De Italiaanse uitbundigheid van Chailly
Drinken doe je samen; niet drinken ook"
Vorige maand trad
Riccardo Chailly
officieel in dienst als
chef-dirigent van het
Concertgebouworkest,
maar veel Nederlanders
kennen hem in
muzikaal opzicht al
langer. Er verschenen
enkele platen van hem met
het Concertgebouworkest
en het Concertgebouw
herbergde al duizenden
mensen bij de diverse
concerten die Chailly
sinds 1986 in
Amsterdam gaf.
Behalve veel waardering
voor de dirigent Chailly
van publiek en pers, is
soms een ondertoon
van heimwee naar
Haitink te beluisteren.
In hoeverre heeft dat te
maken met de
Italiaanse culturele
traditie die Chailly heeft
meegebracht?
beminnelijke
Riccardo
Chailly,
officieel chef
dirigent van
het
Amsterdamse
Concert
gebouworkest.
FOTO:
DIJKSTRA
NIEUWE CHEF-DIRIGENT CONCERTGEBOUWORKEST
Hoeveel erin België zijn, weet hij niet; wel dat iedere
alcoholist er één te veel is. Jean Canivet (42), zelf ex-
drinker, is nu barman in Brussel. In een café zonder bier,
waar probleemdrinkers elkaar van hun kwaal afhelpen.
BRUSSEL - „Het moeilijkste van
stoppen met drinken is het juiste
moment daarvoor kiezen. Je moet
willen, het moet helemaal uit jezelf
komen. En dan nog heb je veel
steun van anderen nodig. Die steun
proberen we elkaar hier te geven".
Jean Canivet, ex-alcoholist, zakenman
en in zijn vrijetijd onbezoldigd barkee
per, schenkt met vaste hand twee koffie
in. Samen met drie andere ex-drinkers
bedient hij bij toerbeurt de bezoekers
van „Het Andere Café", een voor België
unieke drankgelegenheid in de Brusselse
Marollenwijk. Een praatgroep van ex-
drankverslaafden in het nabijgelegen
Saint-Pierreziekenhuis nam er op voor
stel van een paar artsen het initiatief
voor en inmiddels heeft „Het Andere
Café" er zijn eerste zes maanden opzit
ten.
In een land dat pronkt met zeshonderd
biersoorten van eigen bodem is het een
bijna profane instelling, want iets ster
kers dan koffie of cola is hier niet te krij
gen. Maar toch trekt „Het Andere Café"
viermaal per week tientallen bezoekers,
die in de witgeschilderde ruimte aan de
Rue de l'Abricotier komen scrabbelen,
een kaartje komen leggen, en vooral
komen praten. Over hoe mooi een leven
zonder drank kan zijn. En hoe moeilijk
het is dat te bereiken.
De Marollenwijk in Brussel is een typi
sche probleemwijk. Verkrotting, veel
werklozen, grote aantallen buitenlanders
en een vanouds sterk sociaal leven, dat
zich wel grotendeels in de cafés afspeelt.
Die omstandigheden noden tot drinken.
Toch is het volgens de barman van „Het
Andere Café" een enorme misvatting te
denken dat zware drinkers per definitie
probleemdrinkers zijn. „Het omgekeerde
klopt. Wie drinkt heeft problemen. Op
het werk, in het gezin, of financieel.
Maar het is zeker niet zo dat drankmis
bruik altijd het gevolg van persoonlijke
moeilijkheden is. Je hebt er een aanleg
voor, of niet - zo simpel is het".
Stimulans
Jean Canivet zelf had die aanleg. Op zijn
zestiende begon hij met drinken, en zesr
tien jaar lang hield hij stug vol. „Zonder
reden. Ik was opgegroeid in een normaal
milieu. Niet rijk, maar genoeg te eten.
We werden niet geslagen. En toch ben ik
zestien jaar alcoholist geweest. Tien jaar
geleden ben ik voor de eerste keer ge
stopt en vier jaar geleden, nadat ik was
herbegonnen, voor de tweede keer. Ach
teraf besef ik dat het de drang om te le
ven was, maar op het moment dat ik
stopte wist ik niet wat mij bewoog. Voor
veel mensen houdt het leven op als ze
stoppen met drinken. Voor mij begon
het toen pas".
Volgens Canivet went het lichaam heel
snel aan een leven zonder drank - „in
twee weken ben je schoon" - maar heeft
de geest meer moeite zich aan de nieuwe
situatie aan te passen. „In je eentje van
de drank afkomen is uitgesproken moei
lijk, bijna onmogelijk. Daarom is deze
„HET ANDERE CAFÉ" PARADIJS VOOR EX-DRANKVERSLAAFDEN
Barman Jean Canivet:
Hier vinden vinden mensen
die van de drank proberen
af te komen begrip, en dat
in een mate die alleen ex-
drinkers voor drinkers kun
nen opbrengen".
FOTO: PERS UNIE
bistro zo belangrijk. Praten met mensen
die ook aan het ontwennen zijn of daar
al in geslaagd zijn, kan een enorme sti
mulans zijn. Bovendien is hier niets ver
plicht. Je loopt binnen en bestelt wat, en
je kijkt rond. Vragen worden hier niet
gesteld".
De artsen van het nabijgelegen Saint-
Pierreziekenhuis, aldus Canivet, bieden
slechts hulp op verzoek, en dat geldt ook
voor het Openbaar Centrum voor Maat
schappelijk Welzijn, dat het pandje aan
de Abrikozenboomstraat beschikbaar
stelde. Canivet: „De artsen die ons bege
leiden gaan ervan uit dat alcoholici het
best door ex-alcoholici kunnen wórden
opgevangen, en dat is een zeer juiste op
vatting. Maar tegelijk is het een hele ge
ruststelling dat ze beschikbaar zijn. Veel
andere dokters weten gewoonweg niet
wat ze met probleemdrinkers aanmoe
ten. Die schrijven dan bijvoorbeeld m
dicijnen voor die in combinatie m
drank levensgevaarlijk zijn. Als je d
een keer hebt meegemaakt, denk je c
tweede keer wel na voordat je zo'n dol
ter weer eens opzoekt".
Schaamte
In „Het Andere Café" is het nu rusti
Een overjarige radio strooit op de acl
tergrond wat populaire klanken uit. Dr
vrouwen zoeken in de bioscooprubrie
van de „Soir" naar een geschikte filn
Volgens Canivet is het aantal manne
en vrouwen met een drankprobleem 01
geveer gelijk. Op de tafels pakjes Choci
drink, Cola, Seven-Up en Sirope
Menthe.
„Het Andere Café" is geen kuuroori
maar verschillende ex-drinkers die i
Malmédy een ontwenningskuur hebbe
gevolgd bezoeken graag deze risicolo;
gelegenheid vol lotgenoten.
Canivet: „Er is begrip, en dat in ee
mate die alleen ex-drinkers voor dril
kers kunnen opbrengen. Hoewel
sommigen die herbegonnen zijn
schaamte zo groot is, dat ze ook hii
niet meer durven komen. Die mensc
zijn reddeloos. Daar kunnen zelfs
niks meer aan doen".
FRANS BOOGAAR
Voor meer informatie over dit initiatief: Het A
dere Café". Abrikozenboomstraat 3. Brussel, el
maandag, donderdag, vrijdag en zaterdag van
tot half negen. Tel.: 09/322 511 72 92.
de grachten, de mensen, de tolerantie en
de wereldstedelijke allures.
Chailly uit zich in dezelfde bewoordin
gen en voegt er aan toe: „Ik voel me ge
lukkig op een „natuurlijke manier". Als
privé-persoon, maar ook beroepsmatig.
Ik groei elke dag in mijn muzikale iden
titeit".
Het gesprek vindt plaats naar aanleiding
van het verschijnen van de eerste symfo
nie van Brahms op plaat en cd (Decca,
meevaller van de maand). Toen Chailly
deze symfonie in Amsterdam uitvoerde
voor publiek, was er in sommige kritie
ken sprake van een „Verdiaanse" aan
pak en te massieve benadering, die geen
recht zou doen aan de (Duitse) eigenheid
van Brahms.
Internationaal
Chailly ontkent niet dat zijn Brahms-
aanpak anders is dan velen in Nederland
gewend zijn en wat hem betreft wordt
die aanpak als „Italiaans" gekarakteri
seerd, maar dan als een positieve aan
duiding. „Volgens mij is de ontmoeting
van culturen en tradities een verrijking.
Ik noemde al even Riccardo Mutti die
geweldige dingen doet met muziek van
Duitse componisten en er zijn Duitse di
rigenten die een prachtige Verdi maken.
In mijn visie is er geen sprake van „na
tionale muziek". Muziek is een interna
tionale taal, er zijn geen grenzen".
Hij herinnert aan een ander fenomeen:
publiek en pers raken gewend aan een
bepaalde opvatting, een stijl en die
wordt soms de „meetlat" waaraan ande
re uitvoeringen worden afgemeten. Maar
soms kunnen dirigenten door dat pa
troon heen breken: „Het Concert
gebouworkest heeft een geweldige Beet
hoven-traditie. Mengelberg en Haitink
zorgden voor een standaard-uitvoering.
En toen kwam Carlos Kleiber hier in
Amsterdam met een Beethoven die vol
strekt buiten de bekende paden trad. Het
resultaat was overdonderend. Opeens
bleek dat het ook anders kan dan wat je
gewend bent".
Chailly vervolgt: „Een van de ergste
vloekwoorden die ik ken is „specialisa
tie". Alsof een dirigent zich zou moeten
beperken tot muziek waarvan hij veel
verstand zou hebben, wat dat dan ook
moge zijn. Iets anders is dat een dirigent
zich meer of minder aangetrokken kan
voelen tot bepaalde componisten of tot
bepaalde stijlen".
Franck
De eerste plaatopname van de vijfender-
tigjarige dirigent met het Concert
gebouworkest was de Symfonie in d van
Cesar Franck. Ook van die uitvoering
werd door sommigen gezegd dat de uit
voering te „Italiaans uitbundig" was, net
als zijn uitvoeringen van de Duitse ro
mantische traditie. Anderen waren juist
zeer geboeid door de visie van Chailly:
ze hoorden een compleet „nieuwe
Franck".
„Voor mij staat de muziek van Cesar
Franck in directe verbinding met de
Duitse romantiek. Dus mét bijvoorbeeld
Brahms. De organist Franck laat zich in
zijn orkestwerk steeds horen; je hoort als
het ware de zware pedaaltonen van het
orgel. Daardoor staat hij voor mij ook
veel minder in de Franse traditie en veel
meer in de Duitse „Klang". Francks
grondtoon staat in die traditie. In de
Symfonie hoor je dat en ook in de
Vioolsonate, vind ik".
Vandaar de forse, joyeuze aanpak van
Francks muziek die vaak zo ingetogen
wordtuitgevoerd. Chailly: „De mens
Franck was verlegen en onzeker. Wat
dat betreft lijkt hij op Bruckner, die ook
in zichzelf gekeerd was en weifelend. In
zijn persoonlijk leven kon hij moeilijk
tot echte beslissingen komen. Maar
Franck kon net als Bruckner zich in zijn
muziek uitleven. Als ik de Finale van
Francks symfonie dirigeer, zie ik een
rode kleur voor me. Fel, gepassioneerd
en heel intens. Daarin blijkt hoe Franck
als componist een innerlijke vrijheid be
leefde, die hij als persoon in de «pmgang
met zichzelf en met anderen niet kon
opbrengen".
Tragedie
„Trouwens, Francks hele oeuvre asso
cieer ik met felle kleuren. Contrastrijk
en helemaal niet flets, bijvoorbeeld grijs
of waterig blauw. Behalve die kleuren
zijn er de emoties. Daarin is hij voor mij
ook de romanticus. Nooit excessief zoals
Bruckner dat wel was, maar wel puur ro
mantisch".
Brahms en Franck zijn geen componis
ten met wie Chailly dagelijks bezig is.
„Vanaf mijn vijftiende heb ik mij gron
dig verdiept in het leven van componis
ten. Van sommige componisten heb ik
na twintig jaar nog het gevoel dat ik da
gelijks meer zou kunnen leren. Bruck
ner, Mahler, Stravinsky bijvoorbeeld,
daar moet je steeds mee bezig zijn. Je
moet weten in welke omstandigheden
Mahler zijn vierde, vijfde, zesde en ze
vende symfonie schreef, namelijk na de
dood van zijn kind. Je moet weten van
de eindeloze tragedie die hem overkwam
voordat je zijn muziek gaat uitvoeren".
„Ik vind dus dat je zo veel mogelijk
moet weten van een componist dat van
belang is voor de uitvoering van diens
muziek. Van sommige componisten heb
ben we een bijzondere „bron": plaatop
namen die deels op compact disc op
nieuw worden uitgebracht. Zo heb ik
van de vijfde van Mahler een opname
waarbij Mahler zelf dirigeert. Dan heb je
een uitstekend uitgangspunt voor je ei
gen interpretatie. Want het moet natuur
lijk niet zo zijn dat je een kopie na
streeft. Ik denk dat een authentieke, ei
gen manier van omgaan met muziek het
belangrijkste is voor een dirigent. Het
publiek voelt of een dirigent bij wijze
van spreken even het dirigentenjasje
heeft aangetrokken of dat er iemand
staat die zichzelf is, die geen rol speelt.
Dat blijkt ook als je te kampen hebt met
een griep bijvoorbeeld. Je bent soms li
chamelijk nauwelijks in staat om te diri
geren. Maat voor maat moet je „bevech
ten". Dat is me een paar keer overko
AMSTERDAM - „Als iemand te
gen mij zegt; u dirigeert Brahms als
Italiaan, dan vat ik dat op als com
pliment, hoewel zo'n opmerking
niet altijd als zodanig is bedoeld".
De beminnelijke Riccardo Chailly
- sinds vorige maand officieel
chef-dirigent van het Amsterdamse
Concertgebouworkest - zegt het
met nauwelijks enige stemverhef
fing. Maar de intensiteit waarmee
de woorden worden gezegd, spreekt
voor zich. Chailly vindt het kenne
lijk niet terecht als zijn Italiaanse
achtergrond („een traditie in onder
meer melodrama") wordt uitgelegd
als nadeel bij de uitvoering van
Duitse muziek als die van Brahms,
bijvoorbeeld. Hij wijst op de alom
geroemde uitvoeringen van muziek
van Duitste componisten door een
landgenoot als Riccardo Mutti.
Chailly voert het gesprek in aanwezig
heid van zijn vrouw Gabrielle. Bij inter
views, bij presentaties en andere gelegen
heden is zij er steeds bij. Ze is zeer be
trokken bij het werk van haar man. Op
sommige punten vult ze hem aan, knikt
zo nu en dan bevestigend. Een enkel
keertje wordt de toon iets heftiger. Bij
voorbeeld als het gaat over „eerlijk mu
siceren", of beter gezegd: „oneerlijk mu
siceren". Bijna lyrisch wordt mevrouw
Chailly als ze spreekt over Amsterdam:
men en het viel me toen zo op dat hi
publiek die „strijd" merkt. Ik voel da
Alsof er op mijn rug een thermomethe
zit die de gevoelens van het publiek r(
gistreert en onmiddellijk aan mij dooj
geeft. Zo is het publiek ook medespele
hoe meer warmte ik ontvang hoe mee
ik kan geven en dat werkt andersom oo
zo, denk ik".
Chailly roemt op diverse punten de Am
sterdamse muziektraditie. Mengelberj
Haitink, het orkest, maar ook het muzi
kale beleid. Bijvoorbeeld ten aanzie
van Mahler. Geen enkel huis had twinti
jaar geleden Mahler op het programm,
maar het Concertgebouw wel.
Chailly kan niet precies aangeven waai
om er op het ogenblik een soort Mahlei
hausse heerst. „Ik kan er niet een echt
verklaring voor vinden. Misschien kom
het gewoon doordat het nu duidelijk i
geworden aan iedereen: Mahler is ee
van de groten. Sommige collega's het
ben een andere verklaring. Die leggej
een relatie tussen de wanhoop die klink
in Mahlers muziek en de paranoia va
onze tijd. Zulke verklaringen ergere
me. Neem Mahler zoals die is en zijl
muziek idem. En that's it. Het is bijn
een perverse associatie die sommigel
leggen. Dirigenten zijn modieus als ze a
te nadrukkelijk zo'n relatie leggen en d
muziek niet meer voor zichzelf laat spre
ken. En modieus gedrag verafschuw ik'
LÜTSEN KOOISTRj
Riccardo Cahilly met het Concertgebouworkes
Brahms: Eerste symphonie, Festouverture. Decc
4212952 (cd) 4212951 (lp)
ZATERDAG 22 OKTOBER 1988 PAGINA 2
£eidóe@owcuit