De oude collega en zijn waardigheid
„Ik ben uit de
aarde getrokken"
finali
De
andere
jaren
Reacties van lezers (2)
CcidócSouACUit
:mbee
zaterdag 5 november 1988 pagina 25
„Ik ben je opa niet, geef
me liever iets om
handen", grauwde een
miskende senior het
Nederlandse volk toe via
een publikatie van de
Stichting Ideële Reclame,
beter bekend als SIRE.
Dat is alweer bijna twintig
jaar geleden, maar de
hartekreet van toen klinkt
wel degelijk door tot in
onze dagen. Zo werd
indertijd in respons op de
advertentiecampagne de
Uitzendkring 65+
opgericht en die bestaat
nog steeds, met
vestigingen in Amsterdam
en Rotterdam. Een
verkenning in de burelen
van Uitzendkring 65+ aan
de Rotterdamse
Goudsesingel, waar rayon
manager Ben de Groot
(41) sinds vijftien jaar
bemiddelt tussen het
bedrijfsleven en
werklustige
oudgedienden.
ROTTERDAM - Ome Kees was
ver over de tachtig toen hij voor 't
laatst de lift naar beneden nam in
de Euromast waar hij als gids had
gewerkt. Hij had er vrienden aan
overgehouden in binnen- en bui
tenland. Maar geen extra zakcent
naast het loon dat hij kreeg via
Uitzendkring 65+, want het was
verboden fooien aan te nemen.
Ome Kees hield zich strikt aan dat
voorschrift. Als hij af en toe zijn
pet afzette was dat vanwege de
warmte. En de paar kwartjes die er
in lagen had hij er zelf in gedaan,
want z'n broekzak was stuk. Mooie
tijden heeft Ome Kees beleefd in
het topje van de Euromast.
Maar de late arbeid kent ook z'n andere
verhalen. De bejaarde chauffeur, in uit-
zenddienst bij een postorderbedrijf die
zijn bestelwagen op een stille weg in
Zeeland aan de kant zette. Hij werd na
derhand dood gevonden in de telefoon
cel van waar uit bij had willen melden
dat er problemen waren.
Een wereld met uitersten. Rayon-mana
ger Ben de Groot van Uitzendkring 65+
in Rotterdam haalt een foto-album van
de plank. Ome Kees van de Euromast is
er bij, natuurlijk. En Jan, die zes jaar ge
leden stopte met werken maar elke vrij
dag nog koffie komt drinken in het kan
toor van Uitzendkring 65+ aan de
Goudsesingel. Eén keer slaat De Groot
een bladzij snel om. Om de privacy te
beschermen van een man over wie hij
wel iets wil vertellen: „Ik probeerde hem
wel eens met voorrang werk te geven
omdat hij zijn verdiende geld besteedde
aan de zorg voor een gehandicapt fami
lielid".
Allemaal zaken, die uiteraard buiten be
spreking blijven als Ben de Groot onder
handelt met managers van de Rotter
damse bedrijven, die jaarlijks circa twee
honderdvijftig 65-plussers aannemen als
uitzendkracht, voor de duur van gemid
deld drie maanden. Die besprekingen
zijn af en toe keihard. „Sommige direc
ties denken echt dat 65-plussers per defi
nitie lam van leden en dof van geest
zijn. Ze praten over tempo en produktie,
maar dan informeer ik eerst eens wat ze
daaronder verstaan. Wat is nou tempo?
Een heleboel dingen achter elkaar doen,
maar intussen zes keer op een ochtend
koffie halen, tien shagjes draaien, twintig
minuten praten over de voetbalwedstrijd
van de vorige avond en zo nog het een
en ander? Ik zeg niet dat alle jongere
werknemers dal doep, maar wel dat het
bij ouderen vrijwel niet voorkomt. Al
werken ze dan misschien wat langzamer
dan jongeren, hun feitelijke tempo ligt
niet lager, omdat ze aan één stuk door
werken. In het verlengde daarvan kun je
ook het hoofdstuk produktie schrijven.
De mentale instelling van 65-plussers is
in 't algemeen, dat ze de baas waar voor
z'n geld willen geven. Dat is geen slaafse
instelling, zoals jongeren wel eens den-
keil. Het is de logische consequentie van
het verantwoordelijkheidsbesef, waarin
ze zijn opgegroeid".
Klasse
Een voorbeeld daarvan komt letterlijk
langsrijden. Over de Goudsesingel be
weegt zich rustig een reclame-auto door
het verkeer. Stopt achter een vuilniswa
Ben de Groot in gesprek met cliënten van
Uitzendkring 65+: „Jullie zijn er niet om
gaten in het arbeidsproces te dichten, het
gaat om
gen, die makkelijk te passeren zou zijn.
Trekt weer op, net snel genoeg om het
verkeer niet hinderen, maar daar is 't
ook mee gezegd. De Groot: „Daar zit
een man van ons op. Weet precies wat
klanten verwachten die voor een paar
duizend gulden op zo'n auto adverteren.
Zet je er een jonge kerel op, dan denkt
die alleen aan de auto. Begrijpelijk, maar
fout. Weet je wat de man die er nu mee
rijdt, doet als hij een eind verderop
langs de markt moet? Dan pakt 'ie geen
zijstraatje, hij zorgt gewoon dat hij vast
loopt op een plekje waar iedereen die re
clame wel moet zien. Klasse".
't Gaat Ben de Groot ér niet om, een
rooskleurig beeld te schetsen van de ou
dere uitzendkracht en zich daarbij af te
zetten tegen de jongeren, zo verzekert
hij. „Ik zit te lang in het uitzendvak om
nog zo zwartwit te kunnen redeneren.
Waar ik me wel tegen afzet, is dat ande
ren het omgekeerde doen: alles verwach
ten van de jongeren en dan de ouderen
naar de bankjes in het park sturen. Er zit
nog zo geweldig veel arbeidspotentieel
bij ouderen, mannen zowel als vrouwen,
zij het dat die vrouwen bij ons toch wat
in de minderheid zijn. En het is poten
tieel waarvan veel van deze mensen zelf
nog zo graag gebruik willen maken. Ad
ministratief of technisch, het maakt niet
uit. Werken op „onaangename uren",
dat eerste woord laten ze er gewoon af.
Wel moet je er goed voor oppassen dat
je de juiste man of vrouw op de juiste
plaats krijgt. Ervoor zorgen dat nader
hand nooit iemand komt met een klacht,
zoals: „Ik zit hier maar op die zolder,
tussen vier muren, zo zie ik toch niks
van wat er om me heen gebeurt?".
Waarmee ik maar wil zeggen dat we
ouderen nooit mogen gebruiken om ga
ten in het arbeidsproces te dichten".
Financiën
De financiële kant van de zaak. Er zijn
verschillen in de hoogte van de bedragen
die betaald worden voor bepaalde werk
zaamheden. Maar met een beetje aanpo
ten is toch wel een bruto loon van onge
veer zeshonderd gulden per week te ha
len, waarbij het van belang is te weten,
dat deze bijverdiensten niet in minde
ring worden gebracht op aow-uitkering
of pensioen. Bij vut'ers kan dat anders
liggen, een kwestie van informeren. Wel
komt in alle gevallen de belastinginspec
teur belangstellend om de hoek kijken.
Bij Uitzendkring 65+ krijgen de cliënten
als vuistregel mee: reserveer tenminste
een kwartje van elke gulden die je beurt
voor de belasting. Ben de Groot: „Wie
daar zwaar aan tilt moet maar eens in
Oostenrijk gaan kijken. Gepensioneer
den mogen daar helemaal niks bijverdie
nen, wel werken, geen geld vangen. Ik
heb daar een 65-plusser gezien, die zat
op straat gloeiplankjes te maken, een
soort brandschilderwerk in hout. Prach
tig werk, maar hij mocht het niet verko
pen. Moest je die man stiekem een fooi
geven, als je zo'n plankje wilde hebben.
Een onwaardige vertoning".
Dan liever de waardigheid van een situ
atie zoals Nederland die kent. De moda
le Rotterdammer mag op de werkvloer
zijn 65+-collega familiair aanspreken als
„ome", er zit niets geringschattends in.
De Groot: „We horen het telkens weer,
bijvoorbeeld op vrijdagmiddag, als een
hele club 65-plussers hier op kantoor zit
om koffie te drinken en soms een borrel
tje. Waardering voor de oude collega,
die er niet een beetje bij sloft, maar zich
gedraagt als een ecfite collega. Niet onge
vraagd allerlei wijze lessen uitdeelt,
maar aanpakt bij de dingen die moeten
gebeuren. Jammer eigenlijk, dat het niet
op veel grotere schaal overal in het land
gebeurt. Maar ja, 't is geen eenvoudige
zaak. Onze organisatie leent zich niet
voor een landelijk netwerk. Wie, in een
andere plaats, ermee wil beginnen moet
zich realiseren dat je niet zo maar iets
kunt opzetten in een huiskamer met een
telefoon, een pakje enveloppen en een
vel postzegels. In kleine gemeenten valt
het al helemaal niet mee. Als je ziet hoe
betrekkelijk kleinschalig wij nog werken
in grote steden als Rotterdam en Am
sterdam, wat heb je dan aan cliënten-po
tentieel in een gemeente met dertigdui
zend inwoners?".
AADSCHOUTEN
„De mens komt ergens vandaan. Zeggen we daarmee iets anders dan dat de mens wordt
geconditioneerd door opvoeding en cultuur?". FOTO: MILAN KONVALINKA
Ik heb geleerd respect te hebben voor de
levenservaring van de ouderen. Daarom
allereerst het woord aan een man van bo
ven de tachtig uit Friesland: „Als ik het
scheppingsverhaal lees in de bijbel, voel
ik aan dat het de verkorte weergave is
van iets onbeschrijflijks. Voor mij ligt
ons ontstaan in die schepping Gods, dat
kan ik nog heel vaag begrijpen. Het
scheppingsverhaal is me in elk geval veel
aansprekelijker dan de evolutieleer. Om
dat te geloven moet je beschikken over
een geloof dat bergen verzet. Maar wie
niet gelooft in het bestaan van God zoekt
het scheppingswerk te benaderen van
eigen kant en gebruik. Nooit zal zo
iemand het werk van God kunnen uitvin
den of doorzien. Wij wandelen in raad
sels rond totdat wij aanschouwen het
werk van Gods handen".
Een ambtenaar van 46, die aan de rand
van de Veluwe woont, betrekt de vraag
van de komaf op het geslachtsregister van
Christus, dat in de bijbel staat: „Hieruit
valt een stuk bemoediging te lezen en aj
te leiden en toekomstverwachting naar
een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.
Het bewijs van het komen en gaan van
de geslachten wordt het meest duidelijk
op een kerkhof. Naast verdriet en gemis
kan men hier ook troost en bemoediging
ontvangen. Bij het lezen van de namen
schieten allerlei herinneringen door je
heen. De opschriften getuigen niet alleen
van wat iemand heeft betekend, maar bo
venal van toekomstverwachting, de we
derkomst, een nieuwe hemel en een nieu-
k we aarde".
Pottenbakker
Een huisvrouw van 57 aan de grens van
Groningen trekt de lijnen heel praktisch
door als het gaat om de mens als uniek
schepsel met wortels in ouders en familie:
„Ik denk dat in de eerste plaats onze ge-
loofswortels moeten groeien, steeds vaster
en hechter, zodat ook die wortels van
onze kinderen wel mee moeten groeien
in die vaste grond. Ik denk tegenwoordig
vaak: hebben we het wel goed gedaan,
hebben we niet te weinig wortels laten
aangroeien? Mocht dat eigenlijk wel dat
zelf beslissen wat we doen? Wat doen we
eigenlijk groeien of snoeien? Ik vind het
jammer al die afbraak in de gezinnen
die er momenteel is. Soms denk ik wel
eens: we bouwden een geweldige materië
le welvaart op; daar hebben we heel wat
energie in gepompt, maar de geestelijke
welvaart, daar hebben we ons niet zo
druk om gemaakt. Wat waren we eigen
lijk: bouwers of brekers?".
Een gepensioneerd verpleegkundige uit
Noora-Drenthe heeft het moeilijk gehad
met haar wortels: „Het was na vijftien
jaar zwerven, leeftijd 40, dat ik voor het
eerst met grote compassie naar die twee
hoofden keek die zich eens over mijn
wieg hadden gebogen. Ze hadden mij een
arme en armoedige opvoeding gegeven
waardoor ik (en meerdere zusters) als
een bange en onzekere vogel ben gaan
vliegen van plaats naar plaats, van land
naar land. Ik wilde wel trouwen, maar
durfde niet uit angst voor een misluk
king. Mijn moeder met name was de
schuldige. Het verwaarloosde huis zal ik
noch mijn zusters ooit vergeten. Tot ik de
Heer vroeg mij te leren gezond te den
ken. Vijf jaar had de Grote Psychiater
nodig om mij te genezen. Het verhaal
van de pottenbakker was daarbij voor
mij een openbaring. Het staat bij de pro
feet Jeremia: Mislukt de pot, die hij be
zig was te fnaken, zoals dat gaat met
leem in de handen van de pottenbakker,
dan maaakt hij daarvan weer een andere
pot, zoals het de pottenbakker goed dacht
te maken. Was ik niet een mislukte pot?
Nadat ik zo opnieuw heb mogen begin
nen en zo de grootste lessen van mijn le
ven geleerd had, mocht ik mijn oudjes
zien en mij verdiepen in hun jeugd en le
ven. Een leven veel verdrietiger dan het
mijne. We hebben het nog 20 jaar heel
'samen".
Een man uit Overijssel komt niet met ze
kerheden, maar des te meer met vragen:
„De mens komt ergens vandaan. Zeggen
we daarmee iets anders dan dat de mens
kens anders dan doordat we telkens weer
geschokt moeten ervaren dat die condi
tionering niet rationeel is? Is het geen il
lusie te denken, dat we rationeel denken
en handelen? Een wetenschapper wordt
geacht rationeel te handelen in zijn vak-
gebied, maar is hij daartoe ook in staat
in zijn persoonlijk leven? Reiken de mo
derne bewustmakingstechnieken verder
dan het wijzigen van de oude niet meer
functionerende conditionering in een an
dere, die oppervlakkig gezien (tijdelijk)
wellicht beter leefbaar zal blijken? Maakt
het in diepste wezen wel enig verschil vol
gens welke conditionering wij leven?
Worden ze niet alle gekenmerkt door ir
rationaliteit, verwarring, eenzaamheid,
verdriet, pijn en lijden? Wat blijft er om
hieraan te ontkomen anders over dan uit
deze vicieuze cirkel te stappen van al
maar vervangen. Is het niet volstrekt on
logisch om onze diepste grond, die vrij is
van tijd te willen benaderen met een pro
ces van tijd. Want is ons denken iets an
ders dan dat?".
Een Haagse lezer komt er zo uit: „Als
men de gebeurtenissen niet meer wil zien
in het licht van het evangelie gaat het al
leen nog om de ontwikkelingen in de
techniek, de economie, het geld. En de
mens zelf wordt bang dat deze louter ma
teriële ontwikkelingen hem de baas zul
len worden. Wat voor nut hebben dan
deze ontwikkelingen, waar hijzelf de
dupe van wordt, omdat hijzelf zijn 'rech
ten op het leven niet altijd meer kan la
ten gelden? Dit recht, onverbrekelijk ver
bonden met de liefde voor God en de
naaste, weggedacht en vergeten, zal de
mens, die zich alles gaat permitteren uit
eindelijk met de neus op de feiten druk
ken, dat hij beperkt is en zich aan de
moraal moet houden, willen die ontwik
kelingen niet uit de hand lopen of mis
bruikt worden".
Een vrouw van 47 jaar uit Twente, die
ondertekent met huisvrouw en schrijfster,
geeft een persoonlijk getuigenis„Als
kind leefde ik op de aarde en mijn vader
was tuinder. Ik ben uit de aarde getrok
ken. Als kind heb ik tomaten geplukt,
walletjes gewied, bloemkolen gesjouwd,
komkommers geplukt, sla gepoot en alles
wat er te doen viel. Met de paplepel werd
ons de bijbel ingegoten. Later heb ik bij
belstudie gedaan. Mozes is voor mij het
grote voorbeeld: bevrijding uit de slaver
nij. Tot mijn trouwen heb ik in de tuin
gewerkt. Mijn man verdient de kost als
technicus. We hebben twee kinderen.
Aan de moedermavo heb in mijn schrij
versinitiatief te danken. Het diploma
geeft meer zelfvertrouwen, waardoor ik
mijzelf heb leren ontplooien. Mijn gods
dienst is waaruit wij leven. Het is mijn
grootste schat, daarna komen mijn man
en mijn kinderen".
Het laatste woord is aan een scholier van
17. Waartoe hij leeft?: „Volgens mij heb
ben wij een opdracht meegekregen om
iets op te bouwen, een bestaan, een leven
te leiden. Vaak denk ik wel eens hoe de
wereld eruit zou zien zonder oorlog, do
den, zonder spanningen. Hoe mooi zou
hij dan wel niet zijn? Als dit alles opge
lost zou zijn, dan zou het bestaan, het le
ven voor meer mensen meer zin krijgen.
De mens wil vrede, vrijheid en plezier.
Dat zijn de drie bronnen die ik ook be
langrijk vind. Waarom is dit zo weinig te
vinden? Omdat de mensen niet tevreden
zijn. Misschien wel omdat het individu
niet weet, wat het op deze planeet te zoe
ken heeft, laat staan dat het de zin van
het leven begrijpt. Je wordt misschien wel
zeventig of tachtig jaar en dan ga je
dood. Wat maakt het toch uit? De mens
kan veel meer dan hij denkt. Zijn we nu
echt zulke domme wezens? Neen toch, we
moeten proberen zelf het doel van het le
ven in te zien".
YPE SCHAAF