Bas van Pelt kiest voor intimiteit Belgen maken fraaie dingen maar vertellen het niemand Stoel wordt steeds weer opnieuw uitgevonden ËeidóctSouAO/nt1 DONDERDAG 29 SEPTEMBER 1988 Bas van Pelt aan de Lange Houtstraat draagt nog altijd de naam van deze in de oorlog omgekomen meubelontwerper. De zaak (en de traditie) werd voortgezet door zijn schoonzoon, J. Brouwers, en behoort nog-altijd tot de exclusievere in Den Haag en daarbuiten. Momenteel staan er zelfs weer glazen tafels te koop die in de jaren vijftig zijn ontworpen door Jetti van Pelt, de dochter van de oprichter. En meubels van Bas van Pelt zelf worden op gezette tijden geveild bij Sotheby, waar pas bijvoorbeeld vier stoeltjes 2200 gulden opbrachten. In de winkel organiseert Brouwers bij tijd en wijle tentoonstellingen van eigentijdse ontwerpen. „Je ziet dan ogenblikkelijk de verkoop inzakken, maar je wilt toch een beetje proberen een voortrekker te zijn". Soms loopt-ie op een beurs en roept: wat is dat mooi, wat mooi, oooh wat I moooi! Tot, vrijwel meteen, de nuch terheid de emotie verdringt. Dan denkt-ie: is het te verkopen, wil ie mand het eigenlijk wel hebben? „Zo'n stoel van Rob Eckhart, die zie je steeds weer opduiken: in brochures, in advertenties, op posters, op tentoon stellingen, maar er is er echt niet één van verkocht. Niet één!". Brouwers j houdt van meubels, maar hij moet ze ook verkopen. Bij Bas van Pelt inte- rieur. Goedlachs beweegt hij zich door de zaak, een wat smalle, diepe winkel in een oud pand aan de Lange Houtstraat met houten, krakende trappen. Voorin staan in een halve cirkel zo'n tien stoel tjes van Finse makelij; ragfijn frame met daartussen een wat nonchalant wit stuk je stof. Opklapbaar, tot een rugzakje. Een bezoeker: „Leuk hè?". Brouwers: „We hadden het voorste gedeelte van de winkel helemaal kunnen leeghalen, met stoffen kunnen draperen, allemaal spots G Op kunnen aanbrengen en dan één zo'n stoeltje in het midden kunnen zetten. Als een theatervoorstelling. Héél drama tisch. Maar dat doen wij dus niet". Bas van Pelt houdt het liever intiem? „Grappig dat u dat zegt. Laat ik nu eens Habitat als voorbeeld nemen. Daar heb je rekken met vazen en daar staan hele mooie tussen, maar ook vazen waarvan ik zeg: hoe hèb je 't kunnen kopen. Maar er zijn d'r honderd van, die zijn inge kocht en die moeten worden verkocht. EXCLUSIEVE INTERIEURZAAK ZET TRADITIE VOORT J. Brouwers: „Iemand die tien mille wil besteden, kijkt echt niet alleen in jouw winkel, hoor". FOTO: CEES VERKERK De mensen die in die winkel werken, hebben geen enkele in vloed op wat ze verkopen. Dat is een aanpak. Een handelsaanpak. Bij ons hebben de verkopers wel invloed op wat er in de winkel staat. En dat is bijna al leen wat we zelf mooi vinden". Dat geldt voor meer interieurzaken. „Natuurlijk, alle zaken kunnen die stoel van Boonzaaijer leveren, maar toch zal iedereen zeggen dat zaken verschillen. Dat komt omdat niet iedereen dezelfde smaak heeft, niet in hetzelfde pand zit en niet dezelfde geschiedenis heeft. Bij Studio '40 en Bas van Pelt zie je natuur lijk genoeg dezelfde meubels, maar Stu dio '40 straalt iets van grandeur uit en wij wat meer intimiteit. Het is denk ik ook geen toeval dat zij wat meer op drachten hebben voor kantoren en wij wat meer voor grotere woningen van particulieren. Het is ook heel typisch dat bepaalde artikelen in één of twee zaken wel worden verkocht en in andere zaken helemaal niet. Waar ligt dat aan? Ik denk dat het om kleine verschillen U zit in een beetje onopvallende straat, zeker geen winkelstraat. De winkel is niet groot, niet schreeuwerig. M aar ko men uw klanten vandaan? „Het zijn over het algemeen mensen van bo ven de veertig. Mensen die na een maatschap pelijke carrière nog een keer op nieuw willen be ginnen. En dat dan financieel ook kunnen. De meesten komen bij ons door aanbeveling van anderen en natuurlijk omdat de sfeer ze aanstaat. Je gaat om te beginnen al geen winkel binnen die je niet bevalt. Maar iemand die, pakweg, tien mille wil beste den, komt echt niet alleen bij jou kijken, hoor. Die loopt een aantal zaken af. Als die dan uiteindelijk toch bij ons uit komt, heeft dat denk ik vooral te maken met de manier waarop wij werken. Niet opdringerig, niet van: die man, daar kom je niet meer van af. Nee, het gaat rustig, adviserend. Niet dat enorme uit praten en verdedigen. Het gaat vaak ook om mensen die een keer hun hoofd hebben gestoten en dat geen tweede keer willen. Dan moet je dus extra voorzichtig zijn. En het blijkt dat veel van onze klanten terug blijven komen. Soms komen ze langs om alleen een beetje bij te praten en een kopje koffie te drinken. Heel gezellig". Het gevaar bestaat dat het een beetje kneuterig wordt. „O ja, daar moet je heel erg voor oppas sen. Dat geldt zeker voor alles dat met esthetica te maken heeft. Je balanceert vaak op de rand en de kunst is dan om het wel intiem te houden en gezellig, maar, inderdaad, niet té. Het is toch vooral een gevoelsmatige zaak, je doet nu eenmaal niet alles beredeneerd. Tja tja waarom ga ik liever naar het nieuwe Danstheater aan het Spui dan naar het Muziektheater in Amster dam? Niet omdat het dansen zoveel ver schilt, je kunt in beide theaters voortref felijke voorstellingen zien. Tja .tja wij komen natuurlijk helemaal voort uit het functionalisme. Bauhaus, daar zijn wij mee opgevoed. Dat is in elk geval allesbehalve kneute rig. Wij kiezen niet voor Hülsta, wel voor Interlübke. Waarom? In eerste in stantie toch gevoelsmatig en daarna om andere redenen: het tijdloze, de vormge ving, de detaillering, de sfeer. Interlübke komt af en toe met een kast die afwijkt van hun gangbare produkten; een versierseltje, een schuin wandje. Die gaan zonder uitzondering na een half jaar weer uit de produktie. Hun kracht is het tijdloze en die moet je niet verloo chenen. Dat geldt voor ons ook. On danks de lichte kentering in de laatste ja ren naar het decoratieve, blijft voor ons toch de functie het belangrijkste". „Ach. Je hebt allemaal wel eens een mo ment dat je weet dat je iets eigenlijk niet moet doen, maar het toch doet. Je wordt allemaal wel eens verleid". DICK HOFLAND ZITTEN IS HISTORISCH PRIVILEGE „Dolores" van Rob Eckhart, inspirerend voor andere ont werpers. Iets héél anders, een ligstoel. Tijdloos ontwerp van Bau haus met gebogen staal en leer, hier gebruikt als bu reaustoel. „Welcome" van Mazairac/ Boonzaaijer. FOTO'S: PR De stoel van Gerard van der Berg, waarin staal, leer en riet met elkaar worden ge combineerd. Als er één meubel is dat architecten en ontwerpers steeds weer opnieuw willen uitvinden, dan is het wel de stoel. Er is blijkbaar geen ander meubel waarin zij hun inzichten zó kunnen uitdrukken. Groten als Rietveld, Le Corbusier, Mies van der Rohe en Philippe Starck heb ben allen hun tijd getekend met één of meer stoelen. En ook de huidige gene ratie acht het noodzakelijk minimaal één stoel te ontwerpen. Historisch gezien is zitten een privilege. Waar mensen nu zitten, stonden ze vroeger: op het werk, in de kerk en in het stadion. Zitten als groepsverschijnsel is nog vrij jong, en daarom is het niet eens zo vreemd te stellen dat de juiste stoel wellicht nog moet worden bedacht. Bovendien is er niet één zithouding; werk vereist een andere houding dan de krant lezen en eten weer een andere dan televisie kijken. Voor al die manieren van zitten wordt gezocht naar de juiste, de ideale stoel. Vertaald naar fabrikan ten betekent dit dat er niet één gat, maar vele gaten in de markt zitten. Niet voor niets was de stoel dit jaar het centrale thema van de Internationale Meubel beurs in Utrecht. Stoelen zijn ruwweg in twee soorten te verdelen: stoelen die zijn gemaakt voor de vorm en stoelen die zijn gemaakt voor hun functie. Het schoolvoorbeeld van het eerste type is natuurlijk de Riet veld-stoel, een wereldberoemd ontwerp waarin absoluut niet valt te zitten. Dat was Rietvelds bedoeling ook niet. Hij wilde vooral vernieuwend werken en zag die stoel ook louter als object. Hetzelfde is nu te zien bij Rob Eckhart, ook een Nederlander en zonder meer de ontwer per van de jaren tachtig. Hij probeert te breken met alle voorgaande ideeèn en theorieèn en bedenkt stoelen die het in de winkel niet altijd even goed doen, maar onmiskenbaar inspiratie opleveren voor anderen en vooral volgende genera ties. Zo gaat dat met stijlbreuken. Neem Memphis. Deze bij na absurdistische stroming die al weer een beetje op z'n eind loopt, heeft al les overhoop ge gooid en heel veel ontwerpers aan het denken gezet. Met als gevolg dat in veel meubels invloe den van Memphis zijn terug te vinden. Wie op „stoelen- jacht" gaat, hoeft maar enkele winkels te bezoeken om tot de conclusie te komen dat je het zo gek niet kunt verzinnen of het bestaat. Van de eenvoudige, eerlijke houten klapstoel voor de keuken tot de meest futuristi sche waarin amper nog een stoel valt te herkennen. De eerste stoelen hadden gewoon vier poten, maar dat is allang geen noodzaak meer. Gebogen onderstellen, waarmee Thonet en Bauhaus al vroeg in deze eeuw wereldberoemd werden, keren in veel ontwerpen terug. Evenals het hout en staal dat daarvoor als basismateriaal werd - en bij Thonet: wordt - gebruikt. Vooraanstaande ontwerpers als Arnold Merckx en Mazairac/Boonzaaijer wer ken ook veel met de combinatie van staal (voor het onderstel) en hout (veelal multiplex). De intentie is ook dezelfde: natuurlijke materialen moeten meubels iets eerlijks geven. De laatste tijd is ook een ander natuur lijk materiaal gewild: riet. Soms is de stoel geheel daaruit opgetrokken en be staat alleen de zitting uit stof, soms is het riet gecombineerd met staal en leer. Riet moet iets milds aan meubels geven, al wordt het soms ook als romantisch uitgelegd. Gerard van der Berg, die aan toont dat je in een mooi meubel ook heel lekker kunt zitten, heeft een stoel bedacht waarin die drie materialen uit stekend samengaan. Een stoel overigens, die gewoon vier poten heeft. DICK HOFLAND Terwijl Nederlandse meubelontwerpers internationale faam vergaren, gaan de Belgen gewoon door waar ze mee bezig waren. Belgen? Ze ker, in het land waar Nederland overgaat in Frankrijk worden ook fraaie dingen bedacht. Maar een toonaangevende rol zit er niet in. „Er ge beurt waarachtig wel iets in België, wij doen mooie dingen, maar we vergeten het er bij te zeggen". Daniel van der Brempt, ontwerper én Belg, beziet de positie van zichzelf en zijn vakgenoten met een mengeling van humor en cynisme. „Nederlanders zijn verschrikkelijk goed in communiceren, zijn chauvinistisch en hebben veel ver- siertalent. Belgen zijn misschien iets te discreet. Dat is een leuke eigenschap, maar als je naam wilt maken en handel wilt drijven heb je er weinig aan. Dan moet je meer poeha hebben, meer wind kunnen maken. Ja, daar zijn Nederlan ders erg bedreven in. Nederland, zeg ik altijd, is een rijk land met arme mensen; België is net andersom. Wij zijn genie ters, maar een beetje slordig van aard. Een beetje het underdog-complex. Het is geen toeval dat internationale topbedrij ven als Philips, Unilever en Shell in Ne derland zijn geboren en niet in België". „Jacques Brei was voor België maar een gewone zanger. Je verovert de wereld niet vanuit België. Je hoort toch ook steeds weer van de TU in Delft, terwijl Antwerpen en Gent zeker zulke goede en belangrijke opleidingen voor architec tuur en vormgeving hebben. Manifesta ties zoals de meubelbeurs in Utrecht (vorige week) maken internationaal faam, maar het Belgisch Designcentrum moest onlangs worden gesloten wegens gebrek aan belangstelling". INTERESSANT Van der Brempt werkt voor Idea Design in Antwerpen, het bureau van Axel En thoven. Deze ontwerper verzorgt zestig procent van de Leolux-meubels. „Wie weet dat? Ja, iedereen kent natuurlijk wel de firma Leolux, want die maakt zijn meubels in Nederland". Van der Brempt heeft ook ideeën over ontwerpen zelf. Bijvoorbeeld: „Ik heb soms de indruk dat er meer en meer ontwerpers en fabrikanten bezig zijn met interessant zijn, omdat niemand nog precies weet wat „goed" betekent. Dit in weerwil van wat Mies van der Rohe eens uitriep: „Ik voel er niets voor om elke maandagmorgen een nieuwe bouw stijl te bedenken. Ik wil niet interessant gevonden worden, ik wil goed zijn". In een tijd van turbo-taal met porno-trekjes Een voorbeeld van een modern Belgisch ontwerp: barkruk van het bureau Axel Enthoven. FOTO: PR ben ik toch liever voor eenvoud". „Het valt me op dat meubels de laatste honderd jaar zo wei nig veranderd zijn. Mijn grootouders kochten ooit een ta fel, zes stoelen, een buffetkast, een kleer kast en een bed. We kunnen vandaag nog zonder moeite de zelfde meubels ko pen. In dure boekjes die ons meestal van uit Italië bereiken worden ons andere beeldverhalen ver- teld over onze om- gang met meubels, maar fundamenteel zal ons gedrag weinig evolueren. Het zit comfort dat, bijvoorbeeld, een Leolux- bank vandaag de dag biedt, heeft veel meer te maken met een Engelse clubfau teuil uit de jaren dertig dan een Harley Davidson uit de jaren vijftig met een Japanse 500 cc'er van vandaag. We zijn heel anders gaan leven, gaan be wegen, gaan werken, maar we wonen nog vrij primitief'. „Het is opmerkelijk dat de belangrijkste veranderingen in de meubelbranche uit de projectmarkt komen. Om hotels beter te kunnen runnen en kantoren functio neler te maken zie je dat er ineens heel wat energieker wordt nagedacht. Door de informatica worden er op zeer korte termijn nieuwe eisen gesteld aan ergono mie en functionaliteit. Dat maakt dat het bankkantoor, het ziekenhuis of de supermarkt van vandaag heel anders ik wil het woord „modern" vermij den - zijn bemeubeld dan onze huizen. Al moet ik zeggen dat hier ook een ster ke verloedering optreedt. De inrichting van bijvoorbeeld modezaken is tegen woordig dermate suggestief dat je daar kleren past en koopt in een licht en ruimte die je thuis niet terugvindt. THUISKANTOOR „Ik verwacht wel veel invloed van de niet-traditionele huismeubelen op het in terieur van onze woningen; extreem ge steld zal het „thuiskantoor" voor een doorbraak kunnen zorgen. Collectieve ruimten worden zeer duur en zeer gespe cialiseerde technologen zullen hun dien sten vanuit hun thuiskantoor verkopen. Het herinrichten van beschikbare ruimte in een woon-werksituatie vraagt om nieuwe, duidelijke meubelconcepten. En die zullen rekening moeten houden met de nieuwe functionaliteit en mobiliteit van de gebruiker. Meubels zullen moeten ontroeren in vorm, maar vooral in functie. Zo'n vernieuwing is hard no dig, want vroeger hadden we bidstoelen en linnenkasten, maar in onze moderne tijd hebben we nog steeds niet eens echt televisiemeubilair". DICK HOFLAND

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1988 | | pagina 29