Toekomstkunde bestaat niet finale SNARS door Piet Snoeren Het klakken van ongeduldige hakken in het trapportaal. Voorbode van storm op til en jawel. „Moet ie horen", stormde zij met wie bed, brood en gebeden gedeeld worden, het werkvertrek binnen. „Dat schaap bij de kapper daarnet". Wat wilde het geval? Zij met wie bed, brood en gebeden gedeeld worden, had besloten zulks voortaan te willen doen onder de vlag van een geheel nieuw, aan de eisen van het postmodernistische leefstijlprogramma Papier Glacé op TV 5 beantwoordende coiffure. Derhalve was ze een bezoek wezen brengen aan een hairstylingshop, zoals de naarsnijderijen van vroeger tegenwoordig bij het tippelen door de Gouden Gids blijken te heten. Daar had ze zich mak als een schaap aan een menigte gecompliceerde ingrepen onderworpen, op de uitdrukkelijke voorwaarde echter dat er geen spuitbus aan te pas zou komen. „Geen spuitbus?", had de behandelende hairstyliste nietbegrijpend gereageerd. Geen spuitbus, nee. Vanwege het milieu. Toen was het schaap alsnog een licht opgegaan. Natüüürlijk. Zelf had ze er ook nooit een haar op d'r hoofd over laten piekeren om een spuitbus mee te nemen in een vliegtuig, al waren die krengen op de Canarische twee keer zo duur als hier. Een spuitbus in een vliegtuig? Haar niet gezien. Het wicht dacht kennelijk: vliegtuigen komen hoog, de ozonlaag zit ook hoog en het gevaar voor die ozonlaag, dat zijn dus de spuitbussen die mensen in vliegtuigen meenemenbesloot zij met wie bed, brood en gebeden gedeeld worden, haar opgekropte relaas. „Zie je nou? Allemaal kippen zonder kop. Niemand die er een snars van snapt". Nee. En hoogstwaarschijnlijk omdat niemand er een snars van snapt, heeft 73 procent van de eind vorig jaar door de ANWB ondervraagde automobilisten geantwoord begrip te hebben voor de nieuwe snelheidslimieten uit oogpunt van verkeersveiligheid, terwiil slechts 20 procent te kennen gaf de limieten te respecteren vanwege het belang voor het milieu. Hetgeen, in afgeleide zin, voor koningin Beatrix betekent dat meer dan driekwart harer onderdanen geen snars fesnapt zal hebben van haar erstboodschap - de meest indringende die sinds decennia uit een gekroond hoofd is gekomen. Aan dovemansoren, deze apocalyptische waarschuwing: „Langzaam sterft de aarde en wordt het onvoorstelbare - het einde van het leven - toch voorstelbaarNu zijn ook wij mensen zelf een bedreiging voor onze planeet geworden Maar kan men al die onderdanen hun dovemansoren ook aanrekenen? Want oei, wat wordt hel de mensen ingewikkeld gemaakt om nog een snars van het milieu te snappen. Zou de Majesteit er bijvoorbeeld wel eens bij stil hebben gestaan dat een gemiddelde koe per dag 400 liter methaangas opboert? Dacht iedereen net: wegwerken de troep die zo'n beest aan de achterkant verlaat en klaar is Clara, zeggen onderzoekers opeens dat er aan de voorkant nog ergere troep uitkomt - erger omdat er van gas geen handzame korrels te maken vallen voor export naar Koeweit, nee, die 400 liter methaan per koe per dag, een totaal van 350 miljard liter jaarlijks, stijgen ten hemel en worden broeikas. Wat nou weer te doen? Een afzuigkap boven Clara? Ingewikkeld. Neem de plannen om troebele plassen en meren weer helder te maken opdat de Nederlander er hygiënisch in zwemmen kan. De troebelheid wordt veroorzaakt doordat er geen watervlooien meer zijn om de algen op te eten die woekeren in de zeepafval van de hygiënische Nederlander, en de vlooien zijn er niet meer omdat ze opgegeten worden door brasems. Het oppervlaktewater is verbrasemd, heet dat. Een oplossing is uitzetten van snoeken die de brasems opeten, zodat de watervlooien niet opgegeten worden die de algen opeten. Daarmee hebben ze een proef gedaan in een Utrechtse recreatiepias, genaamd Zwemlust, en het lukte. Water, zo helder dat men de bodem kon zien. Maar kon èr ook lustig in gezwommen worden? Nee dus. De zwemmers kregen last van huidirritaties in de vorm van blaasjes. Dat kwam doordat poelslakken zich in het heldere water kiplekker bleken te voelen en in poelslakken voelen de larven van plat wormen zich kiplekker, maar ze doen dat ook in de menselijke huid. Vandaar. Een oplossing is het uitzetten van voorn die graag poelslakken eet. Echter: voofn eet ook graag watervlooien en daarmee is men terug bij troebel. Ooit bij stilgestaan, Majesteit? De Deltawerken, nog zoiets. Heel het milieu ter plekke zou erdoor naar de knoppen gaan, kreten onheilsprofeten. En zie. Het barre beton van stormvloedkeringen blijkt te werken als een mediterrane rotskust. Een inventarisatie, onlangs door Rijkswaterstaat verricht, heeft aan het licht gebracht dat zich al vijftig nieuwe plantesoorten hebben geworteld in deze kunstmatige rotsen waardoor honderd nieuwe diersoorten zijn aangetrokken. Een appelboompje zou Maarten Luther volgens Beatrix nebben geplant, had hii te horen gekregen dat morgen het einde van de wereld zou komen. Ze bedoelde het bemoedigend, maar is het niet omgekeerd? Is het milieu niet al appelboompjes aan het planten voor het geval er straks lekker geen mensen meer zijn? De Landbouwuniversiteit Wageningen is verrijkt met een bijzondere leerstoel toekomstverkenning. Maar dit betekent niet dat de daarop benoemde prof. Jan Schoonenboom door een telescoop naar de 21 e eeuw zit te turen. Veeleer kijkt hij met een scherpe bril naar het heden en het verleden. Immers: in de toekomst valt niets te zien. „De toekomst is een leeg iets", zegt hij. „Men kan er gedachten over vormen, maar zekerheid heeft men nooit. De toekomst is ten principale ZATERDAG 28 JANUARI 1989 PAGINA 24 DEN HAAG - Marie-Jean Mar kies de Condorcet was de eerste po liticus, econoom en wijsgeer die op wetenschappelijke wijze uit het ver leden lessen probeerde te trekken voor de toekomst. Als de vader van de doorgetrokken lijn wordt hij be schouwd. Deze De Condorcet voorspelde in 1784 op grond van wat hij in het Europa van de acht tiende eeuw aan ontwikkelingen had bestudeerd, dat er geen om wentelingen van betekenis te ver wachten waren. Vijf jaar later (men zal er de komende maanden tot vervelens toe aan herinnerd wor den) brak de Franse Revolutie uit. De man die met het voorbeeld van deze blunder aan komt zetten, is prof. Jan Schoonenboom, kersvers door de Land bouwuniversiteit Wageningen binnenge haald als bijzonder hoogleraar toekomst verkenning en beleid. Bescheidenheid ontleent hij eraan. Nederigheid bijna. „Toekomstkunde in de zin van ge schiedkunde bestaat niet", heeft hij zijn studenten tijdens zijn eerste college voorgehouden. Immers: de toekomst is een leeg iets. Men kan er gedachten over vormen, maar zekerheid heeft men nooit. „De toekomst is ten principale onkenbaar". Tijdens het interview naar aanleiding van zijn hoogleraarsbenoe ming zal hij er de beroemde socioloog Norbert Elias bijhalen om duidelijk te maken wat hij bedoelt. „Elias heeft, vind ik, een heel fraaie vergelijking gemaakt tussen de toekomst en het schaakspel. Wanneer je terugkijkt, kun je een be paald spel van twee deelnemers en hun 32 stukken van a tot z reconstrueren. Het hele spelpatroon valt te herkennen. Maar kijk je naar een nieuw spel, dan zijn alle mogelijkheden weer totaal open. Elk nieuw spel is een onbeschreven blad. Van de toekomst kun je precies hetzelf de zeggen. Wanneer de deelnemers zich aan het spel van de toekomst zetten, is de uitkomst volstrekt ongewis. Boven dien: hoe oneindig veel ingewikkelder dan het schaakspel zit het spel van de toekomst niet in elkaar? Alleen dit al, dat het bij het spel van de toekomst niet louter gaat om het winnen, maar vaak evenzeer om het beperken van het ver lies". Prof. Schoonenboom, een kwieke veerti ger wie het is aan te zien dat hij menig vrij uur doorbrengt op de racefiets, fun geert sinds 1973 als wetenschappelijk hoofdmedewerker bij de Wetenschappe lijke Raad voor het Regeringsbeleid te Den Haag. Als zodanig was hij betrok ken bij de leiding over projecten aan gaande de arbeidsmarkt, sociale onge lijkheid, vrouwenemancipatie, etnische minderheden, mediabeleid, economie en toekomstverkenning. In Wageningen gaat hij het hebben over bevolkingssa menstelling, economie, ruimtelijke orde ning, natuur plus milieu en landbouw. Maar vooral over de vraag: hoe werkt de invloed van toekomstverkenning op het beleid en omgekeerd: hoe beïnvloedt het beleid de toekomstverkenning? Schots Glad ijs, zoals hij al beklemtoond heeft. Sterker: wie de jonge hoogleraar zo' hoort praten, krijgt het beeld van de toe komstverkenner als een beklagenswaar dige wetenschapper die op een schots van onzekerheden en in het holst van de nacht rondzwalkt over de oceaan van een nog niet bestaande werkelijkheid. Maar Schoonenboom blijft er vrolijk on der. „Tijdens mijn eerste college heb ik verwezen naar de Amerikaanse socio loog Wilbert Moore", zegt hij monter. „Die heeft een boek geschreven over de maatschappelijke functie van onwetend heid. Stel je eens voor, opperde hij, dat werkgevers en werknemers, bedrijven en overheden, bruiden en bruidegoms, stel je eens voor dat die allemaal alles van elkaar nu en in de toekomst zouden we ten? Zou zo'n samenleving niet uitmon den in een absolute chaos? Is het aardige van de toekomst niet juist hierin gelegen dat we hem ten principale nooit kunnen kennen? Ontleent niet veel van ons han delen juist daar een zin, een perspectief aan?". Schoonenboom erkent het bestaan van een tijd waarin toekomstverkenners met een aanmerkelijk grotere stelligheid ope reerden dan hij zich aan durft meten. Futurologen noemden ze zich toen en hun grote roerganger in Nederland was de Leidse hoogleraar prof. Fred Polak. „Die heeft zich zeer uitgesloofd voor de nieuwe wetenschap, ja. Een indrukwek kende, zeer erudiete man met veel histo rische kennis. Luister: we praten nu over het geestelijke klimaat van de jaren zes tig. Een erg optimistisch klimaat was dat. Overal heerste een onwrikbaar ge loof in de maakbaarheid van de samen leving, gepaard aan een niet te schokken vertrouwen in de wetenschap. Via de wetenschap kunnen we kennis over de toekomst vergaren, die sfeer. Maar sindsdien is het wetenschappelijk opti misme over de kenbaarheid van de toe komst behoorlijk getaand, en het politie ke dan wel beleidsmatige optimisme over de maakbaarheid van de samenle ving evenzeer. Na een periode van on stuimige groei waarin te verwachten toe komstige ontwikkelingen zich min of meer duidelijk leken af te tekenen, ver keert onze maatschappij nu in een perio de waarin er veel en soms grote onzeker heden bestaan over wat ons boven het hoofd hangt. Ongewisheid troef, zowel op economisch als op sociaal en cultu reel gebied". Staat de huidige toekomstverkenner dan helemaal met de handen in het haar? Zo erg is het volgens Schoonenboom nu ook weer niet. „De toekomstverkenner onderscheidt zich van de leek - waar ik ook de beleidsmaker gemakshalve maar even toe reken - doordat hij beschikt over een aantal methoden en technieken om de toekomst te beredeneren vanuit het heden en het verleden. Hij kan trends construeren en volgens een geble ken patroon doortrekken, hij kan sy steem brengen in wat de leek met zijn intuïtie benadert, hij kan zijn redeneer- stappen duidelijk zichtbaar en daardoor controleerbaar maken. In zoverre is hij dus methodisch wetenschappelijk bezig en al doende brengt hij kansen en moge lijkheden in kaart. Maar weten hoe de toekomst daadwerkelijk wordt, zal de toekomstverkenner nooit. Zijn uitspra ken blijven beperkt tot het stadium van de hypothesevorming. Immers: de proef op de som kan hij niet nemen en de fei- telijke ontwikkeling zal meestal anders zijn dan hij in zijn op bepaalde voor waarden gebaseerde uitspraken heeft kunnen vangen. Samengevat: de voor spellingen van de toekomstverkenner zijn a priori niet méér waar, niet dichter bij de waarheid, dan wat de leek van de toekomst verwacht". Plus het feit dat de toekomstverkenner natuurlijk een kind van zijn tijd blijft, blootgesteld aan dezelfde invloeden als de leek. Ook hij is bevattelijk voor kort stondige ontwikkelingen die zo in de mode raken dat iedereen 'ze als blijvend voor de toekomst aanneemt, en zal zich er niet geheel aan kunnen onttrekken. „Maar hij is er wel in getraind om oog voor deze zaken te hebben", borstelt Schoonenboom het pluche van zijn leer stoel wat op. „Hij heeft er kennis van dat ontwikkelingen in het verleden an ders verliepen dan men verwachtte, hij weet dat trends op onverwachte momen ten een breuk kunnen vertonen en hij heeft geleerd regelmatigheden te zoeken waar anderen slechts chaos waarnemen. Een goed ontwikkeld oog voor de ge schiedenis kan de toekomstverkenner dan ook uitstekend van pas komen". Lotsbeschikking Aldus toegerust tuurt Schoonenboom in zijn eigen woorden niet futurologisch door een telescoop naar de 21e eeuw, maar kijkt hij met een scherpe bril naar vragen als: wat zijn nu al knelpunten in onze samenleving; welke ontwikkelingen zijn denkbaar of waarschijnlijk; waar heen zouden we willen koersen en wat staat ons dan nu te doen? Een onderdeel van de bestuurskunde wordt de toe komstverkenning op die manier, een in strument waarmee bijvoorbeeld zicht baar kan worden gemaakt dat de beleids- marges niet zelden groter zijn dan men dat je de mensen wat rijper maakt voor de beoordeling van de kansen die de toe komst biedt. En dat kan zich weer verta len in een perspectief voor handelend optreden". Offers Wageningen is landbouw, landbouw is milieu. Wat kan de nieuwe hoogleraar toekomstverkenning en beleid dienaan gaande melden? Bedachtzaam: „Als het allemaal waar is wat er op ons afkomt (wat ik niet weet) dan krijgen de beleids makers een problematiek op hun börd die uniek is in de geschiedenis. Dan zul len ze moeten ingrijpen in menselijke ge dragspatronen en wel gedurende decen nia. Dan zullen ze van deze generatie of fers moeten vragen zonder het vooruit zicht dat de brengers van de offers er ook de vruchten van plukken. Dit vergt een mobilisatie van de bevolking gedu rende een zeer lange tijd en zoiets lukt eigenlijk alleen in omstandigheden van een hele grote crisis. Nogmaals: ik weet niet of het echt allemaal op ons afkomt. Maar als het waar is, zal de opdracht lui den: zet een proces in gang dat normaal alleen in tijden van een grote crisis op te brengen valt. En zie dat je er een blij vend, een maatschappelijk ingebakken proces van maakt". Gidsland De na-oorlogse wederopbouw vergde ook offers van de bevolking die er niet om logen. Toen echter stond er een on middellijke beloning tegenover woon- en werkgelegenheid voor iedereen. „Maar van de offers die het milieu zal eisen, is het nut niet merkbaar, althans niet op korte termijn, en om de mensen dan toch zover te krijgen, zijn een in strumentarium en een stelsel nodig die nog helemaal niet bestaan", sombert Schoonenboom. „Zelfs het denken er over (hoe bereiken we zoiets zonder de overheid in de rol van politieagent te dwingen) moet op beleidsniveau nog be ginnen. Persoonlijk vrees ik dat het nooit zal lukken wanneer het niet toch een zeker voordeel oplevert. Enig voor deel, dat lijkt me een voorwaarde. En dan zeg ik: waarom zou Nederland zich in dezen niet als gidsland kunnen gaan profileren? Waarom zouden we ons niet kunnen gaan specialiseren in produktie- processen die schoon zijn? En waarom zouden we vervolgens onze deskundig heid op het gebied van het milieu niet kunnen gaan exporteren, zoals we ge daan hebben met onze deskundigheid inzake de waterbouw? Nederland gids land in de strijd tegen de aantasting van het milieu. Ja hoor, dat zou best eens het nodige voordeel kunnen opleveren". PIET SNOEREN _L Prof. Jan Schoonenboom: „De toekomst is een leeg iets. Men kan er gedachten over vormen, maar zekerheid heeft men nooit." FOTO'S: CEES VERKERK aanneemt. „Beleidsmakers hebben nogal eens de neiging om aan trends die zich in het heden voordoen, de betekenis van een historisch gegeven of zelfs van een lotsbeschikking toe te kennen", bespie gelt Schoonenboom. „Zo heeft men een tijdlang gedacht dat het centrum van de wereldeconomie zich blijvend had ver plaatst naar het gebied van de Pacific. De trend wees ook in die richting: van het Middellandse-Zeegebied, via de Ne derlanden en later Engeland, naar de VS en zo door naar heel het gebied rond de Grote Oceaan. De vroegere centra van economische bloei zouden in deze optiek gedoemd zijn langzaam maar zeker naar de rand van het wereldgebeuren af te drijven. „Ken je aan zo'n trend een voorspellen de waarde toe, dan ziet het er voor Eu ropa en Nederland bijzonder negatief uit, en dit ongeloof in de toekomstkan sen van de EG heeft ook lange tijd ge heerst, zelfs bij toekomst verkenners. Maar wat zie je? Tegenwoordig zijn dat zelfde Amerika, datzelfde Japan juist als de dood voor de economische potentie van de EG na 1992. Een reuzezwaai van honderd tachtig graden. Helaas zijn on dertussen, door het geloof in de trend, bij ons wel allerlei initiatieven geduren de lange tijd blijven liggen. Ik wil niet beweren dat trends niet met een zekere hardnekkigheid kunnen voortduren. Maar het is van belang te onderkennen dat ze ook kunnen veranderen, hetzij uit zichzelf, hetzij via een daarop gerichte inspanning. E>e zin van mijn vak is dus £eidóe@ou/UMit'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1989 | | pagina 24