De nieuwsneus van
het NOS-journaal
lïnal
Ie
De klomp als kunstobject
ZATERDAG 22 OKTOBER 19
88 PAGINA 27
Toen Joop Marmelstein in 1964
bij de televisie kwam, had het
journaal al wel ogen in de vorm
van camera's, maar nog geen
neus in de vorm van een
nieuwsdienst. Dat werd hij dus,
de nieuwsneus. Zo gepokt en
gemazeld raakte hij dat slechts
de gedachte aan een Boeing 747,
neergestort op het
stationsgebouw van Schiphol,
hem op de duur nog vermocht te
boeien. Waarna hij het journaal
vaarwel zei en Teletekst op poten
ging zetten. Zijn rotsvaste credo:
„Televisie moet voortdurend
nieuw zijn. Naar nieuwe vormen
zoeken, nieuwe middelen".
HUIZEN - „Koningin Juliana?".
Joop Marmelstein grijpt, zoals hij
tijdens het gesprek bij voortduring
zal doen, naar zijn benijdenswaar
dige bos haar, in 1977 echter van
de ene nacht op de andere sneeuw
wit geworden, dat wel. „Ik weet het
nog als de dag van gisteren. Die
dubbele gijzelactie van Molukkers
bij De Punt en in Bovensmilde. Na
de afloop ervan heb ik twaalf uur
aan één stuk geslapen. Toen ik
wakker werd en in de spiegel keek,
zag ik iemand die ik niet kende.
Jazeker. Ik heb nog over mijn
schouder gekeken, maar ik was het
zelf'.
Goed, koningin Juliana. „Moet je luiste
ren. Vijfenzestig procent van het Neder
landse volk ziet graag plaatjes van wat
de leden van het vorstenhuis uitvoeren.
Zo simpel is dat. Nou, als je bij de tele
visie bent, het NOS-journaal in mijn ge
val, werk je voor het hele Nederlandse
publiek. En dan moet je er oog voor
hebben dat de mensen onze koninklijke
familie graag bezig zien. In tegenstelling
tot wat er over haar beweerd wordt, be
greep Juliana dat toen ze nog koningin
was. Ze vond het niet erg om gezien te
worden. Ze vond de televisie zelfs een
goede methode om zich meer dan vroe
ger aan het volk te kunnen tonen. Maar
ze dacht altijd: lieve help, op het mo
ment dat de camera loopt, ziet heel Ne
derland me, en dat maakte haar bezorgd.
Het ontging haar dat er pas later uitge
zonden zou worden, nadat er gesneden
was, gemonteerd. Vandaar die afweren
de houding tegenover camera's. Beatrix
kan ik moeilijker beoordelen, want in
1980 ben ik weggegaan bij het Journaal.
Maar het is natuurlijk een heel andere
vrouw, opgegroeid in een heel ander
tijdperk. Ze lijkt me een behoorlijk geo
riënteerd, zakelijk iemand die de betrek
kelijke waarde van de televisie ziet.
Haar moeder kwam uit een totaal ver
schillende wereld".
Per 1 november maakt Joop Marmel
stein - „dankbaar, wat dacht je?" - ge
bruik van de hem aangeboden vut-rege-
ling. Hij vertrekt uit het Hilversumse
waar hij in 1985 chef Teletekst werd na
sinds 1980 deze jonge loot in het media-
bos opgekweekt te hebben in zijn hoeda
nigheid van coördinator Proefproject
Teletekst. Daarvoor diende hij als chef
Nieuwsdienst het televisiejournaal. Hij
kwam er in 1964, het jaar dat het tweede
net werd ingevoerd en de VARA-satire
„Zo is het toevalig" een stormpje ontke
tende. Eerder al hadden de politieke par
tijen zendtijd gevorderd, was het eerste
popprogramma „Top of Flop" de lucht
ingegaan (beide 1961) en had „Open het
Dorp" 20 miljoen opgeleverd (1962). De
televisie mocht zich volwassen noemen.
Brievenmap
„Zeker", beaamt Marmelstein ruimhar
tig. „Maar dat gold niet voor het jour
naal. Ik werkte indertijd in Den Haag
voor het Amerikaanse persbureau Uni
ted Press en had dus al de nodige klusjes
opgeknapt toen Dick Simons, de toen
malige hoofdredacteur, me aanzocht om
het journaal te komen onderbouwen met
een dienst voor de nieuwsgaring. Want
dat hadden ze niet eens in 1964, een ei
gen nieuwsdienst. Ik herinner me dat
Frits van Roon het nieuws las. Een echte
heer. En Fred Emmer zat er al. Frits
Thors niet, nee, die kwam later. Nou,
wat ze hadden, dat was zo'n soort brie
venmap met voor elke datum een apart
vakje. Daar stopte de gaande en de ko
mende man dan iets in. Een snippertje
van de ANP-telex. De uitnodiging voor
een persconferentie. Een knipsel uit de
Matla-agenda. Dat werk. Ik begon letter
lijk met niks. Alleen een bureau in een
hoekje. Agressieve nieuwsgaring, ze had
den -er bij het journaal nog nooit van ge
hoord. Die moest voor de televisie nog
helemaal uitgevonden worden".
Accent
Joop Marmelstein vond hem uit. Maar
buiten beeld, op zijn eigen nadrukkelijk
verzoek. „Meneer Simons, ik heb geen
enkele zin om op het scherm te komen,
heb ik gezegd. Want ik wist dat ik een
Amsterdams accent had en dat kan er
natuurlijk uitgeslagen worden, maar
beeldgeilheid, de ijdelheid van zo nodig
voor de camera te moeten, die houden
je maar van je werk af. Ik zag de nieuws
lezers driftig rondlopen met papiertjes
om tekstjes uit het hoofd te leren en ik
dacht: da's niks voor mij. Ik vond het
werk achter het scherm veel interessan
ter. Berichtjes voorlezen doen ze maar
op de radio. Vraaggesprekken? Onzin.
Het journaal moet de dimensie van tele
visie hebben. Geen statisch, maar levend
beeld. Flitsend. Dynamisch".
Het eerste grote nieuws dat Marmelstein
te garen kreeg, was een spectaculaire
roofoverval op een juwelier aan de Am
sterdamse Heiligeweg. Sinds de opkomst
van de criminaliteitsvloed een misdrijf
met geringe actualiteitswaarde, maar in
die voortkabbelende dagen een klapper.
„Op een zaterdagmiddag was het, ik
weet het nog goed. Ik kreeg een tip bin
nen en ik dacht: potdorie, dit gebeurt
nü, daar moeten we bij zijn. Ik heb me
erin gestort alsof ik nog voor een persbu
reau werkte. Links gebeld, rechts gebeld,
allemaal gesneden koek, maar in Hilver
sum vonden ze het geweldig. Wibo van
der Linden zat toen nog bij de journaal-
redactie en die keek zijn ogen uit. Dat
was voor het eerst dat het begrip razende
reporter bij hét journaal zijn intrede
deed".
Tipgevers
Tipgevers, zij vormden het levensbloed
van de nieuwsdienst die nieuwsjager
Marmelstein schiep uit de magere rib
van het toenmalige NTS-journaal. Een
netwerk van 25 filmcorrespondenten
spon hij over Nederland, mannen die,
als men hem zo hoort, sliepen met de
camera onder het kussen en de politiera-
dio aan het oor. Daarnaast had hij zo'n
vijftig journalisten voor zich in touw,
dagbladjournalisten uit alle hoeken die
hem tegen betaling per keer inseinden
wanneer hun regio iets telegenieks te bie
den had. Een voorbeeld? „Op Schiphol
kwam vaak een journalist die een aantal
provinciale kranten bediende met
nieuws uit Amsterdam en omstreken.
Jaap. Van deze Jaap kreeg ik op een
avond door dat Charles Aznavour in de
kraag was gegrepen toen hij probeerde
een zestienjarig meisje mee in het vlieg
tuig te smokkelen. Zulke gouden tips be
doel ik. Achter het eerste gijzeldrama in
Nederland, dat van de ontsnapte crimi
nelen Daan D. en Jantje B op een boer-
'derij bij Deil, kwam ik ook dank zij een
tip. Die zaak heeft een paar dagen ge
duurd. Ik al die tijd aan de politie-ont-
vanger en via de portofoon in contact
met mijn verslaggevers ter plekke. Dat
zat de autoriteiten niet lekker, met het
gevolg dat ze wraak hebben genomen.
Toen de zaak tot een goed einde was ge
bracht en de daders werden afgevoerd,
gaven ze over de politieradio met opzet
een verkeerde route door die eindigde
op een doodlopende weg, bij een pontje.
Daar stond de politie te lachen. Gewoon
pesterij. Politie, schei uit".
Politie gepakt
Het was, alweer, de eerste keer dat het
journaal een nieuwsfeit op een dergelijke
wijze had aangepakt. „Een kwestie van
organiseren", stelt Marmelstein achteraf
vast. „Bij de volgende gijzelingen wisten
we wat ons te doen stond". En kon de
politie worden teruggepakt. In Boven
smilde was dat. „Daar werkte de politie
met een eigen televisiecamera en een
zender naar hun hoofdkwartier; ze keken
zo uit op de voordeur van de lagere
school waarin de gegijzelde kinderen za
ten", geniet Marmelstein na. „Wel, ie
mand van ons die met de knoppen zat te
spelen, kreeg ineens dat signaal op zijn
monitor. Ik zeg: de camera op dat
schermpje en als er wat gebeurt - filmen.
Zo hebben we de prachtige beelden uit
kunnen zenden van die pantserbak
waarmee de school bestormd werd, van
de mariniers in tijgersluipgang, van de
kinderen die naar buiten kwamen. Een
rel natuurlijk. Ik zeg tegen de politie:
wat? Ik heb gewoon een clandestiene
zender afgetapt. Jullie zijn hier bezig ge
weest zonder zendmachtiging. Ik zou jul
lie eigenlijk aan moeten geven bij de
PTT". Dat was de gijzeling die Marmel-
steins haardos sneeuwwit verfde. Het
huren van zeewaardige schepen als er
buitengaats iets van belang voor het
journaal te filmen viel, was toen al ge
meengoed gewórden.
Zelfs een eigen vliegtuig had de NOS in
de lucht en eenmaal geschiedde het dat
de intern legendarische piloot Charles
van der Heyden - „als ik ja roep, draai
en maar" - een op de Noordzee vermis
te vrachtvaarder in het vizier kreeg, lang
voordat de marine hem had gevonden.
„Jazeker, onze PH-NOS was het enige
toestel dat toestemming van de marine
had om in delen van het luchtruim te
opereren die bij rampen of uit veilig
heidsoverwegingen voor andere vliegtui
gen gesloten waren. We hoorden gewoon
bij de gestampte pot. Er liepen in die tijd
nogal wat schepen op de kust omdat de
vaarroutes nog niet zo uitgekiend waren
als tegenwoordig, en het eerste wat je
wilde, waren natuurlijk beelden uit de
lucht. Dus had ik een grote zeekaart op
mijn kamer hangen. Zodra ik een be
richt van Radio Scheveningen had opge
vangen, zette ik de positie uit en hup,
daar ging Charles weer de lucht in. Alle
maal kleine dingetjes in wezen. Maar als
ik er zo op terugkijk, ben ik er toch wel
trots op".
Boeing
En toen, plotsklaps, dat vreemde mo
ment. „Ik dacht opeens: het enige pro
bleem, Joop Marmelstein, dat jij nog
niet hebt opgelost, is dat er een Boeing
747 op Schiphol neer zou storten. Op
het stationsgebouw. Kun je je de ramp
voorstellen? De wijde omgeving afgezet.
Alle toegangswegen geblokkeerd. En
daar moet ik dan cameralieden bij zien
te krijgen, verslaggevers, de hele reute-
meteut. En ik dacht: als je daarover gaat
zitten piekeren, ben je verkeerd bezig.
Toevallig kwam in die periode net Tele
tekst voorbij. Een volslagen nieuw infor
matiesysteem. Dat leek me wel wat en
opnieuw was ik alleen met een bureau".
Sindsdien blijkt hij weinig meer naar het
NOS-journaal gekeken te hebben. Zijn
voorkeur gaat uit naar de nieuwspro
gramma's van de BBC. „Daar zie ik een
grotere vakmatigheid. En in Engeland
heb je niet zoveel omroepen als hier die
het allemaal beter weten en die constant
bezig zijn de NOS in het vaarwater te
zitten".
Met Joop
Marmelstein
deed het
begrip razende
reporter zijn
intrede bij het
NOS-
journaal.
FOTO:
Amersfoortse
Courant
Dat is één euvel. Maar er zijn er meer.
„Televisie", belijdt Marmelstein zijn
rotsvaste credo, „moet voortdurend
nieuw zijn. Naar nieuwe vormen zoe
ken, nieuwe middelen. Technisch kun
nen we tegenwoordig enorm veel. Denk
aan de El/stedentocht als alle stoppen er
even in gaan. Maar het kost wel een ver
mogen. Een gruwelijke smak geld. En je
weet: de NOS heeft geen geld. Het is
schreeuwen tegen de wind. Wat we no
dig zouden hebben voor een kwalitatief
beter journaal, dat zijn veel meer video
verbindingen in Nederland zodat je uit
elke grote stad en uit alle regio's recht
streeks beelden op het scherm kunt
brengen in plaats van dat je vanuit Hil
versum een reportagetrein moet laten
uitrukken. Plus meer zendtijd, dat ook.
Een volwassen journaal behoort een half
uur te duren en niet de armzalige twintig
minuutjes die we er bij de omroepen uit
hebben geperst. Voorts zouden er, naast
de nieuwslezers, zware jongens in dienst
genomen moeten worden met veel ken
nis van zaken en een bovenpartijdige
opstelling die bij belangrijke ontwikke
lingen precies kunnen vertellen wat er
aan de hand is. Want sowieso moet je
hier en daar wat vullen, maar als je de
financiële middelen niet hebt, ja, dan
krijg je dat de ene presentator de andere
gaat interviewen".
Slijpsteen
Teletekst tenslotte, zijn laatste stek voor
dat de vut lonkte. Categorisch: „Een me
dium met een grote toekomst. Zonder
meer. Ik ben er acht jaar geleden met
niks begonnen, maar nu zitten er alle
maal mensen die met hun kop op de
slijpsteen liggen, die aan de lopende
band nieuwe dingen verzinnen. Een lijn
met Schiphol, een lijn met de beurs, al
lerlei grappen op het gebied van de on
dertiteling, want die doen we ook. Met
niks begonnen en inmiddels heeft een
kwart van alle kijkers Teletekst. Het ge
bruik neemt hand over hand toe. Paral
lel daarmee zal Teletekst steeds actueler
worden. Er bestaat geen systeem dat zo
snel zo veel informatie kan verschaffen
als dit. Nu al kunnen we onze 225 pagi
na's elke vijf minuten verversen. Maar
er is een capaciteit van 800 pagina's. An
ders gezegd: er ligt nog een wereld aan
informatie braak waar we doelgroepen
bij moeten zoeken. Teletekst? Bij een re
cente opiniepeiling bleek 97 procent van
de ondervraagden matig tot zeer enthou
siast. En dat was behoorlijk onderzocht,
hoor. Wetenschappelijk verantwoord. 97
procent, er bestaat geen informatiesy
steem dat zo'n score heeft".
PIET SNOEREN
In het kader „Nederland Museumland"
belichten we in deze rubriek elke week
een minder bekend museum. In oktober
staat Overijssel centraal. Vandaag
aahdacht voor de Oudheidskamer
Buisjan en het Sköpke in Enter.
ENTER - „Een klomp is een beeld
houwwerk", beweert Mans van Ab uit
Enter heel stellig. Eigenlijk heet hij Mans
Pluimers, „maar noem me maar Mans
van Ab, want zo kent iedereen me hier".
Klompenmaker is hij, al jaren en hij
voelt zich als een vis in het water in het
Sköpke, een oud gerestaureerd pandje
aan de Enterse Dorpsstraat.
Het Sköpke is in beheer bij de Stichting
Oudheidkamer Enter, die ook het kleine
boerderijtje van Buisjan onder haar hoe
de heeft. Buisjan was de naam van de
voormalige eigenaar, een bijnaam overi
gens, want zijn echte naam was Schol
ten. Het huis van Buisjan is nu een mu
seumpje met de weidse naam „Oud
heidskamer" en het Sköpke is nog elke
dag in gebruik als klompenmakerij.
Voor dat laatste staat Mans en wie zich
binnen het Sköpke waagt, krijgt een
stortvloed van informatie over zich. Er
lijkt geen rem te zitten op deze man als
hij het over de klompen heeft. Niet voor
niets noemt hij een klomp een beeld
houwwerk en wordt hij bijkans lyrisch
als hij uitleg geeft bij de klompen aan de
muur.
Buisjan en het Sköpke zijn in de staat
waarin ze nu verkeren nog niet zo oud.
De oudheidkamer Buisjan werd in juni
'85 geopend en het Sköpke is pas sinds
juni van dit jaar open voor publiek.
Voor die opening zijn de panden eerst
grondig gerestaureerd.
Beide panden hebben een mooie inboe
del. Op de deel van Buisjan bevindt zich
de inrichting van het ouderwetse snoep
winkeltje dat in Enter werd gedreven
door „Windtrui", zoals de eigenaresse
werd genoemd. Daarachter ligt het
woongedeelte met oude meubels, een
bedstee en een kleedkamertje met een
rek vol oude jurken en broeken. Ook
knipmutsen ontbreken niet en 's zomers
worden er demonstraties gegeven in het
opmaken van de knipmutsen. In een an
der kamertje bevinden zich oude gereed
schappen, die echter niet meer gebruikt
worden. In het Sköpke daarentegen ge
beurt dat wel. Om op ambachtelijke wij
ze klompen te maken onder leiding van
Mins van Ab. Want Mans geeft ook cur
sussen, zij het vooral aan mensen uit de
regio.
In de grootste ruimte van het Sköpke
staan werkblokken, waarop klompen
worden gehakt en aan de muur wemelt
het van allerlei soorten klompen. Franse,
Duitse, Spaanse, vrouwenklompen,
mannenklompen, kinderklompjes, oude
modellen, nieuwe modellen, beschilder
de exemplaren en klompen met hout
snijwerk erop. Mans kan bij elk paar.
stuk voor stuk, een verhaal vertellen.
Wie ze gedragen heeft, wie ze gemaakt
heeft en waarom er van sommige paren
nog maar één klomp is. In het vertrek
ernaast staan machines uit de jaren der
tig, waarmee klompen dus machinaal
vervaardigd kunnen worden: Een draai-
machine, een boormachine en een
schuurmachine.
Mans van Ab grist een stuk peppelhout
uit de werkplaats en stopt het in de ma
chine. Binnen de kortste keren is de
klomp klaar. Alleen, nu moet er nog een
gat in voor de voet. Ook geen probleem.
Mans snelt ermee naar de boormachine
en rrr, rrr, wie de klomp past trekke hem
aan. Voor de afwerking wordt de klomp
nog even langs de schuurmachine gehou
den en dan moet hij drogen, om vervol
gens te kunnen worden gedragen. Alle
maal dezelfde modellen klompjes komen
er uit deze machines, terwijl m de werk
plaats ernaast met de hand steeds andere
paren worden gemaakt. Onder toeziend
oog van Mans van Ab die dertig jaar
zijn brood verdiende met klompen ma
ken, dus wel weet waar hij het over
heeft. „Ik ben een klompengek", grin
nikt hij en de werkplaats in het Sköpke
noemt hij dan ook „ons heiligdom".
MARJOLEIN RIETMAN
Oudheidskamer. Dorpsstraat 42, Enter.
Geopend van woensdag tot en met zater
dag tussen 13.30 en 16.30 uur.
Mans van Ab (rechts) met een stuk peppelhout dat een klomp moet worden.
FOTO: PERS UNIE
CcidócSoimwit