Brouwers doolt rond in twee werelden De aardappel als confessionele vrucht Ravel niet alleen maar streng Opstand in Frankrijk BOEKEN/PLATEN CeidócSouoorit VRIJDAG 2 DECEMBER 1988 PAGINA 9 Over de twee eerste Indië-ro- mans, „Het Verzonkene" (1979) en „Bezonken Rood" (1981) van Jeroen Brouwers waren de critici verdeeld. Ook over zijn derde roman, „De Zondvloed", die zijn Indië-tri- logie compleet maakt liggen de meningen nogal uiteen. Een meesterlijk bouwwerk schreef de ene recensent, terwijl een ander het had over pathetische en langdradige vertellingen. Daar ligt de roman, bijna acht honderd pagina's dik, waaro ver de schrijver zeven jaar heeft gedaan en ik als lezeres alles bij elkaar genomen zeven dagen. Voor Jeroen Brouwers waren het zeven moeilijke ja ren, waarin de wanhoop hem op de hielen zat. Voor mij wa ren het zeven dagen meege- zeuld worden door een nu eens woelige en dan weer stormachtige zee van woorden, een zondvloed van emoties, gedroomde en beleefde avon turen. Geen vrolijk makend, tot optimisme oproepend boek, maar zoiets zou je ook niet kunnen verwachten van Brou wers. Hij toont zich ook in „De Zondvloed" meer een romanti cus met zijn gevoelsuitbarstin- gen, zijn voortdurende hang naar zijn verleden en spelen met de doodsgedachte. En dat in „horlogemakersproza", zo als iemand de uitvoerige be schrijvingen, de bezielende re toriek van Brouwers noemde. Japanners De Japanners hebben aan de bakermat gestaan van „De -Zondvloed". Dat maakt Jeroen Brouwers direct al duidelijk met de keuze van zijn boe komslag: een schilderij van Hokusai, getiteld „Onder de golven van Kanagawa", dat een zinkend bootje voorstelt. Aan de drie delen van „De Zondvloed" gaan citaten van tie filosofen Kierkegaard, Wei- ninger en Dante vooraf. Aan het eerste deel met de hoofd stukken „Het Gebeuren" en i.De Evenaar" hangt Brouwers een motto van Kierkegaard, de Deense filosoof die een le venlang in eigen existentie roerde: „Wanneer men niet de kans heeft door zijn wanhoop groot te worden, is het dan wel de moeite waard zijn wanhoop te laten blijken. Is dit wat be tekent: de wanhoop te hebben overwonnen?". Aan Weinin- ger's filosofie over begrip voor dé; ander hangt de auteur de hoofdstukken „Symfonium", „Orpheus" en „De Verdwij ning" op. Met Dante's verlangen naar Beatrice („En ik zou dit alles zeggen, in verlangen dat het bij toeval door haar zou wor den vernomen") opent Brou wers zijn derde deel. Zijn Be atrice is Nachtschade, de ge droomde geliefde. De schrijver is na de ontmoeting met haar nooit meer dezelfde. Voetspoor In de drie delen vertelt de oude schrijver, de Nobelprijs winnaar, in een interview voor het tv-programma „In het Voetspoor van..." over zijn drie „ikken". Hij legt de inter viewster uit dat „hij niet be staat zonder de boeken die hij schrijft; soms lieg, of droom, of fantaseer ik mijzelf en kom al dus omtrent mijzelf tot een an dere waarheid, die niet auto biografisch is, en ook niets met enige historische werkelijk heid te maken heeft* en toch voor mij als waarheid geldt. Het vinden van die „waar heid" is een van de redenen waarom ik schrijf. Kunst is leugen die de werkelijkheid openbaart. De autobiografie van de schrijver is niet de weergave van de werkelijk heid (of waarlijk) door hem zelf beleefde gebeurtenissen, maar is zijn werk zelf". De oude schrijver doet niets anders dan zichzelf bespiege len, van alle kanten onder alle omstandigheden: het jongetje in Indië, de jongen die zeven verschrikkelijke jaren op de kostschool moet doormaken, nadat hij de Evenaar is over gestoken, de man getrouwd met de gefrustreerde vrome Laura met wie hij twee kinde ren heeft van wie hij niet eens houdt en de „ik" als verloe derde schrijver die in een oud vervallen huis in een dennen bos woont en zich in het leven laat voortsleuren door jenever en ziekelijke fantasieën. Het zijn soms prachtige meeslepen de bespiegelingen waarin spiegel-achtige voorwerpen, zoals glas, water, schimmen en schaduwen ook steeds voorko- Doolhof Zondvloed is een doolhof van herinneringen, een vlecht werk rondom enkele schar- nierfeiten: zijn eerste gelukki ge jaren in Indië, ondanks het Jappenkamp, het vertrek en de daarop volgende rampjaren met een piek in de jaren ze ventig. Op zijn drieëndertigste beleeft de schrijver een abso luut dieptepunt door een mis lukt huwelijk, dan de ge droomde geliefde en een tot dolen gedoemd voortbestaan. De schrijver wendt alle mid delen aan om de tocht met de dromen of werkelijke gebeur- Jeroen Brouwers toont zich ook in „De Zondvloed" een romanti cus met zijn gevoelsuitbarstingen, zijn voortdurende hang naar het verleden en spelen met de doodsgedachte. FOTO: PR leggen. Ziekelijke fantasie zijn traumatische tenissen door het doolhof aan trekkelijk te houden. „Alles in mij is bezig ineen te vloeien om zich te voegen tot de vorm die het tenslotte in mijn boe ken krijgt, die van: beschrij vingen". En fascinerend zijn die be schrijvingen vooral over het jongetje in Balikpapan (Bor neo). Daar heeft hij zijn jeugd vriendinnetje, Melati, die hij „tikoes" (muis) noemt. Met haar voelt hij zich verwant, voor haar voelt hij liefde die hem zijn leven lang niet meer loslaat. Tikoes verbeeldt in de rest van de roman Het Verlan gen. Hij verlangt niet terug naar Indië, maar naar zichzelf zoals hij was in zijn jeugd. In Nachtschade is dat verlangen ook uitgedrukt. Na de ontmoe ting met haar is zijn wereld definitief uiteen gevallen in Twee werelden, waarin de 'ik ken' dolend zoeken naar een uitweg. De beschrijving van Twee Werelden. Afgrijselijk lamlendig is de schrijver in het verwaarloosde boshuis. Het antwoord op een jarenlang verstikkend huwelijk. Trauma's Veel beelden, herinneringen zijn bekend uit eerder werk van Brouwers, maar er is in het dikke boek ook een mo ment geweest dat ik me ver veelde. En dat was bij het le zen over de schrijver in con tact met vrouwen van de PTT die zijn telefoon komen aan- ngen Indië en vooral op de Icostschool een uitweg zoe ken. Dat een mens met die achtergronden niet „vriende lijk" is, kan een psycholoog beter verklaren. Vandaar dat Brouwers ook nogal eens een „vrouwonvriendelijke schrij ver" wordt genoemd. Voor mannen en voor zichzelf is hij in die emoties niet vriendelij ker. Maar hij is in mijn ogen op zulke momenten meer ge woon een beetje vreemd. Wel een vreemde die het schrijfge reedschap fascinerend weet te hanteren. Dan beland je bij de moeilijke algemene vraag: wanneer een vakkundige boei ende schrijver vrouwonvrien delijk of bijvoorbeeld fascis tisch zou schrijven, kun je dan nog wel van een goed boek spreken? „De Zondvloed" zou ook een overbodig boek zijn. De schrij ver zegt het zelf ook: „Een boek schrijven dat al mijn boe ken samenvat en waarin alles verwijst naar alles wat ik heb geschreven. Dat moet het boek zijn dat geen onderwerp heeft en dus nergens over gaat. Het boek van de Dood". Dat boek, waarover de oude schrijver het al heeft, is „De Zondvloed" geworden. MARSCHA VAN NOESEL Jeroen Brouwers: „De Zond vloed'. Uitgegeven bij De Arbeiderpers. Prijs ƒ49,50. De Bie als Walter de Roche- brune. FOTO: PR Schoftentuig Een blik achter de schermen van de van TV bekende zon derling Walter de Rochebrune wordt ons gegund in „Schof tentuig", het laatste product van Wim de Bie. De niet ge heel onzinnige tirades van deze toch naar liefde hunke rende kluizenaar, die dagelijks minstens vijf uit de prullen bakken gejatte kranten door geest, vormen de basis voor dit werk, dat verder gevuld is met .cursiefjes die de heer De Bie _ëerder in kranten schreef. Schoftentuig" slaat onder meer op een citaat van De Ro chebrune, die in een gesprek met De Bie journalisten deze weinig vleiende titel meegeeft. Ze jatten uitspraken van ande ren, voegen er wat aan toe en hun verhaal is klaar. Diefstal dus, schoftentuig dus. Er valt verder nog heel wat te glim- en grimlachen om zowel De Rochebrune als De Bie. die lijdt aan de ziekte van Efteling en zich heel boos kan maken over truttigheid van AVRO en liefdadigheid van Ria Lubbers. Wim de Bie: „Schoftentuig". Uitgeverij De Harmonie. Prijs: ƒ19.90 „Een Zwitserse horlogema ker". Dat was een van de wat spottende omschrijvingen voor Maurice Ravel (1875- 1937). Met deze vergelijking werd bedoeld de nauwkeuri ge precisie en de „berekend heid" die de Spaans-Baski- sche componist in zijn werk de dag legde. voorstellen. De muziek van Ravel is een voorbeeld van „strenge artisticiteit", schreef ooit Hendrik Andriessen. Dat wil zeggen, aldus An driessen, dat componisten als Ravel, maar ook Debussy en Franck „niet in opgewonden heid of bedwelming hebben gecomponeerd, dat zij niet een tranenrijkdom hebben verkwist, dat zij niet de mu ziek hebben volgeladen met gevoelsomstandigheden, maar uit de waarachtige aan doening de muzikale waar heid hebben gehaald en deze met de innigste zorg hebben gemodelleerd". Maar er is bij Ravel meer dan de muzikale aristocratie. Een van de mooiste voorbeel den daarvan is het tweede deel van het Pianoconcert in G (1931). Eigenlijk kun je zeggen dat bij dit deel An driessen niet gelijk heeft. Want hier is wél sprake van muziek die is „volgeladen met gevoelsomstandighe den"; in ieder geval kan een luisteraar het als zodanig er varen. Dat geldt natuurlijk vooral wanneer het stuk ook vanuit die opvatting wordt gespeeld. En dat lijkt het ge val te zijn met Martha Arge- rich, die samenwerkt met Claudio Abbado en het Lon don Symphony Orchestra. We kennen deze driehoeks- relatie: Ravel-Argerich-Ab- bado al zo'n twintig jaar via de grammofoonplaat. En al die tijd bleef die uitvoering boeien. In 1984 werd in Lon den een nieuwe opname ge maakt met het London Sym- phonie Orchestra die eerst nu op de markt verscheen. Allure De pianiste blijkt in de afge lopen tijd een „onthechtere" visie op het werk te hebben gekregen. Ze heeft een nog grotere allure gekregen; de uitvoerend musicus is nog meer her-schepper gewor den. Natuurlijk speelt Arge- rich de noten die Ravel heeft geschreven, maar ze is er meer van los gekomen. De vergelijking met de vorige opname (die overigens op cd is her-uitgegeven) maakt dat merkwaardige fenomeen hoorbaar: de betrokkenheid en de verinnerlijking is ge groeid en tegelijkertijd is het spel abstracter geworden; meer onthecht van het no tenbeeld. Het Pianoconcert is in diver se opzichten een interessant werk. Bijvoorbeeld de flar den die herinneren aan colle ga-componisten. In het eerste deel bijvoorbeeld klinken jazzy passages die aan Gersh win doen denken („Waarom wilt u een tweederangs Ravel worden, terwijl u een eerste rangs Gershwin bent" zei Ra- vel tegen Gershwin toen deze les bij hem wilde nemen). Weer andere flarden herin neren aan Erik Satie (met wie hij in omstreeks de eeuwwisseling graag om- ting), weer anderen aan travinski en Saint-Saëns. En aan het slot van het eer ste deel is Ravel de Ravel zo als het grote publiek hem kent: die laatste maten herin neren aan de Boléro (1928). Na de tweeëntwintig minu ten van het concert in G (ruim twee minuten langer dan de vorige uitvoering van Argerich c.s.) staat op de cd het minstens zo interessante Claudio Abbado Concert voor de Linkerhand. Hier is Michel Béroff de so list. Het Ravel-avontuur op deze cd gaat verder met de fleurige Fanafare, het Me nuet Antique en tenslotte: Le tombeau de Couperin. Het is de orkestversie van het oor spronkelijk zesdelig eerbe toon op piano aan zes solda ten-vrienden die stierven in de oorlog van '14-T8 (Ravel kwam begin 1915 in dienst; in de herfst van 1917 werd hij ontslagen na een ernstige ziekte). De cd-plaat met Ravel-Arge- rich-Abbado gaat een goede toekomst tegemoet, dat lijkt wel zeker. Dvorak Het pianoncert van Dvorak is niet een van diens bekend ste werken. Hij schreef het aan het aarzelende begin van zijn loopbaan. Wellicht is die wetenschap mee verant- woorcHijk voor de betrekke lijke onbekendheid, samen met de verwantschap die het werk met Brahms vertoont. Met andere woorden: het concert zou te weinig repre sentatief zijn voor het werk van de compinist van de „Slavische Dansen" en van „De nieuwe wereld". Toch zijn er genoeg redenen om dat pianoconcert van Dvorak wat vaker te beluis teren in concertzaal en via de compact plaat. Want de luis teraar ervaart toch wel heel mooie muziek en dat dan in derdaad Brahms op de ach tergrond mee speelt, is geen belemmering voor luisterple- zier. Bij Ravel in diens Pia noconcert in G wordt het muzikaal „leentjebuur" spe len toch ook niet als negatief punt aangemerkt? Om nog even verder te gaan op het punt van de de muzikale ver wantschap in Dvoraks eerste pianoconcert: Schumann hoort ook in het rijtje thuis. Misschien daarom de koppe ling met de Introduktie en allegro appassionato van Schumann (1849) op de cd? Andras Schiff speelde de mu ziek voor Decca samen met de Wiener Philharmoniker onder leiding van Christoph von Dohnényi. De uitvoeren den leveren heel mooi werk, zowel in Dvorak als in Schu mann. Zo te horen heeft ie dereen veel plezier gehad in het muziek maken. Wat Dvorak betreft sluit Schiff mooi aan bij een al veel oudere en ook erg waar devolle opname met Sviatos- lav Richter en Karlos Klei- ber (1977). In deze rubriek is daar eerder al aandacht voor gevraagd. EMI bracht deze opname met het Bayerisches Staatsorchester München op een compact plaat opnieuw op de markt. LÜTSEN KOOISTRA Ravel: Concert! pour piano et orchestre etc.- Martha Argerich piano, Claudio Abbado en het London Symphony Orchestra. Deutsche Grammophon 423665-2. Dvorak: Piano concerto etc. - Andras Schiff en de Wie ner Philharmoniker onder leiding van Christoph von Dohnanyi (live-opname). Decca 417802-2. Dvorak: Piano concerto, Schubert: Wanderer Fanta sie. Sviatoslav Richter en het Bayerisches Staatsor chester München onder lei ding van Carlos Kleiber. EMI CDC 747967-2 Wie was de eerste van naam bekende consument in Europa die aardappelen at? Hët ant woord zal menigeen verbazen. De heilige Teresa van Avila namelijk. Een brief van 26 ja nuari 1578. „De aardappelen die ik ontving op een ogenblik dat ik een ziekelijk verlangen had naar voedsel, hebben mij zeer goed gesmaakt". En, op 19 december van hetzelfde jaar: „Uw brief ontvangen met daarbij de'aardappelen en het vaatje met zeven citroenen. Alles kwam goed over". De ontdekking is gedaan door Willem H. Oliemans, tot aan zijn pensionering directeur van het Nederlands Instituut voor de Afzetbevordering van Akkerbouwprodukten NIVAA in Den Haag. „Deze aardappel- brieven liggen bewaard in de kerkelijke archieven te Ma drid", vermeldt hij met de op getogenheid van de bijgelovige die een klavertjevier heeft ge vonden. Een speurtocht langs veertig universiteiten en anderé in stellingen in acht Europese landen heeft Oliemans afge legd. Wat hem dreef bij deze Odyssee? Het verlangen om de vele fabels te ontmaskeren die er in de loop der eeuwen rond de aardappel zijn gegroeid. De hartewens om het verleden van 's werelds meest gegeten groente voor eens en altijd na te pluizen. Immers: „De ge schiedenis van de aardappel hangt van legenden en onge loofwaardige anekdotes aan el kaar. Zo zou de koning van Spanje tegen het einde van de zestiende eeuw vanuit Zuid- Amerika een kist met aardap pelen aan een ziekelijke paus hebben laten sturen. Nee, de introductie van de aardappel (hij- zou uit de Noordameri- kaanse staat Virginia zijn ge haald) moest men danken aan de edelmoedigheid van een Britse zeerover of slavenhan delaar. En een vluchtende En gelse kartuizer monnik zou hem vervolgens in ziin bagage naar Vlaanderen hebben over gebracht. Het zijn slechts en kele voorbeelden uit de vele. Wie de moeite neemt die ver halen wat nauwkeuriger op hun historische waarde te be oordelen, valt van de ene ver bazing in de andere". De vrucht van zijn naspeurin gen is door Oliemans vastge legd in een zojuist verschenen, zeer kloek boekwerk dat hij „Het brood van de armen heeft genoemd. Hetgeen regel recht terugvoert naar de heili ge Teresa in haar kille cel te Toledo. Zij zat daar omdat ze uit verontwaardiging over de pracht, de praal en de zede loosheid binnen de kerk de Orde der Ongeschoeide Kar melieten had gesticht die het ideaal van de opperste nede righeid en armoede predikte. Deze onprettige heilsbood schap wekte in de gelederen van de kerkelijke gezagsdra gers grote wrevel op, gepaard met verbeten wraaklust (het proza is van Oliemans). Dus kreeg ze levenslange verban ning aan haar habijt. Armen Het verband tussen de heilige en de aardappel echter. Vol gens Oliemans legde Teresa een buitengewone nieuwsgie righeid aan de dag voor de be vindingen van de vele missio narissen die over het pas ont dekte continent van Zuid- Amerika waren uitgezwermd. „In haar eerste klooster te Avila volgden zij en haar zus ters met gespannen aandacht de verhalen van met name de franciscaner pater Alfonso Maldonado die juist uit de nieuwe wereld was terugge keerd. Tot in bijzonderheden vernam zij hoe men daar leef de, het land bewerkte en zich voedde. Zo moet zij voor het eerst over het wonder van de aardappel hebben vernomen. En vervolgens is het heel goed denkbaar dat een van de fran ciscaner missionarissen op aandringen van de enthousias te Teresa een aantal knollen uit Amerika heeft meege bracht. Die werden waar schijnlijk geplant in een verlo ren hoekje in een van de kloostertuinen te Sevilla. De meeste van die ommuurde tui nen voorzagen niet alleen in de levensbehoeften van de ei gen kloostergemeenschap, maar ook van de armen en ge- brekkigen die er om wat voed sel aanklopten. Ze kregen voortaan aardappelen te eten. Het brood van de armen dus". De relatie tussen religie en aardappel. Oliemans diept hem nog veel verder uit. Niet voor niets gaf hij zijn boek de ondertitel mee: „De geschiede nis van de aardappel temidden van ketters, kloosterlingen en kerkvorsten". Volgens ziin na pluizingen moet de aardappel vanuit Spanje Italië hebben bereikt dank zij de Onge schoeide Karmeliet pater Ni- colaas Doria die in 1583 een nieuw klooster wilde stichten te Genua. „In Sevilla heeft hij veel ervaring opgedaan die hem nu van pas zal komen. Zo zal er zeker een moestuin wor den aangelegd voor de voe ding van zijn kleine gemeen schap en van de vele armen en zieken. Voor hen heeft hij de aardappel meegebracht waar van er heel wat knollen uit Sevilla aan boord zijn". De volgende stap is dat de aardap pel via de kloostertuin in Ge nua belandt bij de Waldenzen, een protestantse sekte, die evenals de Ongeschoeide Kar melieten het ideaal van de ar moede nastreefden en die voor hun katholieke vervolgers naar de Piemontese bergdalen waren gevlucht. Vervolgingen „Weer kwam het gewas bij een groep christenen terecht die door andere, oppermachti ge gelovigen werd bedreigd", schrijft Oliemans. „Was het zijn afkeer van deze gruwelij ke onverdraagzaamheid dat de aardappel zich met het lot van de weerloze protestantse boe ren heeft verbonden?", vraagt hij zich pathetisch af. In elk geval ging het vanaf dat mo ment snel, want de veiligheid waarmee de Waldenzen zich in hun afgelegen valleien aan de praktijkteelt van de aard appel zetten, bleek loze schijn. Rond 1600 daalde er een gena deloze geloofsvervolging over hen neer, „ert wel zo hevig dat honderden boerengezinnen moesten vluchten. Ze kwamen terecht in de protestantse en claves in de zuidelijke Voge- zendalen en brachten niet al leen hun geloof mee, maar ook de parel v&n hun landbouwt- raditie: de aardappel". Binnen een tijdsbestek van ze ventig jaar, traceert Oliemans de geschiedenis verder, ont stonden er door de bloedige vervolgingen in de Piemontese valleien drie grote emigratie- golven van ettelijke duizenden gezinnen. Ze vestigden zich in de protestantse staten benoor den de Alpen, niet alleen in Duitsland, maar ook in Neder land en Denemarken. „We kunnen nu vaststellen dat de omvangrijke volksverhuizin gen van Waldenzen, Hugeno ten en later ook van Doopsge zinde boeren de verbreiding van de aardappelcultuur bin nen grote delen van Europa in een versneld tempo op gang hebben gebracht. Tot zelfs in het noorden van Rusland en in de Oekraïne. Welbeschouwd was de aardappel tot het mid den van de achttiende eeuw dus een typisch confessionele vrucht". Maar er is meer. Tijdens de economische bloeiperiode die duurde tot het midden van de 17e eeuw toen de Dertigjarige Oorlog er een einde aan maak te, was de akkerbouw eenzij dig en star op de teelt van gra nen gericht geweest. Niemand dacht aan nieuwigheden of verbeteringen. En toen de cri sis begon toe te slaan (graano verschotten, prijsdalingen) ontbrak het de getroffen boe ren aan een visie om andere maatregelen te nemen dan al leen een overschakeling op veeteelt. Totdat de vervolgde protestantse boeren met hun aardappel ten tonele versche nen. „Zo kan het onderlinge verband worden gelegd tussen de geloofsvervolgingen, de mi graties, de landbouwinnovaties en de landbouwhervormingen in deze woelige tijden", schrijft Oliemans. „Dit inzicht geeft aan de agrarische geschiedenis dimensie". Slotsom: het fenomeen van de protestantse immigraties is voor veel volkeren benoorden de Alpen van onschatbare waarde geweest. „Hoe para doxaal dit ook mag klinken, het had heel wat meer beteke nis dan alle geldverslindende paleizen, kathedralen en cul tuurmonumenten tezamen die wereldlijke en kerkelijke po tentaten in diezelfde periode lieten verrijzen. De door deze heersers afgedwongen massale verplaatsing van boeren met hun eigen landbouwtradities heeft namelijk een aanzienlij ke vervroeging van allerlei vernieuwingen in de hand ge werkt. Zodoende konden die innovaties waarschijnlijk hon derd jaar eerder hun zegenrij ke invloeden op de Noordeu- ropese volkeren doen gelden dan bij een minder turbulent verloop van de geschiedenis. In sommige verafgelegen ge bieden misschen wel honderd vijftig jaar eerder". Een be langwekkende conclusie, door Oliemans op meeslepende wij ze bereikt bovendien, want zijn boek leest als een trein. Vermeldenswaard is nog dat het ook uitvoerige hoofdstuk ken bevat over ae Friese „ie rappels" (de grietman van Haskerland) over de Gronin ger Veenkoloniën (het boter- vrouwtje van Kolham), over het gewest Holland (Paltsers in en rond Rotterdam) en over Gelderland waarvan weinigen zullen weten dat het midden vorige eeuw met een aandeel van een kwart in de totale Ne derlandse aardappelproduktie koploper was. PIET SNOEREN Willem H. Oliemans: „Het brood van de armen". SDU uitgeverij, Den Haag. Prijs „Vroege Vogels Vogels" Mooi van eenvoud zijn de ver sjes van Ivo de Wijs, gebun deld in „Vroege Vogels Vo gels". Vijftig kwatrijnen over vogels, die eerder werden uit gesproken in het radio-pro gramma Vroege Vogels, en nu zijn gebundeld en voorzien van tekeningen van Kees van Scherpenzeel. Op sublieme wijze speelt De Wijs met de taal, die altijd net even meer mogelijkheden biedt dan ver wacht. Een voorbeeld: Valk Een valk zei: om een nest te bouwen Neem ik een strootje, en geen balk Als iets te zwaar is voor mijn klau Laat ik het liggen - anaers valk of Steppen buizerd 't Was geen verhaal dat ik geloofde Al bracht mijn zoon het zeer ontzet: Pap. pap. een steppenbuizerd roofde Mijn splinternieuwe autoped Zo volgen er nog achtenveer tig, soms wat minder, maar meestal van gelijk hoog peil. De tekeningen van Kees van Scherpenzeel geven een in druk van de besproken vogels, voor veel stedelingen beho rend tot wel erg verre familie van de huismus. Ivo de Wijs en Kees Scher penzeel: „Vroege Vogels Vo gels". 108 pagina's, prijs f 15.-. Relletjes, actievoeren en de monstraties zijn vertrouwde begrippen geworden voor kin deren. Dagelijks zien ze voor de televisie hoe groepen in de samenleving hun ongenoegen uiten of proberen de beslissers tot andere gedachten te bren gen. Het is overigens de vraag of al die jourbaalbeelden en krantefoto's kinderen echt in formeren over bijvoorbeeld de recente acties van de politie. Het „spel" van politiek en pu bliciteit is voor veel volwasse nen zelfs ondoorzichtig, laat staan voor kinderen. Anke de Vries laat in het boek „Opstand" op een voor kinde ren zeer aansprekende wijze zien hoe een protest van een paar mensen uit kan groeien tot een beweging van tiendui zenden en hoe actie en protest diep kunnen ingrijpen in het bestaan. Het verhaal speelt in het jaar 1907, in de Franse Midi. Ar moe en honger heersen in dit belangrijke wijngebied; veel wijnboeren gaan failliet. Een van de oorzaken van de pro blemen is de invoer van goed kope wijnen. De markt zakt in; de wijnboeren krijgen niet genoeg voor hun produkten en moeten arbeiders ontslaan. Dat lot treft ook Thomas, een jon gen uit het dorpje Argeliers. Hij raakt in de ban van her bergier Marcelin Albert. Deze roept de boeren op tot actie om de regering tot maatregelen te dwingen. Marcelin heeft aan vankelijk weinig medestan ders. In plaats van uitsluitend wijn te verbouwen, zouden de boeren van de Midi best ook andere produkten kunnen gaan telen, bijvoorbeeld bloe men, vindt Albert. Maar de boeren zitten te veel vast aan de traditionele opvatting: de Midi is er voor de wijn. Albert blijft ondanks gebrek aan steun vechten en dringt uit eindelijk door tot de eerste mi nister. Inmiddels is het protest uitgegroeid tot een massale be weging. Er ontstaan dan aller lei nieuwe problemen voor Al- bert: het volk vindt dat hij te veel op heeft met de minister, die verbeteringen belooft en op een gegeven ogenblik be land Albert in de gevangenis. Maar er is hoop: het volk be gint in te zien dat de monocul tuur van wijn misschien toch te eenzijdig is. Jongeren vanaf twaalf jaar hebben aan het boek van Anke de Vries een uitstekend opstapje om allerlei maat schappelijke bewegingen en ontwikkelingen althans een beetje te begrijpen. In tegen stelling tot de flitsende beel den van de televisie, waarbij nauwelijks mogelijkheden zijn voor verdieping en beschou wing, krijgen de lezers van dit boek alle kans mee te leven, mee te wanhopen en mee ho pen. Een grensverleggend boek, in tijd en ruimte, in be grip en ervaring. ALBI KOOPS Anke de Vries: „Opstand"! Uitgave Lemniscaat Prijs ƒ22,50.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1988 | | pagina 9