Eindelijk vakantie,
de tentoonstelling
van de herkenning
finale
De
doopjurk
van
Keetie Hage
'CeidócSouwnt'
ZATERDAG 6 AUGUSTUS 1988 PAGINA 20
ROTTERDAM - In het eerste jaar
van deze twintigste eeuw besloten
vier kwekelingen uit Haarlem tot
het maken van een kampeertocht.
Hun onderneming mislukte, voor
namelijk doordat de tent, toch al te
zwaar en te log, tot overmaat van
ramp niet waterdicht bleek, maar
ze gaven hem een behandeling met
lijnolie en gingen het volgende sei
zoen hernieuwd op pad. Weer pech
echter. Nadat ze in de omgeving
van Amersfoort een week lang naar
hartelust hadden gebotaniseerd,
trokken ze de aandacht van een lo
kale koddebeier en werden ze op
de bon geslingerd wegens landlope
rij.
Nergens op de tentoonstelling „Einde
lijk vakantie" die tot en met 18 sep
tember in het Rotterdamse Schielands-
huis te bezichtigen blijft, wordt naar dit
indertijd veelbesproken incident verwe
zen, maar het markeert er niet minder
het begin van een tijdperk om, dat uit
eindelijk zou leiden tot de maatschappe
lijke ontwrichting van vijftig kilometer
file op de Autobahn naar Salzburg.
Voorts is het een hardnekkig misver-
Vakantie in 1925: met de fiets, bepakt met de kampeeruitrustingerop uit.
stand dat de strijd om meer vrije tijd,
om het recht van vakantie, in de vroege
jaren 1900 louter een materiele basis zou
hebben gehad. Het beeld van een arbei
dersklasse die er uitsluitend tuk op was
datgene te bereiken wat tot dan toe
slechts aan een kleine elite was voorbe
houden geweest, deugt niet.
Lees de herinneringen die de strijdbare
socialistische voorman Koos Vorrink
opschreef over de oertijd van de vakan
tie. „We hebben geluisterd aan de muur
van het oude roofridderkasteel naar het
prachtig snarenspel, toen de avond viel
van de eerste dag. Arbeidersjongens en -
meisjes, gekomen uit de daver van fa
brieken en werkplaatsen, gekomen uit de
smerige poel onzer verrotte beschaving.
We hebben de jeugd zien dansen en spe
len op de bergweiden in het Teutobur-
gerwoud. De zon stortte een zee van
glanzend goudlicht over een kleurige
schaar van jongens en meisjes".
Waar het om ging, dat was het wijzen
van de weg uit walmende industriecom
plexen, uit benauwde kantoren, uit be
dompte woningen en duffe kroegen naar
veld en beemd, berg en bos, naar de
vrije natuur. Dit verklaart ook de plotse
linge passie voor het zonnebaden, het
bruin zijn, die in de kraamkamer van de
twintigste eeuw zijn kop opstak. Tot dan
toe had iedereen die geen landman was,
er tijdens het toeven in de buitenlucht
naar gestreefd zich met behulp van
strooien hoeden, parasols en badkoetsen
te vrijwaren voor de stralen van de zon.
Een blanke, smetteloze teint, dat was het
eeuwenlang gekoesterde ideaal. Maar nu,
onder invloed van de cultus van zon,
licht en lucht, van medische dan wel hy
giënische regels en adviezen, nu, aange
wakkerd door de lokroep: „terug naar de
natuur", werd het voor de westerse
mens een erezaak zich in uiterlijk niet
langer te onderscheiden van de gebruin
de, verweerde landman. Een huid als
brons hield op iets te zijn waarvoor men
zich diende te generen, hij kwam te
staan voor gezondheid, voor een heilza
me confrontatie met de natuur, voor een
geslaagde vakantie.
Dubbele bodem
Een sociologische benadering van het fe
nomeen vakantie in deze trant zal men
echter op de Rotterdamse tentoonstel
ling vergeefs zoeken. De noemer die de
expositie in het Schielandshuis heeft
meegekregen („Eindelijk vakantie")
kent een dubbele bodem. Francesca Es-
tourgie, verbonden aan de educatieve
dienst van het museum en nauw betrok
ken bij de voorbereidingen, geeft het grif
toe. „Die titel", zegt ze, „slaat inderdaad
niet alleen op de verzuchting die menig
een slaakt wanneer hij voor de laatste
keer de deur van werkplaats of kantoor
achter zich dicht heeft geslagen, maar
ook op de moeizame worsteling die aan
het verwerven van het recht op vakantie
vooraf is gegaan. Want vergis je niet, de
vakantie zoals wij die tegenwoordig als
een vanzelfsprekendheid ervaren, is een
piepjong verschijnsel".
Maar ondanks die tweede bodem blijft
de expositie steken aan de rand van het
fenomeen. De ondertitel zegt het al.
„Nederlanders op reis tussen 1920 en
1970". Het vertrekpunt ligt twee decen
nia later dan het tijdstip waarop de vier
Haarlemse kwekelingen wegens landlo
perij werden bekeurd. Hoezo 1920?
„Omdat er toen", verklaart Francesca
Estourgie zich nader, een duidelijke ver
andering in het vakantiepatroon optrad.
Voorheen was het louter de adel die op
vakantie ging. Maar de Eerste Wereld
oorlog en niet te vergeten de Russische
revolutie maakten een einde aan die ex
clusieve gewoonte. Er diende zich een
nieuwe groep vakantiegangers aan, men
sen die'geld verdiend hadden in de oor
log en die het wilden laten rollen, de
nouveaux riches, ja. Enerzijds wilden
Een busvakantie naar het Ahrdal was in
1928 iets minder comfortabel dan nu.
FOTO'S: PR
deze parvenu's de adel imiteren, maar
anderzijds waren ze veel rustelozer. In
tegenstelling tot de adel die in een bad
plaats of kuuroord neerstreek en daar
maanden bleef zitten, wenste de nieuwe
groep vooral veel te zien, veel te bele
ven. Men verplaatste zich meer".
Zo raakten in de zienswijze van Frances
ca Estourgie en van conservator Ruud
van Bergen die de catalogus bij de ten
toonstelling verzorgde, eerst de Franse
Rivièra en vervolgens menige andere
kust met hotels bezaaid. Voorbijgegaan
wordt aan een ontwikkeling die zich al
veel eerder in gang had gezet. In de
tweede helft van de vorige eeuw toen er
op uitgebreide schaal hotel- en pension-
bouw van da grond kwam, met name
rondom Arnhem en vandaar uit naar
het noorden, langs de Velperweg, rich
ting De Steeg. Vergeten wordt dat Val
kenburg met zijn VVV uit 1885, de eer
ste in Nederland, rond de eeuwwisseling
kon bogen op een redelijk ontwikkelde
toeristenaccommodatie, vooral op het
gebied van kleine hotels, pensions en
particuliere kamerverhuur, goedkope
verblijfsmogelijkheden die de Zuidlim
burgse plaats stempelden tot een bestem
ming bij uitstek voor de vakantieganger
met de kleine beurs, lang voordat de
nouveaux riches het voetspoor van de
adel gingen drukken, richting Nice of
Cannes.
Het zij zo. Wat de Rotterdamse exposi
tie vooral is - en missiën was zulks wel
de bedoeling - dat is de tentoonstelling
van de herkenning. Men zal ze de kost
moeten geven, de 65-plussers die in het
Schielandshuis het meegenomen klein-
kroost halt doen houden bij een zwaar
bepakte fiets, kooktoestel aan de stang
gebonden, een schepje voor het begraven
van de grote boodschap langszij, en ver
tederd uitroepen: „Zo was het precies. Je
moest wel. Je had bijna niks". De geel
koperen toeter waarmee de buschauffeur
tijdens een dagje Marken zijn kudde ver
zameld probeerde te houden, het uit op
gepompte binnenbanden geïmproviseer
de luchtbed, het affiche van de Stoom
vaartmaatschappij Nederland waarop
een 100-daagse reis naar de Oost wordt
aangeprezen met de leus: „Biedt gelegen
heid om naar uw broer in Balik Papan te
gaan", de bovenmaatse rieten mand met
leeftocht, limonade, emmertjes, schepjes
en het windscherm voor een bezoek aan
het strand, het eerste uniform waarin de
stewardessen van Transavia gekleed gin
gen - ze zijn er allemaal en ze staan ga
rant voor een aha-beleving van de eerste
orde. Zo kort geleden nog maar, de tijd
dat Nederland massaal uit kamperen
ging met spullen in camouflagekleuren.
betrokken van een legerdump, want al
weer: „er was bijna niks"? Zo kort gele
den, dei jeugdherbergvader die alcohol,
roken, danspartijen en jazz verbood?
Massatoerisme
Bij 1970 houdt het verhaal op. „In dat
jaar bereikte de vakantie zijn hoogte
punt", licht Francesca Estourgie deze
keuze toe. „Het was een ware industrie
geworden waarvoor alle denkbare ver
voermiddelen, maar met name het vlieg
tuig, werden ingezet. Nederland beleefde
de geboorte van het massatoerisme. Zoal
niet de auto voor iedereen van Den Uyl,
dan toch de vakantie voor iedereen, bij
voorkeur in de zon, mocht voortaan een
feit heten en sindsdien is er aan het ver
schijnsel vakantie geen nieuwe dimensie
meer toegevoegd. Een mooi moment om
te stoppen, vonden we".
Ooit stond het 17e-eeuwse Schielands
huis (adres: Korte Hoogstraat 31, vanaf
het Centraal Station te bereiken met de
bussen 32 en 49 of de trams 3 en 6, halte
Blaak/Coolsingel) aan de rand van Rot
terdam. In de verte zagen de bestuurde-
ren van het hoogheemraadschap Schie-
land die er zetelden, de Laurenskerk op-
torenen en soms leenden ze hun optrek
uit aan het stadsbestuur, want een stad
huis was Rotterdam toen nog niet rijk.
Nu-is ditzelfde Schielandshuis opgeslokt
door de meest dynamische city van Ne
derland .en verdwijnt het in het niet te
midden van de aanpalende hoogbouw.
Een wonder dat het er nog staat, op
wonderbaarlijke wijze gespaard boven
dien voor het beruchte bombardement
van mei 1940. Maar wat een optrek
blijft het, paleiselijk bijna in zijn frap
pante gelijkenis met het Haagse Maurits-
huis. Vergeet niet een kopje koffie te
nuttigen op de binnenplaats als het weer
zulks toestaat: de sfeer is er, temidden
van het Rotterdamse stadsgedruis, hartje
chaos en kakofonie, van een onge-
droomde voornaamheid en rust.
Dit Schielandshuis toont, na tien jaar
wegens restauratie dicht te zijn geweest,
weer in volle glorie de geschiedenis van
Rotterdam. Op de zolderverdieping alles
over het dagelijks leven plus mode en
kleding in vergane dagen, op de eerste
etage de stadshistorie, op de begane
grond Rotterdamse kunst en de nodige
stijlkamers en in het souterrain de verza
meling prenten en tekeningen, bekend
als de Atlas van Stolk, met daarnaast,
binnen het kader van de wisseltentoon
stellingen, tot 18 september de expositie
„Eindelijk vakantie". Geopend van
dinsdag tot en met zaterdag van 10 tot
17 uur, op zon- en feestdagen van 11 tot
17 uur. Toegangsprijs 3,50 gulden. Kin
deren tot 16 jaar en houders museum
kaart of CJP gratis toegang. Op woens
dagen is het Schielandshuis voor ieder
een gratis toegankelijk.
PIET SNOEREN
In het kader Nederland
Museumland" belichten we in
deze rubriek elke week een
minder bekend museum. In
augustus staat Zeeland
centraal.
Vandaag aandacht voor
De Meestoof in Sint Annaland.
SINT ANNALAND - Het is half
donker in het schoollokaal. Het tel-
raam staat gereed. De kroontjes
pennen liggen klaar. De les kan zo
beginnen.
Wat zal de juf of meester doen? Laten
zingen uit de bundel „Kun je nog zin
gen, zing dan mee" of de leesplankjes te
voorschijn halen? En welke dan: „Aap,
noot, mies" of „Aap, roos, zeef'? Als de
kinderen zich maar niet laten afleiden
door de prenten van Isings! Als ze maar
niet beginnen te knoeien op hun leitjes!
Ach, daar heb je het al. Op een van de
voorste bankjes nog wel. Daar heeft In-
grid haar leitje (dat toch nergens anders
voor bedoeld is dan voor rekensommen)
gebruikt om een vriendje te bekomen:
„Liefst een jongen van 14 jaar met pas
foto".
Pasfoto? Had een jongen van veertien
die al in de tijd van Ot en Sien? Neen.
Dit lokaal behoort dan ook tot een mu
seum en Ingrid tot de bezoekers die van
uit 1988 terugkeerden naar grootmoe
ders tijd. Want dat is de periode die in
museum De Meestoof in St. Annaland
het best vertegenwoordigd is: de eeuw
wisseling en daaromtrent. Stille getuigen
van allerlei soort verwijzen naar het le
ven uit die tijd op het Zeeuwse eiland
Tholen.
Hoe ging dat op school bijvoorbeeld? De
kinderen zaten twee aan twee in school-
bankjes, ze spraken met twee woorden,
leerden elke week een psalmversje en
luisterden met open monden naar verha
len over geuzen en kerkhervormers.
Want Tholen was (en is) een christelijk
eiland, en in Zeeland betekent dat
meestal: orthodox protestants. „De bij
bel is het bes-te boek, dat er in de we
reld is", luidt de tekst in een van de ten
toongestelde leesboekjes. Ook elders in
het museum weerspiegelen wijze spreu
ken het gelovige leven: „Als afgunst,
haat of nijd zijn netten om u henen
spreidt, denk dan aan Hanan's deel, die
zelf de strop kreeg om de keel". Op Tho
len wisten ze wie Hanan was, geen twij
fel aan.
Onder de relikwieën van De Meestoof
bevindt zich ook de doopjurk van Kee
tie Hage, de wielrenster uit Stavenisse
die 's Heeren wegen jarenlang onveilig
maakte. „Mooi hè", zegt rondleidster
Corrie Weijler en ze wijst op veel meer
fraaie jurken, mutsen, sjaals en onder
goed. Allemaal verzameld rond het the
ma „Van ellegoed tot kant" dat deze zo
mer centraal staat in het museum. Cor
rie: „Ellegoed was stof die per el ver
kocht werd door de rondtrekkende elle-
goedsman en waar van alles van ge
maakt werd, van kleding tot bedde-
goed". Dat kwam dan in de bedstee te
recht, in die kleine, benauwde „kast"
waar zich het nachtelijk familieleven af
speelde. Volgens Corrie is het gezien de
geringe afmetingen van het nachtverblijf
geen wonder dat er zoveel kinderen ge
boren werden. En inderdaad, een blik in
de bedstee van De Meestoof leert dat er
alweer een kleintje bij gekomen is.
Vandaar de enorme blikken Molenaars
kindermeel in de bakkerswinkel van het
museum. Als het jonge grut daarmee
eenmaal „vroolijk en gezond" volwassen
was gevoerd, kon het de zee op, gaan
vissen. Als het om mannen ging, natuur
lijk. Die dronken dan geen pap meer,
maar drank in een oorlam, een glas dat
tegen een windstootje kan. De vrouwen
aan de wal kleurden hun kleren intussen
rood met meekrap, de plant waar verf
van gemaakt werd in de meestoof, de
verffabriek. Ach ja, vroeger. „Toen al
die chemische troep er nog niet was",
zegt Corrie.
STEVO AKKERMAN
De Meestoof, Streekmuseum voor
Tholen en St. Philipsland, Bieren
straat 8. St. Annaland. Geopend tot
en met de tweede week van septem
ber, dinsdag tot en met zaterdag van
15.00 tot 17.00 uur. Entree: 1,50 gul
den volwassenen, 50 cent kinderen.
Groepen, ook na september, op af
spraak. Openbaar vervoer: TAD-bus
vanaf station Bergen op Zoom.