Dennis, een kapot kind
DE VERBORGEN RAMP
Een barometer is beter dan het KNMI
Op het door armoede geteisterde eiland Negros in
de Filipijnen bestaat sinds enkele jaren de Negros
Occidental Rehabilation Foundation (NORF), een
stichting die zich, onder meer bezighoudt met het
opsporen en helpen van de vele gehandicapte kin
deren op het- platteland. Daarbij ontvangt de stich
ting hulp van het Liliane Fonds. Met die Neder
landse steun zijn inmiddels al tientallen kinderen
geholpen die tot voor kort gedoemd waren tot een
verborgen bestaan in donkere hutten. Mevrouw Joy
Valdez, directrice van NORF: „Door de schenkin
gen van het Liliane Fonds verandert de toekomst
van veel gehandicapte kinderen ingrijpend. Ik
noem dit de grootste zegen. Vanuit een geïsoleerd
leven krijgen deze kinderen dank zij de hulp van
het fonds hun eigen rechtmatige plekje onder de
zon". In zijn tweede verhaal over „De verborgen
ramp" bezoekt onze verslaggever het eiland Negros.
ZATERDAG 10 DECEMBER 1988 PAGINA 23
Dennis Lagradante en zijn vader Celso.
hebben geld gekregen voor het opzetten
van coöperaties, ook uit Nederland ja.
En waar zijn die?".
Als er voorzichtig gesuggereerd wordt
dat militairen en vigilantes elk initiatief
ter verbetering van het bestaan van de
arme landarbeiders de grond in boren,
schampert ze: „Flauwekul. Ze hebben al
tijd iemand nodig om de schuld aan te
geven".
O ja, ze. wil wel toegeven dat het een
„ironische speling van het lot is" dat er,
terwijl de suikerprijzen weer aantrekken,
er suiker ingevoerd moet worden in de
Filipijnen. En o ja, ze wil ook wel toege
ven dat de puissant rijke suikerbaronnen
zich niet zo verantwoordelijk voelen
voor het lot van de werkloze landarbei
ders. Grootgrondbezitters geven niet zo
snel als er gecollecteerd wordt. Die, zo
zegt zij. bidden voor de armen. Ze heeft
zelf ooit met de collectebus gerammeld.
Zegt zo'n man dat hij al betaalde voor
de aankleding van de beelden bij de Ma-
ria-processie. En dat vond hij meer dan
voldoende.
Onwetend?
Zou zo'n landeigenaar, zo vraag ik me
af, weet hebben van het bestaan van,
noem maar iets, Rogelio en Myla, met
vier kinderen, onder wie Marissa. een
spastisch kind? Rogelio die daar, aan de
andere kant van zo'n zwiepend hang-
bruggetje over een bruine rivier, diep in
het binnenland, op zijn halve hectare
grond zijn kostje bijeen ploetert. Die een
hutje heeft gebouwd, zo'n bamboe geval,
met slechts één slaapvertrek waar het
hele gezin slaapt. Waar Marissa heeft ge
legen, jarenlang, dag en nacht, het kon
niet anders, ze hadden geen weet van
oplossingen of medicijnen en geen geld
bovendien. Zou, zo vraag ik me af, zo'n
FOTO'S: PAULINE HESS EL INK
grootgrondbezitter ooit de intense glim
lach hebben gezien op het gezicht van
Rogelio nu dank zij de geschonken me
dicijnen en de gratis therapie, het hoofd
van zijn dochter niet meer op de romp
heen en weer bungelt, ze haar handen en
knieén gecoördineerd kan bewegen en
Marissa de blik van haar vader beant
woordt met een even ontroerende glim
lach?
En is het niet een grootgrondbezitter die
de vader van Arnel Sumagarsa op straat
zette? Die vader, die jarenlang suikerriet
gekapt heeft en premies heeft afgedragen
voor een soortement van sociale uitke
ring en die. toen hij om de uitkering
vroeg, te horen kreeg dat zijn baas de
premie nooit heeft betaald. Die vader
kreeg vervolgens van zijn baas te horen
dat hij nooit meer hoefde terug te ko
men omdat hij het gewaagd had naar
een advocaat te stappen. En die woont
daar nu, met zijn gehandicapte zoon,
langs de suikerrietvelden, bereikbaar
over een steeds smaller wordend zand
pad, dan een spoor en uiteindelijk nog
minder dan een karrespoor, op een steile
helling, toch onbruikbaar voor de ver
bouw van suikerriet. En zo zijn er nog
duizend andere verhalen te vertellen
over gehandicapte kinderen en armoede.
Over het jongetje Elmer Gascon en over
het meisje Rexlen Montua, over Leo
Adonis Garcia, over Jayvirel Olvirio,
over Juanito Evangelico, Cynthia Corne-
za. Napoleon Acain, over
Maar wie luistert er eigenlijk?
ED VAN DE KERKHOF
Bijdragen voor het werk van het Liliane
Fonds kunnen gestort worden op giro
66.77.67 of op bankrekeningnummer
70.70.70.198, t.n.v. Stichting Liliane
Fonds, postbus 75, 5250 AB Vlijmen.
Het telefoonnummer van de stichting is
04108 -' 9029.
BACOLOD CITY - Aan het pla
fond klappert een vermoeide venti
lator, rond de kroonluchter hangen
spinnewebben, een vleermuis wap
pert door de holle ruimte, een rat
schiet weg tussen de bamboetafel
tjes. Hotel Seabreeze in Bacolod
City. Bedienden sluipen rond met
glazen koele San Miguel. De zwoe
le avond heeft de geur van koloni
aal verval.
Bacolod City is de hoofdstad van het
noordelijke deel van het eiland Negros.
Een eiland dat tot voor kort trots de bij
naam Sugarlandia droeg, Suikerland.
Ooit paradeerden hier de suikerbaron
nen die op hun hacienda's goud verdien
den aan de suikerriethandel. Roberto
Benedicto, Eduard Cojuango, oude fami
lies, opgegroeid in een traditie van ver
gulde badkranen en peperdure Merce-
dessen. En trouwe steunpunten van dic
tator Marcos. Dank zij een feodaal uit-
buitmgssysteem en riante contracten
met de Amerikaanse frisdrankenindus
trie stapelden hun rijkdommen en (ook
politieke) macht zich torenhoog op. Tot
het jaar 1983. In dat jaar stortte de sui
kermarkt in: met name Coca Cola ver
koos voortaan een goedkopere zoetstof
(uit mais) in haar brouwsels te stoppen.
En doordat de grootgrondbezitters hun
land braak lieten liggen, kwamen tien
duizenden landarbeiders en hun gezin
nen in een poel van ellende en acute
hongersnood terecht.
Trots
De tropische duisternis valt snel. Zes
uur is het. De man die het hotel binnen
komt draagt een stapeltje papierwerk.
Hij loopt recht, trots, stelt zichzelf voor
als Steve. Zijn houding verbaast me, ik
had steelsheid verwacht, angst. Vak
bondsmensen „verdwijnen" hier. Of
worden gevonden, doorzeefd met kogels,
sporen van martelingen op hun kapotte
lijf. Vakbondskantoren worden in brand
gestoken. Pastories van met het werk-
Tlk solidaire priesters worden in brand
stoken. De bisschop van Bacolod, For-
:h, wordt uitgemaakt voor „vuile com-
unist".
Steve (hij is lid van de suikerwerkers-
bond) spreekt met zachte, doordringen
de stem. Cijfers, feiten, nog meer cijfers,
nog meer feiten. Negentig procent van
de arbeiders op Negros is afhankelijk
van het werk op de suikerrietplantages.
Er is een minimumloon van 32 pesos
per dag. Een lachertje. Volgens een offi
cieel onderzoek bedragen de minimale
levenskosten van een gezin met vier kin
deren 110 pesos per dag. De meeste
grootgrondbezitters gaan echter niet ver
der dan 20 pesos per dag. Vrouwen en
kinderen staan in de oogsttijd van zon
sopgang tot zonsondergang op het veld
en krijgen zo'n acht pesos per dag.
Werk is er voor de meesten alleen maar
„in het seizoen", dat wil zeggen: drie tot
zes maanden per jaar. Bijna elk gezin
staat in het krijt. Bij de plantagehouders.
Of bij de woekeraars. Die lenen geld uit
op basis van wat men hier „five-six"
noemt: voor vijf pesos die je 's morgens
leent, moet je er 's middags zes terugbe
talen. Het rentepercentage bedraagt hon
derd procent. Per maand
In 1971 werd de vakbond opgericht. Met
name katholieke priesters, onder wie bis
schop Fortich, steunen de bond. Maar
vakbondsleden worden door de planta
gehouders opgezadeld met het zwaarste
en moeilijkste stukwerk. Of kunnen geen
rantsoen rijst meer lenen bij hun baas.
Of komen op de zwarte lijst die circu
leert onder de suikerbaronnen. In 1985
werden er 27 stakers vermoord in Esce-
lante. Enzovoort.
Grijns
Terwijl Steve zijn treurige geschiedenis
vertelt, dwalen mijn gedachten af naar
die middag. Onze jeep werd gepasseerd
door een andere. Naast de bestuurder
zat een gewapende man, achterin de jeep
een andere „gunman", op de achterbum
per nog eentje, patroongordels, automa
tisch geweer, revolver, grijns. Een suiker-
boer met zijn „gevolg".
En toch. Het eiland Negros geeft zijn el
lende maar moeilijk prijs. Zoals de vol
gende morgen blijkt. We rijden tussen
hoog opschietende kokospalmen. Een
jongetje (heel handig, op blote pootjes,
z'n voeten in inkepingen zettend) klimt
razendsnel een palmboom in. Wij stop
pen. „Heb je al tuba geproefd", vraagt
onze begeleidster. Tuba? „Ja, palmwijn".
En zo gebeurt het dat ik 's morgens om
kwart over acht uit een plastic Shell-fles-
je voorzichtig mijn eerste slokje troebele
palmwijn drink, een slokje van de oogst
die de jongen bovenin die palmen verza
melt. Boven me torent hoog een stapel
prachtige wolken en in het gras overvalt
me een onmiskenbaar vakantiegevoel.
Het „Bounty-gevoel, noteer ik in mijn
aantekening.
Uiteindelijk arriveren we in het dorpje
Alangilan. een gehucht van niks waar we
de auto moeten achterlaten. Er ligt een
brug in aanbouw, maar de bouw is om
onduidelijke redenen stopgezet en zo ligt
daar wat beton te liggen, zonder brug
dek. Dus glibberen we, springend van
steen naar steen, naar de overkant. En
klauteren dan, onder prikkeldraad door,
het domein van een landeigenaar bin
nen. Het wordt een schitterende voet
tocht. Over een paar heuvels, nog een
stroompje, voorbij het vervallen huis
van lie landeigenaar en een groenig uit
geslagen zwembad, weer langs prikkel
draad en een bordje dat ons de toegang
ontzegt, komen we na nog een heuvel bij
het bamboehutje waar Dennis Lagradan
te woont.
Zijn vader, Celso, is afwezig, die is naar
de begrafenis van een familielid. Het
dertienjarige zusje van Dennis, Maria-
Cecile, ontvangt ons. Ze lacht verlegen,
ze is mooi als een pop en ze serveert ons
zoete aardappelen in de schil. En ze
toont ons Dennis. zo mooi als ze zelf is,
met grote zwarte kijkers, maar een kapot
kind, een onvolmaakt, mooi wezen. Hun
moeder Aurelia zit in Manila, ze werkt
daar als wasvrouw. Ze stuurt, als ze kan,
maandelijks wat geld naar huis. Je hoort
dat wel meer: familieleden gaan uit nood
naar Manila om een baantje te zoeken.
Maar alleen al het onderkomen daar is
zo duur en ook voor de boottocht terug
naar huis moet gespaard worden; van
het loon blijft vaak zo weinig over.
Gekraakt
Vader Celso heeft een lap grond van zijn
landheer gekraakt. Hij heeft een maïs
veldje aangelegd, hij verbouwt zoete
aardappelen, er groeien bananen om het
bamboehutje, kokosnoten, er scharrelt
wat pluimvee rond - en door dat alles te
Aan ae overkant van ait zwiepende hangbruggetje, diep in het binnenland, ploetert Rogelio zijn kostje bijeen.
verkopen in Bacolod, verdient Celso
zo'n honderd pesos per week om rijst te
kunnen kopen, soms wat meer, soms
wat minder.
Het ziet er zo paradijselijk uit, hier tus
sen de heuvels. Een uitbundige natuur,
stralend weer, gewassen op het veld,
fruit in overvloed. Maar pas op: van dat
alles wordt door de arme gezinnen niets
zelf geconsumeerd - alles is bestemd
voor de verkoop. En met het daarmee
verdiende geld moeten schulden betaald
worden en nieuw zaaigoed, kunstmest
en vooral rijst worden gekocht. Het
klinkt als een godslasterlijke vloek dat
temidden van deze overvloed ondervoe
ding heerst.
Kijk, het zit zo met de plantagehouder
bij wie Celso in dienst was. De man ver
bouwde suikerriet, maar liet zijn land
goed verkommeren toen de crisis uit
brak. De plantagehouder ontsloeg al zijn
personeel en gelastte de families van zijn
landgoed te verdwijnen. Celso was een
van de mensen die weigerden. Hij heeft
nog een nabetaling te goed, voor elk jaar
dat hij heeft gewerkt een paar honderd
pesos. Dat geld heeft hij hard nodig om
(als hij eenmaal van het land is ge
stuurd) een winkeltje te kunnen opzet
ten, of een ander handeltje, een stukje
grond te kunnen kopen om een nieuw
hutje op te bouwen, dat soort dingen.
De opzichter van de plantagehouder is
al eens geweest om Celso te manen op te
hoepelen. Maar Celso weigert. Nee, zegt
zijn dochter, hij is niet bang voor de vi
gilantes, de nachtelijke moordenaars die
hier de orde en het recht van de landei
genaren „verdedigen". Hij heeft de vak
bond ingeschakeld. En: „Liever dood
door kogels dan van de honger", zoals
Steve in Bacolod een van de bittere prin
cipes van de landbezetters omschreef.
En zo zorgt vader Celso overdag voor
Dennis, en blijft hij steeds in de onmid
dellijke omgeving van zijn hut. Hij heeft
een speciale stoel gemaakt voor zijn
spastische zoon en hij doet de oefenin
gen met hem die ze hem in Bacolod heb
ben voorgedaan. Hij geeft Dennis de
medicijnen die het Liliane Fonds voor
hem betaalt en ziet dat ze zijn zoon goed
doen. In het weekend werkt hij dan met
al zijn kinderen op het veld. Om te oog
sten, om handjesvol rijst te kunnen ko
pen.
Garnalen
Terug op de weg zien we de projecten
waarmee de landeigenaren nu hun geld
verdienen. Groot geld. Gemakkelijk
geld. Garnalenkwekerijen. Vanuit de
auto zien we grote vijvers. Per hectare
een investering van een miljoen pesos,
die er (zo zegt me de echtgenote van een
landeigenaar) al na een seizoen „uit" is.
Haar man heeft zeven hectare uitge
diept. De garnalen 'worden geëxporteerd
naar Japan en de Verenigde Staten.
Mooi meegenomen is dat de kwekerijen
weinig arbeidsintensief zijn. Met vier ar
beiders per hectare kom je een heel eind.
Vroeger moest je honderden mensen in
dienst nemen om het suikerriet te kap
pen. Maar de vijvers onttrekken zoveel
grondwater aan de bodem, dat in som
mige dorpen geen drinkwater meer voor
handen is. Daar hebben de landheren
geen last van, die wonen elders, in hun
grote landhuizen of villa's in de duurste
wijken van Manila.
„Wat willen die landarbeiders? Eigen
land? Ben je gek! Die zijn gewend om
verzorgd te worden van de wieg tot het
graf. Door de landeigenaren. Goed, dat
is een feodaal systeem. Maar op eigen
benen staan kunnen ze niet. Na een jaar
prutsen op een eigen lapje grond komen
ze weer allemaal met hangende pootjes
terug. Toto, toto, neem me weer aan, bij
jou had ik het veel beter, zoiets hoor je
dan". De vrouw van de landeigenaar is
fel. haar handen trillen als ze spreekt
over de landhervormingen. Opgezet (op
papier althans en voornamelijk om het
kritische buitenland te paaien) door de
Filipijnse regering om de landloze arbei
ders aan een stuk grond te helpen. Maar
tegengewerkt door de machtige landeige
naren. Waaronder ook de lamilie van
Coiy Aquino, wier meisjesnaam Cojuan
go is. een familie die meer dan zesdui
zend hectare grond in bezit heeft.
„En waarom staat de kerk haar grond
niet af?", raast de echtgenote door. „En
wat hebben de vakbonden laten zien? Ze
In het kader van Nederland
Museumland" belichten we in deze
I rubriek wekelijks een minder
1 bekend museum. Deze maand is de
provincie Utrecht aan de beurt.
r Vandaag aandacht voor het
f Barometermuseum in
Maartensdijk.
9?
MAARTENSDIJKAls een Azo-
ren-hogedrukgebied zijn invloed
uitoefent in onze regionen is er niet
zoveel te merken van verschillen in
luchtdruk. Maar in deze tijd van
het jaar, als de weergoden via IJs
land depressies in onze richting du
wen, is duidelijk te voelen wat de
gevolgen daarvan zijn. Want die
verschillen laten zich vertalen in
wind en soms zelfs een flinke
storm.
De barometer is het apparaat dat pre
cies kan vertellen hoe het er met de
luchtdruk voorstaat en is daarom ook
een weervoorspeller. „Beter dan het
KNMI", vindt conservator Bert Bolle,
van het Barometermuseum in Maar
tensdijk. Volgens hem laten de compu
terbeelden die het KNMI op de tv ver
toont beter zien wat er gebeurd is dan
wat er nog moet komen. Zo niet de ba
rometer, die (zij het heel lokaal) aan
geeft wat er staat te gebeuren. „Iemand
die geleerd heeft naar de wolken te kij
ken, het gedrag van dieren te observer
en en die dan ook nog een barometer in
huis heeft, kan heel goed het weer
voorspellen", verzekert Bolle. In elk
geval komt hij nooit voor verrassingen
te staan. Want in zijn schitterende
woonhuis annex museum, gelegen in
een park dat wordt omzoomd door de
bossen van Soest, Lage Vuursche en De
Bilt. heeft hij er maar liefst tweehon
derd.
Ze komen als regel uit ons land, Enge
land en Duitsland, waar het weer gril
lig genoeg is om dagelijks onderwerp
van gesprek te zijn. Het museum kent
barometers in allerlei vormen en uit
voeringen. Twee ervan staan in het
Guinness-recordboek: de grootste wa
terbarometer (dertien meter hoog) en
een meters brede super diagonale baro
meter uit de zeventiende eeuw.
Of Torricelli, wie de uitvinding van de
barometer veelal wordt toegedicht, het
apparaat inderdaad heeft uitgedacht
staat overigens niet vast. Deze geleerde
toonde weliswaar het bestaan van
luchtdruk aan, maar enig verband met
het heersende weer legde hij niet. Wel
zou dat het geval zijn met de uitvinders
van het donderglas. Het eerste exem
plaar waarover is geschreven bevond
zich in Gent (1619): een simpele glazen
bokaal met een smalle tuit, waarin de
stand van de vloeistof luchtdrukver-
schillen aantoonde. De term „het ge
donder in de glazen" zou er iets mee te
maken kunnen hebben.
Grote trots van de heer Bolle is die
enorme waterbarometer.' Elke tien mi
nuten wordt het principe aanschouwe
lijk gemaakt. Het gedestilleerde water
in een grote glazen bak stijgt door de
luchtdruk in een buis tot een hoogte
van ongeveer tien meter en via een
correctie kan dan de luchtdruk in mil-
libaren worden afgelezen. Het is een
spectaculaire proef: bezoekers moeten
twee etages hoger zijn om het resultaat
te kunnen zien. De barometer is ver
vaardigd naar een idee van Bolle's
echtgenote Hij stak samen met een
vriend zeshonderd arbeidsuren in de
uitwerking ervan.
Maar wel zo interessant zijn de antieke
barometers: de ankerstaart, het donder
glas, het zwanehalskuifje, de banjobaro
meter, de stick- en metaalbarometer.
Opmerkelijk zijn de apparaten die op
zee worden gebruikt, of die welke in de
Britse kolenmijnen dienst hebben ge
daan: bij lage luchtdruk kwamen meer
explosieve gassen vrij. Dat soort draag
bare barometers kunnen trouwens ook
toeristen goede diensten bewijzen. Die
kunnen daarvan tijdig plotselinge
weersveranderingen in de bergen afle
zen en als het goed is ook tijdig de te
rugtocht aanvaarden.
ED POST
Het Barometermuseum bevindt zich
aan de Dorpsstraat te Maartensdijk. De
openingstijden zijn op maandag, vrijdag
en zaterdag van 11 tot 17 uur. Entree:
3,50 gulden voor volwassenen; kinde
ren tot 12 jaar en 65-plussers betalen
een rijksdaalder.
£eutóc0ou^ant'