Jong en oud samen aan de slag 1 II inal Ie De mens en de aarde De andere jaren Tijdsbeeld Kanker Puur natuur KNOV: „KLEINE ONDERNEMER GEEFTKLEUR AAN HET LEVEN" Verdwijnende starters ZATERDAG 7 JANUARI 1989 PAGINA 22 Ze staan nog achter de toonbank, man en vrouw vaak allebei, helpen 's avonds ook een klant die achterom komt. Of, in een klein ambachtelijk bedrijf, zie je wel dat de baas maar geen afscheid neemt. „Zijn leven is z'n werk", zegt de buurt en zo gaat het dan door totdat het helemaal niet meer kan. In een aantal gevallen is het leven echt het werk, zouden de bejaarde bedrijfsvoerders ook niet anders willen. De negentigjarige kasteleinsvrouw die met vaste hand de glazen vult en bij gelegenheid zeker de kolommen van de regionale krant haalt. De eigenaar van de kleine constructiewerkplaats, die zich liever laat aanspreken als „de smid" dan als directeur van het bedrijf. Maar vaak is het gewoon bittere noodzaak. Jarenlang hebben ze gewerkt in een tijd die voor de kleine zelfstandige weinig mogelijkheden bood voor goede pensioenvoorzieningen. Wie het wel kon betalen, paste zich veelal aan bij het gangbare credo: „We horen voor ons zelf te zorgen". Al met al werkt nu in het midden- en kleinbedrijf 1 tot 50 werknemers) 8 tot 10 van de eigenaren door na het zestigste levensjaar; dat komt neer op 24.000 mannen en vrouwen. Het Koninklijk Nederlands Ondernemersverbond in Rijswijk (100.000 leden) heeft daar zo z'n eigen gedachten over. Een gesprek met drs. L. B. E. Vonk, plaatsvervangend algemeen secretaris van het KNOV. RIJSWIJK - Iets wegleggen voor „de oude dag". Ze dachten er echt wel aan en ze deden het ook. Met dubbeltjes en kwartjes in de voor oorlogse jaren. Later wat meer. Maar ook toen nog was er vaak geen geld voor een pensioenverze kering. Op het moment dat de za ken opeens slechter gingen, waren sommigen waarachtig nog blij ook dat ze die verzekering niet hadden. Konden ze hun spaargeld voor de oude dag in het bedrijf steken om dat op gang te houden. En nu moeten ze dus doorploeteren, om dat het toch al te bitter is na zoveel jaar werken alleen maar de aow in 't handje te krijgen. KNOV-secretaris Vonk: „Als je dit zegt, staan natuurlijk meteen kleine zelfstan dige ondernemers op om je te verzeke ren, dat ze 't echt doen omdat ze er nog plezier in hebben. Dat is ook een reali teit en we mogen er blij om zijn dat het bij hen zo is. Ik hoop dat ze zo lang door kunnen gaan als ze willen. En intussen praten wij verder over de anderen, die al iang hadden willen ophouden, maar het zich niet kunnen permitteren". Hebben die anderen zich dan misre kend Zo zou Vonk het niet willen zeg gen. 't Was meer een kwestie van de tijd waarin ze leefden. Als het spaargeld voor de oude dag weer eens opgeofferd moest worden voor de bedrijfsvoering, was er altijd nog het vooruitzicht dat later uit de verkoopsom van de zaak nog wel een lijfrente te creëren zou zijn. Bovendien kwam er in de jaren zeventig een steun tje van rijkswege bij: de fiscale oude- dagsreserve, waardoor een deel van de winst belastingvrij in de onderneming mocht blijven. Zij het, dat ook deze voorziening in de loop van de jaren nog al eens moest worden opgesoupeerd. Maar intussen veranderden de tijden. Het werd moeilijk een koper te vinden voor de winkel of de werkplaats. Erfop volging - hetzelfde verhaal. Zoons of dochters hadden 't al lang bekeken, zochten beter betaalde bestemmingen met meer vooruitzichten in de maat schappij. Ook die route om aanvulling te krijgen op de aow was daarmee afgesne den. Jongeren, die nu voor zichzelf beginnen, doen het anders. De oudedagsvoorzie ning wordt veelal structureel opgenomen in de exploitatie, onder het eigentijdse motto: 'Als dat niet kan, is het geen ge zond bednjfHet voordeel van die optie is, dat de opgebouwde reservering blijft bestaan, ook in tijden van tegenspoed en zelfs als het bednjf voortijdig wordt op geheven. De ouderen die huns ondanks nu door moeten werken hebben daar niet zoveel meer aan, maar hoeven zich zelf ook niets te verwijten. Iedereen bouwt immers zijn bestaan op binnen de mogelijkheden van het tijdsbeeld, waar in hij leeft. Wie wel op z'n eigen tijd kan stoppen, heeft soms weer andere problemen. Be hoedzaam afbouwen is een zeldzaam fe nomeen bij de managers in het midden- en kleinbedrijf, het werk heeft ontzaglijk veel van hen gevraagd en blijft dat doen tot op de laatste dag. De overgang naar de luwte van een arbeidsvrij bestaan is dan een behoorlijke ingreep en in legio gevallen wordt die luwte eigenlijk hele- Kijken in de spiegel (6) Wat is en kan en wil en mag en moet de mens? Wat is de zin van mijn bestaan? Wie ben ik en waartoe leef ik? Wat is de zin van deze wereld? In een serie van negen artikelen, waarvan vandaag de zesde aflevering, probeert Ype Schaaf de mens van vandaag een spiegel voor te houden. De bedoeling van zijn spiegel is te vragen of zijn zienswijze klopt en vooral om mensen te helpen zelfantwoorden te gaan zoeken. Uw reacties en uw meedenken dienen daarom ook aan bod te ko men. Probeer ze op papier te zetten en stuur ze aan: Ype Schaaf, Postbus- 341, 9100 AH Dokkum. Zet uw leeftijd en beroep erbij. Zendt uw reacties op zijn laatst aanstaande donderdag, opdat uw bijdrage op tija verwerkt kan worden in een vol gend artikel in de zaterdagbijlage. Uw naam wordt daarbij niet vermeld. Het is de bedoeling aan het einde van dit gesprek het geheel te bundelen in een boek. Tenzij de schrijver anders aangeeft worcit ervan uitgegaan, dat zijn of haar meedenken in dat boek verwerkt mag worden. De mens leeft op aarde. Dat is niet een voudig, want hij is lichamelijk niet sterk. Eigenlijk heeft de mens maar twee hulp middelen om zich te handhaven: zijn grote herseninhoud en zijn medemen sen. Over het (al dan niet) overleven sa men met anderen en ook over het ge bruik maken van die grote herseninhoud ging het vorige- artikel. Nu komen de aardse grenzen aan de orde, waar de mens niet onderuit kan. De mogelijkhe den van de natuur zijn namelijk duide lijk begrensd gebleken. Niet alleen kunnen de fossiele brandstof fen, zoals olie, aardgas en steenkool, maar één keer verbrand worden, ook de capaciteit van de lucht, de bomen, de zeeën en de rivieren om vervuiling te verwerken heeft grenzen. Bewijs daar voor vormen het gat in de ozonlaag bij de Zuidpool, de zure regen en de stef- vende meren en bossen, de ondergang van dieren in het Waddengebied; de smog van Londen, Mexico-Stad en het Roergebied enzovoort. Ook blijkt de hoeveelheid vis in de zeeën niet onbe perkt en kunnen de regenwouden op aar de niet ongestraft in hoog tempo gekapt worden. Al deze feiten tonen aan dat de ontwik kelde mens die de aarde naar zijn hand is gaan zetten, tegen grenzen oploopt. Het heeft te maken met overdaad. De mens is te veel van de aarde, de lucht en het water gaan vragen. Hij is andere mensen gaan overvragen, met als gevolg spanningen en breuken in relaties. Zo goed als hij ook te veel van zichzelf is gaan eisen en dat mag betalen in de vorm stress, maagkwalen en hartziekten. En hij eist te veel van de aarde, de lucht, het water en zichzelf uit gemakzucht, zelfzucht, begeerte of haat. Tekenend is daarbij dat de belangrijkste doodsoorzaak van mensen in onze da gen, kanker, ook met overdaad te maken heeft. Een kankergezwel is immers een zich ergens in het lichaam eindeloos on geremd vermenigvuldigende hoeveelheid cellen. De mens heeft ook grenzen overschre den, omdat hij lange tijd alleen geld, kennis en grond als economische facto ren liet tellen, maar niet aan het milieu dacht, laat staan aan de geestelijke volksgezondheid. Dat gaat nu niet meer. De snel gegroeide bevolking en de indus trialisatie hebben het milieu grote scha de toegebracht, terwijl veel meer mondig geworden mensen een leefbaar leven wil len. De plaats van de aarde in de godsdienst is nogal verschillend. Vruchtbaarheid van mens en natuur is in de natuurgods diensten erg belangrijk. Er. hoort bij dat men vaak zuinig is op de dieren: er mag alleen gedood worden uit noodzaak. In het hindoeïsme zijn koeien heilig, in het boeddhisme is soberheid een centraal punt en de islam kent een alcoholverbod voor mensen en voor het geheel van de samenleving nogal strakke spelregels. Ook het jodendom heeft tot in details uitgewerkte voorschriften voor de maat schappijen het beloofde land. De men sen moeten elkaar liefhebben en hun li chaam behoort een tempel te zijn. Maar daarnaast zijn er wetten die voorschrij ven, dat de aarde om de zeven jaar een heel sabbatsjaar moet uitrusten en dan niet bebouwd mag worden, maar ook dat om de zeven keer zeven jaar alle sla ven vrijgelaten moeten worden, waar door elke economische scheefgroei wordt rechtgetrokken. De huidige populariteit van het Oude Testament en het jodendom in sommige christelijke kringen heeft met deze be trokkenheid op de aarde en de samenle ving te maken. Omdat het christendom de relatie tussen God en de mensen sterk vergeestelijkt heeft, is de natuur overgelaten aan bevlogenen als Francis- cus van Assisi of in onze dagen Hans Bouma. En dat terwijl de christelijke conceptie van de opdracht van de mens om als rentmeester de aarde te beheren alleszins bruikbaar is. Trouwens, ook het kernbegrip van Albert Schweitzer, „eer bied voor het leven", is weer actueel. Het verhaal van de moderne puur-na- tuuraanhangers dat de mens zijn plaats moet vinden en aanvaarden in het eco logisch evenwicht van de natuur zelf, gaat maar zeer ten dele op. Het even wicht in de natuur is een bikkelharde zaak, waarbij niet alleen grotere, sterkere en snellere dieren de kleinere opvreten, maar ook de sterken ervoor zorgen dat de zwakken en ouderen opgeruimd wor den. De mens onderscheidt zich nu juist van de dieren daarin, dat in zijn wereld wel plaats mag, kan en moet zijn voor zwak ken en ouderen. Om dat in de samenle ving voor elkaar te krijgen is praktisch niet eenvoudig gebleken. In communisti sche landen leverde de gelijkheid een onmenselijke bureaucratie op, waarbij invaliden, gehandicapten en andersden kenden niet mochten bestaan (het milieu trouwens ook niet). De socialistische verzorgingsstaat bleek verstumpering en oneigenlijk gebruik te stimuleren. En wat de Duitsers zo mooi de sociale- markteconomie noemen maakte mensen tot gevallenen en werd bovendien onbe taalbaar. Reagans en* Thatchers harde saneringen in respectievelijk de VS en Groot-Brit- t^nniè hebben het aantal hopeloos ach terblijvende ongeschoolden en bejaarden sterk doen toenemen. In feite is daar het recht van de sterkste uit de natuur inge voerd voor mensen. Maar de mens blijft dan beneden de menselijke maat. De mens kan zich trouwens ook fysiek niet handhaven wanneer hij zich aanpast aan de evenwichten van de natuur. De mens moet zijn grote herseninhoud gebruiken om de natuur naar zijn hand te zetten, anders sterft hij van de kou of van de honger. £etcLóe(3ou/uMit te". Van de kleine en middelgrote star ters in dit land verdwijnt de helft binnen vijfjaar van het toneel. Waarom Door gaans kennen ze hun vak. Aan onderne mingslust ontbreekt het hen ook niet, anders waren ze er niet aan begonnen. Een flink deel van de problemen waar aan ze ten gronde gaan, blijkt voort te komen uit manco's in de ervaring die de ouderen indertijd wijs heeft gemaakt. Vonk: „We moeten daarbij twee dingen goed uit elkaar houden. Wij hebben bij het KNOV wel degelijk consulenten in dienst om beginnende ondernemers te helpen, maar dan gaat het om actuele problemen in de bedrijfsvoering. De er varing van oudere ondernemers kunnen wij niemand meegeven, dat zou men on derling moeten doen. Daarom zijn we nu gericht bezig met plannen om de twee partijen met elkaar in contact te brengen. Dat hoeft helemaal niet zoveel geld te kosten". „Kleine ondernemers zijn typisch figu ren die kleur geven aan het dagelijkse le ven in onze maatschappij. Kijk maar om je heen. Op elk moment van de dag verzinnen ze weer iets nieuws, op elke behoefte van de consument springen ze in, vaak met rijke fantasie. Dat is andere koek dan bijvoorbeeld sommige multi nationals ons presenteren. Die hebben nogal eens de neiging voor de consu ment uit te maken wat goed voor hem is. En als we dan tot het inzicht zijn ge komen dat de kleine ondernemer werke lijk het dichtst bij de consument staat, dan moeten we die ondernemer ook de instrumenten in handen geven waarmee hij kan concurreren tegen de grote jon gens. Maar wat een moeite heeft het ge kost, bijvoorbeeld, om de overheid zo ver te krijgen dat zij garantiekredieten verstrekt aan kleine ondernemers. En zo kun je wel bezig blijven; maar wat is het de moeite waard. Even een gek voor beeld, maar ik haal ik het toch aan. In Istanboel zag ik de kooplui bezig met hun bootjes en kraampjes, door de hele stad. Er valt veel over te zeggen, ook wel iets negatiefs, maar één diepe indruk blijft je altijd bij: zonder die kooplui en hun handel zou die stad nooit kunnen zijn wat ze nu is". AADSCHOUTEN Boven: In het midden- en kleinbedrijf (1 tot 50 werknemers) werkt 8 tot 10 van de eigenaren door na hun zestigste levensjaar; dat komt neer op 24.000 mannen en vrouwen. maal niet gewenst. Je ziet de „gepensio neerde" kleine ondernemers dan opdui ken in, bijvoorbeeld, besturen van orga nisaties, waar ze met hun veelzijdige in breng van harte welkom zijn. Vonk: „De maatschappij als geheel zou hier veel sterker op moeten inspelen. Ervaring en inzicht van die ouderen in de markt houden voor jongeren. Daar is grote be- Drs. L. B. E. Vonk van het KNOV: Zonder de ondernemers in midden- en kleinbedrijf zou de maatschappij nooit kunnen zijn wat ze nu is". FOTO'S: MILAN KONVALINKA hoefte aan: pas beginnende ondernemers hebben vaak een praatpaal nodig en dan bij voorkeur eentje die zinnige antwoor den kan geven. Denk aan zaken zoals besluitvorming en het moment waarop beslissingen genomen moeten worden. De benadering van mensen en van pro blemen, marktgevoel: allemaal dingen waar oudere ondernemers ervaring mee hebben. Ze trokken indertijd lering uit successen en fouten. Ze kunnen daarmee nu de jonge starters van dienst zijn". Met nadruk stelt Vonk, dat het hier niet gaat om zo maar „een aardige gedach-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1989 | | pagina 22