Niet bitter,
maar verdrietig
LIVERPOOL-SUPPORTERS
PROBEREN MET VERLIES TE LEVEN
V roeger
Beste
'CcidócSouoant
ZATERDAG 22 APRIL
Het Anfield-stadion in Liverpool is veranderd in een bedevaartsoord waar honderdduizenden mensen samenko
men rond de goal, om daar met bloemen, vlaggen en vaantjes de laatste eer te bewijzen aan de omgekomen
supporters.
FOTO: AP
Ze groeiden op in dezelfde straat, ze gingen naar de de
zelfde school en nog elke week zijn te vinden op de tri
bunes van hetzelfde stadion: Dennis, Frank en Billy zijn
vergroeid met elkaar, met Liverpool en met FC Liver
pool. „Wij zijn de beste", zegt Dennis en al de klanten
in zijn kapperszaak roepen hoera. Ze hebben de slecht
ste week van hun leven achter de rug en blijven wachten
op een antwoord op de vraag waarom 95 supporters
moesten sterven. Voorlopig troosten zij zich met herin
neringen: „Weet je nog hoe Roger Hunt en Ian St. John
scoorden tegen Leeds United in 1965?"
Voor dit hek van het Hillsborough-stadion in Sheffield drong een opgewonden menigte zich verleden week
naar binnen, om de wedstrijd tussen FC Liverpool en Nottingham Forrest te gaan zien. Nu zoeken
nabestaanden, vrienden en anderen er troost voor het verlies van 95 levens.
FOTO: AP
LIVERPOOL - „Ga maar naar de
overkant, naar de kapper", had de
barkeeper van Albert's Pub gezegd.
„Die is zijn hele leven al supporter
van Liverpool". Maar de deur van
Dennis' Barbershop is dicht. De
kapper is aan het eten, hij zal om
twee uur wel weer terug zijn, zeg
gen voorbijgangers. Het is druk
hier in de straat waaraan Anfield
ligt, het stadion van FC Liverpool.
De hele week al stromen de men
sen toe om de laatste eer te bewij
zen aan de supporters die in Shef
field de dood vonden.
Als Dennis om twee uur zijn deur opent,
staat al een rij belangstellenden te wach
ten. Het zijn niet alleen klanten. Ook
Frank Thompson, een broer van Den
nis, en Billy Hargreaves, een vriend van
de broers, staan voor de deur. Zij komen
voor de gezelligheid, niet voor gesleutel
aan hun kapsel. En in deze moeilijke tij
den zoeken ze eikaars nabijheid nog gre
tiger dan anders. Omringd door Liver-
pool-relikwieën aan de muur bespreken
ze de Hillsborough-ramp, the talk of the
town.
Dennis Thompson is 43 jaar oud; gebo
ren uit de overwinningsroes van 1946,
zegt hij lachend. Terwijl hij zijn eerste
klant onder handen neemt, vertelt hij al
vanaf zijn vijftiende kapper te zijn. En
hij heeft altijd hier gewerkt en gewoond,
in deze wijk van de stad, North-end. Hij
moet enorm veel veranderingen hebben
zien passeren, nietwaar? Maar nee, hij
zou zo gauw niets kunnen noemen. Li
verpool is Liverpool, dat verandert
nooit. Of wacht, er schiet hem toch iets
te binnen:*,,Vroeger waren er veel meer
banen".
„En de gemeenschap was veel hechter",
voegt Frank eraan toe. De 49-jarige
broer van Den nis voert graag en harts
tochtelijk het woord. Als je aan Liver
pool komt - en dan bedoelt hij zowel de
stad als de club - dan kom je aan hem.
Hij is werkloos, zoals zovelen in Liver
pool. ,,A1 heel lang", zegt hij en daar wil
hij het graag bij laten. „Meer zeg ik
niet". Wel vertelt hij een „echte arbei
der" te zijn. „Ik heb in de olie-industrie
gewerkt, weet je wel. Dallas". Luid ge
lach in de barbershop. Ze houden wel
van een lolletje in Liverpool. Dennis:
„Liverpool is een geweldige stad, echt.
Vooral vanwege de mensen. Ze zijn
vriendelijker dan in andere steden en ze
hebben hun eigen humor, ze zijn lekker
geschift". „In geld uitgedrukt is het een
arme stad", zegt Frank, „maar voor het
overige is Liverpool rijk. Ik weet niet
hoe ik het uit moet leggen, maar ieder
een in Liverpool begrijpt wat je bedoelt
als je zegt dat het een unieke stad is,
Misschien omdat het een haven is, mis
schien dat het gevaar van de zee de
mensen samengesmeed heeft".
Dennis laat inmiddels, na een minuut of
tien, zijn eerste klant alweer de stoel uit
stappen. Dat is snel! „Snel?", vraagt hij
verbaasd. „Dan had je me vroeger
moeten zien! Nee, ik word oud".
Frank neemt gewoon de draad weer op:
„Het noorden van Engeland is armer
dan het zuiden; Liverpool ligt in het
noorden, dus ga maar na. Kijk, je hebt
landen waar de regering er is voor het
hele land en je hebt landen waar de rege
ring er slechts is voor een gedeelte van
het land. Zo dénk ik erover".
„Liverpool is al veertig jaar onze groot
ste passie", zegt Frank en dat beaamt
Billy (49): „Wij hebben alle drie sei
zoenskaarten". Dat Liverpool zich mag
verheugen in de steun van de drie heren
en plaatsgenoot Everton niet, is een
kwestie van traditie. Billy: „In onze fa
milies was het nu eenmaal Liverpool".
Is er dan verder geen verschil tussen bei
de clubs aan de rivier de Mersey? „Ja
wel, wij zijn de beste!", roept Dennis en
de moeders in de zaak die hun zoontjes
komen laten knippen volgen schaterend:
„That's right, that's right".
Liverpool is de beste, dat staat voor de
bezoekers van Dennis' Barbershop als
een paal boven water. Ze kunnen het
nog bewijzen ook: de club wint nogal re
gelmatig allerlei wedstrijden. Maar hoe
vurig ze Liverpool ook aanhangen. 2,e
zijn niet bereid iets neerbuigends over
Everton te zeggen. Everton. dat is de
buurman, de vriend, de broer. Het is
volgens Dennis derhalve „ook een goeie
club", maar ja, „ze winnen iets minder
vaak, haha". Frank: „Elke fan wil dat
zijn club wint en Liverpool heeft dat tot-
nutoe gedaan, op een eerlijke, sportieve
manier. Daarom houden we van de spe
lers, we geven ze waardering voor de
prestaties die ze leveren".
HuWELfJK
Het huwelijk van Dennis, Frank en Billy
met FC Liverpool dateert al van hun
vroegste jeugd. „Mijn vader nam ons
mee naar het stadion", vertelt Frank. En
Billy zegt: „Het is een echte familieclub.
Er is een apart vak waar vaders en zoons
samen goedkoper kunnen zitten. Ja,
moeders en dochters ook, maar die ko
men niet zo vaak. Ik denk dat er nooit
meer dan twee procent vrouwen in het
stadion zit".
Frank: „We gingen het hele jaar door -
en dat doen we nog. Zomer en winter,
weer of geen weer".
Billy: „Weetje nog dat we erbij waren in
1965 toen we voor het eerst de beker
wonnen op Wembley?"
Frank: „Ja, we speelden tegen Leeds
United. Dat was toen nog een eerste-di-
visieclub, nu spelen ze in de tweede di
visie. We gingen met z'n allen naar Lon
den en bleven in de auto slapen, in Ba
ker Street".
Billy: „We wonnen met 2-1".
Frank: „Voor Liverpool scoorden Roger
Hunt en Ian St. John. Voor Leeds scoor
de Billy Bremner. Ik herinner me ook
nog goed dat we in Rome waren, in
1977. Toen wonnen we de Europese titel
voor landskampioenen; 3-1 tegen Borus-
sia Mönchengladbach. We waren met
negentig man en we vlogen via Nairobi,
hahaha. Nee hoor, we hadden geboekt
bij Kenya-airlines, dat was goedkoper.
In die tijd werkten we nog allemaal, toen
hadden we nog geld. Thatcher was nog
niet aan de macht hè".
Frank en Billy herinneren zich niet al
leen de hoogtepunten van Liverpool,
ook het absolute dieptepunt staat in hun
geheugen gegrift. Ze waren erbij in 1985
toen Liverpool-supporters in het Brus
selse Heizelstadion tekeer gingen en een
drama met 39 doden teweegbrachten.
Sindsdien hoeft het woord 'hooligan'
niet meer vertaald te worden en is de ge
welddadige aanleg van de Liverpool-fans
spreekwoordelijk geworden. „Verschrik
kelijk was het", zegt Frank. „Ik wil zo
iets in mijn hele leven nooit meer zien.
Nooit kan ik vergeten wat er toen voor
mijn ogen gebeurde. Ja, natuurlijk werd
ik verrast door het geweld van onze ei
gen mensen". Billy: „Mijn broer had
zijn zoontje meegenomen, dat doe je
toch niet als je zoiets verwacht? Al die
jaren was het goed gegaan. Liverpool
had een goede reputatie en nog: als je
een vriend uit Liverpool hebt, heb je een
goeie. Je kunt niet de hele club de schuld
geven van het gedrag van sommige sup
porters".
Dat mag zo zijn. toch zijn er genoeg die
het drama van Hillsborough niet los
kunnen zien van dat van Heizel. Jacques
George bijvoorbeeld, de voorzitter van
de UEFA. meende (tot zijn eigen schrik,
overigens) dat de Liverpool-supporters
zich wéér als beesten hadden gedragen.
En de politie van Sheffield, verantwoor
delijk voor de gang van zaken in het Sta
dion. zegt dat de opdringerige fans die
Hillsborough belegerden voortgestuwd
werden door dronkenschap, over politie
agenten heenpiesten en geld uit de zak
ken van slachtoffers stalen. Frank vindt
het schandalig zoiets te zeggen over
.jonge mensen die doodgedrukt zijn".
En Billy noemt het „typisch" dat weer
gedacht wordt dat alle Liverpool-suppor
ters hooligans zijn: „Elke stad heeft haar
raddraaiers, een minderheid die het voor
de meerderheid verpest".
Rouw
De gedachten van Dennis, Frank en Bil
ly zijn meer bij de slachtoffers dan bij de
daders. Ook zij gingen deze week de
gang naar het Anfield-stadion, om zich
te scharen in de rouwende stoet van dui
zenden en duizenden. Dennis: „Je kunt
niet naar de huizen van de slachtoffers
tóe, dus ga je naar het stadion om hen
eer te bewijzen. Het is een spontane re
actie van Liverpool op deze tragische ge
beurtenis". Frank: „Als je denkt aan die
vader die zijn twee dochters verloren
heeft, of die vrouw die haar man en haar
zoontje kwijtraakte, dan raak je hele
maal overstuur. Vreselijk, vreselijk, vre
selijk. Het enige dat we kunnen doen is
bidden. Ja, wij zijn alledrie rooms-ka-
tholiek. Toen mijn vrouw op televisie
zag wat er gebeurde zei ze: 'Hoe kan
God dat nu doen?'. Maar wij verwijten
het God niet. Wij vragen alleen: 'God,
waar bent u?1 Dat vragen we niet bitter,
dat vragen we verdrietig".
„De tijd zal de wonden moeten helen",
zegt Billy. „Dertien jaar geleden heb ik
een zoon verloren en toen dacht ik ook
dat ik daar nooit meer overheen zou ko
men. Maar toch. in de loop van de tijd.
leer je er mee te leven. Je vergeet het
niet, maar je kunt het aan". Frank: „Er
is altijd een beetje licht aan het einde
van de tunnel, dat is wat ik geloof. Maar
ik moet toegeven dat ik bij elke ramp als
deze een beetje van mijn geloof verlies".
STEVO AKKERMAN