T7 Kerstmis EcidócSotvutnt Het vreten en de moraal in een ongaarse filmstudio ZATERDAG 24 DECEMBER 1988 Mack the Knife, hoofdpersoon in Brechts „Dreigro- schen Oper" wordt gespeeld door Raul Julia. een Hongaarse figurant heeft laten hangen. Wan neer de film klaar is (Golan zou er het liefst het filmfestival van Cannes volgend jaar mee openen) töch even op letten. Er wordt in hoog tempo ge werkt. Die dag worden er vier scènes gemaakt, waaronder een gecompliceerde waarin een rijtuig met paarden van de ene kant langs Soho Square rijdt, terwijl de camera via de rails een „rijder" maakt langs de andere kant. In al die scènes staat popster Roger Daltrey centraal. Midden in de tien de herhaling van een scène draait hij zich naar me om, spreidt z'n armen uit en zegt quasi wanhopig: „En dan zeggen ze nog dat film „glamour" is". Dal trey, ex-leadzanger van de popgroep The Who heeft er inmiddels een aardige acteurscarrière op zitten: de verfilming van de rockopera „Tommy", Franz Liszt in Ken Russells „Lisztomania", de hoofdrol in de autobiografie van de ex-misdadiger McVicar en nu Brecht. Daltrey: „Het is voor rocksterren veel moeilijker om carrière in film te maken dan voor echte acteurs. Het „image" van de rockster staat al vast en dat wil het publiek op het doek zien. Rock sterren krijgen vaak een rol omdat men denkt dat ze de bioscoopkassa's laten rinkelen. Maar ik heb nog maar zelden een goede rol van een rockster ge zien". UNDDER HAIFISCH Roger Daltrey gedraagt zich op de set even beschei den als wanneer hij praat. Zijn rol is niettemin van wezenlijk belang in Menahem Golans versie van de „Driestiiiversopera" van Brecht. Belangrijker dan in het oorspronkelijke stuk. Toen Brechts bewer king van de toen 200 jaar oude „Beggar's Opera" van John Gay in 1928 in het rumoerige Berlijn van die dagen in première zou gaan speelde de operette- acteur Harald Paulsen de rol van MacHeath, alias Macky Messer. Een notoir ijdel acteur die er (vol gens de overlevering) op stond een hemelsblauwe das boven zijn toneelkostuum te dragen. Brecht was woedend. Tót hij bedacht dat Paulsen dan maar de zoetelijke mooie jongen moest uithangen en hijzelf samen met Weill de schanddaden van de boef Mac Heath wel verbaal zou serveren. Zo werd de rol van de Moritatenzanger geboren en de Mackie Messër- smartlap „Und der Haifisch, der hat Zahne". Dat lied werd ter instructie van de toeschouwer door een armelijke straatzanger-met-buikorgeltje in de foyer van het theater als kanttekening vooraf ten gehore gebracht. Het lied zou als hit nog tientallen later een eigen rol blijven spelen. Golan: „Ga naar Las Vegas en ergens wordt het wel gezongen. Of je hoort de plaat die Bobby Darin' ervan maakte". Toen Bertolt Brecht in de jaren dertig en later steeds bewuster een marxistisch „episch" theater ging voorstaan, zou de grote populariteit van de „Dreigroschen Oper" bij een bourgeois-publiek hem steeds meer dwars gaan zitten. Hij ging aan de tekst sleutelen. De beroemde zinsnede van onder wereldkoning Peachum dat „banken oprichten mis dadiger is dan banken beroven" dateert van later. Bij de eerste verfilming door Pabst (1931) kwam het bijna tot een proces tussen Brecht, die het dia- lectisch-marxistische wilde benadrukken door de Dreigroschen-onderwereld van begin negentiende eeuw te verplaatsen naar de financiële wereld van zijn actuele jaren dertig, en Pabst. In enkele scènes van de film is Mackie Messer inderdaad bankdirec- teur. Menahem Golan: „De straatzanger is bij ons bijna de hele film door in beeld. Hij neemt teksten van de liederen van anderen over. Hij is de troubadour, hij is „Everyman", het geweten van al m'n karak ters. Hij geeft commentaar zoals het koor bij de klassieke Grieken. Roger leidt de film. Toen ik het stuk weer ging lezen kreeg ik het gevoel dat het nu nog veel meer betekenis heeft dan het toen had. Brecht valt er het „establishment" in aan. Het stuk is tegen corruptie, tegen macht, tegen kapitalisme. Alles waar de jonge generatie van nu zich tegen keert. De jeugd in Amerika, in Holland is geïnteres seerd in sociale problemen, demonstreert tegen Zuidafrika, is voor Greenpeace. Ik Iaat de bood schap van Brecht intact. We spelen het zoals het oorspronkelijk bedoeld is anno 1837. Het Victori aanse Engeland. Visueel levert dat fantastische mo gelijkheden op. Alleen in de songs wil ik het naar de werkelijkheid van vandaag halen. Alleen visueel, in beelden op de achtergrond van de liedjes. „Seerau- ber" Jenny zingt over een piratenschip. Dan zie je bij mij een oorlogsschip. Wanneer MacHeath en Ti ger Brown hun lied over India zingen, zie je beel den van Afrika nu". Wanneer ik twijfel aan de sti listische haalbaarheid van zoiets, sust Golan m'n gemoed: ..Wacht even, ik „push" niks. Het zijn al leen beelden die voor zichzelf moeten spreken". Terwijl een kapster haar lange krulhaar vorm geeft, spreekt de fraaie Portoricaans-Grieks-Amerikaanse Julia Migenes haar twijfel over die actualisering uit. Niet omdat ze ook maar enigszins conservatief zou zijn in haar kunstopvattingen. Ze zingt opera, ope rette, musicals en speelt in films. Onder regie van Francesco Rosi zong, speelde en danste ze Bizets „Carmen". Eindelijk een Carmen die niet alleen in noten verleidelijk was, maar er ook wérkelijk uitzag als het zigeunerinnetje dat een liefdesdrama waard is. Over haar voortdurend heen en weer springen tussen opera en musical: „Als ik alleen opera zou doen, zou ik m'n hele leven lang met, pak weg, acht zangrollen over de hele wereld moeten trekken? Ik wil zoveel mogelijk verschillende dingen doen. M'n stem is er geschikt voor. En naar puristen die zeg gen dat dat allemaal niet- samengaat luister ik niet. Puristen zijn de dood voor de kunst. Wanneer we altijd naar puristen geluisterd hadden, zouden we nooit verder gekomen zijn. Dan zouden we ook geen film gehad hebben". De „Three Penny Opera" in Boedapest. Brechts „Dreigroschen Oper" in kapitalistische Hollywood- toonzetting. Zijn ballades over de „Ontoereikend heid van het Menselijk Streven", over de „Onze kerheid van de menselijke verhoudingen" via de re gisseur die eerder films als „Operation Thunder bolt" en „Delta force" maakte en wiens „Hanna's War" (met Maruschka Detmers als de Hongaars- joodse verzetsstrijdster die in Boedapest ter dood gebracht wordt) zijn eerste film in de studio's van datzelfde Boedapest werd. „De Hongaren hadden het in 't begin moeilijk met die film", zegt hij. „La ter zagen ze dat 't geen anti-Hongaarse film was? maar een anti-fascistische. Ze vergaten alleen dat zij de fascisten waren". Terug in het hotel is het Hon gaarse communisme-met-de-vrije-teugel al niet meer van het kapitalisme te onderscheiden. De man aan de deur, de kruier en de jongen die de taxi voor me aanroept, kijken wat minachtend naar de fooi die ze met z'n dneèn moeten delen. Brecht had aan alle kanten gelijk. „Erst kommt das Fressen, dann kommt die Moral". BERT JANSMA 'er Daltrey als de tzanger (de <ritatenzanger) alle eurtenissen van vrziet. TO'S.PR lumbia Pictures had de rechten. Die verkocht ze door aan Embassy Pictures. Daarna had RKO ze. Toen die ze wilde verkopen ben ik er onmiddellijk op afgestormd". ANTON PIECK De immense studio-hal van Magyar Film is her schapen in één groot, werkelijk fantastisch ogend decor. Soho Square in Londen, midden vorige eeuw. Het lijkt op een reuzengrote Anton-Pieck- plaat waarvan de sneeuw, de vrolijke kleurtjes en de blozende Hollanders zijn weggepoetst en de ori ginele details zijn achtergebleven. Diverse grauwe pubs, voor Stout en Ale, een pandjeswinkel, uitdra gerijen, affiches voor komende kermisattracties aan de muur. De Hongaarse decorontwerper blijkt nooit op Soho Square geweest te zijn, maar wanneer je in zijn versie rondloopt heb je het gevoel dat het zo geweest móet zijn. Uniek, want filmdecors plegen vaak ontluisterend te werken. Ik herinner me een bezoek aan de opname van Hitchcocks „Topaz" op een soundstage van Universal Studio's in Holly wood. Een straat in New York waar Fidel Castro verblijf moest houden zag er zo toneelmatig uit dat je je hart vasthield voor de uiteindelijke scène op film. Hier in de Andrassy studio's is alles ook van karton, maar het is duidelijk dat de dollar van Can non hier heel wat forinten waard is. Je moet echt uitkijken dat je niet net tegen het verkeerde muur tje aanleunt. Want verschil tussen de echte grauwe natuursteen en bordkarton is er niet. Op een bankje onder het gebouwtje in het midden van Soho Squa re kom ik naast de man terecht die een film lang zonder een woord te zeggen het buikorgeltje achter de „Moritatenzanger" mag aanzwengelen. Een prachtig ogende Hongaar met een Falstaff-buik en een snor waar de zure regen geen vat op heeft kun nen krijgen. Hij spreekt geen woord over de grens, begint in het Hongaars tegen me, zonder ook maar een moment zachter te praten als verderop in de buurt van de camera er hevig in het Engels om stil te gevloekt wordt. We krijgen vertaalhulp voor ons gesprek. Kaposz Sandor vraagt zich af of er in Ne derland bij filmopnames ook van 's ochtends vroeg tot diep in de avond gewerkt wordt. Nog wel langer, zeg ik, want een werktijdenbesluit bestaat er niet bij de film. Hij schudt ongelovig z'n snor. Dat wordt paniek, want vanavond moet hij bij een voetbal wedstrijd zijn van het amateurteam waarvan hij verzorger is. REBEL HARRIS De liederen van Kurt Weill zijn met het Londens Philharmonisch Orkest tevoren opgenomen. Zeven arrangeurs hebben er aan gewerkt. De orchestratie is uitgebreid, er is wat ritme bijgekomen en in de Engelse vertaling zijn de venijnige, haarscherpe tek sten van Brecht opeens „songs". Ze klinken als lied jes uit een cockney-My Fair Lady, als Lionel Barts „Oliver". Koren op de molen van acteur Richard Harris, die met z'n grote stemgeluid (hij maakte ooit als zanger de hit „MacArthur Park") de bede laarskoning Peachum speelt. De lange, magere Ier Harris werd een filmcarrière lang gevraagd voor de rol van rebel. Een rol die hij in het dagelijks leven pleegt voort te zetten. Nog altijd. Grappen en grol len met de mensen van de techniek, af en toe een enorme schreeuw als commentaar en gekke bekken, waardoor de 56-jarige slungelachtige acteur er met z'n fletsblauwe ogen er opeens als een kleine jongen uitziet. Even naast hem neergevallen in zo'n wankel acteursstoeltje. Na zijn in een alcoholwaas gehulde rol als vader van Bo Derek in haar Tarzanfilm niets meer op film gezien van Harris. „Klopt", zegt hij, „ik had er genoeg van. Ik speel alleen nog maar the ater. Straks weer een Shakespeare in Stratford on Avon. Maar ik ben verleid door Brecht en Mena hem. Brecht vind ik fantastisch en ik had nog nooit een Brecht-rol gespeeld. En van Menahem ben ik helemaal gek. Wat een energie heeft die man, onge looflijk. Hierna weer een film? Ik denk van niet. Zoals je ziet is filmen héél vervelend, almaar wach ten en alles twintig keer overdoen. Maar ik zou zelf wel een film willen maken. Ik loop al jaren rond met een beetje Kafkaësk gegeven. Ik denk dat de wereld niet bestuurd wordt door regeringen, door Reagan of Gorbatsjov. Want het maakt toch niet uit wie er de leiding heeft? Heb jij ooit iets zien ver anderen in de wereld? Het blijft toch éven slecht gaan? Er moet achter alles een andere, geheime re gering zitten". Een op deze plek wat verrassende, zij het onduidelijke stelling van een man die befaamd is om z'n cynisme. ROGER DALTREY Regisseur Menahem Golan is één bonk rust tijdens de opnames. De kleine, massieve Israëliër, gekleed in vliegersjack met Engelse pet, verheft z'n stem nauwelijks. Daar heeft hij een assistent voor, die voortdurend de horde figuranten van de ene kant van de studio naar de andere laat vliegen, moet zor gen dat iedereen en alles dat er niet bij hoort uit het gezichtsveld van de camera blijft. Of dat lukt is de vraag. Ik ontdek aan de takken van een nep- boompje tijdens een „take" nog een plastic tasje dat Menahem Golan verfilmt Brechts Driestuiversopera Jmmakers gaan steeds vaker naar udio's in een Oostblokland om in films op te nemen: Praag, oedapest, Joegoslavië. Dat heeft zijn voordelen. Een niet- ipitalistisch land is bijvoorbeeld enige plaats ter wereld waar een npele westerling nog ibekommerd kan genieten van :t kapitalisme, zo constateerde :rt Jansma in Boedapest toen hij ng kijken naar de filmopnamen in Bertolt Brechts )riestuiversopera". En hij itdekte dat Brecht aan alle kanten lijk had: „Erst kommt das essen, dann komt die Moral". "1 timen in Oost-Europa heeft ontegenzeggelijk voordelen. Terwijl Amerikanen, om de hoge prijzen thuis in Holly- wood te ontkomen, hun films in (onder meer) Enge land opnemen, trekken Europese filmmakers steeds vaker naar de studio's van Praag, Boe dapest en Joegoslavië. De Praagse Barrandov-studio's zitten volgeboekt met film- of tv-produkties die öf honderd procent buitenlands zijn öf co-produkties; een neergehaalde buitenwijk van de Tsjechische stad Kladno doet dienst als decor voor een Amerikaans-Russisch- Tsjechische co-produktie over de slag om Stalin grad anno 1944, en vlak buiten Boedapest staat in de Andrassy-studio's van Magyar Film een uniek stel westerse sterren voor de camera's: Roger Dal trey, Raul Julia, Julia Migenes, Richard Harris. De eerste teksten die uit de luidsprekers klinken wan neer je de studio's binnengaat zijn: „De wereld is arm, de mens is slecht". In het Engels gezongen op de muziek van Kurt Weill. Kenners zullen de regels inmiddels hebben thuisgebracht: Bertolt Brechts „Dreigroschen Oper". Het bekendste toneelstuk van de aartsvader van het marxistische theater. Re gisseur is Menahem Golan, een van de bazen van het kapitalistische bioscoopimperium Cannon. Hè? Voor journalisten heeft een bezoek aan zo'n Oost- europese „filmset" evenveel voordelen als voor de filmmakej-s. Onder aan de vliegtuigtrap op Boeda pest Airport houdt een aangename hostess een bord omhoog met je naam erop. Welkom, en of je van nu af aan maar alles aan haar wil overlaten. Graag. Je wordt in een speciaal busje naar het luchthaven gebouw gebracht, levert je paspoort bij haar in en krijgt een plaats, een versnapering en gezelschap om tegen te praten in de „Vip-room". Je koffer wordt voor je gehaald, gedragen en de enkele douanier die je onderweg tegenkomt laat je ongemoeid terwijl hij je vriendelijk toeknikt. Köszónöm szepen. Dank u zeer. je wordt naar een van de riantste hotels van Boedapest gebracht met de mededeling dat er de volgende dag een auto voor je klaar staat. Die staat er inderdaad en op de filmset zelf is er voortdurend iemand in je omgeving om je koffie aan te dragen en andere hand- en spandiensten te verlenen. Kom om dat alles eens op een Engelse of Amerikaanse filmset. De enige plaats ter wereld waar een simpele westerling nog onbekommerd kan genieten van het kapitalisme is in een niet-kapitalistisch land. Tijdens de lunchpauze tussen de opnames kruipen figuranten, cameramensen en regisseur Golan ach ter een stel lange tafels in een aangrenzende kanti ne. De keus is öf de echte Hongaarse goulash, die pörkölt heet, öf een échte kip die duidelijk nog en kele kilometers op een boerenerf in de benen heeft. Met een bordvol kip schuif ik aan bij Menahem Golan, die druk met z'n technische staf aan het pra ten is in het lwriet afgewisseld met Engels van hoorbaar Israëlische makelij. „Daar kijk je van op, hè?", begint hij met een grijns. „Menahem Golan en een musical. Maar weet je dat mijn eerste regie in Israel een musical was, die> ik later verfilmd heb? Kazablan heette die. Gemaakt in Jaffa en Jeruza lem. Over een oorlogsheld die zijn oude buurt tegen afbraak komt verdedigen. Ik ben van oorsprong een theaterman. (Golan kreeg onder meer zijn opleiding bij de Londense Old Vic. BJ). Ik zocht'al heel lang naar een musicalproject om te verfilmen. Ik vond het krankzinnig dat een meesterwerk als „The Threepenny Opera" nooit de moderne cinema had bereikt. Weet je hoe lang ik er over gedaan heb om die rechten te krijgen? Eén heel jaar. En wat we er voor moesten betalen? 1,3 miljoen dollar. De film rechten lagen al jaren bij diverse maatschappijen. Maar de verfilming kwam er maar niet van. Co-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1988 | | pagina 37