WATERLOOPLEIN weer goed ongeregeld Sprookjesburcht De Haar op grens van kunst en kitsch Unieke foto uit de jaren vijftig van de markt die nu weer in ere wordt hersteld. Links op de foto de handel in automaterialen van Jack Maandag. pleinmarkt zou op z'n nieuwe plek aan de Rapenburgerstraat een wisse dood sterven, vreesden velen met de handela ren. Ze hebben ongelijk gekregen, meent Jorritsma. „Weliswaar is het aantal kooplieden onder meer door de natuur lijke gang van zaken - ze worden im mers ook ouder - wat teruggelopen, maar daar zijn ook jongeren voor in de plaats gekomen". Volgens Jorritsma heeft de nieuwe Waterloopleinmarkt ob jectief beschouwd veel betere kansen op een lang leven dan „de oude". „Elf jaar lang stond de markt op een plek waar je niet vanzelf langs liep als dagjesmens. Je moest er echt heen. Op het Waterloo- plein staan de kooplieden weer mooi in de „loop" van Rokin, Munt, Stopera, Hoogstraat, Jodenbreestraat. De locatie is door de komst van de Stopera boven dien veel markanter geworden, er ko men mensen op af'. Geen pretje Volgens Jorritsma, de motor achter de oude én de nieuwe verhuizing, was het protest tegen het wegtrekken van het Waterlooplein elf jaar geleden vooral ge baseerd op angst. De kooplieden wisten immers wat ze hadden. Wie weet zou het opbouwen van een nieuw bestaan driehonderd meter verderop uitlopen op een fiasco. „Dat is niet uitgekomen, na tuurlijk niet. Het is geen pretje om de vertrouwde omgeving te moeten verla ten. Een aantal mensen die toen protes teerden tegen het verlaten van het plein waren nu weer tegen de nieuwe verhui zing, die voor hen zorgen en onzeker heid brengt". De nostalgische gevoelens die kooplieden nu hebben voor het marktterrein van de laatste elf jaar, zul len ook wel weer slijten; de gedachte aan hun oude Engelse treinwagons die ze van de gemeente als tijdelijke berging kregen zullen eveneens in de vergetel heid raken, vermoedt Jorntsma. Voor hem hebben de feestelijkheden vandaag nog een apart tintje. „Voor mij is het 't nakomen van een belofte die de gemeen te ooit heeft gedaan. De belofte dat de markt na voltooiing van de Stopera weer op de oude plaats terug zou keren is de enige voorwaarde geweest waaronder de kooplieden in 1977 akkoord wilden gaan met verplaatsing. Wat nu gebeurt is dus voor mij een erekwestie, daar heb ik me voor ingezet". Een verhuizing was destijds behalve voor de bouw van een stadhuis ook noodzakelijk om de verloedering van de buurt aan te pakken. Al meer dan tien jaar was duidelijk dat hier een nieuw stadhuis moest komen, reden waarom renovatie aan panden in de buurt niet meer werd uitgevoerd. Het plein werd steeds vuiler, de huizen takelden steeds meer af, er was troep op straat. „De dis cipline op de markt holde ook achteruit. Er moest iets gebeuren; de verplaatsing heeft indertijd wat dat betreft heilzaam gewerkt". Aan de Rapenburgerstraat is het karak ter van de markt wat veranderd, is Jor ritsma het met de critici eens. Wellicht hangt dat samen met het afhaken van sommige markante figuren uit het vlooi enmarkt-gebeuren, voor een deel hebben nieuwe tijden ook nieuwe goederen ge bracht. Textiel, soms zelfs van een trendsettend karakter, heeft steeds meer de overhand gekregen, ten koste van de echte „rommel". „Dat heeft het afhaken De marktkooplieden van De Waterloo hebben de terugkeer naar hun oude plek niet onge merkt voorbij laten gaan. Burge meester Ed van Thijn opende vanochtend de nieuwe markt, waarbij hij onder meer een lied zong met Tante Leen. Het feest programma omvat vandaag ver der optredens van Freek de Jon ge, Jules Deelder, Harry Slin ger, het Jordaan-Cabaret en Manke Nelis. In de Mozes en Aaronkerk is de komende weken een fototentoonstelling over de markt te 'zien, evenals in de Amro-bank aan de Jodenbree straat. FOTO: FRITS ROTGANS van oude kooplieden ook versneld. Je kunt immers als handelaar geen boter ham meer verdienen met tien kilo krom me spijkers die je eigenhandig hebt rechtgeslagen", meent Jorritsma. Hij wil niet ontkennen dat de markt aan de Ra penburgerstraat de laatste jaren steeds meer van z'n „swing" verloor; publiek bleef weg en steeds meer handelaren ga ven er de brui aan. „De terugkeer naar het Waterlooplein is hopelijk een impuls voor de handel, die de zaak weer een beetje uit het slop kan halen. Aan de plek ligt het niet, 't is een echte Al-loca tie". Wie de oude vlooienmarkt vanaf van daag beziet, ziet dat het plein zelf een stuk kleiner is geworden. De ruimte voor marktactiviteiten kon toch nog op ruim negenduizend (vóór y 975: elfdui zend) vierkante meter worden gehouden. De waar wordt nu kort langs de Stopera aangeprezen, aan de noordzijde langs het water van de Zwanenburgwal en aan de kant van de Mozes en Aaronkerk. De oude vervallen gevels hebben .groten deels plaatsgemaakt voor nieuwbouw, dit hele stadsdeel heeft een metamorfose ondergaan. Ook de behuizingen van de kooplieden zijn van de jaren tachtig; ze hebben tegenwoordig moderne contai ners als marktberging, efficiënt en luxe ingericht, dubbelwandig geïsoleerd, com pleet met elektriciteit en desgewenst met telefoon. De mogelijkheden voor de klant zijn nog immer groot. De spullen liggen er nog steeds torenhoog opgestapeld. Nooit zal er lijn zijn te ontdekken in de handel. De buurt is niet meer zo joods, de hui zen rond het Waterlooplein zijn niet meer zo Amsterdams. De opstelling van de stapels schoenen, bijna onbruikbare kleding, aftandse meubels is op het Wa terlooplein wat efficiënter geworden. Maar de sfeer, die blijft, 't Blijft immers een markt van armen en rijken, op zoek naar een vondst. Voor levensonderhoud of voor de lol. De Waterloopleinmarkt is weer terug van weggeweest, vol met on geregeld goed en weer goed ongeregeld. Om de komende decennia of misschien wel eeuwen met rust gelaten te worden. ARJEN VAN DER SAR G. Jorrif.ma, directeur Marktwezen van de gemeente Amsterdam, wijzend op de luxueuze marktboxen aan het Waterlooplein: „Kooplui gaan er op vooruit". IOTO: GER DIJKSTRA ZATERDAG 1 OKTOBER 1988 PAGINA AMSTERDAM - „Waterlooplein? Waardeloosplein, zul je bedoelen". Een jaar of elf geleden kon Jack Maandag, handelaar in automateri alen op de vlooienmarkt aan het Waterlooplein in Amsterdam er geen andere woorden voor vinden. Door de ophanden zijnde bouw van een nieuw prestigeproject voor de hoofdstad, later de Stopera ge doopt, waren de vertegenwoordi gers van een Amsterdams tijdperk gedwongen een goed heenkomen te zoeken. Maandag verhuisde niet mee met zijn collega's (beter woord dan concurrenten), doekte zijn handel op en overleed nog in het zelfde jaar. Velen vreesden met hem dat de markt in de „ijskast" van de Rapenburgerstraat zou ster ven. Niets is minder waar, de markt leeft nog en staat vanaf van daag weer waar-ie hoort. Op het oude vertrouwde Waterlooplein. De beroemde markt, gezocht door arme lui, helers, toeristen en „gewone" men sen is ongeveer elf jaar van huis geweest. De ziel van de stad, symbool van z'n le vendigheid werd volgens sommigen de straat uitgeschopt. Vonden de kooplie den, vertegenwoordigd in De Waterloo, een (ook al) ongeregelde actiegroep. Vandaag staan ze d'r weer, met potten en pannen, met vaatdoeken zo goed als nieuw, met afgetrapte schoenen, koffie ketels met een gat er in, met „prima zit tende pleepotten". „De handel is nog minstens zo ongeregeld en divers. De mensen achter de handel zijn voor een groot deel dezelfde als die van toen. De handelaren zijn nog steeds scharrelaars, maar wel ondernemers geworden. De Waterloopleinmarkt is er een stuk effi ciënter op geworden en biedt meer waar op een vierkante meter", evalueert G. Jorritsma, directeur van de Dienst Marktwezen van de gemeente Amster dam. Nostalgische gevoelens mogen wat hem betreft vandaag best de overhand hebben bij de bezoekers, maar voor de koopman tellen alleen de centen die hij vanavond in de zak heeft. „Ze kunnen van mij aannemen dat deze laatste ver huizing ze alleen maar voordeel zal brengen". Het was Jorritsma die in 1975 van de gemeente de opdracht kreeg te zorgen dat de kooplieden van het Waterlooplein maakten dat ze wegkwamen, 't maakte niet uit waarheen. Twee jaar later was de v.erhuizing een feit, de langdurige kop pigheid van de kooplieden overwonnen. In de gesprekken met de actiegroep van de kooplieden (nu overigens een geres pecteerde vereniging onder voorzitter schap van Johnny Libanon) werd één belangrijke, allesoverheersende belofte gedaan: de vlooienmarkt zou weer kun nen terugkeren op z'n oude plek. De nationale en ook steeds meer inter nationale attractie van de Waterloo- HAARZUILENS - Kasteel De Haar in Haarzuilens (ten westen van Utrecht) is omgeven met ver halen van gruwel en ongeluk. Zo zou er een vloek rusten op Neder lands grootste burcht, die in de zo mer en de herfst is opengesteld voor publiek. Kasteelheer baron Thieny Van Zuylen van Nyevelt en zijn eendagsgasten laten zich echter niet de stuipen op het lijf ja gen door huiveringwekkende ver halen uit de oude doos. Wie er een bezoek aflegt waant zich in de tijd van elegante gezelschapsdansen en overvloedige banketten. Of, nog ver der terug, in de tijd van roofridders, pijnbanken en rondtrekkende flagellan ten. Schijn bedriegt. Het huidige kasteel werd pas gebouwd rond de eeuwwisse ling, onder leiding van de fameuze bouwmeester dr. Pierre Cuypers. Juist, dezelfde van het Centraal Station Amsterdam, het Rijksmuseum èn de emancipatie van het roomse volksdeel. In Haarzuilens kon Cuypers zijn voor liefde voor middeleeuwse bouwkunst en de glorie van het verleden helemaal uit leven. Oud of nieuw, wat doet het er ei genlijk toe. De Haar is een sprookje dat de fantasie prikkelt. Haast te mooi om waar te zijn, want het balanceert op het randje van kunst en kitsch. De bezoeker krijgt daar tussen Vecht en Oude Rijn de gelegenheid met een hedendaagse blik naar een roemrucht verleden te kijken. Dolende ridder Het verhaal wil, dat bij De Haar een do lende ridder rondwaart. Waar het huidi ge kasteel zich bevindt, stond in de vijf tiende eeuw nog het slot van ridder Coenraed. De ridder had geen oog voor zijn medemens en dat is hem opgebro ken. Een bedelaar die kermde om onder dak en voedsel liet hij staan. De ridder, verbolgen over zo'n brutaliteit, gaf zijn paard driftig de sporen. Het ros raakte in paniek, galoppeerde het water in en ver dronk met aèjn berijder. Coenraed was gedoemd eeuwig te zwerven, zijn li chaam gepijnigd door een zware wapen uitrusting. hulpkreten slakend, gelijk de bedelaar die hij liet kreperen. Een ander moralistisch verhaal dat is verbonden aan het kasteel, gaat over een serie mysterieuze sterfgevallen, die zich voordeden in het gezin van ridder Al- laert. De ridder riep het ongeluk over zichzelf en zijn nageslacht af, toen hij een kluizenaar liet verdrinken, die hem had berispt over zijn zondig leven. Nog net voor zijn longen volliepen met water wist de kluizenaar een vloek uit zijn mond te persen. „Elk jaar op deze dag zal er in deze burcht een lijk boven de aarde staan". Elke november daarna gebeurde er een ongeluk. De oudste zoon verongelukte met zijn paard. Het volgend jaar liet de tweede zoon het leven. De slot vrouwe schreide haar ogen uit en stierf de daar opvolgende november van pure smart. De ridder, die alleen zijn jongste zoon van zeven over had, hechtte nog steeds geen geloof aan de woorden van de klui zenaar. Toen november aanbrak, was de ridder op weg in een hevige herfststorm. Toen hij bij zijn kasteel kwam, zag hij op de toren een knecht staan, met zijn zoon in de armen. De waanzinnige hori ge wierp het kind in het water. De dren keling werd gered door een jachthond, bij het eerste teken van berouw dat de ridder toonde. Hoger gelegen De plek waar het huidige kasteel staat, wordt al vanaf het jaar 1000 bewoond. De naam komt van het Saksische „hara", dat „hoger gelegen plek" bete kent. Tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten werd het slot verwoest. Tussen 1505 en 1554 werd het herbouwd, maar in de zeventiende en achttiende eeuw verviel de burcht opnieuw tot een ruïne. Het goed dreigde verloren te gaan, maar dank zij de plannen van Etienne, baron van Zuylen van Nyevelt en zijn vrouw, baronesse Hélène de Rothschild, bleef De Haar dit lot bespaard. Onder leiding van Cuypers herrees tus sen 1892 en 1912 een prestigieus kasteel in een luisterrijke omgeving. Een heel dorp moest ervoor worden verplaatst. Honderden vaklieden assisteerden Cuy pers. De architect trok zich overigens nauwelijks iets aan van de oorspronkelij ke bouw, maar ontwierp volgens eigen inzicht een neo-gotische kolos. Aan zijn eigen theorie die over de logische sa menhang tussen uiterlijke vorm en con structie - stoorde hij zich overigens zej- den. In Haarzuilens ging hij zich te bui ten aan versieringen, die strikt genomen overbodig waren. Van de oorspronkelij ke vorm handhaafde hij alleen de bui tenmuren en de ronde torens aan de zuidzijde. Het kasteel herbergt een kostbare en zeer gevarieerde kunstverzameling: vorstelij ke zalen vol antieke meubels, kostelijke gobelins, schilderijen en curiosa. Landschapstuin De kelderverdieping is ingericht als keu ken, waar soms nog voor grote gezel schappen wordt gekookt. De oude ko peren pannen worden nog steeds met fijn zand glimmend geschuurd. Bij het stalplein bevinden zich de personeels- verblijven, de stallen en een rijtuigenre mise. De kerk bij het kasteel is dit jaar (van wege de actie Nederland Museumland) enige tijd open geweest voor publiek, maar is nu weer uitsluitend toegankelijk voor de blauwbloedige bewoners van het kasteel. Deze kerk heeft een geschiedenis die teruggaat tot de middeleeuwen. Van paus Paulus IV kreeg de Heer van Haar in 1535 het dooprecht. Cuypers trof in 1892 nog slechts een ruï ne aan. Hij verhoogde de toren en paste het oorspronkelijk stompe romaanse dak aan bij de neo-gotische stijl van het kas teel. Onlangs zijn de heiligenbeelden van de kerk nog in oude luister hersteld. Maar ja, daar kan een bezoeker van Haarzuilens dus niet naar kijken. Niet alleen kasteel en kerk werden gron dig aangepakt, ook het landgoed erom heen onderging een ingrijpende behan deling. De huidige tuinen (samen onge veer honderd hectare) zijn een recon structie van de oude, compleet met gril lige waterpartijen, bosschages, moestui nen, dierenweides en volières. Die gigantische klus moest worden uit gevoerd zonder het omringende polder landschap aan te tasten. In 1895 begon Henri Copijn aan het karwei. Het resul taat is een landschapstuin in Engelse stijl, met eeuwenoude bomen, romanti sche doorkijkjes, ouderwets geurende ro zen, gebogen en overdekte bruggetjes en vijvers. Binnen het-park zijn Franse en Romeinse stijltuinen aangelegd, met va zen en perken in geometrische patronen. Ze worden elk jaar gevuld met eenjarige planten. Familie-buiten Copijns opdrachtgever was niet gauw te vreden. Hij wenste niet aan te kijken te gen een kale vlakte en wilde het park van meet af aan een volgroeid aanzien geven. Uit de gehele provincie werden daarom oude bomen naar De Haar ge bracht. Op mallejannen (lange, tweewie lige wagens) moesten die giganten 's nachts worden vervoerd. En zo kreeg de ruimte om het kasteel in kort tijdsbe stek een bosrijk aanzien, met een „na tuurlijke" overgang van park naar pol der. Kasteel De Haar is voor publiek weer geopend van 15 oktober tot en met 15 november. Wie op eigen gelegenheid gaat betaalt ze ven gulden voor toegang tot park en kas teel (bejaarden vijf gulden, kinderen van 5 tot en met 12 jaar drie gulden). Het park is het jaar rond toegankelijk (9-18 uur). Dagelijks op het hele uur zijn er rondleidingen die drie kwartier duren (maandag tot en met vrijdag 11-16 uur; zaterdag en zondag 13-16 uur). De NS heeft aan het sprookjesachtige kasteel een dagtocht gewijd (nr. 60). In begrepen is een treinretourtje, de busrit Utrecht CS-Haarzuilens v.v., een rond leiding en koffie met gebak in een bij het kasteel gelegen café-restaurant. YVONNE JANSEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1988 | | pagina 24