven jager en stroper, spe cialist in strikken en slagnetten. Dikwijls heeft hij zijn vrienden geïnstrueerd. Anno 1989, ruim driehonderd jaar na het tijdperk Westerbaen, wordt in het park nog steeds gestroopt. Beheerder Roeleveld: „Tegen Kerstmis signaleer ik wel eens wat stropers, die erg veel trek hebben in een Ockenburghs haasje". In navolging van Westerbaens „Kleyn Paleys" noemt Roeleveld Ockenburgh „Klein Paradijs". Een park, gezegend met een sprookjesachtige sfeer en een rijke geschiedenis. Dagelijks kan het landgoed worden bezocht. Alleen voor het Hyacintenbos is een wandelkaart f 2,50) nodig, verkrijgbaar bij de DGM aan het Huygenspark 39 te Den Haag. WOUTER SMIT

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1989 | | pagina 30