r
i
rinal
Ie
Huis
arts
uit
coltrui
en in
witte
jas
Verdwijnen kleuterschool is een ramp voor kinderen
£eidóc0omcmt
ZATERDAG 20 AUGUSTUS 19
88 PAGINA 22
(Vervolg voorpagina Finale)
Een kleuterrapport is bovendien slecht
omdat het kinderen en hun ouders bijna
dwingt de „prestaties" te vergelijken. Pa
niekreacties als: „Oh, mijn kind kan nog
niet de kleuren benoemen en jouw kind
wel? Dan gaan we dat gauw in de vakan
tie oefenen" zijn niet te vermijden.
Het gevaar van kleuterrapporten is dan
ook dat ouders zich totaal ten onrechte
druk maken of het kind overbodige oe-
.fenstof geven. Bovendien benadruk je zo
alleen maar de „zwakke kanten" en dat
werkt negatief. En je loopt alle kans dat
met rapporten het „etiketje plakken" al
begint: als het rapport al lang niet meer
geldig is (kleuters kunnen in één week al
grote sprongen in hun ontwikkeling ma
ken) dan nóg wordt naar dat rapport
verwezen: „Toen was het ook al niet
goed, kijk maar naar het rapport".
Voor de Haagse orthopedagogen is het
een duidelijke zaak: kleuterrapporten
zouden bij wijze van spreken moeten
worden verboden. Natuurlijk moet de
juf wel rapporteren als er iets aan de
hand is met het kind. Maar dat kan heel
goed in het dagelijkse contact met de ou
der, .als het kind wordt gebracht of opge
haald. Zo'n ongedwongen, niet-formele
rapportage heeft bovendien als voordeel
dat de juf veel sneller een signaal kan ge
ven dan met die drie rapporten per jaar.
Manier van denken
Het geven van rapporten aan kleuters
komt voort uit een bepaalde manier van
denken over kinderen en onderwijs. Het
zakelijke, no-nonsense-denken van de
laatste jaren draagt bij aan een klimaat
waarin kleuters moeten oefenen en pres
teren. Tekenen, buiten spelen, springen
of schommelen het is allemaal maar on
zin; het gaat om rekenen, lezeijen schrij
ven. De kleuterschool moet kinderen op
die belangrijke vakken voorbereiden. En
spelen kun je thuis wel.
Uitgever Nienhuis (speel- en leermidde
len) in Zelhem heeft het verdwijnen van
de kleutersfeer gemerkt in zijn omzet:
kleutermaterialen werden na de komst
van de basisschool (augustus 1985) bijna
niet meer verkocht. De hoofdleidster
van de kleuterklas deed toen de bestel
lingen niet meer, die taak had meneer de
basisschool-directeur overgenomen. En
die vindt vouwblaadjes maar onzin en
allerlei ontwikkelingsmateriaal veel te
duur.
Een woordvoerder van Nienhuis heeft
de indruk dat de meeste scholen nu toch
wel inzien dat hun rigoureuze ingreep in
de kleutersfeer gevolgen heeft: een toene
mend aantal klachten over een onjuiste
schrijfhouding in groep 3 (de vroegere
eerste klas) bijvoorbeeld. Naar zijn
waarneming wordt er nu weer iets meer
kleutermateriaal besteld, maar het ni
veau van vóór de basisschool is nog lang
niet weer bereikt.
De Haagse moeders zien vanuit hun
professie de gevolgen van zulk denken
al: „In Engeland moet ieder kind op z'n
vijfde jaar leren lezen en schrijven. En
in datzelfde Engeland is het hoogste per
centage kinderen met woordblindheids-
problemen. Het verband tussen voortij
dig leren lezen en schrijven en woord-
blindheid is aangetoond".
Wanneer de school éen kind dwingt din
gen te doen waar het nog niet aan toe is,
dan komen er gegarandeerd problemen.
De tendens om kinderen voorbereidend
rekenen te geven („laat ze alvast maar
wat oefenen, dan halen ze straks hogere
cijfers") is desastreus voor kinderen die
daar helemaal nog niet aan toe zijn.
Sommigen kunnen die concentratie hele
maal nog niet opbrengen; anderen zijn
volstrekt nog met toe aan het hanteren
van allerlei begrippen die horen bij
voorbereidend rekenen. Het is voorspel
baar dat er meer „probleemkinderen"
komen naarmate er meer van kinderen
wordt geëist in de kleuterperiode, voor
spellen de twee Haagse vrouwen.
rlagg's
Die mening heeft ook Frea Jansen-Vos,
medewerkster van het Algemeen Peda
gogisch Studiecentrum (APS) in Amster
dam: „De RIAGG's moeten zich maar
voorbereiden op een gigantische toeloop
van jonge cliöntjes. Het aantal kinderen
met concentratiestoornissen dat wordt
aangemeld, groeit al. De grote klap
komt. Let maar op".
Frea Jansen-Vos is een van de bekendste
woordvoerders als het gaat om het be
houd van de verworvenheden van de
kleuterschool. Op talloze congressen en
bijeenkomsten houdt ze haar publiek
voor hoe slecht het is als de „kleuter
sfeer" uit de basisschool verdwijnt. In
toenemende mate is dat echter wel het
geval en daarom is ze ook redelijk som
ber over de (nabije) toekomst. „Als kleu
ters niet meer mogen spelen, doe je kin
deren te kort. Maar bovendien: spelen is
een voorwaarde voor bijvoorbeeld leren
rekenen".
Ze constateert een samenspel van facto
ren die leiden tot verschoolsing van de
eerste jaren van de basisschool, met als
droevig eindprodukt een toenemend
aantal kinderen met problemen.
„De basisschool heeft in de korte tijd
van haar bestaan nogal wat negatieve
publiciteit gehad. Tien procent van de
leerlingen kan aan het eind van de basis
school nog niet schrijven; de onderwijs
gevenden kunnen zelf niet goed rekenen,
laat staan dat ze het de kinderen goed
kunnen leren. Daarom denken ouders:
laten ze maar zo vroeg mogelijk begin
nen met de „belangrijke vakken", mis
schien dat het dan toch nog wel goed
komt. Een andere factor is de onmisken
bare verzakelijking van de samenleving.
Zo snel en zo veel mogelijk leren om een
zo goed mogelijke baan te krijgen. Daar
gaat het om. In dat klimaat is het erg
moeilijk uit te leggen waarom spelen zo
belangrijk is, de pedagogische taak van
de school is naar de achtergrond verdwe
nen. Weer een andere kwestie is het on
derwijsbeleid van de overheid. Het aan
tal voormalige kleuterleidsters in de ba
sisschool daalt snel. De specifieke kleu
terdeskundigheid vloeit weg; de maatre
gelen van de overheid daartegen zijn
niet echt succesvol".
Er moet meer nadruk komen te liggen op de gezondheidszorg
buiten de ziekenhuismuren, vindt minister Deetman van
onderwijs. Vandaar zijn opdracht aan de Vrije Universiteit te
Amsterdam om de huisartsgeneeskunde een impuls te geven.
Wanneer het aan prof. dr. J. P. Roos ligt, zal dit dictaat
vérstrekkende gevolgen hebben. Weg met de praatarts, luidt
zijn recept. De medicus behoort geen halve pastoor of dominee
te zijn. En de vertrouwde verschijning van de dorpsdokter „die
op afroep in het gewenste pand verschijnt" dient eveneens te
verdwijnen.
AMSTERDAM - Vrouw van het
type juchtlederen schoudertas
komt op spreekuur huisarts, treft
vervanger aan, werpt argwanende
blik op 's mans ongedwongen kle
dij en zegt: „U bent toch niet de
loodgieter, hoop ik". Prof. dr. J. P.
Roos, geconfronteerd met deze
waar gebeurde anekdote, moet bul
derend lachen, maar de onderlig
gende ernst ervan - de vrouw in
kwestie wenste een arts in een witte
jas te consulteren, een echte arts -
beroert hem evenzeer en dat is lo
gisch, want van hem stamt de vol
gende uitspraak in een recent num
mer van het universiteitsblad Ad
Valvas: „De huisarts is de afgelo
pen jaren een te softe figuur ge
weest die met een coltrui achter z'n
bureau zat. Hij moet z'n witte jas
weer aantrekken. Een monteur
draagt toch ook een overall en geen
driedelig pak tijdens z'n werk? De
huisarts moet weer een autoriteit
worden. Niet samen met de patiënt
twijfelen en samen het vuiltje /lit
het oog praten".
Een citaat dat de nieuwsgierigheid prik
kelt, hetgeen ook wel de bedoeling van
de hoogleraar geweest zal zijn. Vandaar
dit gesprek, zijnerzijds inderdaad ge
voerd in de uitmonstering, een witte jas,
die hij vindt passen bij zijn functie:
hoofd van de hartafdeling in het acade
misch ziekenhuis van de Vrije Universi
teit te Amsterdam. Maar eerst enige ach
tergrond. Deze Vrije Universiteit heeft
zojuist van minister Deetman van on
derwijs de opdracht gekregen zich bij het
opleiden van artsen meer te gaan richten
op de gezondheidszorg buiten de zieken
huismuren. „Er is een tijd geweest", al
dus het artikel in Ad Valvas, „dat de
vakgroep huisartsengeneeskunde aan alle
kanten werd beperkt en ingekrompen.
Daarom zijn we nu zo blij met het dic
taat dat de Vrije Universiteit van Deet
man heeft gekregen, om de extramurale
gcneeskunsde, het veld van de gezond
heidszorg dat buiten de muren van het
ziekenhuis valt, te versterken".
Voor prof. Roos aanleiding om zonne
klaar tc maken hoe althans hij zo'n ver
sterking gestalte gegeven wil zien. Het
blijkt een vlammend betoog op te leve
ren. Niet van schoppèn tegen heilige
huisjes vrij, een tirade tegen de gevestig
de gezondheidszorg bij vlagen die de ste
thoscoop op zijn witte jas van veront
waardiging doet meesidderen. „Maar ik
ben géén roepende in de woestijn", zegt
hij erbij, de indruk wegnemend als zou
hier een eenzame dwarsligger aan het
woord zijn of erger: een querulant. „Er
bestaan méér mensen die zo gaan den
ken, al was het maar omdat de -genees
kunde anders onbetaalbaar wordt".
Buitenissig
Want theoretisch kan tegenwoordig al
les. De vraag is alleen: moeten de medici
het ook doen? Prof. Roos slaat dit zijpad
in met een buitenissig voorbeeld dat
hem bij het afvuren van zijn argumen
ten te binnen schiet. „Er bestaat een be
paalde vorm van bloedkanker waar je
onherroepelijk aan dood gaat. Tenzij je
afreist naar Amerika, op Cape Canavaral
plaatsneemt in een raket, jé laat lanceren
en ter hoogte van de Van Allengordel
uitstapt. In die Van Allengordel name
lijk heerst een heel bijzondere straling
die we hier op aarde niet kunnen na
bootsen. Na daar een klein uurtje gehan
gen te hebben, ben je genezen en kunnen
ze je terughalen. Een grapje? Nee hoor,
het is echt zo. Maar er hangt wel een
prijskaartje aan d?t niet in miljoenen
valt uit te drukken. En zo zijn er een he
leboel dingen te noemen. Het probleem
zit hem in de vraag wat de economische
waarde van een mensenleven is. Er lijkt
wel een grondwettelijke regel te bestaan
die bepaalt: Iedereen heeft recht op een
optimale gezondheidszorg. O ja? Ik zet
daar een vraagteken bij. Hebben mensen
die door zijn blijven roken en hun zo
veelste hartinfarct krijgen, daar recht op?
Mensen met een extreem alcoholge
bruik, om van drugs maar niet te spre
ken? Dat zijn toch vragen?".
Terug van dit zijpad echter. De coltrui
versus de witte jas, daar zou het over
gaan. „Veel van de dominee en van de
pastoor is naar de huisarts afgeschoven",
hervat prof. Roos de draad. „Een betreu
renswaardige ontwikkeling die nogal wat
kapot heeft gemaakt. Ik bedoel: de huis
arts is erdoor in diskrediet geraakt. Pa-
tiénten die denken dat ze echt iets man
keren, slaan hem over en wenden zich
rechtstreeks tot een specialist. Naar de
huisarts gaan ze met een moeilijk op
voedbaar kind of met huwelijksproble
men. Er wordt op het ogenblik misbruik
van de huisarts gemaakt. Die combina
tie van priester en dokter moge dan bij
primitieve volkeren nog functioneel zijn,
in een moderne samenleving heeft hij
geen bestaansrecht meer en huisartsen
behoren er dan ook niet voor te worden
Prof. Roos: „Een huisarts op afroep
beschikbaar? Laat de patiënten maar
naar de praktijk toe komen, want daar
staat de apparatuur".
FOTO: DIJKSTRA
dit de verkeerde weg is. Ik merk het bi
mijn studenten. Vroeger wilden ze graai
een vak als filosofie op hun curricula
hun prcstatielijst hebben. En nu hoor ji
ze zeggen, ach. eigenlijk word je er niet
wijzer van, je kunt het niet eens op
schrijven. Hetzelfde geldt voor de ge
dragswetenschappen. Je kunt er best wa
aan doen, hoor. maar een paar uurtjes is
voor een toekomstige huisarts genoeg".
Wat prof. Roos met het academisch!
hoofddoel van hemzelf en zijn collega!
(het opleiden van artsen) voor ogei
heeft, vat hij aldus samen: „Huisartsci
afleveren die medisch zo deskundig zijn
dat ze de algemene internisten in de zie
kenhuizen, toch al een verdwijnend fe
nomeen, kunnen gaan vervangen. Dal
zou een goede zaak zijn en het ligt, mits
ze goed worden opgeleid, binnen hun
mogelijkheden. Extramuraal dus, in d<
eerste lijn, met een eigen laboratorium
eigen apparatuur voor het maken var
röntgenfoto's en cardiogrammen. Zoiet!
zou ik een heel gunstige ontwikkelinj
vinden. Het zou een uitdaging voor d<
huisarts betekenen. Men zou weer ii
hem gaan geloven. Ik wil niet zeggen da
de sociologische kant die we op zijn ge
gaan, verboden moet worden, maar he
hoofdgebeuren dient de medische des
kundigheid te zijn. Waarbij het aanbeve
ling verdient dat de huisartsen zo min
mogelijk als solist optreden".
Hier aangekomen herinnert prof. Roos
zich andermaal zijn verleden als huis
arts. Het klassieke beeld, door de eeu
wen heen gevormd, van de dokter in he
dorpje, van dokters in alle Nederlands*
dorpjes die „op afroep in het gewenst!
pand verschijnen". Onbegrijpelijk, oor
deelt hij achteraf. „Ik kan met de best*
wil van de wereld niet inzien waaron
elk dorpje zijn eigen dokter zou moetei
hebben. En al die vonnissen van he
tuchtcollege, al die huisartsen die ver
oordccld zijn vanwege een weigering on
naar een patiënt toe te gaan. Ik vind
laat de ménsen maar naar de praktij!
toe komen, want daar staat de appara
tuur. Huisartsen zouden de gezondheids
zorg in de eerste lijn bij voorkeur sterke
moeten maken door in groepjes te gaai
werken, vanuit een centraal punt, dag ei
nacht bezet natuurlijk, net als een zie
kenhuis. Gebundelde deskundigheid me
daarbinnen een beetje specialisatie, d
één <5t> het gebied van hart- en vaatziek
ten. de ander op het gebied van chroni
sche ziekten".
Keihard
En altijd zal in de visie van prof. Roo
een somatische (lichamelijk) benaderin 1
voorop dienen te staan van de klachte
waarmee patiënten aankloppen. Ke
hard: „Voor andere problemen kan me
terecht bij de beoefenaren van de daai
toe geeigende vakken". Maar schuilt hie
niet een addertje onder het gras, een ake
lige tegenstrijdigheid? Heeft onderzoel
niet uitgewezen dat tachtig procent vai
de klachten waarmee patiënten zich bi
hun huisarts vervoegen, meer een psy
chische dan een lichamelijke achter
grond hebben en bijgevolg vragen on
een zielkundige benadering? Prof. Rooi
blijft categorisch. „Die tachtig procen
moet leren omgaan met zijn kwaaltjes"
luidt zijn -overbiddelijke recept. „Daa
ligt geen taak voor een dokter. Ach, wee
u, het gros van alle ziekten gaat vanzei
over. Met die gedachte zouden de men
sen zich eindelijk eens vertrouwt
moeten maken. Het is kolder dat er voo
elk griepje, elk hoestje, elk pijntje in d<
rug naar de dokter gelopen wordt. On
lichaam zit namelijk zo fantastisch in el
kaar. Het geeft echt wel signalen wan
neer er iets dusdanigs aan de hand is da
een gang naar de arts zin heeft. Maa
ruis geeft het lichaam ook, net als ell
ander apparaat. Die ruis, een klachljt
zus, een afwijkinkje zo, hoort erbij
Waar het om gaat, dat is het echte sig
naai. Veel in de gezondheidszorg tot ni
toe is ziekmakend geweest, hoe tegen
strijdig dat moge klinken. Waarom'
Omdat de mensen niet meer in hun ei
gen lichaam geloven".
Praatarts
Er dient - prof. Roos kan het niet na
drukkelijk genoeg herhalen - aan de
huisarts slechts één enkele eis gesteld te
worden. Medische deskundigheid. En
louter daarmee moeten de opleidingen
aan de universiteiten zich bezighouden.
Met klem: „Medische deskundigheid is
het enige wat je tot een goede dokter
maakt. Waarbij komt dat de kloof die er
sinds jaren gaapt' tussen de eerste en de
tweede lijn in de gezondheidszorg, pas
overbrugd kan worden wanneer de spe
cialist bij de huisarts medische deskun
digheid aanwezig weet. Dat is een eerste
vereiste om de twee weer tot samenwer
king te brengen". Die medische deskun
digheid laat. waar het de huisarts betreft,
volgens prof. Roos de laatste decennia te
wensen over. „De huisarts", schampert
hij, „is zoiets als een praatarts geworden.
Helemaal verkeerd. Ik wil het praten
niet verbieden,' maar primair dient een
ziekte op een natuurwetenschappelijke
manier tegemoet getreden te worden. So
matisch, lichamelijk. Wanneer u met
een kapotte auto naar de garage gaat,
vraagt de monteur toch ook niet: wat
denkt u zelf dat het kan zijn? Te veel is
de praktijk ingeburgerd geraakt dat de
dokter en de patiènt samen gaan zitten
twijfelen".
Opgeschroefd noemt prof. Roos de na
druk die is komen te liggen op gedrags-
kundige technieken, op de agogische om
gang met de patiënt. Hij is zelf huisarts
geweest en herinnert zich met weemoed
hoe het toen toeging. „Je deed examen
en kon meteen aan de slag. Zeker, het
duurde een paar maanden voordat je je
als een vis in het water voelde, voordat
je de sociale kneepjes van het vak in de
vingers had. Maar twee jaar, zoals tegen-
De twee Haagse moeders die protesteren tegen kleuterrapporten. FOTO: CEES VERKER
Juist omdat er zoveel factoren meespe
len, is er geen simpele oplossing. Frea
Jansen-Vos: „Je kunt roepen wat je wilt,
maar het helpt niet. Je zit in een cirkel.
Omdat de samenleving meer prestatiege
richt is, wil en moet de school daaraan
tegemoet komen, maar omdat er zo wei
nig kleuterleidsters meer zijn die het ver
haal kunnen vertellen aan teamleden en
ouders gaat het allemaal nog sneller.
Door de bezuinigingen op onderwijs
wordt het steeds moeilijker een goede
basisschool te zijn en worden de moge
lijkheden om juist in die eerste belangrij
ke klassen pedagogisch goed bezig te zijl
steeds geringer. En er is niet de politiek
wil om er wat aan te doen".
„Ik denk zo langzamerhand: als er maa
voldoende kindertjes stuk lopen, dan z<
de maatschappelijke en vooral de poli
tieke bereidheid er wel komen om he
roer om te gooien. Jammer voor al di
kinderen die tot dat ogenblik het slacht
offer worden, maar blijkbaar kan he
niet anders"
LÜTSEN KOOISTR
opgeleid. Ik vind bijvoorbeeld stervens
begeleiding niet een primaire taak van
de arts, want wil je dat kunnen, dan
moet je een halve priester zijn. We heb
ben er dominees voor, maatschappelijk
werkers, psychologen. Die moeten het
doen. Schuifje het af op de huisarts, dan
maak je een oneigenlijk gebruik van
hem".
woordig? Een arts die zijn bul krijgt, de
eed aflegt en vervolgens niet mag gaan
praktiseren omdat hij eerst nog een vrij
lange periode door moet studeren op al
lerlei vaardigheden die niets met medi
sche deskundigheid te maken hebben?
Dat kan geen goede zaak zijn. Volgens
mij heb je die vaardigheden in drie
maanden onder de knie".
Verkeerde weg
De witte jas ging uit, de coltrui kwam m
als gevolg van de sprongsgewijze voor
uitgang die de medische wetenschap de
laatste decennia heeft geboekt, meent
prof. Roos te weten. De zevenmijlslaar
zen waarmee -technische hindernissen
werden genomen. „Dat is echt ongeloof
lijk geweest. Zozeer dat de huisartsen
het niet hebben kunnen bijhouden. Dus
zijn ze naar compensatie gaan zoeken,
zijn ze zich gaan afzetten tegen een al te
technische benadering van de patient en
daarbij doorgeschoten naar het andere
uiterste. Praatartsen zijn ze geworden.
Maar men komt er inmiddels achter dat