1 £eicUc Gommtt1
Alfredo, hel zorgenkindje van de familie Aboreta, in de fietstaxi van zijn vader. FOTO'S: PAULINE WESSELJNK
verborgen
ramp
ZATERDAG 3 DECEMBER 1988
„De verborgen ramp" of
„een Derde Wereld in de
Derde Wereld". Zo wordt het
gigantische probleem
aangeduid van de naar
schatting 123 miljoen
gehandicapte kinderen in de
ontwikkelingslanden.
Kinderen die letterlijk een
derderangs leven leiden in
hutten en krotten op het
platteland en in de
sloppenbuurten van
miljoenensteden. Zonder
toegang tot onderwijs, zonder
geld voor noodzakelijke
operaties en protheses, vaak
verstoten door ouders en
familie. Het Liliane Fonds is
een van de weinige
organisaties die zich het lot
aantrekt van deze kinderen.
Via een internationaal
netwerk van vrijwilligers is
het Fonds er inmiddels in
geslaagd enkele duizenden
gehandicapte kinderen in de
Derde Wereld op te sporen en
een menswaardig bestaan te
geverl. De Filipijnen is een
van de landen waar het
Liliane Fonds actiefis. Ed van
de Kerkhof ging er kijken.
MANILA - Ontwaken in Manila.
Vanaf kwart voor zes 's morgens
zweeft ijl vrouwengezang mijn slaap
cel binnen. Ochtend in het klooster, de
nonnen loven de Heer, de gast draait
zich nog eens om.
Manila is doordrenkt van een uitbun
dig soort katholicisme. Nonnen in vol
ornaat vormen een vast bestanddeel
van het interieur van deze miljoenen
stad en hebben een stevigë greep op
het onderwijs. Dat overigens in het
Engels gegeven wordt. Een- erfenis van
de Amerikanen, die de kolonie van de
Spanjaarden „overnamen" aan het
einde van de vorige eeuw.
Het Amerikaans heeft hier de status
van officiële taal. Complete krotten
wijken worden overeind gehouden
dank zij een massa reclameborden, die
achtereenvolgens Coca Cola, Pepsi en
Royal Crown aanprijzen. Een blanke
van de mannelijke soort wordt door
blootvoetige jongetjes onveranderlijk
begroet met de kreet „Hi Joe". En dan
zijn er natuurlijk de jeepney's.
Nadat de Amerikanen in '45 de laatste
Jap van de Filipijnen hadden verdre
ven, bleven er scheepsvrachten jeeps
als dumpmateriaal op de eilanden ach
ter. Binnen de kortste keren vond het
oude oorlogsmaterieel zijn weg in de
straten van Manila om daar de grond
slag te leggen voor een vorm van
openbaar vervoer die (wat kleurrijk
heid en stank betreft) zijn weerga niet
kent. De jeepney: kermistent, disco
theek en Maria-kapelletje in een, het
met blinkende spiegels, toeters en bel
len opgetuigde speelgoed-op-wielen
van de Manila-macho. Met namen als
Great Lover, Sex Machine, Chicago
Bulls en The Name of Jesus. In rijen
van vijfdik schuiven ze met duizenden
door de metropool, enorme wolken
roet uitbrakend.
Maar de jeepney is voor mij twee ma
ten te klein en dus moeten zuster O.
en ik een taxi nemen naar de barrio.
De barrio is een van de vierhonderd
krottenwijken in Manila. Gelegen aan
weerskanten van een in onbruik ge
raakte spoorlijn, ingeklemd tussen de
muren van de tuinen van degenen die
het beter getroffen hebben. Rijen hut
ten en hokken, opgetrokken van plan
ken en golfplaten, daarvoor een geul
met kwalijk riekend afwaswater en
greppels troep.
We gaan zo'n hut binnen. Een kamer,
kale vloer. Hier woont en slaapt het
gezin Aboreta. Een van de hoeken is
de vaste slaapplek voor de ouders, de
zeven kinderen rollen zich 's nachts
op op de rest van de planken. Bedden
zijn er niet. Tegen een wand leunt een
gammele inklapbare kampeertafel,
stpelen zijn er niet genoeg. De muren
zijn kaal. Er zijn wat vergeelde kalen
derbladen opgeprikt, met afbeeldingen
van Jezus en Maria en aan een andere
muur hangt nog een versleten wand-
doekje dat het Laatste Avondmaal
moet voorstellen.
Vader Aboreto heeft een fietstaxi, een
driewieler, bekostigd door het Liliane
Fonds. Hij scharrelt er zo'n honderd
peso mee bijeen, per week. Moeder
brengt ook nog eens honderd peso in
het laatje als wasvrouw. De oudste
dochter (19) werkt in een fabriek waar
ze slippers maken en krijgt daar 32
peso per dag voor. Ter vergelijking:
het minste wat je voor een huurhuis in
Manila moet neertellen is 2000 peso
per maand.
Alfredo
De steun van het Liliane Fonds heeft
het gezin te danken aan het feit dat
een van de kinderen, Alfredo, gehan
dicapt is. Vlak na zijn geboorte kreeg
hij hersenvliesontsteking. Nu is hij
vijftien en achterlijk en heeft als enig
speelgoed een verzameling flessedop-
pen. Hij heeft nog steeds last van aan
vallen, maar geld om de peperdure
medicijnen te betalen was er nooit.
Vandaar de fietstaxi, bedoeld om het
inkomen van het gezin wat op te krik
ken. Een galante oplossing: Filipino's
zijn trots en houden niet graag de
hand op: In deze stad, waar op zijn
minst drie miljoen mensen ver onder
de armoedegrens leven, zie je opval
lend weinig bedelaars.
In dat hutje in de barrio aan de spoor
lijn stuurt moeder een van haar kinde
ren de deur uit om een gezinsfles cola
te kopen. Ze zet een bord verse kokos
broodjes voor ons neer. En daar zit je
dan, met een groot glas cola en knab
belend aan zo'n broodje, de kinderen
krijgen niets en kijken alleen maar.
Het kost me de nodige moeite terug te
kijken en schaapachtig te grinniken.
En toch, na de eerste schaamte en ver
warring, dringt de onweerstaanbare in
druk zich aan me op dat het leven in
de barrio niet geheel en al gehuld is in
een deken van treurigheid. Ook de ar
moede kent zijn speelsheid, met name
buitenshuis. Een stel mannen speelt
hartstochtelijk biljart, zij het op een
tafel zonder laken, met een keu zonder
kop en met houten schijven in plaats
van ivoren ballen. Op een bankje
streelt een jongen zijn vechthaan en
droomt van een overwinning. En
overal klinken in de avondlucht joe
lende kinderstemmen.
Zuster O. wil dat ik de onderkant van
de armoede leer kennen. Ze neemt me
mee naar Smokey Mountain. Je moet
dichter zijn en in een zwartgallige
stemming om Smokey Mountain te
kunnen omschrijven. Met gewone
woorden kan dat nauwelijks. Wellicht
volstaat het om te zeggen dat we na
het bezoek al onze kleren hebben uit
getrokken, ons lijf hebben staan boe
nen en inzepen, de schoenen onder het
water hebben gehouden en met het
tandenborsteltje van Philippine Air
Lines flink hebben afgeborsteld. De
auto bleef stinken. Na een week moest
er een chemische geurverdrijver inge-
hangen worden om de weeë stank te
verdrijven.
job
Er wonen mensen op deze gigantische*
rotte, rook uitbrakende, bloedhete
vuilnisbelt. In wolken vette vliegen
krassen ze rond zware bulldozers met
kromme haken in het vuil, op zoek
naar restjes plastic, glasscherven en
lege conservenblikjes. Volgens zuster
O. is dit volkje (zoals alle bewoners
van de krottenwijken) afkomstig uit
de binnenlanden, naar de stad getrok
ken op zoek naar een baantje. Ze heb
ben pech gehad en zijn uiteindelijk
hier beland. De laatste stap die van
hier vandaan nog gezet kan worden is
de prostitutie.
De fotografe knipt als een razende fo
to's. Zij zakt tot haar enkels in de
troep. Vanuit de auto kijk ik toe. Dan
steekt een basketballpet door het auto
raam, een neus vol sproeten. „Hi
Joe". Christie heet ze, veertien jaar is
ze. In haar huidplooien ligt zwart vuil
opgetast. Ze verdient met het verza
melen van plastic pakweg zo'n vijftien
peso per dag. Ze wil een sigaret. Dan
verdwijnt ze weer, met een eeuwenou
de, cynische blik in haar donkere
ogen, volstrekt zonder illusies. „Bye
Joe".
Ik moet hier weg. Ik denk aan het bij
belboek Job. Onder aan de bult schalt
uit een jeep een oude Queen-hit. „He's
just a poor boy. from a poor family".
Bizarre regels in bizarre ellende. Ik
dreig in een waanzinnig schaterlachen
uit te barsten. Ziehier de mens, rond-
wroetend in zijn eigen drek.
Zuster O. neemt me ook mee naar de
barrio Tatalon, een andere krotten
wijk. Gekraakt terrein, zoals al die
vierhonderd krottenwijken op ge
kraakt terrein staan. Een stel vrouwen
dringt zich om de zuster heen. Maan
dag komen de militairen om de zaak
te ontruimen. Een Chinese projectont
wikkelaar heeft de grond gekocht en
wil nu dat de arme schooiers oprotten.
Maar ze willen niet weg, hier hebben
ze nog een minimale bestaanszeker
heid. „Hier zijn ze er zeker van dat ze
elke dag wel iets te eten vinden. Wor
den ze hier weggestuurd, dan moeten
ze opnieuw iets zoeken, buiten de
stad. Dan wordt het bestaan dubbel
onzeker".
De vrouwen hebben besloten te vech
ten. Met hun kinderen zullen ze een
menselijke barricade vormen. Om de
barrio hebben ze rafelige spandoeken
gehangen. Ze vragen de zusters mee te
doen. Militairen schieten niet op non
nen. Wel op kinderen. Op dinsdag zie
ik de foto's in de kranten. Een vrouw,
gewapend met een stok en een beeld
van Santo Nino, het Jezuskind. Het
gebruikelijke beeld, er is geen demon
stratie op de Filipijnen of Moeder en
Kind zijn in de voorste rij te vinden.
De vrouwen hebben standgehouden.
De kranten berichten over „slechts
twee lichtgewonden".
De militairen. Hun macht is er niet
minder op geworden na de val van
Marcos in 1986. Ze hebben volgens
veel Filipijnen Cory Aquino en haar
regering in een „houdgreep". Ze voe
ren een ware heksenjacht op alles wat
links is. Het leger, daarbij gesteund
door rechtse knokploegen, gaat be
paald niet zachtzinnig te werk. Ver
dwijningen en brute moordpartijen
zijn aan de orde van de dag, meer (zo
zegt men) dan onder Marcos.
Ronaldo
Zuster O. vertelt me over Ronaldo,
zes jaar is hij. In de nacht van 22 op
23 januari van dit jaar drongen solda
ten het huisje binnen waarin hij met
zijn ouders woonde in het dorp Sim-
bahan. De soldaten, die nadien zoals
te doen gebruikelijk alles ontkenden,
richtten die nacht een bloedbad aan in
het dorp. 's Morgens lagen er vijf lij
ken voor de hut. De ouders van Ro
naldo, twee buurmannen en een drie
jarig buuijongetje. Ze waren overdekt
met kogelwonden, de meeste in de
rug. Tussen de lijken lag Ronaldo,
bloedend. Hij was door beide heupen
geschoten, maar leefde nog. Acht uur
heeft hij bloedend buiten gelegen.
En nu, zuster O. is daar zeker van,
staat Ronaldo op de „dodenlijst" van
de militairen. De zesjarige Ronaldo is
gevaarlijk. Omdat hij getuige is ge
weest van de moordpartij. Omdat hij
gezichten heeft gezien. Dus wordt Ro
naldo verborgen gehouden. Door de
zusters. In kloosters en in bevriende
huizen, in Manila en buiten Manila.
Zuster O. is een van die zusters. „Ik
weet", zegt ze kalm, „dat ik risico's
loop met dit soort werk. Verbaas je
maar niet als je hoort dat ik vandaag
of morgen verdwenen ben". Ze heeit
het over geruchten die willen dat bin
nenkort alle kloosters doorzocht zullen
worden.
Maar ze wil niet spreken over het ge
vaar dat zij loopt. Dat is in de handen
van God. Het gaat om Ronaldo. Het
jongetje heeft onmiddellijk hulp no
dig. Professionele hulp, van een psy
chiater. Ronaldo ziet steeds weer die
afschuwelijke nacht voor zich. Hij te
kent, van die grote kindertekeningen,
een bamboehut en wuivende palmbo
men. Daarvoor liggen twee lichamen.
Het ene heeft een rode vlek op het
hoofd, het andere een rode vlek op de
borst. Het eerste lijk is van zijn moe
der, waarvan de hersenen zijn wegge
schoten. Het tweede stelt zijn vader
voor. „Zou je", zo vraagt zuster O.
aarzelend, „zou je eens aan de mensen
van het Liliane Fonds willen vragen of
ze Ronaldo ook willen helpen?".
Kwart voor zes in de morgen. Achter
de deur van mijn slaapkamercel stijgt
het nonnengezang op ten hemel. Het
lukt me niet de stem van zuster O. te
herkennen. In de laatste droomflarden
duikt een jongen op die snel een kruis
teken slaat voor hij zich in het ver
keersgeweld stort om zijn sigaretten te
verkopen. Ik zie felgekleurde prenten
van de Heilige Familie op een muur
van afvalhout in een krottenwijk, een
Jezusbeeld op het dashboard van een
jeepney, een hemelsblauw kapelletje
bovenop Smokey Mountain. En over
al wordt gebeden. En ik vraag me af
waarom God zich stoïcijns doof houdt
en onbewogen toeziet naar wat de ene
mens de andere aandoet.
ED VAN DE KERKHOF
In het Museon in Den Haag is mo
menteel een expositie te zien over het
werk van het Liliane Fonds. De ten
toonstelling „De verborgen ramp"
duurt tot en met 15 januari. Bijdragen
voor het werk van het Liliane Fonds
kunnen gestort worden op girorekening
66 77 67 of (voor alle bankenop reke
ningnummer 70 70 70 198. t.n.v.
Stichting Liliane Fonds, postbus 75,
5250 AB Vlijmen. Het telefoonnum
mer van de stichting is 04108 - 9029.