Kerstmis '88
QeidóaSowumt
A
Blijde
Boodschap
heeft
aan
zuiverheid
gewonnen
A
EL
,v\
198
ZATERDAG 24 DECEMBER 1988
DANKZIJ
VlISSIE EN ZENDING
ital
D. C. Mulder (69), emeritus-hoogleraar in de
j iet-c h ri stel ij ke religies aan de Vrije Universiteit
Amsterdam, is thans voorzitter van de Neder-
ndse Raad van Kerken. Hij werd in 1950 door de
reformeerde kerken als zendingsarbeider naar In-
nesié uitgezonden, ten behoeve van de Javaanse
Chinese kerken. Tot 1965 werkte hij in de voor-
lalige kolonie als docent godsdienst' en filosofie.
:rst twaalf en een half jaar in Jogjakarta, waar hij
erbonden was aan een middelbare opleiding voor
inten en evangelisten. Daarna nog twee en
If jaar in Jakarta, aan de Theologische Hoge-
ater Eugène van Vught (58) is lid van de congrega-
i de Missionarissen van het Heilig Hart en is
tgenwoordig belast met het volwassenen-pastoraat
in het Doveninstituut in St. Michielgestel. Van
958 tot 1983 werkte hij als zielzorger op vijf ver
killende plaatsen op de Filipijnen.
uster Annie van Breukelen (65) is verbonden aan
congregatie van de Missiezusters van Onze Lie-
'e Vrouwe van Afrika. Zij werkt nu als assistente
'an de overste van deze congregatie, en was hier-
'edurende tien jaar verbonden aan het Missio-
lair Centrum in Heerlen. Van 1953 tot 1960 en van
968 tot 1973 vervulde zij als zogeheten Witte Zus-
uiteenlopende banen in het onderwijs in Kenya
Tanzania.
FOTO'S: CEES VERKERK
Hindoes, boeddhisten en islamieten hebben
vastgehouden aan hun eigen Openbaring.
Net als de joden zelf, voor wie Jezus één
zoon is gebleven temidden van vele andere.
Maar voor het overige hebben Zijn leringen
een indrukwekkende verspreiding gevonden.
Kerstmis 1988 gedenken anderhalf miljard
mensen (een derde van de wereldbevolking)
Zijn komst op aarde. Mensen in Europa en
het grootste deel van Afrika. In Noord-,
Midden- en Zuid-Amerika. In Australië, en
hier en daar ook in Azië.
Het bedrijven van „bekeringswerk" was tot
enkele decennia geleden dan ook een
volstrekt aanvaarde en zelfs zeer
gewaardeerde activiteit binnen het
christendom. In de ogen van die christenen
die bekend staan als de „evangelicalen" is
het dat nog steeds. Tienduizenden
evangelicale zendingswerkers, over het
algemeen blanken, zijn ook nu nog in alle
werelddelen actief om medemensen te
brengen tot het heil, dat wil zeggen tot hun
interpretatie van het heil, van Jezus Christus.
Voor de rooms-katholieke kerk echter en de
grote protestantse kerken is deze oriëntatie
op „bekering" veel zwakker geworden of
zelfs helemaal verdwenen. Hun missie- en
zendingswerk is thans veel meer gericht op
sociale dan op hemelse gerechtigheid.
Daarbij heeft het westers-christelijke
paternalisme plaatsgemaakt voor een geest
van gelijkwaardigheid ten aanzien van de
De omslag van een pa
ternalistische naar een
meer gelijkwaardige en
op samenwerking ge
richte vorm van mis
sionering of zending is
voor de meeste protestantse kerken eerder
gekomen dan voor de katholieke kerk. Toen
dr. Mulder in 1950 als docent godsdienst en
filosofie voor de Chinese en Javaanse kerken
van Midden-Java ging werken, kwam hij in
dienst van Indonesiërs. Zijn salaris werd be
taald door de gereformeerde kerken van Ne
derland, maar verantwoording over zijn
werk moest hij afleggen aan Chinezen en Ja
vanen. Zijn uitzending was dan ook niet
doortrokken van de geur van heiligheid die
de uitzending van zuster Van Breukelen en
pater Van Vught kenmerkten. Mulders werk
was een Job".
Pater Van Vught: „Voor mij was de missie een sa
crale opdracht. Iets heel bijzonders, waarvoor ik
roeping had, waartoe ik was uitverkoren. Je moet
weten dat ik ben geboren en getogen in Tilburg. Op
de lagere school kwamen missionarissen met lange
baarden lezingen houden over hun werk in verre
vreemde landen. Spannend en eervol werk was dat.
Dat trok. Dus toen in de zesde klas de ene na de
andere klasgenoot zich opgaf in het Missiehuis in
Tilburg, bij de Missionarissen van het Heilig Hart,
deed ik dat ook. In de jaren op het seminarie werd
de belangrijkheid van mijn levenskeuze alleen maar
onderstreept. Mijn ouders en familieleden keken ge
weldig tegen mij op. In '42 zat ik op het klein-semi-
narie in Hilvarenbeek. Eén keer in de week liep
mijn zus tien kilometer heen en tien kilometer te
rug om de schone was te brengen en de vuile was
weer mee naar huis te nemen. Zoiets doe je niet
voor iemand die met de een of andere gewone op
leiding bezig is. Zoiets doe je alleen voor een bij
zondere jongen, die een hele speciale opdracht in
het leven heeft".
„Ik ben gewijd in 1955, op mijn 25e. En vanaf dat
moment had ik helemaal het gevoel: „Ik bèn ie
mand". Ik ben in de wereld om goed te doen. En ik
wilde dat ook heel graag. Helpen. Het vuur van Je
zus brengen naar landen waar ze, zo hoorden we
elke dag, een enorm priestertekort hadden. Ik kreeg
een opleiding voor Java, leerde hoog- en laag-Ja-
vaans en werd vervolgens uitgezonden naar de Fili
pijnen. Goed pater Overste, dat maakt niet uit, zei
ik. En ik dacht: als ik het evangelie maar kan bren
gen, preken, en de sacramenten bedienen. Ik kwam
per boot in Manila aan, op tweede kerstdag 1958.
en ik stond nog niet op de kade of ik kreeg al een
telegram in m'n handen geduwd: „Reis zo snel mo
gelijk naar Surigao". Ze hadden me dringend nodig,
en ik vond dat heerlijk. Ik wilde helpen".
KATHOLIEKE ACTIE
Zuster Van Breukelen: „Ik ben opgegroeid in Soest-
dijk. Als meisje was ik lid van de Katholieke Actie.
Deed veel werk in onze parochie en vond dat ook
erg leuk. Maar met het ouder worden ging ik toch
denken: ik kan verdorie mijn hele leven wel in Ne
derland blijven werken, maar ben ik elders op de
wereld niet veel méér nodig? Hier in Nederland heb
je op elke straathoek wel een kerk. Terwijl daar
ginds, in Afrika, Azië, Zuid-Amerika, de mensen
die naar een Mis willen, dagenlang moeten lopen.
Of zelfs nog nooit van Christus gehoord hebben.
Dus ik vond: ik moet daarginds heen. En bepaald
niet uit avontuurzucht, want zeker in die tijd was ik
nogal bangig. Nee, ik vond het mijn plicht. En ik
heb me dan ook aangemeld bij de Missiezusters
van O.L. Vrouwe van Afrika omdat ik dan zeker
wist dat ik zou worden uitgezonden. Bij een andere
congregatie liep je altijd het risico dat je uiteindelijk
toch ergens in Nederland zou worden geplaatst. En
ik wilde daarheen waar ze me het meest nodig had
den. Om de mensen gelukkig te maken. Het heil
van Christus te brengen. Ik werd opgeleid als lera
res Engels en kwam daar in Afrika dus voor de klas
te staan".
Werkzaam als docent in respectievelijk Indonesië
en Afrika hebben dr. Mulder en zuster Van Breuke
len de verschuiving van een in hoofdzaak religieuze
naar een primair sociale betrokkenheid in het zen-
dings- en missiewerk wel om zich heen waargeno
men, maar niet direct in hun eigen werksituatie on
dervonden.
Voor pater Van Vught geldt dat wel: „Toen ik in
1958 naar de Filipijnen werd uitgezonden, had ik
een puur godsdienstige werkopdracht. In die zin dat
ik het evangelie moest verkondigen, de mis lezen,
biecht horen, huwelijken inzegenen, processies lei
den en katholieke scholen opzetten. Tot pak weg
het midden van de jaren zestig, heb ik me daartoe
ook beperkt. Vooral het biechthoren was een crime.
Met Kerstmis en Pasen moesten de schoolkinderen
massaal biechten. Drie, vier uur achtereen was ik
daarmee bezig. Heet dat dat was! En allemaal de
zelfde zonden hè. Zondags las ik twee missen in
mijn eigen parochiekerk en daarna nog een derde in
het een of andere verre dorp. Ik hees mijn miskof-
fer in de jeep plus meestal nog een jongenskoor en
dan reden we door tot de weg ophield. Het laatste
stuk moest je altijd lopen. Met op je schouder die
miskoffer waarin ook een altaarsteen van een paar
kilo zat, want de misvoorschriften waren in die tijd
nog heel streng. Later is die altaarsteen vervangen
door een doekje, gelukkig".
SOCIAAL
„Zo rond het midden van de jaren zestig ontstond
alom het besef onder de missionarissen dat we ons
niet langer uitsluitend met het zieleheil van de
mensen moesten bezighouden, maar dat we hen
vooral ook sociaal moesten helpen. Concreet bete
kende dat voor mij dat ik de boeren en vissers ging
stimuleren om met elkaar coöperaties op te richten.
Ik zorgde voor renteloze leningen waarmee ze bij
voorbeeld voor gezamenlijke rekening een visnet
konden aanschaffen. Ook heb ik wel projecten op
poten gezet voor grootschalige inkoop van levens
middelen, waardoor je de prijs belangrijk kon druk
ken. Ik ben geld gaan inzamelen voor het stichten
van klinieken, waar dan blote-voeten-dokters kon
den worden opgeleid. Onderwijs in eenvoudige
technologie - daar heb ik me ook nog mee bezigge
houden. Zo herinner ik me een project waarbij de
vrouwen werd geleerd zelf zeep te maken. Erg han
dig op de Filipijnen, want de mensen wassen zich
daar een ongeluk".
Ongeveer gelijk op met deze verschuiving naar een
meer sociale oriëntatie deed zich, zoals in zoveel
landen van de Derde Wereld, ook in de Filipijnen
de ontwikkeling voor waarbij blanke priesters en
zendelingen steeds vaker werden opgevolgd door
mensen uit het land zelf. Enerzijds nam in Europa
de animo vpor missie en zending af en anderzijds
werd steeds duidelijker dat de „eigenlandse" func
tionarissen heel goed in staat waren om het werk
over te nemen. Waarmee aan de traditioneel neer
buigende houding van de blanke leerlingen van Je
zus, de grond kwam te ontvallen.
Pater Van Vught: „Er kwamen steeds meer Filipijn-
se priesters, ook bisschoppen en kardinalen, en die
waren in feite beter toegerust voor het werk dan wij
blanken. Want hoe goed je ook je best doet als
blanke en hoe lang je er ook woont - je blijft toch
een vreemdeling. Dus zo rond 1980 ben ik gaan
piekeren: ja, het is toch maar het beste om hier
maar weer 's te vertrekken. Laat ik maar plaats ma
ken voor een Filipino. En in 1983 ben ik dus inder
daad vertrokken. Toen puntje bij paaltje kwam en
ik definitief afscheid moest nemen heb ik het daar
nog behoorlijk moeilijk mee gehad. Ik had de beste
jaren van mijn leven aan dat land gegeven, en de
mensen voor wie ik gewerkt had, lieten ook blijken
dat ze het erg hadden gewaardeerd. Maar er is een
tijd van komen en een tijd van gaan. Voor mij was
de tijd gekomen om op te stappen".
EIGENLANDS
De ontwikkeling waarbij „eigenlandse" mensen het
werk van de Europeanen overnamen, heeft ook zus
ter Van Breukelen van nabij meegemaakt. In haar
eerste Afrikaanse periode, van 1953 tot 1960 be
stond het docentenkorps van de school waaraan zij
Engels doceerde nog vrijwel uitsluitend uit blanken.
In de tweede periode, van 1968 tot 1973 werd elke
Witte Zuster die vertrok, door een Afrikaanse leer
kracht vervangen.
Zuster Van Breukelen: „Uiteindelijk was ik op mijn
school de laatste Witte Zuster die er nog over was.
Ik heb de overdracht van de school aan het gouver
nement meegemaakt. En ik moet zeggen dat ik die
gebeurtenis als heel positief heb ervaren. In het be
gin was het besef dat wij steeds meer overbodig
werden voor velen van ons, Witte Zusters, natuur
lijk wel pijnlijk. We waren erheen gegaan met het
idee dat we daar heel ons leven zouden werken en
er vermoedelijk ook begraven zouden worden.
Langzaam maar zeker werd ons duidelijk dat men
ons liever kwijt dan rijk was. Zo cru werd het na
tuurlijk niet gezegd, maar je hoorde toch wel van
bijvoorbeeld zwarte priesters: „Als de vergadering is
afgelopen en onze blanke confraters zijn opgestapt,
hebben we nog een vergadering van wij zwarten-on-
der-elkaar". En dan namen ze dus de echte beslis
singen. Je kreeg natuurlijk ook steeds meer zwarte
bisschoppen en kardinalen. En ik herinner me nog
goed dat mijn eigen, zwarte kardinaal op een dag
openlijk tegen de blanken zei: „Jullie moeten jezelf
overbodig maken. Het eigenlijke werk zal toch ge
daan moeten worden door onze eigen mensen".
Toen vond ik dat wel pijnlijk, maar later ben ik er
precies zo over gaan denken. De Afrikaanse menta
liteit, het Afrikaanse denken is zo anders dan het
Europese, dat wij blanken daar in Afrika toch altijd
vreemdelingen zijn gebleven. Toen onze aanwezig
heid daar met meer nodig was, moesten we opstap
pen. En dat heb ik dus ook gedaan".
DRAAI HERVONDEN
Na terugkeer uit Indonesië, de Filipijnen, Afrika
hebben zowel dr. Mulder als zuster Van Breukelen
en pater Van Vught hun draai in Nederland weer
vrij spoedig, zo niet onmiddellijk, hervonden. Mul
der werd hoogleraar godsdienstwetenschappen
(niet-westerse religies) aan de Vrije Universiteit van
Amsterdam. Pater Van Vught ging werken op het
doveninstituut in St. Michielgestel en zuster Van
Breukelen op het Missionair Centrum in Heerlen.
Heel ander werk, dus. Toch zijn ze tot op de dag
van vandaag hun werk vanuit hetzelfde ideaal blij
ven verrichten als waarmee ze decennia geleden aan
hun loopbaan begonnen.
Zuster Van Breukelen: „Sinds mijn terugkeer uit
Tanzania in 1973 voel ik me méér missionaris dan
destijds. Daar had ik immers een baan als onder-
niet-westerse broeders en zusters. Terwijl er
zelfs een zekere openheid is ontstaan voor de
gedachte dat God zich wellicht ook buiten
Israel en de christelijke kerken heeft
geopenbaard.
Op deze pagina een gesprek met dr. D.C.
Mulder, pater Eugène van Vught en zuster
Annie van Breukelen, die zelf jarenlang
actief zijn geweest in zending en missie en
die de geschetste heroriëntatie van zeer nabij
hebben meegemaakt.
„De climax van Gods
solidariteit met de
mensen is Zijn
verschijnen in Jezus
Christuszegt dr. D.C.
Mulder in bijgaand
verhaal. Voor veel
mensen is Christus'
geboorte daarom het
belangrijkste dat de
wereld ooit is overkomen.
Geen wonder dan ook dat
zoveel kunstenaars deze
gebeurtenis in beeld
hebben willen brengen.
De zeventiende-eeuwse
schilder Simon Vouet
was een van hen. Zijn
„Madonna in
aanbidding voor het
Kind" is sinds kort te
zien in het Rotterdamse
museum Boymans-van
Beuningen. -I
FOTO.PR 1
wijzeres. Hier ben ik, in dienst van het Missionair
Centrum in Heerlen, gaan werken aan mentaliteits
verandering en bewustwording. Aan het uitdragen
van het inzicht dat rechtvaardigheid niets te maken
hééft met het geven van aalmoezen, maar dat het er
om gaat de verhoudingen rechtvaardig te maken zo
dat de mensen zichzelf kunnen bedruipen. Recht
vaardige economische verhoudingen - dat is waar
ik me na mijn Afrikaanse tijd voor ben gaan inzet
ten. En dat is, zeg ik nu, pas echte missie".
Pater Eugène van Vught: „Voor het Doveninstituut
in St. Michielsgestel doe ik nu het pastoraat voor
volwassenen. Dat wil zeggen dat ik op huisbezoek
ga bij ex-leerlingen van het instituut, die nu her en
der in het land wonen. Ik vraag hoe het er mee gaat
en geef ze de ruimte om te praten over de proble
men en probleempjes die ze misschien hebben met
hun werk, hun gezin. Het lijkt misschien niet zoveel
bijzonders, maar voor dove mensen, die doorgaans
nogal geïsoleerd leven, is zo'n gespreksmogelijkheid
heel belangrijk. Ik doe ze daar werkelijk een groot
plezier mee. En naar mijn eigen beleven ben ik dan
in feite niet veel anders bezig dan op de Filipijnen.
De mensen een beetje gelukkiger maken - dat is
toch wat je als missionaris probeert. En in die zin
voel ik me nog steeds missionaris".
Of ze achteraf gezien toch niet van mening zijn dat
zij en hun tienduizenden collega-missionarissen die
in de afgelopen eeuwen de Europese godsdienst
naar alle werelddelen hebben „geëxporteerd", beter
thuis hadden kunnen blijven?
FOUTEN
Nee, zeggen ze alle drie. Het is goed werk geweest.
Ondanks alle fouten die er zijn gemaakt, ondanks
alle brokken die de missionarissen en zendelingen
hebben gemaakt, is het goed geweest dat het evan
gelie tot in alle uithoeken van de aarde is verkon
digd.
Dr. D.C. Mulder: „Het evangelie moet aan de we
reld verteld worden. Dat hoorde en hoort nog
steeds bij de opdracht van de kerk. Vroeger gebeur
de dat vanuit de gedachte: zij moeten zich bekeren.
Nu zeggen we: als ze zich willen bekeren is dat pri
ma, maar als ze er niets in zien, is dat hun eigen, te
respecteren keuze. De arrogantie om namens God
te bepalen dat hun zieleheil dan voor eeuwig verlo
ren gaat, hebben we gelukkig opgegeven".
„Wat niet wegneemt dat wij als christenen natuur
lijk toch van mening blijven dat de joods-christelij
ke Openbaring een uniek „extra" heeft boven ande
re Openbaringen. En dat is de boodschap dat God
solidair is met mensen. In het Oude Testament zie
je dat al: dat God opkomt voor de vervolgde joden
in Egypte. God laat Israel in de ballingschap niet
alleen. De climax van die solidariteit van God met
Zijn verschijnen in Jezus Christus, die
ons zijn solidariteit getoond tot in de dood toe".
„Die notie van de solidariteit van God met de
mensen, en het daaruit volgende besef dat de men
sen dan ook solidair met elkaar moeten zijn, vind
je in geen van de andere grote godsdiensten. En die
notie heeft juist dank zij missie en zending aan zui
verheid gewonnen. Door het proces van evangelisa
tie immers is het christendom langdurig getoetst
aan andere culturen. Daardoor zijn, en worden nog
steeds, allerlei westerse elementen in het christen
dom die met het evangelie-puur niets van doen
hebben, uitgezuiverd. Dat maakt dat de essentie
van Jezus' verkondiging steeds duidelijker tot uiting
kan komen. Tegen deze achtergrond zeg ik: ja, het
doorgeven van de Boodschap is wel degelijk de
moeite waard geweest".
WILLEM SCHEER