88
te kijk
fieicWSommit
BINNEN
LAND
||„Mijn paspoort-
s- ontwerp is
„Buitenlandse politiek
vergt veel optimisme"
;EN1ANDRÉ VAN LIER LAAT
1 NIET MET ZICH SOLLEN
MINISTER HANS VAN DEN BROEK
rig besta
is in
s gevierd
betering
rk kreeg J.
ooster in n|/
es gewoon goed
DEN HAAG Hoewel hij het zelf „puur toeval"
noemt is het niet van symboliek ontbloot dat minister
Hans van den Broek van buitenlandse zaken bij zijn
geboorte al in het buitenland vertoefde. Zijn wieg
stond in Parijs, waar hij op 11 december 1936 ter
I wereld kwam. „Mijn vader werkte daar als journalist
voor De Telegraaf, De Tijd en De' Maasbode", legt hij
uit. „Ik heb trouwens in mijn prille jeugd nog wel
meer buitenlandse ervaring opgedaan, want toen de
j Tweede Wereldoorlog uitbrak zijn we met ons gezin
via Spanje en Portugal naar Londen gereisd. Pas na
de oorlog, toen ik negen was, gingen we in Neder
land wonen".
Mr. Hans van den Broek heeft zich tijdens zijn nu zes
jaar durende ministerschap zelden in interviews
blootgegeven. Zijn drukke, veelal reizende bestaan
laat daartoe ook weinig ruimte. Op de drempel van
het nieuwe jaar maakte hij echter een uurtje vrij voor
een ontspannen gesprek. Niet over de nieuwe pas
poorten („Een vervelende en trieste affaire") maar
vooral over zichzelf en de positie van Nederland in de
wereld.
De minister is de laatste jaren veelvuldig aangeduid
als „kroonprins" van premier Lubbers, maar deze ti
tel werpt hij verre van zich. „Ik ben geen kroonprins
en ik voel me ook niet zo. Bovendien, de vorst zelf
heeft onlangs besloten nog een poos te willen door
regeren, dus over opvolgers hoeft voorlopig niet
meer gesproken te worden".
Toen Van den Broek eind jaren vijftig in Utrecht
rechten studeerde, raakte hij aan de politiek verslin
gerd. Die belangstelling heeft hem sindsdien niet
meer losgelaten. Ook de welhaast aangeboren hang
naar vreemde verten kwam in die periode weer tot
leven. Hij trok vijf maanden door Afrika „om kennis
te maken met andere culturen en met de problemen
in ontwikkelingslanden" en ging twee keer naar Ma
rokko „omdat ik mij hevig interesseerde (nog stéeds
stond ir trouwens) voor de relaties tussen christendom en is-
deen lam".
het Vanwege de rooms-katholieke nestgeur bij hem thuis
metziö sloot hij zich vrijwel automatisch aan bij de KVP. „Ik
Op de heb me daar altijd in thuisgevoeld, hoewel ik moet
ien toegeven dat ik in 1966, na de beruchte „Nacht van
Schmelzer", wel enkele twijfels over die partij heb
•to-AN gekoesterd. Inderdaad, net als Ruud Lubbers, maar
ook hij heeft net als ik nooit z'n lidmaatschap opge-
IP zegd".
r „Mijn eerste stappen in de politieke praktijk zette ik
fi in 1970, toen ik voor de KVP gemeenteraadslid werd
rj-® in Rheden, bij Arnhem. Ik was toen directie-secreta-
Jiw, r's bij het kunstvezelbedrijf Enka, onderdeel van het
m Akzo-concern. Een beetje ongewoon misschien voor
■Bk; iemand die als advocaat was begonnen, maar ik had
Kfj er gewoon zin in m'n blik te verruimen. Het bedrijfs-
Ki leven trok mij erg aan en zo kwam ik bij Enka te-
recht, waar ik uiteindelijk commercieel manager
werd. Ook in die functie heb ik heel wat van de we
reld gezien".
AMBITIE
Bij de kamerverkiezingen van 1972 stond Van den
Broek op een onverkiesbare plaats, maar eerder dan
verwacht kwam er door het tussentijds vertrek van
een KVP-kamerlid een zetel voor hem vrij. Dat was in
de herfst van 1976, toen het kabinet-Den Uyl worstel
de met de Lockheed-affaire en de Oosterschelde-
dam. „Ik had tien dagen bedenktijd. Norbert Schmel
zer, die ik niet alleen kende als partijgenoot maar
ook als adviseur van Akzo, heeft me er toen van
overtuigd dat ik ja moest zeggen. Ik kreeg van Akzo
wel een terugkeergarantie. Zou ik bij de volgende
verkiezingen buiten de boot vallen, dan kon jk er zo
weer beginnen".
Van die terugkeer is het nog steeds niet gekomen.
Van den Broek bleef kamerlid, werd '81 staatssecre
taris van buitenlandse zaken en ruim een jaar later
minister. „Nee hoor, ik heb dat nooit geambieerd. Ik
weet dat in bijna elk kamerlid de ambitie huist om
ooit een post in een kabinet te krijgen, maar bij mij
was dat echt niet het geval. Wat m'n carrière betreft
heb ik nooit ver vooruit gedacht".
Van den Broeks illustere voorganger Luns zei eens
dat het Nederlandse ministerschap van buitenlandse
zaken per definitie een vreselijk drukke job is omdat
ons kleine land nu eenmaal ontzettend veel buiten
land heeft. „Daar zit wel een kern van waarheid in",
beaamt de huidige minister. „In het derde kabinet-
Van Agt was Van Agt niet alleen premier maar ook
minister van buitenlandse zaken. Dat deed hij er
even bij. Omdat ik zijn staatssecretaris was, maakte
ik van nabij mee hoe Van Agt als een ware duivels
kunstenaar die twee banen probeerde te combine
ren. Ik moet toegeven dat ik toen menigmaal vraag
tekens heb gezet bij de dubbele pet die hij droeg.
Zoiets is niet te doen. In de praktijk kwam het erop
neer dat hij overdag z'n werk als premier deed en de
buitenlandse zaken in de nachtelijke uren regelde.
Ongelooflijk!".
KRUISRAKETTEN
„Versta me nu niet verkeerd, want ik was zeer op
Van Agt gesteld. Toen hij in het najaar van 1982 aan
kondigde dat hij zou vertrekken was ik echt aange
slagen. Op een avond nodigde hij me op het Cats-
huis uit. Ik dacht: dat wordt weer zo'n gezellige bij
eenkomst met een paar glazen wijn of port, waarvan
we er daar al heel wat hadden verschalkt. Maar toen
zei hij opeens tot m'n verbijstering: „Vriend, ik vind
dat het tijd wordt dat ik de zaak aan een ander over
doe". Die ander werd dus Ruud Lubbers, met wie ik
overigens al een uitstekende verstandhouding had
opgebouwd in de periode waarin hij CDA-fractielei-
der was en ik kamerlid".
Eén van de grootste problemen waarvoor het eerste
kabinet-Lubbers zich gesteld zag was het vinden van
een oplossing voor het kruisrakettenvraagstuk, dat al
sinds 1979 de gemoederen in Nederland had bezig
gehouden. Tijdens de kabinetsformatie had Lubbers
groot opzien gebaard door de „rakettenministeries"
(buitenlandse zaken en defensie) met twee christen
democratische tegenpolen te bemannen: de alom als
„hard en rechtlijnig" gekenschetste Hans van den
Broek, representant van de rechtervleugel in het
CDA, en de zachtmoedige, soepele jurist Job de Rui
ter die tot de meer verlichte geesten werd gerekend.
Met deze twee mensen wilde de premier alle geledin
gen binnen de coalitie tevreden stellen. „Op het eer
ste gezicht was het een wat merkwaardige combina
tie, maar aan de andere kant ook een prachtig staal
tje van het onorthodoxe denken van Lubbers", zegt
Van den Broek nu.
In één adem door rekent hij af met de vaak gehoorde
veronderstelling dat het tussen hem en De Ruiter in
die jaren nimmer geboterd heeft. „Ik had en heb gro
te bewondering voor De Ruiter. Nooit, nee echt nooit
is het tussen ons tweeën tot heftige discussies geko
men, laat staan tot ruzies. We hadden natuurlijk bei
den wel een verschillende benadering van het raket-
tenvraagstuk, maar over enkele principes waren we
het eens: we moesten proberen van die ellendige wa
pens af te komen en Nederland mocht geen gevaar
worden voor het NAVO-bondgenootschap. Gelukkig
is het vraagstuk uiteindelijk tot ieders tevredenheid
opgelost".
EIGENSCHAPPEN
Over welke eigenschappen moet een minister van
buitenlandse zaken eigenlijk beschikken, wil hij of zij
dat ambt naar behoren kunnen vervullen? Van den
Broek werpt nadenkend de blik naar het plafond en
somt op: „Je moet diplomatieke gaven hebben. Tact.
En een grote dosis optimisme, want veel ontwikkelin
gen gaan lang niet zo goed of zo snel als je zou wil
len. Bovendien moet je over een ruim inlevingsver
mogen beschikken en voortdurend rekening houden
met andere opvattingen en culturen. Talenkennis is
uiteraard ook belangrijk, evenals dossierkennis. Als
je ergens in een land op bezoek gaat of als je buiten
landers ontvangt moet je immers goed weten waar je
over praat".
„Als minister van buitenlandse zaken moet je in feite
een duizendpoot zijn. Je moet overal verstand van
hebben. Over de grens ben je immers de eerste ver
tegenwoordiger van je land. Ik word dan ook aange
sproken op allerlei grensoverschrijdende zaken als
economie, milieu, defensie, vervoer, terrorisme
noem maar op. In Nederland ben ik daar allemaal
I DEN HAAG „Het is net een stoplicht. Dan staat
I het op groen, dan op oranje en dan weer op rood".
I Zo typeert de Haagse „totaalontwerper" André van
I Lier de perikelen rond het nieuwe paspoort het afge-
I lopen jaar. In feite zijn paspoort. Want hij was het die
in oktober 1987 door KEP werd aangezocht om met
een ontwerp voor de nieuwe pas te komen. Maar,
I werd er toen meteen bijgezegd, dat moest wel snel
gebeuren, want de pas zou op 1 januari 1988 worden
ingevoerd. Nu, een jaar later, is het paspoort er nog
steeds niet en heeft Van Lier voor zijn werkzaamhe-
I den alleen een voorschot gekregen.
TUE
atieve
die
te zijn
rCJTO:/
Even voor de duidelijkheid. Den Haag kent Van Lier
van objecten als „Roadline" (in de volksmond de pa
perclip) aan de Schenkkade, „Pressed Circles" te
genover het provinciehuis en het gele frame dat eni
ge tijd tiet begin van de Denneweg markeerde.
In zijn ruime werkkamer praat hij opvallend laconiek
over het paspoortdebacle. Een andere ontwerper zou
in dezelfde situatie wellicht stampvoetend de haren
uit zijn hoofd hebben getrokken. Geen paspoort,
geen eer van je werk en nog geen duidelijkheid.
Maar Van Lier blijft er nuchter onder. Hij zegt zich
ook niet gepakt te voelen door KEP. En dat, terwijl
hij toch een jaar lang door directeur Will Baard aan
het lijntje is gehouden.
Van Lier ging met KEP in zee zonder van te voren
een aantal zaken, zoals de auteursrechten, contrac
tueel vast te leggen. „Baard zei steeds tegen mij dal
dat nog wel in orde zou komen. Je hebt mijn woord,
zei hij steeds. En daar ging ik op af. Kijk, je mag er
van uitgaan dat een paspoortproject een solide pro
ject is. Als ik per se dat contract had willen hebben,
had ik de opdracht waarschijnlijk nooit gekregen".
NIETS GEREGELD
Ondanks herhaaldelijk aandringen van de Haagse
ontwerper is er nooit een contract gekomen en werd
het gebruik van de auteursrechten ook niet geregeld.
Wel is het ontwerp gebruikt om andere landen, die
dok het invoeren van een nieuw paspoort overwegen,
r ertoe over te halen het door KEP te laten maken. Bo
vendien drukte de Staatsdrukkerij ondertussen het
ontwerp af op een promotiefolder voor de introductie
van het grensdocument.
Maar schokkender nog was de ervaring van Van Lier
toen hij onlangs boodschappen deed. „Ik moest een
filmrolletje wegbrengen in de Passage en zag daar
ineens een paspoorthoesje van Polaroid in de winkel
liggen met mijn eigen ontwerp erop. Te koop voor
4,95 gulden. Die afbeelding moet Polaroid van KEP
hebben gekregen of uit de kleurenbijlage van Vrij Ne
derland hebben gehaald, waarin schetsen van het
nieuwe paspoort hebben gestaan".
De kwestie van de auteursrechten zal ongetwijfeld
nog wel de nodige discussie opleveren, maar Van
Lier heeft in elk geval het gevoel sterk te staan.
Mocht zijn ontwerp ooit nog worden, uitgevoerd, door
welke paspoortfabrikant dan ook, dan zijn de au
teursrechten beschermd. Hij kan immmers aantonen
dat hij het ontwerp heeft gemaakt.
Behalve dat Van Lier geen contract kreeg, werd hij
maar summier ingelicht over de ontwikkelingen in de
paspoortzaak. „Ik hoorde bijna nooit wat. De perso
neelsleden werden over alles ingelicht. Maar ik moest
het maar in de krant lezen". Directeur Baard ver
zocht hem zelfs niet met de pers te praten.
Nu praat de ontwerper dan toch met de pers. „Kijk,
ik heb me een hele tijd laten parkeren. Maar nu kom
ik toch om een hoekje kijken. Ik ben een vrije jongen,
zoals dat heet. Dan mag ik toch zeker praten met wie
ik wil?".
CONSTRUCTIVIST
„In de kroeg begint iedereen te grinniken als ik bin
nenkom", vertelt Van Lier als we hem vragen naar de
reacties van zijn vrienden en kennissen. „Hé meneer
KEP, roepen ze dan. Ach, het is leedvermaak", zegt
hij, ervan overtuigd dat zijn paspoort nog steeds het
beste is dat er bestaat. „Ik geniet er nog dagelijks
van. Het is eigenlijk zó'n simpel idee, maar qua uit
drukking heel sterk".
Van Lier liet zich niet inspireren door de paspoorten
van andere landen. „Dat zijn maar dooie stukjes pa
pier". Ook het huidige Nederlandse paspoort was
geen inspiratiebron. Nee, het moest iefs heel anders
worden. Niet alleen maar lijnenstructuren. Terwijl je
dat van een constructivist als Van Lier misschien wel
zou verwachten.
Als uitgangspunt nam hij de Nederlandse driekleur.
Dat had als resultaat een mooie vlakverdeling van de
pagina's. Daarin projecteerde hij Europa in de kleur
grijs, waar Nederland weer in groen werd uitgelicht.
Het sterke van Van Liers concept is de Europese di
mensie die hij aan het paspoort meegeeft. „Je zou je,
kunnen voorstellen dat tezijnertijd elk land in Europi
zijn eigen vlag alè uitgangspunt neemt en vervolgen
daarin zijn land projecteert. Het kan nog makkelijk
zijn ook. Want neem bijvoorbeeld Amerikanen. Als j<
tegen hen zegt dat je uit Nederland komt, weten ze
niet waar dat ligt. Dan pak je even het paspoort erbi
en kun je het zo laten zien", aldus de ontwerper.
„Kijk, over beeldende kunst kun je discussiëren. Zo'
als bijvoorbeeld over „Roadline". ®at vind je mooi o
niet mooi. Maar dat kun je van mijn paspoortontwerf
niet zeggen. Het is voor iedereen herkenbaar. Daar i:
gewoon geen discussie over mogelijk".
Terugkijkend op zijn ervaringen met het paspoort
zegt hij: „Ik ben een ontwerper, maar in de eerste
plaats realist. Ik ontwerp interieurs, logo's, grafisch
werk en heb een enorme houvast aan vrij werk. Ik wi
niet op één spoor zitten. Stel dat ik alleen met dat
paspoort bezig was geweest, dan zou ik nu waar-
schijnlijk niet rustig slapen". CLARISSE BUM/
Minister Van den Broek is naar eigen zeggen niet de kroonprins van het CDA. „Bovendien, de vorst zelf heeft onlangs besloten nog een poos te willen regeren, dus over opvolgers hoeft voorlopig niet meer
gesproken te worden". foto: cees verker
niet verantwoordelijk voor, maar in het buitenland
moet ik er wel zóveel van weten dat ik ermee kan
werken. En dan zijn er nog de internationale organi
saties als de EG, Verenigde Naties en NAVO, die
voor ons land van zeer groot belang zijn. Ook daar
moet je als representant van Nederland goed besla
gen ten ijs komen. In het buitenland moet je vaak
veel uitleggen over Nederland. Over ons drugsbeleid
bijvoorbeeld. Opmerkelijk is overigens dat de kritiek
die we daar veelvuldig op hebben gehoord steeds
meer verstomt. In veel landen begint men in te zien
dat de Hollandse aanpak nog zo gek niet is".
GOEDE NAAM
„Over het geheel genomen heeft Nederland een goe
de naam in het buitenland. Dat merk ik overal waar
ik kom en vooral in de Derde Wereld. Men ziet ons
als een land met idealen die niet alleen met de mond
beleden worden maar ook met de daad. Dat laatste
blijkt onder meer uit het feit dat we behoorlijk goed
bekend staan vanwege onze inspanningen ter verbe
tering van de rechten van de mens. Qua oppervlakte
zijn we wel een klein landje, maar op veel gebieden
presteren we heel wat en hebben we veel zinnigs te
berde te brengen. Rotterdam is de eerste haven ter
wereld, Schiphol heeft een uiterst belangrijke distri
butiefunctie voor Europa, we hebben enkele grote
multinationals binnen onze grenzen en na de Vere
nigde Staten is Nederland de tweede landbouwex-
porteur ter wereld!".
„Natuurlijk, het lot van de wereld wordt niet in
Haag bepaald, voor dat soort zelfgenoegzaamheid i
absoluut geen aanleiding. Maar we worden overal s
rieus genomen, van het Kremlin tot het Witte Huis
alles wat daar tussen ligt. Of ik George Bush per
soonlijk ken? Jazeker, ik heb hem de laatste jaren
een paar maal ontmoet. Hij is een heel toegankelijk
man die goed kan luisteren en, dat zal u misschie
verwonderen, iemand met een zeer optimistische V
op de toekomst. Ik heb al eerder gezegd hoe beia
rijk dat is in de buitenlandse politiek: optimistisch
blijven".
DICK VAN RIETSCHOTE!
RIK IN T HOUT