Frans Te Pas: een mooie maanblazer CeidócSou/uwit Suikerziekte Carla V. kiest voor huidstrakke jurkjes VAN HUIS UIT MAANDAG 24 OKTOBER 1988 PAGINA Spiritualiteit II Spiritualiteit is je dagelijks omgaan met mensen. Weet U het nog? Spirituali is een manier van vorm ge aan je bestaan. Vorige wee. hebben we daar samen aandacht aan besteed naar aanleiding van de brochure „Op zoek naar een spiritualiteit" een handreiking bij het zoeken naar een spiritualiteit voor katecheet in het voortgezet onderwijs. Ik schreef dat we hier te maken hebben met een kle. boekje en dat ik er op het eerste gezicht eigenlijk nietM mee te maken' leek te hebb Juist omdat ik geen schoolkatecheet ben. Maar i pakte anders uit. Verwonderlijk hoe een zó klein boekje een mens kan bezighouden. Want we vine p er nog wel wat meer in dai alleen de eerste vraag: wat spiritualiteit nu eigenlijk? Als spiritualiteit kan worde 1 omschreven als: nadenken over je geloof vanuit de ervaring, moet je daar natuurlijk wèl consequent! aan verbinden. Nadenken heeft altijd gevolgen en ze aan tot bepaald handelen, van waaruit invloed wordt uitgeoefend op weer nieuwi ervaringen. Hier wordt ook gevraagd w& spiritualiteit nu eigenlijk gebeurt. Ik durf te zeggen: f overal kan ze „er zijnDa\ wil zeggen overal vindt ze plaats, waar ze wordt l toegelaten, opgepakt, beleeft Ze leeft in ieders persoonlijk bestaan, kan daar althans leven, in het dagelijks omgi met anderen, het kleine wereldje van een gezin of leefgroep. Maar ze is ook aanwezig in de macrowerei of in de natuur. Toch kan daaraan niet de opvatting worden ontleend ze er zo maar is. Spiritualit\ moet worden geoefend, ingeoefend. Want als je je eigen grondwoorden geworden bent, kunnen dj'e&ai ook als je grondwaarden ga\o\ functioneren. Als je daarma werkt in je dagelijks leven,[rf kun je langzaamaap onderscheiden waar je bezp bent om iets van Gods Rijk voor te bereiden, maar ooArn; waar daarvoor geen plaats L\ blijkt te zijn. L, Het gaat erom je weg te V zoeken, bezig te blijven mei grondwoorden en -waarden^ om al doende te leren vamh de Geest (spiritus) te /even. ld Natuurlijk komen we in dehe brochure met name de spiritualiteit van de katechi, tegen. Gelukkig voor alle ouders die onder hun !1V kinderen middelbare [en scholieren hebben en die z<ar vurig hopen dat die, behalvq thuis, ook in het onderwijs £1 hand gereikt krijgen naar spirituele vorm van leven. doet goed te lezen dat Sp menselijke relaties in de katechese niet puur relatiomp behandeld worden. Het gelipe moet daarbij ook ter sprakèen komen, want vriendschap per bijvoorbeeld heeft, als alle I ki menselijke verhoudingen, rptis onze contacten met God teling maken. En deze stelling Aal v dit keer ook worden ft omgedraaid. pve „Spiritualiteit is niet een hien uurtje bijbelmeditatie of felse geestelijke lezing al kan t er bijhoren maar je b dagelijkse omgang met ans mensen, de keuze van je Ten< programma's, van je boekeiMei vrienden, je inzet voor >on anderen en dat dan beleefd ga een besef van Gods 'eej aanwezigheid daarin". In -el< Theou heet dat in het Grie di£ in God (is het niet boeiehk je te realiseren dat daar he v< woord enthousiasme vanda ek komt?) de Misschien kan deze brochu me behalve katecheten en mij ih; andere mensen op een goei V£ spoor zetten. Spiritualiteit legi blijkt niet mijlen van ons a les hoeven staan, is niet een st vroom begrip uit een versum verleden. Ze is de geest wa<L we leven, elk van ons; elkL eigen wijze, elk op eigen p| Jongeren houden een menJ de tijd, lezen we hier ook, I ze verstaan uitstekend de I kunst om hun katecheet tq dwingen tot bezinning op denken, tot verantwoording van zijn handelen, tot stellingname in de actualit van kerk en samenleving. Daartoe dagen ze blijkbaai hun katecheet uit. Maar tc niet hem alleeri? Moeten o Va anderen niet zich bezin neiMm stelling nemen in de actualKS van kerk en samenleving?^^ Ouders bijvoorbeeld. J1ari Misschien zou een gesprek^'ij parochie of gemeente rond deze brochure ertoe uit kunnen dagen. Wie suikerziekte heeft plast suiker uit. Griekse dokters wisten dat al 2000 jaar geleden en maakten van die wetenschap dankbaar gebruik. Als vliegen op een buitengezet schoteltje urine van de patiënt af kwamen, dan stond de diagnose vast: suikerziekte. „Diabetes melli- tus" noemden de Griekse dokters deze vreemde kwaal, zoete door stroom, en dat is tot op heden de sjieke naam voor suikerziekte ge bleven. De oorzaak, zo bleek veel later, is een tekort aan insuline, een hor moon dat door de pancreas wordt geproduceerd. Wat is het geval? Wat olie is voor de maatschappij, is glucose voor ons lichaam: alle li chaamscellen „lopen" op glucose. Zonder glucose kunnen de spier cellen niet bewegen, de hoorzenu- wen niet horen, de hersencellen niet denken. Dit glucose wordt vooral geleverd door de zogeheten koolhydraten in ons dieet: brood, suiker, bananen, meelprodukten. Nou kunnen de lichaamcellen niet zelfstandig glucose uit het bloed opnemen, daar hebben ze insuline voor nodig, want alleen dat spul kan glucose vanuit het bloed de cellen in sleuren. Bij diabetes is er te weinig of zelfs helemaal geen insuline om glucose vanuit het bloed de cellen in te ja gen. De glucose zal zich nu in het bloed ophopen waarbij het teveel -aan glucose door de nieren met veel water zal worden uitgeplast. Gevolg: veel plassen, dorst, en nog meer drinken om dat waterver- buik aan te vullen. Bovendien ver liest de patiënt met elke plas een flinke hoeveelheid glucose. Gevolg daarvan: honger en veel eten om dat brandstoflek te dichten. Dat lukt dan niet. Het lichaam begint nu vet en eigen eiwit af te breken zodat het meer en meer gaat lijken op iemand die zijn huis sloopt om de kachel aan te kunnen houden. Door de afbraak aan eiwit verlaagt ook nog de weerstand waardoor gemakkelijk infecties kunnen op treden zoals steenpuisten of witte vloed, alsmede jeuk op de meest onhandige plaatsen. Uiteindelijk laat het ene gat zich niet meer met het andere dichten en nadert on herroepelijk het einde. Zo dramatisch verloopt diabetes alleen bij de meest spectaculaire vorm, diabetes type I, en dan nog alleen als de ziekte niet met de ge bruikelijke insuline-injecties in de hand wordt gehouden. Er is ook nog een andere vorm, diabetes type II, die stukken minder spec taculair verloopt en waar je ook stukken minder over hoort. Die schade halen we nu dus even in. Diabetes heb je in twee soorten. Type I komt vooral bij jonge men sen voor en is een gevolg van een totale uitval van de insuline-pro- duktie. Enige redmiddel: dagelijks spuiten van insuline plus een streng dieet. Diabetes type II komt juist bij oudere mensen voor. Dat is het eerste verschil. Verder ver loopt de ziekte ook zonder behan deling stukken milder en de pa tiënt is niet zoals bij type I afhan kelijk van het dagelijks insuline spuiten. Dit komt vooral omdat di abetes type II een heel andere oor zaak heeft dan type I. Niemand weet precies het fijne er van, maar slijtage van de pancreas zou de belangrijkste reden zijn voor het ontstaan van diabetes type II. Met het klimmen der jaren maakt de pancreas steeds minder insuline aan. Bovendien lijken, maar ook dat weet men niet pre cies, de lichaamscellen ongevoeli ger te worden voor insuline, zodat de lichaamscellen steeds meer in suline nodig hebben om aan hun glucose brandstof te komen. Een derde oorzaak voor type II diabe tes is overgewicht, want voor elke kilo extra heb je ook extra insuline nodig. Er is dus een tekort aan in suline, en niet zoals bij type I een totaal gebrek eraan. Omdat steeds meer mensen oud worden en veel mensen dik zijn, is het niet te ver wonderen dat diabetes type II veel vaker voorkomt dan type I: van de 250 000 mensen met diabetes heb ben er liefst 200 000 type II. Een echte volksziekte. Ondanks dat hebben dokters altijd veel minder aandacht gehad voor deze vorm, dan voor het meer spectaculaire, kwalijker, maar stukken minder voorkomende broertje type I. Dat lijkt nu te veranderen. Er is steeds meer aandacht voor de kwaliteit van het leven op de oude dag. En, ook niet onbelangrijk, de wassende vloed ouderen wordt een steeds groter gat in de medische markt. De behandeling bij diabetes type II bestaat op de eerste plaats uit een dieet. Wie te dik is moet, nou ja, wordt dringend aanbevolen om af te vallen. Streefgewicht is lengte in centimeters min 105, dus reken maar na. Omdat een lichter lijf met minder insuline toe kan is af vallen vaak voldoende om de ver schijnselen van diabetes totaal te laten verdwijnen. Wie niet te dik is doet er verstandig aan om zich wat te beperken in suikerhoudend voedsel. Verder, en dat is tamelijk nieuw, kan hij eten wat de pot schaft. Een geweldige vooruitgang, want voor 1984 was dat behoorlijk anders. Had je toen diabetes type II dan moest je je houden aan een tamelijk streng dieet, waarbij alles wat lekker is niet mocht, of alleen in de surrogaatvorm van suiker vrije taartjes, koekjes, jam en der gelijke. Wat nog steeds niet mag is glucose, of suiker in opgeloste vorm. Dus geen suiker in koffie of thee, maar zoetjes liefst van de ca lorie-arme soort (saccharine), en alle frisdranken 'light', dus cola light, sinas light enzovoort. Die suikers laten het glucose-gehalte in het bloed als een raket stijgen. Dat ligt anders bij de zogeheten 'verpakte suikers'. Een jaar of wat geleden kwam men er achter dat bij een vezelrijk dieet (bruin brood in plaats van wit bijvoorbeeld) glu cose veel minder snel in het bloed wordt opgenomen. Dat is de reden waarom diabeten van het type II jam niet mogen snoepen, maar wel op een bruine boterham mogen smeren. Pas als het dieet niet helpt, dan gaat men over op be handeling met insuline verhogen de pillen, en als dat niet helpt, dan kan alsnog insuline als joker worden ingezet. Waar bèn je nou? O liefste waar bèn Je nou? Geef èntwoord aan mijijij. FOTO: PETER VAN MULKEN Beetje domme vraag mis schien, maar wie geen dom me vragen durft te stellen komt in dit leven ook niet ver. Wat is, informeren wij bij de heer Frans te Pas, nu eigenlijk een „maanblazer"? De heer Te Pas fronst de wenkbrauwen, neemt een slokje, en geeft een uitvoeri ge uiteenzetting waaruit blijkt dat het betekenisbereik van dit. begrip nog tamelijk breed is. Een functionaris die zonder meer tot de categorie der maanblazers moet worden gerekend, is de Ne derlandse boksscheidsrech- ter. Gespeend immers van elke affiniteit met het spel der linkse hoeken en rechtse directen, is hij het die de ver wikkelingen in de ring voortdurend in verkeerde banen leidt. Maar overigens kan ook een caféhouder die wat traag is met het serveren der pilsen een maanblazer zijn. Of iemand die te weinig rondjes geeft. Of iemand die ongegeneerd zijn stem ver heft, juist wanneer hij, Frans, bezig is een schitterend lied van Koos Alberts te vertol ken. Ach, eigenlijk gedraagt iedereen zich bij tijd en wijle als een maanblazer. Inclusief, het zij in alle eerlijkheid toe gegeven, Frans te Pas zelf. Frans te Pas! Iedere regelma tige bezoeker van de boksga- la's in de Leidse 5 Mei-hal of het Haagse Amicitia, ziet hem zo voor zich. Keurig in het pak, haar strak achter over gekamd, pils in de rech terhand, is hij sedert 25 jaar de vaste commentator van elke bokspartij van enig ni veau. Onbezoldigd, en buiten alle dienstverbanden om, maar met des te meer per soonlijke betrokkenheid. „Break", roept de scheids rechter ten teken dat de par tij moet worden onderbro ken, bijvoorbeeld omdat een bokser een uithaal met een open handschoen geeft. Frans Te Pas, onmiddellijk daaroverheen: „Dat maak jij toch niet uit, mooie maanbla zer! Jongens, geef de scheids rechter een knoert op zijn kin". Als Frans' favoriet in de ring in moeilijkheden komt, klinkt zeer luid het advies: „Knijpen, knijpen! Bijt 'm in zijn nek!". En als het gevecht dan weer een keer ten goede neemt: „Jetska! Ram z'n kop van z'n sodemieter. Links rechts, links, rechts. Laat gaan die knoerten. Die knoerten uit de Schilderswijk. Jetska, jets- ka!". Extra kracht Jetska, beaamt de heer Te Pas in een uitvoerig vraagge sprek dat wij afgelopen week met hem mochten hebben, is zijn vaste strijdkreet. Etymo logisch gezien houdt de stam „jet" hoogstwaarschijnlijk verband met de uitdrukking „geef hem van jetje". Het achtervoegsel ,,-ska" geeft er net even die extra kracht aan die een goede strijdkreet no dig heeft. Jètska, jètska met enthousiasme uitgespro ken roepen de klanken ook buiten de bokszaal het beeld op van een hoofd dat suize bolt onder een niet aflatende regen van under- en upper cuts. Bloed sijpelt uit neus en wenkbrauwen, nog één kei harde klap en jetska de tegenstander gaat knock out. Dus met name in de bokssport heeft jetska" een buitengewoon communicatie ve kracht. Al mag het synoniem „Kla- batse!", eveneens een oor spronkelijke bijdrage van Frans te Pas aan het vader landse boks-idioom, er ook zijn. „Klabatse, klabatse, geef 'm een opstoot. En geef de scheidsrechter er ook één. mooie maanblazer!" Frans te Pas. Vijftig jaar ge leden geboren in de Paulus Potterstraat van de Haagse Schilderswijk. In een Neder lands Hervormd gezin dat vierentwintig (schrijve: 24) kinderen telde van wie er thans nog vijftien in leven zijn. Onder wie de boksers en ex-boksers Ballie te Pas, Aadje te Pas, Nico te Pas, Ti- nus te Pas, Leo te Pas en dus Frans te Pas. Want wel dege lijk heeft Frans in zijn jonge jaren ook zelf in de ring ge staan. Zij het alleen voor trai ningen en demonstraties. „Ballie, Aadje, Nico, Tinus en Leo", memoreert Frans, „hebben allemaal aan de wedstrijdsport gedaan. Ballie heeft meer dan 350 partijen gebokst en heeft nu al jaren een eigen boksschool. Zelf heb ik er ook wel over ge dacht om met boksen dóór te gaan. Maar na een tijdje vond ik toch, ja ik mis die vechtersmentaliteit die je voor het boksen nodig hebt. En bovendien, haha, mij sloe gen ze te hard!". Zanger Toen is Frans dus maar ver huizer geworden. En dat, moet met spijt worden gecon stateerd, is een verkeerde be slissing geweest. Dat hij de actieve bokssport de rug heeft toegekeerd is tot daar aan toe als supporter en commentator is hij ook goud waard maar in plaats van verhuizer had hij zanger moeten worden. Want Frans te Pas beschikt, en nu overdrijven we geen millimeter, over een zo schit terend volle tenor dat een toch zeker niet onverdienste lijke kunstenaar als André Hazes er zonder meer een puntje aan kan zuigen. Boksliefhebbers weten dat. In Amicitia en in de 5 Mei hal, in Amsterdam en in Rot terdam overal waar ge bokst wordt verrijkt Frans de ambiance met een extra di mensie door op onregelmati ge tijden de prachtigste liede ren aan te heffen. Wordt er in de ring zo'n zweetglim mend lijf bewusteloos gesla gen en begint de scheidsrech ter met het zogeheten uittel len, dan kan Frans bijvoor beeld met vol volume uitha len: „Waar bèn je nou? O liefste waar bèn je nou? Geef antwoord aan mijijijij. En dat is dan vrij naar de evergreen van Koos Alberts. Op andere momenten, wan neer de opponenten elkaar dermate zachtzinnig aaien dat de toeschouwers van ver veling in slaap dreigen te vallen, kan Frans te Pas voor toch nog wat sfeer zorgen door een ballade van Koos Alberts aan te heffen: „In een discothéék, zat ik van de wéék, en ik voelde mij zo al- léééén". Echt mooi, hoor. Frans te Pas: „Zingen doe ik mijn hele leven al. Van 's morgens vroeg tot 's a- vonds laat. Ik heb daar nou eenmaal aardigheid in. En de mensen om mij heen vinden het ook mooi, dus ik ga maar door. Als ik op straat loop en ik kom langs een café, ik zweer het je, ze hollen me ge woon met z'n allen achterna, grijpen me beet, sleuren me mee naar binnen, en dan moet ik weer zingen". Heintje Dat hieraan inderdaad geen woord gelogen is, kunnen de stamgasten van Heintje van Uffelen aan de Hoefkade be vestigen. Maar ook de Hage naars die hun pils innemen bij Pietje van Oosten aan de Wagenstraat en bij Jan Nette aan de Paulus Potterstraat. Om maar niet te spreken van de marktkooplui die hun neut halen bij Arie op de Stellenbosstraat. Bij Arie treedt Frans namelijk samen met zijn naamgenoot, de be kende Haagse accordeonist Fransje Groenewold op. Bij Arie maken ze het echt heel gezellig. Dan wordt er ge danst en gedronken en dan. enfin, zijn er 's och tends heel wat taxi's nodig om iedereen weer veilig thuis te krijgen. Het merkwaardige en spijtige blijft intussen dat zo'n bege nadigd zanger als Frans te Pas slechts zo'n beperkt pu bliek van zijn weergaloze volkskunst laat genieten. Waarom heeft hij zich nooit bij een impresario of een pla tenmaatschappij gemeld? Het eerlijke antwoord: „Ik heb geen lef, hè. Dat is 't hem. Als ik twee, drie pilsjes op heb, gaat het beter, maar het echte lef om achter een microfoon te gaan staan en te zeggen: 'Hier ben ik, Frans te Pas, zanger' nee dat lef heb ik niet". Maar is er, vraagt de niet- boksliefhebber zich nu wel licht af, is er dan geen lef voor nodig om op zo'n boks- gala de scheidsrechter aan te spreken met „mooie maan blazer" en de boksers op te roepen hun vuisten op diens kin los te laten? Gezelligheid „Ben je gek? Dat is allemaal voor de gezelligheid. Voor de lol. En dat weten die scheids rechters ook wel. Als ik op dreef ben en ik heb er echt zin in, wel ja, dan spring ik tussen twee gevechten door gewoon de ring in en ga ik met zo'n koekebakker schijn- boksen. 'Mooie ijsboer', zeg ik dan, 'lekkere maanblazer, zal ik je kop effe van je romp rammen?' Moet iedereen la chen, en dat is leuk. Want zo'n zaal waarin iedereen maar zo'n beetje duf voor zich uit zit te staren, dat is toch ook niks?" Terug tussen het publiek pleegt Frans te Pas vervol gens eerst een biertje te pak ken. Op het podium snuiven en dansen en stoten intussen de echte boksers. Met loeren de, nerveuze blik, verbeten op zoek naar een opening om de tegenstander een knal te verkopen. Slagen ontwijkend en incasserend. Zwetend. En niet zelden bloedend. De dorst gelest, de keel ge smeerd, debiteert Frans te Pas misschien tien minuten later weer een ander levens lied. In prachtig Haags dia lect: „Ik verscheurde je foto. Heb je brieven ver brand. In mijn hart moet ik huilen. Maar ik doe nonchalant". Ja. Van alle maanblazers ons bekend is Frans te Pas abso luut de mooiste. Jetska! WILLEM SCHEER De combi natie van een tricot jurkje met getailleerd leren jasje zorgt een sportief geheel FOTO: PR Leer is in de mode, maar tegelijkertijd ook zo tijdloos als maar zijn kan. Krizia maakt er ruime bermuda's van. Gi- anco Ferré gebruikt het voor gerende swaggers met diep ingezette mouwen of voor driekwart jassen, afgezet met zwart bont. Onze eigen Carla V. heeft zo haar eigen ideeën over het verwerken van leer: het materiaal moet kleven op het lijf. Haar nieuwe herfst- en wintercollectie zit vol verrassin gen. Ze heeft lederen kuitlange jassen van het dunst moge lijke leer met sjaalkraag en bindceintuur. Maar het meest opvallende en knappe werk levert ze af met de uit één stuk gesneden dijkorte jurkjes met spaghettibandjes en al leen een paar bustenaden. Simpel, maar heel knap ge maakt en gedragen met losse kanten mouwen, die bij de schouders zijn afgezet met leer. De korte drieknoops jasjes van gevoerd leer zijn al even huidstrak, een lijn die wordt versterkt door het rechte rok je daaronder van tricot. Tricot is de stof van het seizoen! Maar zodra er leer bij te pas komt, krijgt het opeens een sportief tintje. Veel raffinement steekt ook in de combina tie van leer met jabots, corsages, parelknoopjes en witte kragen. Over smaak valt te twisten. De een is dol op leer, de ander heeft er een hekel aan. Maar een feit is dat leren kleding alleen mooi kan zijn, als het ook mooi is gemaakt. Leer „valt dodelijk door de mand" als het kwalitatief met het allerbeste is en niet in handen komt van de allerbesten. TINY FRANCIS Een superstrak leren jurkje met kanten mouwen FOTO: PR

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1988 | | pagina 12