Langs
Omwegen
Hoe Oranje huis en hof
hield in de Sleutelstad
„Het moet wel
een hobby blijven"
LOIPEN OMGEVING
OeidMOowant
DINSDAG 16 AUGUSTUS 1988 PAGINA 11
Op mijn omwegen door stad c*n land
kom ik graa^ nionson togen. U kunt
mij telefonisch ol' schriftelijk vertellen
wie u graag in deze rubriek zou Willen
"tegenkomen. Ik be.n bereikbaar via (171
- 12 22 44 op toestel 10.
olgende zaak", klinkt
t de mond van de bode
ian te geven dat de zo-
;te aangeklaagde zich
voren dient te bege-
Voor de rechter ver
maakt de vrouw
echter attent op een ge
kte fout: ..Mijn meisjes-
omgewisseld met
van mijn man". Rech-
zich over
moet
inder-
sprake van is. Een
die snel met de pen
verbeterd. Opge-
klinkt het vervolgens
mond van de rech-
u bent toch
op komen dagen",
moet voorkomen
lat zij op de Europalaan
ioeterwoude met haar
i een verboden richting
:ed. Ze is om principië-
?denen voor de kanton-
iter verschenen,
de eerder geconstateer-
in haar naam. wees
p nog een misser. „Een
nis vertelde mij dat in-
i er fouten gemaakt zijn
iet proces verbaal dit
ander licht op de zaak
t. Zo stond er aangege-
dat ik in een Fiat Uno
I. Meneer de rechter dit
echter niet het geval,
betrof hier een Fiat
da", aldus de langhari-
laagse.
hoopt u op vrij-
ak". zei Richters alsof
gedachten kon lezen,
ar dan moet er wel een
iut gemaakt zijn in de
igvaarding", daarmee de
Iele hoop van de vrouw
grond inborend,
een brief aan de politie
id de verdachte aangege-
n dat er iets niet klopte
iet het in het verbaal aan-
>mv jeduide voertuig, zonder
liet juiste type van de auto
RHOf te geven. Nadat zij inza-
oedejê had gevraagd in het
•oces verbaal bleek dat de
yrpe-aanduiding van Uno
Sfferanderd was in Panda.
fOrde>e vrouw was daar zo ver-
jk Zeblgen over dat zij daarom
had betaald. „Ik had
leemP zÖn m>nst ee" antwoord
mijn brief verwacht en
it kreeg ik niet. Als ik
>uten maak word ik daar
ich ook op gewezen".
e vrouw die lerares bleek
zijn vervolgde haar be-
vaI'iog: „Tegen de kinderen
r scho°l zeë ik altijd, „De
olitie is je grootste
riend....". De rest van de
door haar gemom-
fel moeilijk verstaanbaar.
v och was er maar weinig
tot intasie nodig om de strek-
ing te raden van wat de
"rouw trachtte te zeggen.
An ts *n de trand van: -En
m )e kan ik dat nu nog
aande houden".
e officier van'justitie wist
ar da'el raad met de principiële
huiiedenen van
premi mdat de Haagse het feit
lO.OOlat zij een verboden rich-
maing opreed niet tegensprak
rvas de eis kort maar
indienrachtig. Zij achtte het ten
nietaste gelegde bewezen. „En
mevrouw het zo princi-
gieel wil spelen, dan moet
p j maar naar de politie
aan, want die heeft i
it voofiers de fout gemaakt".
opge Ie officier, waarvan duide-
jk af te leiden was dat zij
aar tijd aan het verdoen
'onini
t 39 v
sidie
lan vi
;ulder
en de
jands grootste kruidenier
°°nt om op de kleintjes te
24 Wietten' ^et nauwkeurig
de w '00rlezen van het proces
t Tel r.er^aal kan een voordeel-
,r,,j ie opleveren.
'xs 0vf 1ETER VAN DER HULST
lfanda(ras vervolgde met:
kerk nede omdat zij de zaak
al bdoor de sport laat voorko-
stellhen luidt de eis 60 gulden
i jaarloete of twee dagen hech-
loeilij mis".
e pro'e lerarës liet zich niet zo
shuisMiel uit het veld slaan. „Er
lijn toch immers foutjes in
proces verbaal
Als er nu direct ge-
wordegd was een Fiat is een
i 'lat dan had het niet zover
oeven komen",
gehei En een auto is een auto",
Idus Richters. Toch was
kantonrechter waar-
ihijnlijk zo onder de in
ruk van het verhaal van
e Haagse lerares diver
ge; e malen kon hij maar
ïoeilijk zijn glimlach on-
erdrukken dat hij ook
jn uitspraak daarop af-
»35 gulden boete of
^|en dag hechtenis", luidde
u et oordeel. Het bedrag
P waarmee de boete oor-
[0°rn ïronkelijk was verhoogd
D verd nu achterwege gela-
en. „Iedereen maakt wel
ens fouten", verontschul-
de kantonrechter
te *b n0? eens* waarna de
rouw zich langzaam naar
e uitgang van de rechtzaal
her vi le®af' ^och ^on zi^ ^et niet
lalaten om, weliswaar met
iten laar ru& naar de rechter,
en misnoegd gebaar te
laken.
ft* r^ndanks dit gebaar werd
duidelijk dat niet alleen 'c
rouwkleding uitgereikt. En in
het slaapvertrek van Willem
III werden de tapijten en de
roodfluwelen bekleding ver
vangen door een rouwbe-
hangsel en een rouwledikant
en van alles wat daarmee ver
band hield.
De „noten" bij het verhaal
over Willems kortstondige
verblijf en hofhouding in Lei
den vertellen boekdelen. Man
en paard worden genoemd en
ook hun uitgaven. Willem
bracht heel wat te weeg: be
halve de gouverneur waren
er de eerste edelman van de
bedkamer paraat, alsmede de
hofmeester Boreel en de stal
meester, de directeur van
Z.H.studiën, de preceptor of
huisonderwijzer van Z.H., de
lastige schrijfmeester Abra
ham Raguineau (die z'n eigen
verblijf wist uit te tekenen en
rekeningen kon schrijven),
kamerlingen en kamerdiena
ren, hellebardieren en een
sommelier (schenker), een
koetsier en voorrijders, de
concierge en de, sinds deze
publikaties onsterfelijke, ka
merveegster Jannetje Jansdr.
Ze liggen allemaal al sinds
eeuwen onder Hollands dier-
b're grond, maar we mogen
dank zij de beschrijving „Het
Rapenburg geschiedenis
van een Leidse gracht"
toch weten, dat Willem III
(die in 1672, 22 jaar oud, het
vaderland redde uit de gesoig
neerde vingers van de slecht
in het gebit zittende Zonneko
ning) eens in Leiden kon be
schikken over 2 bombasijne
matrassen, 3 Spaensche witte
dekens, 1 tycke bed van veer-
en, een Turcks ruwel tapijt, 6
tabletten, damaste gordijnen
en kamertapijten, „wesende
een jacht van wilde dieren
hangende tot Breda", en nog
zoveel meer dekens, water
potten, kandelaars en blakers.
Dit alles bracht de toekomsti
ge Willem III met zich mee,
alvorens hij Leiden en de uni
versiteit medio 1662 als begin
nend staatsman en bevelheb
ber voor gezien hield. Tien
jaar later reeds kreeg hij een
vitale functie binnen het
Rampjaar: kapitein-generaal
en tenslotte stadhouder (na
mens de Staten). In de ge
schiedschrijving heeft deze
Willem van Oranje (die met
z'n vrouw Mary begraven ligt
in de Londense Westminster
Abbey, het panopticum van
bijgezette hoogwaardige per
sonen) een plaats gekregen
die hem op enigerlei manier
omstreden maakt. Nederland
heeft een herdenking aan
hem en z'n „wife" overgehou
den, en de Britten willen daar
wel met enige waardering aan
meedoen. Maar in elk geval
heeft Leiden zo z'n eigen con
necties met Willem III van
Oranje. Einde van het bedrijf.
ERNST DE KAN IN DRIELANDENTOERNOOI
NOORDWIJKERHOUT
Ernst de Kan is 17 jaar
jong, leerling van de Pau-
lus-LTS en wil vrachtwa
genchauffeur worden.
Maar de Noordwijkerhou-
ter is ook jeugdkampioen
biljarten van Nederland
in de vijfde klasse libre.
Twee jaar geleden speelde
hij zijn eerste partijtje en
nu gaat hij op 19, 20 en 21
augustus in een origineel
oranjeshirt ons land verte
genwoordigen in het drie-
landentoernooi in het Bel
gische Hornu waar ook
Duitsland van de partij zal
zijn.
In 1985 werd in Noordwijker-
hout in de Dorpsstraat het bil
jartcentrum Olympia geopend,
dat inmiddels al weer verdwe
nen is. Ernst de Kan had nooit
eerder een keu in zijn handen
gehad. Hij vertelt over die tijd:
„Ik ging met een paar vrien
den mee biljarten en ik ging
gelijk met ze op in de partij
tjes. Het was wel leuk en we
gingen al gauw elke week een
keertje." Peter Walgreen was
destijds eigenaar van Olympia
en hij zag wel wat in de stille
jongen. „Hij begon hem aan
wijzingen te geven, probeerde
eens wat met hem en Ernst de
Kan nam het allemaal gelijk
op."
Snelle carrière
Dat was in april 1986. In sep
tember 1986 werd hij lid van
biljartvereniging 'tSoldaatje,
een van de 27 verenigingen
die de Bollenstreek rijk is. Hij
kwam door een aantal voor
wedstrijden en werd in okto
ber al derde bij de districts-
jeugd. Een paar jaar later werd
hij tweede en mocht meedoen
aan de jeugdkampioenschap
pen van het gewest in de vijf
de klasse. Hij won daar verras
send en maakte het spektakel
compleet door vervolgens
jeugdkampioen van Nederland
te worden met een moyenne
waardoor hij van de vijfde
klasse in een keer promoveer
de naar de derde klasse.
Een nogal stormachtige carriè
re dus voor De Kan. Vooral in
de finales, als het er op aan
kwam en zijn tegenstander be
zig was, leek hij onverstoor
baar. „Je moet gewoon den
ken, dat kan ik zelf ook," is
zijn eigen nuchtere commen
taar. „Maar zenuwachtig ben
ik ook wel eens in zo'n finale,
zeker als het even niet wil."
Die zeer snelle opkomst vindt
hij wel leuk en glunderend
vertelt hij van de buschauf
feur die hem herkende toen
hij 's avonds een keer naar
Noordwijk ging.
Nog altijd krijgt hij extra les
sen van Walgreen die inmid
dels in De Vergulde Vos in
Rijpwetering gestationeerd is.
„Maar die heeft niet altijd
tijd", aldus De Kan. Verder
heeft De Kan nog zijn weke
lijkse clubavond in 't Soldaatje.
Omdat hij nog zo jong oogt,
valt hij daar flink op. Ook zijn
gedrag is anders dan die van
de gemiddelde biljarter die
met ferme stappen rond het
biljart loopt en, de keu krij
tend, met kloeke blik de situa
tie op het groene laken in
ogenschouw neemt.
Cassis
Ernst de Kan drinkt rustig zijn
glaasje cassis en loopt bedeesd,
haast behoedzaam, rond het
biljart. Dan bestaan voor hem
alleen nog maar die drie bal
len in hun steeds weer wisse
lende posities. Zijn biljarten is
in overeenstemming met zijn
gedrag en het advies van wed
strijdleider G. van de Voort,
die op de tweede tafel aan een
partijtje bezig is, luidt dan ook:
„Flink raken". Maar naarmate
het oefenpartijtje vordert
groeit het zelfvertrouwen van
De Kan, worden zijn series
langer en klimmen op tot een
gemiddelde van dik boven de
tweeëneenhalf. Als de 80 ca
ramboles vol zijn, zegt zijn
clubgenoot, die ziet dat de an
dere clubleden zich rond de
OP 4 NOVEMBER 1659 BEGON WILLEM III ZIJN STUDIËN INLEIDEN
flipperkast hebben geschaard,
dat ze nog wel even door kun
nen gaan. Ze spelen tot de'
honderd. En daarmee eindigt
de wekelijkse 'training' voor
Ernst de Kan.
„Het moet een hobby blijven",
vindt hij zelf en Van de Voort
is het met hem eens. Van de
Voort: „Hij heeft eigenlijk al
leen nog maar winst gemaakt.
Dat is nu natuurlijk afgelopen
want hij moet steeds hogere
moyennes maken. Ernst is se
rieus. Als een betere biljarter
hem raad geeft, probeert hij
het op te volgen. Hij wil voor
uit. Eigenlijk is een of twee
keer in de week te kort. Maar
zijn school is belangrijker
want dit is een hQbby."
Zijn ouders vinden het intus
sen maar schitterend dat hun
zoon in oranje speelt. Succes
sen verwachten ze niet maar
de eer is voor hen al lang vol
doende. En wat hij zelf denkt
over het komende drielanden-
toernooi? Terwijl hij op zijn
brommertje stapt om naar huis
te gaan zegt hij: „Kweenie, 'k
zie wel."
GERARD DE KLERK
Hoe de Oranje-telgen zich,
met hun studievrienden (en
later vriendinnen), zich al le
rende in Leiden vermaakten:
het is een zeer uiteenlopende
geschiedenis, vanaf Maurits,
die zich als 16-jarige knaap in
1583 toch erg gebonden moest
voelen, tot de een stuk rijpere,
maar evenzeer gebonden,
Willem Alexander in 1988. De
eerste met een hofhouding
(en. dank zij het Leidse stads
bestuur, vrijdom van alle ac
cijnzen); de tweede vrij als
een zonder hypotheek be
zwaarde vogel met een paar
„lijfwachten" achter z'n vod
den, kroeg in kroeg uit. Mau
rits mocht, als hij in de omge
ving ging jagen, niet in de
richting van Katwijk rijden.
Immers, in die pre-Armada-
tijd begon de Spaanse veld
heer Parma „zich ter zeë uit
te rusten" en het risico be
stond dat de jonge prins, arge
loos over het strand galoppe
rend, gekidnapt zou worden
door de kiene vijand. Iets der
gelijks was al eerder gebeurd
met Maurits' oudere broer
Philips Willem, schandvlek
op vader Willems blazoen, die
„Spaans werd ingelijfd" en
zich in z'n lot schikte. Dit
wensten de Staten niet nog
eens mee te maken. Met
Oranje als investering moest
zorgvuldig omgesprongen
worden.
Overigens had Maurits bij zijn
vertrek uit het Prinsenhof in
Leiden hij bedankte even
later vanuit het vrije Delft de
Senaat van de Leidse univer
siteit voor de tijdens zijn stu
dietijd ondervonden genegen
heid in een keurige Latijnse
brief wel een aantal onbe
taalde rekeningen van leve
ranciers /7816,-) achtergela
ten. De Staten van Holland
waren er goed voor. Oranje
kon bij hun een potje breken.
Op 4 november 1659 kwam
Willem de Zwijgers achter
kleinzoon Willem III (1650-
1702) in Leiden aan; 10 dagen
vóór zijn negende verjaardag.
Willem III, „op het Staats-
paard getild", begon derhalve
in Leiden zijn „openbare le
ven". In gezelschap van zijn
moeder, prinses Mary Stuart,
en zijn grootmama Amalia
van Solms werd hij plechtig
ontvangen door het oranjege
zinde Leidse stadsbestuur, de
geestdriftige burgerij en de
universiteit. Hij kwam uit de
richting Den Haag. Direct na
de Witte Poort stond de
schutterij opgesteld langs de
route die via het Noordeinde,
de Breestraat, Steenschuur en
Rapenburg naar het Prinsen
hof voerde. Hij had natuurlijk
ook meteen vanaf het Noord
einde naar z'n hoteladres
kunnen gaan, maar dat was
onbetamelijk geweest, gezien
de inspanningen die Leiden
zich jegens zijn entree ge
troost had. Een feestelijke
maaltijd, uivloeisel der mid
deleeuwen, rondde op de ge
bruikelijke wijze de ontvangst
af.
Een paar dagen later werd
Willem, die overigens van de
prins geen kwaad wist, nota-
bene in het Latijntoegespro
ken door prof.Anth.Thysius,
en ook werd het prinsje door
de burgemeesters uitgenodigd
op de jaarlijkse vrolijke maal
tijd van St.Martini, waarvoor
de stoeldraaier Frans Corne-
lisz. Gul een speciaal gemaak
te prinselijke armstoel, be
kleed met rood fluweel, lever
de. Maar uiteindelijk moest er
gestudeerd worden, volgens
een programma dat door de
dichter-staatsman- Oranje-ad
viseur Constantijn Huygens
was opgesteld.
Voorop stond de godsdienstige
vorming van de jonge Willem.
Om gewend te raken aan de
taal van de H.Schrift moest
elke dag een hoofdstuk
worden gelezen, waarbij
„moeilijke passages dienden
te worden uitgelegd". Daarna
werd men hem de kennis bij
gebracht van de „waarheid
van de godsdienst en de mys
terie van het heil", wat een
duidelijk protestantse en anti-
Roomse vorming inhield. „At
heïstische elementen moesten
verre uit de buurt van de
prins worden gehouden".
Slaapkameroefeningen
Iedere ochtend moest de be
zoldigde leraar met Willem
bidden in zijn slaapkamer, in
tegenwoordigheid van de gou
verneur, de edellieden, de pa
ges en kamerdienaren. De
prins zelf moest ook een
gebed zeggen en enkele psal
men uit het blote hoofd leren.
Op zondag werd tweemaal
naar de kerk gegaan, zowel
naar de Hollandse als naar de
Waalse. De toekomstige stad
houder-koning was een gewil
lige leerling, ofschoon geen
gemakkelijke.
Naast het godsdienstige was
er een tweede hoofdelement
in zijn opvoeding: „Hoffelijke
manieren"; „overeenkomstig
zijn geboorte". Willem diende
zijn voorvaderen (althans de
calvinistische) na te volgen en
vooral niets oneerbiedigs over
de regering te zeggen. Daar
had de gouverneur op te let
ten. Deze functionaris moest
trouwens bij de prins op de
kamer slapen.
Als er bezoek kwam moest
het knaapje zich hoffelijk ge
dragen. Hij mocht geen onbe
tamelijke spitsvondighden te
berde brengen; als hij daartoe
al enige behoefte had gevoeld.
Ook daar werd streng op toe
gezien. Bij de talen stond het
Latijn voorop. Dat was na
tuurlijk een ander Latijn dan
dat van de papen van het
voorgeslacht; veel klassieker
vooral. Maar Willem kreeg,
gezien zijn leeftijd, de
woorden en uitdrukkingen
„spelenderwijs" toegediend.
Dan was er het „Nederlands"
van de 17e eeuw (niet „ge
schreven" want niemand wist
precies hoe dat Nederlands
uniform vastgelegd moest
worden) en het Engels, dat
Willem al beheerste door de
overwegend Engelse entoura
ge van zijn moeder Stuart;
maar hij moest wel letten op
uitspraak en spelling. Ach, en
dan de tafels van vermenig
vuldiging: helemaal uit je jon
ge hoofd leren, maar daar kon
je „noch in tijden van vrede,
noch in de oorlog" van buiten.
Mr.Abraham Raguineau ge
boortig van Londen (1623)
had hier zijn taak, maar hij
was ook kunstschilder en
kunstbewaarder en schrijf
meester die de prins en de pa
ges leerde lezen en vooral
schrijven; een vorst paste een
duidelijk en sierlijk hand
schrift, nietwaar? Enig onder
wijs in tekenen en musiceren,
in verloren uurtjes, kon even
min kwaad. Ook dansles niet.
Dat was zelfs een belangrijk
element in de opvoeding.
Dansmeester Du Hadie belast
te zich daarmee, maar hij
moest dan wel in Leiden ko
men wonen en dat kostte al
gauw 865 guldens en de Raad
en Rekenkamer van de prins
vroeg zich wel af of een Leid
se dansmeester ad 6 tot 8
rijksdaalders per maand niet
goedkoper zou wezen. Maar
Du Hadie werd het.
Och tendgebeden
Ondanks alles stond Willem
III als basisleerling 's morgens
op tussen 7 en 8 uur en deed
dan zijn streng geformuleerde
ochtendgebeden, „devotions
de sa chambre", en genoot
vervolgens een licht ontbijt.
Dan kwam, met enige aan
drang, de studie, met zoveel
mogelijk afwisseling welis
waar, en een uur dansonder-
richt voor het middagmaal.
Na het eten opnieuw lessen
en als ontspanning „biljarten,
wandelen en uit rijden gaan",
want „zwaardere sporten, als
schermen, paardrijden of gol
ven" achtte de Staatse pro
grammeur Huygens niet erg
geschikt, gezien de constitutie
van de prins, die een beetje
kromme rug had. De dag ein
digde rond een uur of 9, 10.
De staat die Willem III in het
Prinsenhof in Leiden voerde
mag ten opzichte van die van
Maurits en Frederik Hendrik
vorstelijk worden genoemd.
Voor de jaarlijkse kosten van
de keuken werd 19000 be
steed, naar onze tijd gemeten
bijna een verkwisting. De kle
ren van de prins werden be
groot op 3500, diens zakgeld,
Koningin Mary II Stuart, echtgenote van Willem III.
FOTO'S PR.
„menus plaisirs", op 1800.
Dan moesten de bedienden
ook nog in livrei worden ge
stoken (f 8000) en de stallen
waren begroot op 6700. Alles
bijeen mooi goed voor
53744,20; minstens.
En er kwam nog zoveel meer
bij. De stoeterij van Willem
omvatte zeven „coetspeerden
en zeven sadelpeerden", en
nog een stuk of wat andere,
zowel voor de gouverneur als
voor de eerste edelman, teza
men 20 peerden. Daarna kwa
men er nogeens 14 paarden
bij, vanwege Engelse en Haar
lemse schenkingen. Die die
ren stonden of lagen tenslotte
allemaal te mesten in de be
nedenverdieping van de oude
kloosterkapel van het St.Bar-
baraklooster, eerst ingericht
als artilleriehuis voor zwaar
geschut en sinds 1660 als peer-
denstal. Maar dat was een
vertrouwde geur in die dagen.
Ook in de neusgaten van een
Oranje.
Het Prinsenhof kende even
wel huisvestingsproblemen bij
het gevolg van de prins. De
schilder Raguineau, een lasti
ge figuur, bijvoorbeeld, stelde
z'n eisen en de lakeien en pa
ges hadden ook zo hun sociale
verlangens. De dienstvertrek
ken lagen in de nok van het
hoofdgebouw aan het Rapen
burg met z'n inmiddels re
naissancistische gevel, maar
een verhuizing naar de kamer
van de dienstmeisjes was ook
niet aan te bevelen, want die
kamer lag „recht boven 't
hooft van Sijn Hoogheyt soo
dat het te veel geraes boven
S.H. kamer soude brengen".
Maar meneer Raguineau, als
artiest, maakte 't wel erg
bont Die schetste zelf z'n ge
dachte onderkomen, geschikt
gemaakt tot een aparte wo
ning. Hij woonde tot dan toe
elders in de stad, maar achtte
het hoognodig in het hof te
komen logeren. Dan had hij
meteen een atelier. Toch
maakte hij een mooi portret
van zijn prinselijke pupil.
Rumor in casa
Willems studieverblijf in Lei
den werd vaak onderbroken
voor reizen naar Den Haag en
elders. De Engelse periode
wenkte al, toen zijn oom Ka-
rel II in 1660 koning van En
geland werd. Er was boven
dien rumoer in de vorstelijke
gelederen en hier en daar
werd overleden. Opmerkelijk
was, bij het verscheiden in
1660 van Willems moeder, de
„Prinses Royaal". Het hof was
in rouw gedompeld en ieder
lid van Willems gevolg was
tot schreiens toe bewogen,
van de gouverneur van Nas-
sau-Zuylestein tot de kamer
veegster Jannetje Jans en de
tuinman. Pages, lakeien, hel-
lebardiers, koetsiers, palfre
niers en de portier kregen