Brouwers
doolt rond
in twee
werelden
De aardappel als confessionele vrucht
Ravel niet
alleen maar
streng
Opstand in
Frankrijk
BOEKEN/PLATEN
CeidócSouoorit
VRIJDAG 2 DECEMBER 1988 PAGINA 9
Over de twee eerste Indië-ro-
mans, „Het Verzonkene"
(1979) en „Bezonken Rood"
(1981) van Jeroen Brouwers
waren de critici verdeeld. Ook
over zijn derde roman, „De
Zondvloed", die zijn Indië-tri-
logie compleet maakt liggen de
meningen nogal uiteen. Een
meesterlijk bouwwerk schreef
de ene recensent, terwijl een
ander het had over pathetische
en langdradige vertellingen.
Daar ligt de roman, bijna acht
honderd pagina's dik, waaro
ver de schrijver zeven jaar
heeft gedaan en ik als lezeres
alles bij elkaar genomen zeven
dagen. Voor Jeroen Brouwers
waren het zeven moeilijke ja
ren, waarin de wanhoop hem
op de hielen zat. Voor mij wa
ren het zeven dagen meege-
zeuld worden door een nu
eens woelige en dan weer
stormachtige zee van woorden,
een zondvloed van emoties,
gedroomde en beleefde avon
turen. Geen vrolijk makend,
tot optimisme oproepend boek,
maar zoiets zou je ook niet
kunnen verwachten van Brou
wers. Hij toont zich ook in „De
Zondvloed" meer een romanti
cus met zijn gevoelsuitbarstin-
gen, zijn voortdurende hang
naar zijn verleden en spelen
met de doodsgedachte. En dat
in „horlogemakersproza", zo
als iemand de uitvoerige be
schrijvingen, de bezielende re
toriek van Brouwers noemde.
Japanners
De Japanners hebben aan de
bakermat gestaan van „De
-Zondvloed". Dat maakt Jeroen
Brouwers direct al duidelijk
met de keuze van zijn boe
komslag: een schilderij van
Hokusai, getiteld „Onder de
golven van Kanagawa", dat
een zinkend bootje voorstelt.
Aan de drie delen van „De
Zondvloed" gaan citaten van
tie filosofen Kierkegaard, Wei-
ninger en Dante vooraf. Aan
het eerste deel met de hoofd
stukken „Het Gebeuren" en
i.De Evenaar" hangt Brouwers
een motto van Kierkegaard,
de Deense filosoof die een le
venlang in eigen existentie
roerde: „Wanneer men niet de
kans heeft door zijn wanhoop
groot te worden, is het dan wel
de moeite waard zijn wanhoop
te laten blijken. Is dit wat be
tekent: de wanhoop te hebben
overwonnen?". Aan Weinin-
ger's filosofie over begrip voor
dé; ander hangt de auteur de
hoofdstukken „Symfonium",
„Orpheus" en „De Verdwij
ning" op.
Met Dante's verlangen naar
Beatrice („En ik zou dit alles
zeggen, in verlangen dat het
bij toeval door haar zou wor
den vernomen") opent Brou
wers zijn derde deel. Zijn Be
atrice is Nachtschade, de ge
droomde geliefde. De schrijver
is na de ontmoeting met haar
nooit meer dezelfde.
Voetspoor
In de drie delen vertelt de
oude schrijver, de Nobelprijs
winnaar, in een interview
voor het tv-programma „In
het Voetspoor van..." over zijn
drie „ikken". Hij legt de inter
viewster uit dat „hij niet be
staat zonder de boeken die hij
schrijft; soms lieg, of droom, of
fantaseer ik mijzelf en kom al
dus omtrent mijzelf tot een an
dere waarheid, die niet auto
biografisch is, en ook niets met
enige historische werkelijk
heid te maken heeft* en toch
voor mij als waarheid geldt.
Het vinden van die „waar
heid" is een van de redenen
waarom ik schrijf. Kunst is
leugen die de werkelijkheid
openbaart. De autobiografie
van de schrijver is niet de
weergave van de werkelijk
heid (of waarlijk) door hem
zelf beleefde gebeurtenissen,
maar is zijn werk zelf".
De oude schrijver doet niets
anders dan zichzelf bespiege
len, van alle kanten onder alle
omstandigheden: het jongetje
in Indië, de jongen die zeven
verschrikkelijke jaren op de
kostschool moet doormaken,
nadat hij de Evenaar is over
gestoken, de man getrouwd
met de gefrustreerde vrome
Laura met wie hij twee kinde
ren heeft van wie hij niet eens
houdt en de „ik" als verloe
derde schrijver die in een oud
vervallen huis in een dennen
bos woont en zich in het leven
laat voortsleuren door jenever
en ziekelijke fantasieën. Het
zijn soms prachtige meeslepen
de bespiegelingen waarin
spiegel-achtige voorwerpen,
zoals glas, water, schimmen en
schaduwen ook steeds voorko-
Doolhof
Zondvloed is een doolhof van
herinneringen, een vlecht
werk rondom enkele schar-
nierfeiten: zijn eerste gelukki
ge jaren in Indië, ondanks het
Jappenkamp, het vertrek en
de daarop volgende rampjaren
met een piek in de jaren ze
ventig. Op zijn drieëndertigste
beleeft de schrijver een abso
luut dieptepunt door een mis
lukt huwelijk, dan de ge
droomde geliefde en een tot
dolen gedoemd voortbestaan.
De schrijver wendt alle mid
delen aan om de tocht met de
dromen of werkelijke gebeur-
Jeroen Brouwers toont zich ook in „De Zondvloed" een romanti
cus met zijn gevoelsuitbarstingen, zijn voortdurende hang naar
het verleden en spelen met de doodsgedachte.
FOTO: PR
leggen. Ziekelijke fantasie
zijn traumatische
tenissen door het doolhof aan
trekkelijk te houden. „Alles in
mij is bezig ineen te vloeien
om zich te voegen tot de vorm
die het tenslotte in mijn boe
ken krijgt, die van: beschrij
vingen".
En fascinerend zijn die be
schrijvingen vooral over het
jongetje in Balikpapan (Bor
neo). Daar heeft hij zijn jeugd
vriendinnetje, Melati, die hij
„tikoes" (muis) noemt. Met
haar voelt hij zich verwant,
voor haar voelt hij liefde die
hem zijn leven lang niet meer
loslaat. Tikoes verbeeldt in de
rest van de roman Het Verlan
gen. Hij verlangt niet terug
naar Indië, maar naar zichzelf
zoals hij was in zijn jeugd. In
Nachtschade is dat verlangen
ook uitgedrukt. Na de ontmoe
ting met haar is zijn wereld
definitief uiteen gevallen in
Twee werelden, waarin de 'ik
ken' dolend zoeken naar een
uitweg. De beschrijving van
Twee Werelden. Afgrijselijk
lamlendig is de schrijver in
het verwaarloosde boshuis.
Het antwoord op een jarenlang
verstikkend huwelijk.
Trauma's
Veel beelden, herinneringen
zijn bekend uit eerder werk
van Brouwers, maar er is in
het dikke boek ook een mo
ment geweest dat ik me ver
veelde. En dat was bij het le
zen over de schrijver in con
tact met vrouwen van de PTT
die zijn telefoon komen aan-
ngen
Indië en vooral op
de Icostschool een uitweg zoe
ken. Dat een mens met die
achtergronden niet „vriende
lijk" is, kan een psycholoog
beter verklaren. Vandaar dat
Brouwers ook nogal eens een
„vrouwonvriendelijke schrij
ver" wordt genoemd. Voor
mannen en voor zichzelf is hij
in die emoties niet vriendelij
ker. Maar hij is in mijn ogen
op zulke momenten meer ge
woon een beetje vreemd. Wel
een vreemde die het schrijfge
reedschap fascinerend weet te
hanteren. Dan beland je bij de
moeilijke algemene vraag:
wanneer een vakkundige boei
ende schrijver vrouwonvrien
delijk of bijvoorbeeld fascis
tisch zou schrijven, kun je dan
nog wel van een goed boek
spreken?
„De Zondvloed" zou ook een
overbodig boek zijn. De schrij
ver zegt het zelf ook: „Een
boek schrijven dat al mijn boe
ken samenvat en waarin alles
verwijst naar alles wat ik heb
geschreven. Dat moet het boek
zijn dat geen onderwerp heeft
en dus nergens over gaat. Het
boek van de Dood". Dat boek,
waarover de oude schrijver
het al heeft, is „De Zondvloed"
geworden.
MARSCHA VAN NOESEL
Jeroen Brouwers: „De Zond
vloed'. Uitgegeven bij De
Arbeiderpers. Prijs ƒ49,50.
De Bie als Walter de Roche-
brune.
FOTO: PR
Schoftentuig
Een blik achter de schermen
van de van TV bekende zon
derling Walter de Rochebrune
wordt ons gegund in „Schof
tentuig", het laatste product
van Wim de Bie. De niet ge
heel onzinnige tirades van
deze toch naar liefde hunke
rende kluizenaar, die dagelijks
minstens vijf uit de prullen
bakken gejatte kranten door
geest, vormen de basis voor dit
werk, dat verder gevuld is met
.cursiefjes die de heer De Bie
_ëerder in kranten schreef.
Schoftentuig" slaat onder
meer op een citaat van De Ro
chebrune, die in een gesprek
met De Bie journalisten deze
weinig vleiende titel meegeeft.
Ze jatten uitspraken van ande
ren, voegen er wat aan toe en
hun verhaal is klaar. Diefstal
dus, schoftentuig dus. Er valt
verder nog heel wat te glim-
en grimlachen om zowel De
Rochebrune als De Bie. die
lijdt aan de ziekte van Efteling
en zich heel boos kan maken
over truttigheid van AVRO en
liefdadigheid van Ria Lubbers.
Wim de Bie: „Schoftentuig".
Uitgeverij De Harmonie.
Prijs: ƒ19.90
„Een Zwitserse horlogema
ker". Dat was een van de wat
spottende omschrijvingen
voor Maurice Ravel (1875-
1937). Met deze vergelijking
werd bedoeld de nauwkeuri
ge precisie en de „berekend
heid" die de Spaans-Baski-
sche componist in zijn werk
de dag legde.
voorstellen. De muziek van
Ravel is een voorbeeld van
„strenge artisticiteit", schreef
ooit Hendrik Andriessen.
Dat wil zeggen, aldus An
driessen, dat componisten als
Ravel, maar ook Debussy en
Franck „niet in opgewonden
heid of bedwelming hebben
gecomponeerd, dat zij niet
een tranenrijkdom hebben
verkwist, dat zij niet de mu
ziek hebben volgeladen met
gevoelsomstandigheden,
maar uit de waarachtige aan
doening de muzikale waar
heid hebben gehaald en deze
met de innigste zorg hebben
gemodelleerd".
Maar er is bij Ravel meer
dan de muzikale aristocratie.
Een van de mooiste voorbeel
den daarvan is het tweede
deel van het Pianoconcert in
G (1931). Eigenlijk kun je
zeggen dat bij dit deel An
driessen niet gelijk heeft.
Want hier is wél sprake van
muziek die is „volgeladen
met gevoelsomstandighe
den"; in ieder geval kan een
luisteraar het als zodanig er
varen. Dat geldt natuurlijk
vooral wanneer het stuk ook
vanuit die opvatting wordt
gespeeld. En dat lijkt het ge
val te zijn met Martha Arge-
rich, die samenwerkt met
Claudio Abbado en het Lon
don Symphony Orchestra.
We kennen deze driehoeks-
relatie: Ravel-Argerich-Ab-
bado al zo'n twintig jaar via
de grammofoonplaat. En al
die tijd bleef die uitvoering
boeien. In 1984 werd in Lon
den een nieuwe opname ge
maakt met het London Sym-
phonie Orchestra die eerst nu
op de markt verscheen.
Allure
De pianiste blijkt in de afge
lopen tijd een „onthechtere"
visie op het werk te hebben
gekregen. Ze heeft een nog
grotere allure gekregen; de
uitvoerend musicus is nog
meer her-schepper gewor
den. Natuurlijk speelt Arge-
rich de noten die Ravel heeft
geschreven, maar ze is er
meer van los gekomen. De
vergelijking met de vorige
opname (die overigens op cd
is her-uitgegeven) maakt dat
merkwaardige fenomeen
hoorbaar: de betrokkenheid
en de verinnerlijking is ge
groeid en tegelijkertijd is het
spel abstracter geworden;
meer onthecht van het no
tenbeeld.
Het Pianoconcert is in diver
se opzichten een interessant
werk. Bijvoorbeeld de flar
den die herinneren aan colle
ga-componisten. In het eerste
deel bijvoorbeeld klinken
jazzy passages die aan Gersh
win doen denken („Waarom
wilt u een tweederangs Ravel
worden, terwijl u een eerste
rangs Gershwin bent" zei Ra-
vel tegen Gershwin toen deze
les bij hem wilde nemen).
Weer andere flarden herin
neren aan Erik Satie (met
wie hij in omstreeks de
eeuwwisseling graag om-
ting), weer anderen aan
travinski en Saint-Saëns.
En aan het slot van het eer
ste deel is Ravel de Ravel zo
als het grote publiek hem
kent: die laatste maten herin
neren aan de Boléro (1928).
Na de tweeëntwintig minu
ten van het concert in G
(ruim twee minuten langer
dan de vorige uitvoering van
Argerich c.s.) staat op de cd
het minstens zo interessante
Claudio Abbado
Concert voor de Linkerhand.
Hier is Michel Béroff de so
list. Het Ravel-avontuur op
deze cd gaat verder met de
fleurige Fanafare, het Me
nuet Antique en tenslotte: Le
tombeau de Couperin. Het is
de orkestversie van het oor
spronkelijk zesdelig eerbe
toon op piano aan zes solda
ten-vrienden die stierven in
de oorlog van '14-T8 (Ravel
kwam begin 1915 in dienst;
in de herfst van 1917 werd
hij ontslagen na een ernstige
ziekte).
De cd-plaat met Ravel-Arge-
rich-Abbado gaat een goede
toekomst tegemoet, dat lijkt
wel zeker.
Dvorak
Het pianoncert van Dvorak
is niet een van diens bekend
ste werken. Hij schreef het
aan het aarzelende begin van
zijn loopbaan. Wellicht is die
wetenschap mee verant-
woorcHijk voor de betrekke
lijke onbekendheid, samen
met de verwantschap die het
werk met Brahms vertoont.
Met andere woorden: het
concert zou te weinig repre
sentatief zijn voor het werk
van de compinist van de
„Slavische Dansen" en van
„De nieuwe wereld".
Toch zijn er genoeg redenen
om dat pianoconcert van
Dvorak wat vaker te beluis
teren in concertzaal en via de
compact plaat. Want de luis
teraar ervaart toch wel heel
mooie muziek en dat dan in
derdaad Brahms op de ach
tergrond mee speelt, is geen
belemmering voor luisterple-
zier. Bij Ravel in diens Pia
noconcert in G wordt het
muzikaal „leentjebuur" spe
len toch ook niet als negatief
punt aangemerkt? Om nog
even verder te gaan op het
punt van de de muzikale ver
wantschap in Dvoraks eerste
pianoconcert: Schumann
hoort ook in het rijtje thuis.
Misschien daarom de koppe
ling met de Introduktie en
allegro appassionato van
Schumann (1849) op de cd?
Andras Schiff speelde de mu
ziek voor Decca samen met
de Wiener Philharmoniker
onder leiding van Christoph
von Dohnényi. De uitvoeren
den leveren heel mooi werk,
zowel in Dvorak als in Schu
mann. Zo te horen heeft ie
dereen veel plezier gehad in
het muziek maken.
Wat Dvorak betreft sluit
Schiff mooi aan bij een al
veel oudere en ook erg waar
devolle opname met Sviatos-
lav Richter en Karlos Klei-
ber (1977). In deze rubriek is
daar eerder al aandacht voor
gevraagd. EMI bracht deze
opname met het Bayerisches
Staatsorchester München op
een compact plaat opnieuw
op de markt.
LÜTSEN KOOISTRA
Ravel: Concert! pour piano
et orchestre etc.- Martha
Argerich piano, Claudio
Abbado en het London
Symphony Orchestra.
Deutsche Grammophon
423665-2.
Dvorak: Piano concerto etc.
- Andras Schiff en de Wie
ner Philharmoniker onder
leiding van Christoph von
Dohnanyi (live-opname).
Decca 417802-2.
Dvorak: Piano concerto,
Schubert: Wanderer Fanta
sie. Sviatoslav Richter en
het Bayerisches Staatsor
chester München onder lei
ding van Carlos Kleiber.
EMI CDC 747967-2
Wie was de eerste van naam
bekende consument in Europa
die aardappelen at? Hët ant
woord zal menigeen verbazen.
De heilige Teresa van Avila
namelijk. Een brief van 26 ja
nuari 1578. „De aardappelen
die ik ontving op een ogenblik
dat ik een ziekelijk verlangen
had naar voedsel, hebben mij
zeer goed gesmaakt". En, op 19
december van hetzelfde jaar:
„Uw brief ontvangen met
daarbij de'aardappelen en het
vaatje met zeven citroenen.
Alles kwam goed over".
De ontdekking is gedaan door
Willem H. Oliemans, tot aan
zijn pensionering directeur
van het Nederlands Instituut
voor de Afzetbevordering van
Akkerbouwprodukten NIVAA
in Den Haag. „Deze aardappel-
brieven liggen bewaard in de
kerkelijke archieven te Ma
drid", vermeldt hij met de op
getogenheid van de bijgelovige
die een klavertjevier heeft ge
vonden.
Een speurtocht langs veertig
universiteiten en anderé in
stellingen in acht Europese
landen heeft Oliemans afge
legd. Wat hem dreef bij deze
Odyssee? Het verlangen om de
vele fabels te ontmaskeren die
er in de loop der eeuwen rond
de aardappel zijn gegroeid. De
hartewens om het verleden
van 's werelds meest gegeten
groente voor eens en altijd na
te pluizen. Immers: „De ge
schiedenis van de aardappel
hangt van legenden en onge
loofwaardige anekdotes aan el
kaar. Zo zou de koning van
Spanje tegen het einde van de
zestiende eeuw vanuit Zuid-
Amerika een kist met aardap
pelen aan een ziekelijke paus
hebben laten sturen. Nee, de
introductie van de aardappel
(hij- zou uit de Noordameri-
kaanse staat Virginia zijn ge
haald) moest men danken aan
de edelmoedigheid van een
Britse zeerover of slavenhan
delaar. En een vluchtende En
gelse kartuizer monnik zou
hem vervolgens in ziin bagage
naar Vlaanderen hebben over
gebracht. Het zijn slechts en
kele voorbeelden uit de vele.
Wie de moeite neemt die ver
halen wat nauwkeuriger op
hun historische waarde te be
oordelen, valt van de ene ver
bazing in de andere".
De vrucht van zijn naspeurin
gen is door Oliemans vastge
legd in een zojuist verschenen,
zeer kloek boekwerk dat hij
„Het brood van de armen
heeft genoemd. Hetgeen regel
recht terugvoert naar de heili
ge Teresa in haar kille cel te
Toledo. Zij zat daar omdat ze
uit verontwaardiging over de
pracht, de praal en de zede
loosheid binnen de kerk de
Orde der Ongeschoeide Kar
melieten had gesticht die het
ideaal van de opperste nede
righeid en armoede predikte.
Deze onprettige heilsbood
schap wekte in de gelederen
van de kerkelijke gezagsdra
gers grote wrevel op, gepaard
met verbeten wraaklust (het
proza is van Oliemans). Dus
kreeg ze levenslange verban
ning aan haar habijt.
Armen
Het verband tussen de heilige
en de aardappel echter. Vol
gens Oliemans legde Teresa
een buitengewone nieuwsgie
righeid aan de dag voor de be
vindingen van de vele missio
narissen die over het pas ont
dekte continent van Zuid-
Amerika waren uitgezwermd.
„In haar eerste klooster te
Avila volgden zij en haar zus
ters met gespannen aandacht
de verhalen van met name de
franciscaner pater Alfonso
Maldonado die juist uit de
nieuwe wereld was terugge
keerd. Tot in bijzonderheden
vernam zij hoe men daar leef
de, het land bewerkte en zich
voedde. Zo moet zij voor het
eerst over het wonder van de
aardappel hebben vernomen.
En vervolgens is het heel goed
denkbaar dat een van de fran
ciscaner missionarissen op
aandringen van de enthousias
te Teresa een aantal knollen
uit Amerika heeft meege
bracht. Die werden waar
schijnlijk geplant in een verlo
ren hoekje in een van de
kloostertuinen te Sevilla. De
meeste van die ommuurde tui
nen voorzagen niet alleen in
de levensbehoeften van de ei
gen kloostergemeenschap,
maar ook van de armen en ge-
brekkigen die er om wat voed
sel aanklopten. Ze kregen
voortaan aardappelen te eten.
Het brood van de armen dus".
De relatie tussen religie en
aardappel. Oliemans diept
hem nog veel verder uit. Niet
voor niets gaf hij zijn boek de
ondertitel mee: „De geschiede
nis van de aardappel temidden
van ketters, kloosterlingen en
kerkvorsten". Volgens ziin na
pluizingen moet de aardappel
vanuit Spanje Italië hebben
bereikt dank zij de Onge
schoeide Karmeliet pater Ni-
colaas Doria die in 1583 een
nieuw klooster wilde stichten
te Genua. „In Sevilla heeft hij
veel ervaring opgedaan die
hem nu van pas zal komen. Zo
zal er zeker een moestuin wor
den aangelegd voor de voe
ding van zijn kleine gemeen
schap en van de vele armen en
zieken. Voor hen heeft hij de
aardappel meegebracht waar
van er heel wat knollen uit
Sevilla aan boord zijn". De
volgende stap is dat de aardap
pel via de kloostertuin in Ge
nua belandt bij de Waldenzen,
een protestantse sekte, die
evenals de Ongeschoeide Kar
melieten het ideaal van de ar
moede nastreefden en die voor
hun katholieke vervolgers
naar de Piemontese bergdalen
waren gevlucht.
Vervolgingen
„Weer kwam het gewas bij
een groep christenen terecht
die door andere, oppermachti
ge gelovigen werd bedreigd",
schrijft Oliemans. „Was het
zijn afkeer van deze gruwelij
ke onverdraagzaamheid dat de
aardappel zich met het lot van
de weerloze protestantse boe
ren heeft verbonden?", vraagt
hij zich pathetisch af. In elk
geval ging het vanaf dat mo
ment snel, want de veiligheid
waarmee de Waldenzen zich
in hun afgelegen valleien aan
de praktijkteelt van de aard
appel zetten, bleek loze schijn.
Rond 1600 daalde er een gena
deloze geloofsvervolging over
hen neer, „ert wel zo hevig dat
honderden boerengezinnen
moesten vluchten. Ze kwamen
terecht in de protestantse en
claves in de zuidelijke Voge-
zendalen en brachten niet al
leen hun geloof mee, maar ook
de parel v&n hun landbouwt-
raditie: de aardappel".
Binnen een tijdsbestek van ze
ventig jaar, traceert Oliemans
de geschiedenis verder, ont
stonden er door de bloedige
vervolgingen in de Piemontese
valleien drie grote emigratie-
golven van ettelijke duizenden
gezinnen. Ze vestigden zich in
de protestantse staten benoor
den de Alpen, niet alleen in
Duitsland, maar ook in Neder
land en Denemarken. „We
kunnen nu vaststellen dat de
omvangrijke volksverhuizin
gen van Waldenzen, Hugeno
ten en later ook van Doopsge
zinde boeren de verbreiding
van de aardappelcultuur bin
nen grote delen van Europa in
een versneld tempo op gang
hebben gebracht. Tot zelfs in
het noorden van Rusland en in
de Oekraïne. Welbeschouwd
was de aardappel tot het mid
den van de achttiende eeuw
dus een typisch confessionele
vrucht".
Maar er is meer. Tijdens de
economische bloeiperiode die
duurde tot het midden van de
17e eeuw toen de Dertigjarige
Oorlog er een einde aan maak
te, was de akkerbouw eenzij
dig en star op de teelt van gra
nen gericht geweest. Niemand
dacht aan nieuwigheden of
verbeteringen. En toen de cri
sis begon toe te slaan (graano
verschotten, prijsdalingen)
ontbrak het de getroffen boe
ren aan een visie om andere
maatregelen te nemen dan al
leen een overschakeling op
veeteelt. Totdat de vervolgde
protestantse boeren met hun
aardappel ten tonele versche
nen. „Zo kan het onderlinge
verband worden gelegd tussen
de geloofsvervolgingen, de mi
graties, de landbouwinnovaties
en de landbouwhervormingen
in deze woelige tijden", schrijft
Oliemans. „Dit inzicht geeft
aan de agrarische geschiedenis
dimensie".
Slotsom: het fenomeen van de
protestantse immigraties is
voor veel volkeren benoorden
de Alpen van onschatbare
waarde geweest. „Hoe para
doxaal dit ook mag klinken,
het had heel wat meer beteke
nis dan alle geldverslindende
paleizen, kathedralen en cul
tuurmonumenten tezamen die
wereldlijke en kerkelijke po
tentaten in diezelfde periode
lieten verrijzen. De door deze
heersers afgedwongen massale
verplaatsing van boeren met
hun eigen landbouwtradities
heeft namelijk een aanzienlij
ke vervroeging van allerlei
vernieuwingen in de hand ge
werkt. Zodoende konden die
innovaties waarschijnlijk hon
derd jaar eerder hun zegenrij
ke invloeden op de Noordeu-
ropese volkeren doen gelden
dan bij een minder turbulent
verloop van de geschiedenis.
In sommige verafgelegen ge
bieden misschen wel honderd
vijftig jaar eerder". Een be
langwekkende conclusie, door
Oliemans op meeslepende wij
ze bereikt bovendien, want
zijn boek leest als een trein.
Vermeldenswaard is nog dat
het ook uitvoerige hoofdstuk
ken bevat over ae Friese „ie
rappels" (de grietman van
Haskerland) over de Gronin
ger Veenkoloniën (het boter-
vrouwtje van Kolham), over
het gewest Holland (Paltsers
in en rond Rotterdam) en over
Gelderland waarvan weinigen
zullen weten dat het midden
vorige eeuw met een aandeel
van een kwart in de totale Ne
derlandse aardappelproduktie
koploper was.
PIET SNOEREN
Willem H. Oliemans: „Het
brood van de armen". SDU
uitgeverij, Den Haag. Prijs
„Vroege
Vogels Vogels"
Mooi van eenvoud zijn de ver
sjes van Ivo de Wijs, gebun
deld in „Vroege Vogels Vo
gels". Vijftig kwatrijnen over
vogels, die eerder werden uit
gesproken in het radio-pro
gramma Vroege Vogels, en nu
zijn gebundeld en voorzien
van tekeningen van Kees van
Scherpenzeel. Op sublieme
wijze speelt De Wijs met de
taal, die altijd net even meer
mogelijkheden biedt dan ver
wacht. Een voorbeeld:
Valk
Een valk zei: om een nest te bouwen
Neem ik een strootje, en geen balk
Als iets te zwaar is voor mijn klau
Laat ik het liggen - anaers valk
of
Steppen buizerd
't Was geen verhaal dat ik geloofde
Al bracht mijn zoon het zeer ontzet:
Pap. pap. een steppenbuizerd roofde
Mijn splinternieuwe autoped
Zo volgen er nog achtenveer
tig, soms wat minder, maar
meestal van gelijk hoog peil.
De tekeningen van Kees van
Scherpenzeel geven een in
druk van de besproken vogels,
voor veel stedelingen beho
rend tot wel erg verre familie
van de huismus.
Ivo de Wijs en Kees Scher
penzeel: „Vroege Vogels Vo
gels". 108 pagina's, prijs
f 15.-.
Relletjes, actievoeren en de
monstraties zijn vertrouwde
begrippen geworden voor kin
deren. Dagelijks zien ze voor
de televisie hoe groepen in de
samenleving hun ongenoegen
uiten of proberen de beslissers
tot andere gedachten te bren
gen. Het is overigens de vraag
of al die jourbaalbeelden en
krantefoto's kinderen echt in
formeren over bijvoorbeeld de
recente acties van de politie.
Het „spel" van politiek en pu
bliciteit is voor veel volwasse
nen zelfs ondoorzichtig, laat
staan voor kinderen.
Anke de Vries laat in het boek
„Opstand" op een voor kinde
ren zeer aansprekende wijze
zien hoe een protest van een
paar mensen uit kan groeien
tot een beweging van tiendui
zenden en hoe actie en protest
diep kunnen ingrijpen in het
bestaan.
Het verhaal speelt in het jaar
1907, in de Franse Midi. Ar
moe en honger heersen in dit
belangrijke wijngebied; veel
wijnboeren gaan failliet. Een
van de oorzaken van de pro
blemen is de invoer van goed
kope wijnen. De markt zakt
in; de wijnboeren krijgen niet
genoeg voor hun produkten en
moeten arbeiders ontslaan. Dat
lot treft ook Thomas, een jon
gen uit het dorpje Argeliers.
Hij raakt in de ban van her
bergier Marcelin Albert. Deze
roept de boeren op tot actie om
de regering tot maatregelen te
dwingen. Marcelin heeft aan
vankelijk weinig medestan
ders. In plaats van uitsluitend
wijn te verbouwen, zouden de
boeren van de Midi best ook
andere produkten kunnen
gaan telen, bijvoorbeeld bloe
men, vindt Albert. Maar de
boeren zitten te veel vast aan
de traditionele opvatting: de
Midi is er voor de wijn. Albert
blijft ondanks gebrek aan
steun vechten en dringt uit
eindelijk door tot de eerste mi
nister. Inmiddels is het protest
uitgegroeid tot een massale be
weging. Er ontstaan dan aller
lei nieuwe problemen voor Al-
bert: het volk vindt dat hij te
veel op heeft met de minister,
die verbeteringen belooft en
op een gegeven ogenblik be
land Albert in de gevangenis.
Maar er is hoop: het volk be
gint in te zien dat de monocul
tuur van wijn misschien toch
te eenzijdig is.
Jongeren vanaf twaalf jaar
hebben aan het boek van
Anke de Vries een uitstekend
opstapje om allerlei maat
schappelijke bewegingen en
ontwikkelingen althans een
beetje te begrijpen. In tegen
stelling tot de flitsende beel
den van de televisie, waarbij
nauwelijks mogelijkheden zijn
voor verdieping en beschou
wing, krijgen de lezers van dit
boek alle kans mee te leven,
mee te wanhopen en mee ho
pen. Een grensverleggend
boek, in tijd en ruimte, in be
grip en ervaring.
ALBI KOOPS
Anke de Vries: „Opstand"!
Uitgave Lemniscaat Prijs
ƒ22,50.