naie
fi
Witte
marine
vloot
brengt
obstakels
in
kaart
'£eidóe Qowuvnt'
ZATERDAG 6 AUGUSTUS 1988
Dwars door de Noordzee
loopt de Eurogeul, een
1500 meter brede
„verkeersweg" van
Europoort naar de Straat
van Dover, compleet met
rechter- en linkerbaan,
middenberm en
parkeerplaatsen. Die
vochtige aorta van
Rotterdam is geschikt
voor super-
mammoettankers. Elke
maand meren er
gemiddeld twee van
zulke drijvende reuzen in
Europoort af. Volgetankt
met vijfhonderd miljoen
liter ruwe olie hebben ze
een diepgang van meer
dan 22 meter. Dat komt
overeen met een
flatgebouw van acht
verdiepingen. „Op
sommige plaatsen in de
Noordzee hebben die
supertankers krap twee
tot drie meter water
onder de kiel. Stel je
eens voor dat ze een
obstakel raken, dan heb
je een milieuramp van de
eerste orde. Onder meer
om dat te voorkomen,
brengen wij niet alleen
de bodem nauwkeurig in
kaart, maar kijken we
bovendien welke rotzooi
er allemaal in de
Noordzee ligt. Elk wrak
en elk obstakel dat meer
dan een halve meter
boven de bodem
uitsteekt wordt door ons
onderzocht". Als
luitenant ter zee der le
klasse L. ter Haar,
commandant van het
Noordzee-
opnemingsvaartuig Hr.
Ms. Buyskes, het zo
vertelt, klinkt het
tamelijk simpel. Maar in
werkelijkheid gaat het
om een gigantisch
karwei. De Buyskes en
haar zusterschip Hr.
Ms. Blommendal zijn er
al meer dan een jaar mee
bezig. Pas begin volgend
jaar is de klus geklaard.
Dan zal een paar duizend
vierkante kilometer
Noordzeebodem met
behulp van
hypermoderne en uiterst
nauwkeurige apparatuur
meter voor meter zijn
afgespeurd, gepeild en in
kaart gebracht. De
Buyskes en Blommendal
varen onder de vlag van
de Hydrografische
Dienst van de
Koninklijke Marine.
Vanwege de smetteloze
kleur van de schepen
wordt dit marine
onderdeel schertsend „de
witte vloot" genoemd.
Onze verslaggever Aad
Struijs koos met de
Buyskes het ruim sop,
werd zeeziek, maar zag
toch kans het leven aan
boord en de
diepte van de Noordzee
te peilen.
IJMUIDEN - Bart. de scheepskok,
is niet bijgelovig. Vrijdag de der
tiende doet 'm niets, hij loopt met
opgeheven hoofd onder een ladder
door en een zwarte kat mag best
z'n pad kruisen. Maar voor één
ding is hij wel huiverig: rode groen
te op het menu. Want dat betekent
slecht weer. Als Bart dat vegeta
risch verzinsel ventileert reageren
zijn twee collega's met hoongelach.
Maar de culinaire zeebonk stoort
zich er niet aan. Hij draait de pun
ten van zijn croissantvormige vuur
rode snor uitdagend op en vertelt
onverstoorbaar verder over zijn
vroegere commandant die voor de
duivel en zijn ouwe moer nog niet
bang was, maar die wel in de Golf
van Biskaje hoogstpersoonlijk de
rode kolen en bietjes over de reling
keilde, omdat hij de weergoden
niet wilde tarten.
Die avond staat er „rode soep" op het
menu. Zodra de Buyskes de fiere neus
buiten de pieren van IJmuiden steekt,
vult de geur van gekookte bietjes de gan
gen. En op hetzelfde ogenblik slaat het
weer om. De barometer tuimelt. De
wind wakkert aan tot een „dikke acht".
De zestig meter lange Buyskes worstelt
met de metershoge golven en stampt en
slingert als aangeschoten wild. Mijn
evenwichtsorgaan, keurig afgesteld op
een zittend leven en asfaltwegen, raakt
door de overdosis slingeren prompt de
kluts kwijt en springt op tilt. In mijn
maag breekt paniek uit. Onweer en
alarmsirencs vullen schel mijn' schedel.
Precies twee uur hou ik kokhalzend mijn
spijsvertering onder controle. Maar dan
springen de biologische stoppen. Het
deinend dek lijkt onder mijn rubberen
voeten weg te zinken. Ik zwalk als een
dronkeman. Het zweet breekt me uit. ïn
mijn slokdarm komt de springvloed aan-
denderen. In een paar wankele stappen
ben ik buiten. Ik sla dubbel over de re
ling en voer de vissen. In al mijn ellende
vergeet ik dat je nooit tegen de wind in
moet overgeven.
De opluchting is van korte duur. Op de
terugweg waggel ik langs de kombuis. De
etensgeuren delen opnieuw een maag-
stoot uit. Het onsmakelijk ritueel her
haalt zich opnieuw, en opnieuw en op
nieuw. Ik voel me zo ziek als een zee
hond. Als telg uit een geslacht dat gene
raties lang het karig brood uit het water
verdiende, wil ik niet toegeven aan een
storm in een glas water. Maar het Neêr-
lands bloed dat door mijn aderen vloeit
is blijkbaar ontzilt. Ik capituleer voor de
gemeen golvende horizon en beland zo
grauw en slap als een uitgewrongen
dweil in een kooi diep in het achter
schip. Volgens de zorgzame hofmeester
is dat de rustigste plek van het hele
schip. Maar dat is betrekkelijk. De smal
le lade die kooi heet is net een kermisat
tractie. Soms zweef ik centimeters boven
de matras. En juist als mijn geteisterd li
chaam begint te dalen ramt de ziedende
zee de kooi met een smak omhoog. De
primitieve tekening van een naakte
vrouw die levensgroot op de beddeplank
van de kooi boven mij is gekwast, wiegt
uitdagend mee. De ventilatiegaten in de
plank zijn op anatomisch verantwoorde
wijze in de schets verwerkt. Oud-pre
mier en ex-duikbootcommandant Piet
de Jong beweerde eens dat porno af
doende helpt tegen zeeziekte. Maar deze
prent maakt me nóg misselijker. Bitter
denk ik aan de woorden van een anonie
me landrot: „Prijs de zee, maar blijf aan
wal". Hij heeft gelijk. En ik weet ook
waarom.
Nauwkeurig
Intussen is de Buyskes bij de Noordhin-
der. veertig mijl ten zuidwesten van
Vlissingen, met het opnemingswerk be
gonnen. De automatische piloot zorgt er
voor dat het schip met een kalm gange
tje een patroon van evenwijdige lij
nen - de zogeheten slagen - vaart. Elke
slag van ongeveer twaalf mijl neemt, af
hankelijk van de stroming en de zee
gang, één tot twee uur in beslag. Vervol
gens wordt „verstoomd" en vaart de
Buyskes het traject in tegenovergesfelde
richting. Op die manier ploegt het schip
vierentwintig uur per etmaal, vijf dagen
per week, door de Noordzee. De boord
computer dicteert de koers. Met behulp
van hypermoderne apparatuur regis
treert het rekenwonder op magneetband
doorlopend de diepte, plaats, koers, snel
heid, tijd en een vuistvol andere gege
vens. Nauwkeurigheid is daarbij troef.
De diepte bijvoorbeeld wordt tot op en
kele centimeters exact gemeten; de posi
tie, bepaald met behulp van het modern
ste radio-plaatsbepalingssysteem, is tot
op enkele meters precies.
De Buyskes danst en deint. Toch zorgt
de ruwe zee niet voor stampei in de
computer. Het in Nederland ontwikkel
de apparaat berekent met behulp van
een slimme deiningmeter de op- en neer
gaande bewegingen van het schip en cor
rigeert razendsnel de diepte die tien keer
per seconde door het echolood wordt ge
meten. De computer cijfert de golven
dus gewoon weg en reduceert de woelige
baren tot een spiegelglad zeetje.
Minuutblad
Er is nog een andere correctie noodzake
lijk, legt de eerste hydrograaf, de luite
nant ter zee der tweede klasse ing. A.
Vernimmen uit. Omdat de Buyskes dag
en nacht aan de slag is, wordt bij wisse
lende waterhoogtes gewerkt. De diepten
die het echolood aangeeft zijn dus nooit
gelijkwaardig, want het verschil tussen
cb en vloed kan oplopen tot enkele me
ters. Om toch gelijkwaardigheid te krij
gen plaatst de Buyskes in het meetgebied
getij meters op de zeebodem. Die regis
treren elk kwartier de voortdurend wis
selende hoogtes van het wassende en we
gebbende water. Datacassettes leggen de
meetgegevens vast. Na enkele weken vist
de Buyskes de met boeien gemarkeerde
getij meters weer uit zee op. Aan de hand
van de gegevens over eb en vloed corri
geert de boordcomputer de eerder gere
gistreerde dieptemetingen.
Al dat rekenwerk resulteert tenslotte in
een zogeheten minuutblad. Er sta$n vele
duizenden dieptecijfers op. Het vormt
de basis voor de zeekaart die op het bu
reau Hydrografie in Den Haag wordt
vervaardigd. Omdat de leesbaarheid van
een zeekaart niet in het gedrang mag ko
men (er moet ook informatie op over
lichten, bakens, kabels, leidingen, boor-
platforms, obstakels, wrakken e.d.)
maakt de cartograaf een rigoreuze selec
tie. Van de duizenden dieptecijfers die
de Buyskes verzamelt komt uiteindelijk
slechts 1 tot 0,1 procent op de zeekaart
terecht. Maar dat betekent niet dat 99
procent van het werk voor niets wordt
gedaan, zo benadrukt de commandant.
„Als de zeekaart een bepaalde diepte
aangeeft, dan weten we honderd procent
zeker dat het ook inderdaad de minst ge
lode diepte is. Het is dus niet mogelijk
dat het ergens anders ondieper is". Oude
zeekaarten bieden die garantie niet. Tot
de jaren dertig werd om de paar hon
derd meter met het handlood gepeild.
Op die wijze ontstond geen doorlopend
beeld van de bodem. Ondiepten werden
vaak gemist. En juist in de zuidelijke
Noordzee wemelt het daarvan. Ontelba
re zandheuvels en ribbels rijzen tot twin
tig meter of minder onder het waterop
pervlak op. De afstand tussen de toppen
bedraagt slechts een paar honderd meter.
Toch vermeldt een zeekaart uit 1921
slechts enkele van zulke ondiepten. Ze
werden tijdens het handloden toevallig
ontdekt. Met de moderne meetappara
tuur zijn zulke onnauwkeurigheden, die
met de huidige diepgangen tot rampen
zouden leiden, uitgesloten.
Toch hebben ook de moderne compu
ters hun beperkingen. Dat blijkt als het
weer verder verslechtert. Terwijl ik in
mijn kooi vergeefs probeer het „luctor et
emergo" toe te passen op mijn zeeziekte,
klimmen de golven zö hoog op dat de
hypergevoelige apparatuur het gehos nog
maar nauwelijks kan bijbenen. Omdat
daardoor de vereiste nauwkeurigheid in
het gedrang komt, besluit commandant
Ter Haar de metingen af te breken en te
gaan schuilen op de rede van Vlissingen.
Het bericht klinkt me als Watermusic
van Handel in de oren.
Rijsthapje
In de rustige schoot van de Westerschel-
de komt mijn biologische deiningmeter
eindelijk tot rust. Na achttien uur ben ik
weer op de been. Uitgehongerd stort ik
mij op het „rijsthapje", een ondermaats
woord voor de uitgebreide Indische rijst
tafel waar de marinekoks eenmaal per
week mee koketteren. „Maar ik ben
bang dat die traditie in de toekomst ver
dwijnt", zegt scheepskok Bart. „De te
genwoordige generatie weet een échte
rijsttafel niet meer te waarderen. De jon
geren prakken alle gerechten door elkaar.
En als er dan nog maar veel satésaus op
zit, dan vinden ze het nog wel te verte
ren. Maar eigenlijk hebben ze veel liever
een patatje-oorlog of een broodje shoar
ma".
De volgende ochtend om tien uur houdt
de oudste officier, Itz. 2 oc C. de Looze,
via de intercom zijn dagelijkse weer-
praatje. Sommige bemanningsleden
plaatsen luidkeels kritische kanttekenin
gen en ventileren de weersverwachting
die zij met eigen eksterogen hebben
waargenomen. „Als het over het weer
gaat, praatje in Nederland tegen vijftien
miljoen specialisten", stelt De Looze
vast. Hij is verantwoordelijk voor de
meteorologische waarnemingen die de
Buyskes elke drie uur voor de marine en
het KNMI doet. „Dat werk is belangrijk
omdat er op de Noordzee relatief weinig
meetpunten zijn. Hooguit twintig. En
juist de Noordzee kan rare dingen doen
met het weer boven ons land. Elke waar
neming is dus meegenomen".
De weersverwachting klopt. De woeden
de zee kalmeert. De Buyskes sprint terug
naar het werkterrein. Mijn zeeziekte is
als bij toverslag verdwenen. Ik ben „in-
geslingerd", zoals dat/ heet. Trots op
mijn zeebenen besluit ik een deel van de
honde- en dagwacht mee te lopen. Een
matroos port me om half vier uit mijn
kooi. Op de brug zit ik eerste rang in
Gods eigen planetarium. Nergens op de
wal is de duisternis zó intens en zijn zo
veel sterren te zien. De officier van de
wacht filosofeert over de grootsheid van
de schepping en de nietigheid van aardse
stervelingen. De ether is vervuld van
metaalachtige radiostemmen. Opvaren
den van twee schepen waarop een goed
kope vlag de lading dekt, zitten verbaal
in eikaars vaarwater. De warme woor
denwisseling wordt gestookt met steen
kolen-Engels. „Thank you, my friend",
roept iemand met mediterrane intonatie.
„Tam not your friend", briest een stem
band die hoorbaar is lekgereden op de
Engelse taaistraat.
Rond vier uur scheurt een vale streep de
duisternis in tweeën. Het licht wordt in
al zijn opalen schoonheid onthuld. De
vlammen van het ochtendgloren zetten
het zwerk in een gouden gloed. De gol
ven lijken van vloeibaar edelmetaal.
Wrakken
De zee die 's nachts leeg leek, blijkt bij
het krieken van de dag bezaaid met
schepen in alle soorten en tonnages. Er
dobberen vreemde kostgangers tussen:
een moderne Deense coaster die, om
stookolie te sparen, een zeil heeft gehe
sen en een Japanse PCC (Pure Car Car
rier), een afzichtelijk koekblik dat spe
ciaal is gebouwd voor het vervoer van
auto's. In die drijvende garage staan een
paar duizend auto's geparkeerd.
Het scheepvaartverkeer op de drukke
route naar Rotterdam en Antwerpen
wijkt keurig uit voor de Buyskes, omdat
het opnemingsvaartuig door middel van
seinen in de mast duidelijk maakt dat
het beperkt manoeuvreerbaar is. Het
schip heeft namelijk de zogeheten side-
scan sonar op sleeptouw. Het visvormi
ge instrument hangt een paar meter on
der de waterspiegel en brengt met be
hulp van geluidsignalen wrakken en an-
De „witte vloot"
van de Koninklijke
Marine. Op de
voorgrond Hr. Ms.
Buyskes die samen
met het zusterschip
Blommendal de
bodem van de
Noordzee in kaart
brengt.
In het midden Hr.
Ms. Tydeman, dat
zich voornamelijk
bezighoudt met
oceanografisch
onderzoek ten behoeve
van marine en
wetenschap.
dere obstakels in beeld. De ultragevoeli-
ge vis neemt telkens een strook van drie
honderd meter breedte onder de loep en
kan een speld in een hooiberg vinden.
De side-scan sonar drukt op papier een
doorlopend beeld van de zeebodem af.
Het lijkt op een luchtfoto van de Sahara.
Alleen specialisten kunnen in het grillige
lijnenpatroon obstakels ontdekken. Ge
regeld heeft de vis beet. Commandant
Ter Haar schat dat alleen al op het Ne
derlandse deel van het continentale plat
tweeduizend uit de kluiten gewassen ob
stakels zijn gelokaliseerd, voornamelijk
wrakken van schepen en vliegtuigen.
Maar de sonar ontdekt ook reusachtige
keien uit de IJstijd, overboord geslagen
containers ter grootte van een flinke
woonkamer en rommel die is achtergela
ten door de offshore-industrie. Boven
dien worden elk jaar gemiddeld vijfhon
derd mijnen ontdekt. Er liggen nog vele
duizenden van zulke macabere oorlogs
souvenirs op de loer. De diepte herbergt
ook andere „bommen". In of rond veel
wrakken ligt nog levensgevaarlijke la
ding. Zo zoekt Rijkswaterstaat nog
steeds dag en nacht naar zes cilinders
met chloorgas die vorig jaar in zee te
recht kwamen. Het is een race tegen de
klok, want als die tijdbommen doorroes
ten is een onvoorstelbare milieuramp
het gevolg.
De Buyskes onderzoekt elk obstakel dat
meer dan een halve meter boven de zee
bodem uitsteekt. Wanneer niet kan
worden vastgesteld wat de side-scan so
nar in de peiling heeft, wordt de assis
tentie ingeroepen van een mijnenjager.
Die zendt er dan een onbemand duik-
bootje met een videocamera op af.
Waarschuwing
De vuilnisbelt op de zeebodem groeit en
verandert voortdurend. Ter Haar. „De
Noordzee is een van de drukst bevaren
zeeèn ter wereld. Elk jaar komen er
wrakken en obstakels bij. Voortgedreven
door de stroming „wandelen" wrakken
soms vele mijlen over de zeebodem. Of
ze breken, zodat er twee verschillende
obstakels ontstaan". Al die veranderin
gen worden vastgelegd en zo nodig in
zeekaarten verwerkt. Als er direct gevaar
dreigt voor de scheepvaart zendt de
Dienst Hydrografie via Scheveningen
Radio een waarschuwing uit. Minder ur
gente wijzigingen belanden in de weke
lijkse publikatie „Berichten aan Zeeva
renden". Daarin staan alle wijzigingen
die in zeekaarten moeten worden aange
bracht. In de nabije toekomst is dat niet
meer nodig. De papieren zeekaart ver
dwijnt dan in het scheepvaartmuseum
en wordt vervangen door een elektroni
sche. Alle informatie die van belang is
voor de navigatie komt dan op beeld
scherm te staan. De positie van het
schip, tot op de decimeter nauwkeurig
berekend door een satelliet, wordt auto
matisch in het kaartbeeld verwerkt. Aan
het systeem zitten nog technische en ju
ridische haken en ogen. Maar de ontwik
kelingen gaan stormachtig.
Nu nog een middeltje tegen zeeziekte.
AAD STRUIJS