Blik
achter
de
sluier
van
Oman
Eernewoude houdt huis van Jan en Sjut in ere
Terug naar de
middeleeuwen
't Is nog maar achttien jaar gele
den dat bij zonsondergang de
poorten van Omans hoofdstad
Muscat hermetisch werden geslo
ten.
In 1970 kwam abrupt een eind
aan deze gewoonte, toen de nu
vijftigjarige Qaboos bin Said te
gen zijn vader opstond en zich
zelf tot sultan uitriep. Direct
werd een begin gemaakt met het
aanwenden van de sinds 1967
beschikbare olierijkdommen
voor de aanleg van wegen, de
bouw van scholen en ziekenhui
zen. Maar de stadspoorten van
Muscat mogen dan al jaren dag
en nacht openblijven, Oman zelf
bleef net zo gesloten als bijvoor
beeld Albanië. „We waren er
domweg nog niet klaar voor",
zegt Mohammed Ali Said, direc
teur Toerisme van Oman. Hij
heeft die baan sinds de sultan de
eerste toeristen toeliet, en dat
was een halfjaar geleden.
Over die stap, die volgens veel
Omanieten gelijk staat aan het
binnenhalen van westerse ver
dorvenheden. zijn jarenlang ver
hitte discussies gevoerd. Toeris
me zou geld kunnen opleveren,
en dat had het land nodig nadat
de olie-opbrengsten" terugliepen,
de Oman Rial fors devalueerde
en er forse bezuinigingen nood
zakelijk waren. Maar wat blijft
er van het Oman met het zo rij
ke piraten- en handelsverleden,
van de voormalige heersers van
delen van Oost-Afrika en Zanzi
bar over wanneer horden toeris
ten het land komen bevuilen en
de bevolking onrustig maken?
„Oman zal nooit het land van
massatoerisme, nooit een tweede
Spanje kunnen worden", zegt
Mohammed Ali Said. Oman wil
zich wapenen tegen de kwalijke
neveneffecten van massatoeris
me door alleen toeristen in groe
pen toe te laten. De deur van het
land staat dus voorlopig op een
kier, maar waar regels in Oman
het ene moment onbuigzaam lij
ken te zijn, bestaan ze op een
volgend moment helemaal niet.
Zo kon Arke Reizen, dat sinds
kort vakanties naar Oman orga
niseert, van een regeringswoord
voerder vernemen dat individue
le reizigers wel degelijk worden
toegelaten, mits Arke daarbij za
ken doet met één bepaalde reis
organisatie, die - o ironie -
wordt beheerd door de minister
van economische zaken.
De bevolking van Oman moet er
intussen nog erg aan wennen dat
na de stadspoorten van Muscat
nu ook 's lands poorten open
staan. Dat blijkt bij een tocht
door het zuiden van Oman, bij
de grens met het marxistische
Zuidjemen. Een herder weidt
zijn kudde in de groene vallei bij
een stroompje. Eerst is hij afke
rig van de plotselinge belangstel
ling, wendt hij zwijgend zijn ge
zicht af om zijn spiedend oog
weer over de koeien te laten
gaan. Totdat de gids hem in 't
Arabisch laat weten dat de wali
van de streek (zeg maar burge
meester) 't goed vindt, ja ook de
sultan zelf wil dat hij aardig is te
gen toeristen. Het doorgroefde
gezicht van de herder klaart op,
hij trekt de met zorg om het
hoofd gewikkelde Omaanse doek
wat rechter. „Allah is groot en
genadig", roept hij nog als het
gezelschap hem weer alleen laat.
Kaartspel in de soukh van Salalah, bij de grens met het marxistische Zuidjemen.
MUSCAT - „Zijne majesteit ont
vangt de ministers", kraait de
Oman Daily Observer op de voor
pagina bij een kleurenfoto over de
volle breedte. Omans belangrijkste
dagblad geeft deze morgen de in
druk dat het Arabische land er een
is waar de democratie heerst.
Tweeëntwintig heren met de prach
tigste hoofddoeken kijken eerbiedig
naar één man: sultan Qaboos bin
Said, de alleenheerser over Oman.
Voorman van een land dat bijna
zes maal zo groot is als Nederland,
waar iets meer dan een miljoen
mensen wonen. Wie het verhaal
over de sultan kent, snapt al heel
wat van het hedendaagse Oman,
dat met gemengde gevoelens zijn
leider volgt op het pad naar de
twintigste eeuw.
Qaboos wordt in Oman op handen ge
dragen, want hij is het die het land, na
dat hij in 1970 de macht overnam, uit
de middeleeuwen haalde waarin zijn va
der het had gehouden. Daarmee kwam
een donker tijdperk ten einde waarin
zingen op straat en zelfs het dragen van
een bril er niet bij was. Zoon Qaboos ge
noot zijn opleiding in Engeland en zag
daar dingen die hij niet meer uit het
hoofd kon zetten. Toen hij terugkwam
werd hij door zijn vader opgesloten, ge
schrokken als deze was van de wereld
wijsheid die zijn zoon in Europa had op
gedaan. Bovendien kende Qaboos na al
die jaren in het buitenland de koran en
de geschiedenis van zijn familie niet
meer uit het hoofd. De botsing was he
vig en spoedig daarna hielp Qaboos zijn
vader van de troon.
't Is niet zo heel vreemd dat een volk
dat sindsdien tot een zekere welvaart is
gebracht, trots is op zijn sultan, ook al is
hij in feite niets anders dan een dictator.
Hij regeert met vaste hand over een ge
bied dat op de wegen, auto's en beton-
flats na nog hetzelfde uiterlijk heeft als
tientallen eeuwen geleden: imposante
bruine en groene bergketens (hoogste top
3000 meter), groene kustvlakten in het
noorden, helwitte zandstranden, klassie
ke Arabische zandduinen en woestijnen
met oases en een bijna tropisch zuiden
dat 's zomers een staartje meepikt van
de moesson. Door dit land, waarvan het
grootste deel bar en onherbergzaam is,
legde Qaboos 3500 kilometer asfaltweg
aan, hij sloot de belangrijkste delen van
het land aan op een modern telefoonnet
en zorgde voor ziekenhuizen en scholen.
Zo werd het land in achttien jaar bijna
een produkt van Qaboos, hetgeen voor
de toeristen die er sinds een halfjaar bin
nen mogen beter begrijpelijk maakt dat
Qaboos portret een prominente plaats
inneemt in elk hotel, elke werkplaats
van zilversmeden en elke bank. Zo is het
ook niet vreemd dat Qaboos' portret
welgeteld 44 maal voorkomt in een
boekwerkje dat vorig jaar uitkwam ter
gelegenheid van de nationale feestdag.
Khanjar
Om voeling te houden met zijn trotse
volk gaat sultan Qaboos al sinds de
vroege jaren van zijn regering ,,de boer
op". Dan hult hij zich in eenvoudige
kledij, steekt zijn khanjar (het kromme
zilveren zwaard dat veel Omanieten ,nog
dragen) tussen zijn gordel, neemt zijn ge
weer over de schouder en vertrekt met
enkele ministers voor een lange toernee
per Mercedes-karavaan door Oman. Op
de binnenplaatsen van de talrijke forten
die het land rijk is, zit hij met de oud
sten van de gewesten en hun leiders (wa-
li's) en bespreekt met hen de problemen
die er zijn. En hoewel het hier om een
weinig zeggend, bijna ceremonieel ge
beuren gaat, gebeurde er iets moois tij
dens een van de bezoeken. Aan Qaboos'
voeten wierp zich een man met een pro
bleem dat je typisch Omaans zou kun
nen noemen. Deze Omaniet vertrouwde
Qaboos toe hopeloos verliefd te zijn op
een vrouw. Normaal gesproken zou hij
haar tot zijn vrouw maken, ware het niet
dat hij haar niet kon betalen: in Oman
betaalt een man toch al gauw enkele ka
melen of duizenden guldens om een
vrouw de zijne te kunnen noemen. Heel
wat als zo'n man gebruik maakt van zijn
recht vier vrouwen te huwen. Qaboos
koos een snelle en om de eenvoud legen
darisch geworden oplossing. Hij schonk
de man voor twee ton aan Rials, zodat
OMAN LAAT'T
ZONLICHT NAAR
BINNEN SCHIJNEN
hij de zo begeerde vrouw kon trouwen.
Man blij, maar over de gemoedstoestand
van de vrouw heeft niemand zich nog
druk gemaakt. Man-vrouwverhoudingen
staan in Oman sterk in het teken van de
islam, hoewel de in dit land overheer
sende geloofsrichting de koran overigens
aanmerkelijk vrijzinniger heet te inter
preteren dan bijvoorbeeld de sji'ieten
van Irans leider Khomeiny. Dat is er on
der meer de reden van dat veel vrouwen
in Oman niet gesluierd zijn, vaak opval
lende gekleurde kleding dragen en veel
goud en zilver hebben, sommigen zelfs
aan hun neus. Het dragen van sluiers
verschilt per streek, net als de stijl. Zo
lopen in de nauwe straatjes van de door
heuvels, palmen en forten gedomineerde
streek van Nizwa (80 kilometer van
Muscat) tal van vrouwen met een grim
mig ogende birkah of boerka voor. Met
dit masker dat donkerblauw of zwart
van kleur is en het hele gezicht behalve
de ogen bedekt schuiven ze langs de
winkeltjes van stoffen verkopers. Twaalf
honderd kilometer naar het zuiden, in
het bijna tropische Salalah verkopen
kleurrijk geklede ongesluierde vrouwen
in de soukh hun produkten van henna
tot kokosnoten. Ze zijn behangen met
goud en zilver ?n spreken frank en vrij
niet vrouwelijke én mannelijke klanten.
Voor sultan Qaboos maakt het niet uit
of vrouwen sluiers dragen of niet, hij
laat dat, geheel volgens de vrij liberale
wind die sinds zijn troonsbestijging in
Oman waait, over aan de vrouw zelf.
In sommige opzichten heeft het bestel
van Oman wel iets democratisch. Niet
ver van Muscat ligt bij Bidbid een fort,
zoals vrijwel elke regio in Oman er wel
een of meer heeft. Op een schaduwrijke
binnenplaats schrikken we even van de
aanblik. „Afghaanse vrijheidsstrijders",
denk je even, het volgende moment de
ongepastheid en de geografische onjuist
heid van de gedachte beseffend. Bijeen
zijn ongeveer vijftien overwegend oude
re mannen, die zonder uitzondering een
khanjar dragen én een antiek geweer
naast zich op de grond hebben staan.
Een van hen leidt de discussie, die in
alle rust plaats vindt. Het gebeuren
wordt nauwelijks verstoord door mis
schien wel de eerste groep toeristen die
het fort binnen zijn muren heeft. Vrien
delijk wordt even de juiste, voorname
De Wali van Bidbid, streng doch rechtvrdig.
pose aangenomen voor de foto. Dit is d
vergadering van de oudsten, onder le
ding van de wali. Deze regionaal gere
pecteerde figuur fungeert in feite als pi
litieman, burgemeester en rechter teg
lijk, daarbij geadviseerd door de ou
sten. Terwijl de kleine jongens van Bi
bid in hun witte kandoera's (jurken) c
der de kokos- en dadelpalmen hunsjl
spelen, wordt hier in alle rust best
over conflicten rond bezit van kamen
en andere zaken die het dagelijks lem
aangaan. Waarbij het geweer en et
kromme mes als een teken van mare-
Iijkheid en wijsheid door iedere un
met trots gehanteerd wordt.
Opstandelingen
Salalah, gelegen in het Dhofar-gebii op
1200 gloeiend hete autokilometer van
Muscat (maar ook per jet te bereikn), is
op wezenlijke punten zeer versc/Uend
van de hoofdstad. Jarenlang vas er
openlijke strijd tussen de sultan m door
Zuidjemen gesteunde opstandelingen,
maar sinds Iraniërs en Britten in 1975
bijsprongen is de vrede er weergekeerd.
Hoewel de Dhofari zichzelf nog graag als
een apart volk zien zijn de geografische
verschillen met het noorden voor een
bezoeker evidenter. De streek wordt lus
sen juni en september bedekt met een
deken van mist en motregen. Een na
tuurverschijnsel dat niet alleen z»rgt
voor een nergens in Arabië vertooide
groene lusthof maar tevens veel verloe-
ling zoekende Omanieten trekt. Die teb-
ben in het noorden overigens een teel
ander unicum op het gebied van waer-
voorziening, het falaj-systeem. De ter-
zen introduceerden dit stelsel van oncbr-
grondse waterkanalen in Oman in de
vierde eeuw voor Christus; tegenwoordig
voorzien gerenoveerde falaj-systemen de
bevolking in lager gelegen gebieden vin
water.
Over het oude Oman is niet meer dm
een handvol moderne boeken geschie-
ven. Dat mag dan tot de verbeelding
spreken en misschien tot het „sprookjes
achtige" bijdragen, gevaarlijk is het
ook. Geschiedvervalsing ligt op de loer,
zeker als door de terugvallende olie-eco
nomie geplaagde hotelmanagers toeris
ten aan de haak trachten te slaan. Be
zoek het paleis van de koningin van
Sheba. raden zij je aan bij een bezoek
aan Dhofar, maar gelukkig weet Jutta
Drew, echtgenote van een Engelse com
mandant in de Omaanse luchtmacht be
ter. „Bullshit", roept de vrouw die al
meer dan tien .jaar in Oman woont en
door haar vroegere werk voor Oman TV
met kennis van zaken spreekt. „Dat pa
leis kan hier helemaal niet staan, mis
schien dat het ergens in Zuidjemen on
der hel zand ligt". Haar verhaal wordt
bij navraag door het Bijbels Museum in
Amsterdam bevestigd. Dezelfde twijfels
mogen gelden voor het graf van Job,
waarnaar toeristen in Oman verwezen
worden. Ja. wie weet ligt Job in Oman,
maar voor hetzelfde geld blijkt een va?
de graven in Egypte of Jordanië het eet
te te zijn. Wat de historie betreft is
Oman dus ook al een land om te ont
dekken, voor archeologen, voor antropo
logen én voor toeristen.
Die toeristen zullen zekere veranderin
gen teweeg brengen, een schokeffect heb.
ben op een land dat stabieler lijkt dan
het is. Want Oman maakt zich zorgen
om hoe het straks verder moet, als Qa
boos er niet meer is. Want hij is welis
waar getrouwd geweest, maar van dat
huwelijk is niet veel terechtgekomen. In
elk geval kwam er geen nakomeling uit
voort, iets waar de nu vijftigjarige
Qaboos zich niet zo om lijkt te bekom
meren. „Laat men over zulke zaken
maar na mijn dood beslissen", heeft .hij
eens gezegd. Het is algemeen bekend dat
de vrouwen hem niet zo bijster interes
seren. Des te meer doen dat de leden
van wat „het derde geslacht" wordt ge
noemd: de khaniths, jonge mannen met
halflang haar en gelakte nagels, die
kennen hebben gegeven nog niet rijp
zijn voor een huwelijk.
Maar als Qaboos er over tien jaar niet
meer is en het toerisme ongehinderd be
zit heeft genomen van het zuidoosten
van het Arabisch schiereiland, hoe open,
vriendelijk en onbevangen zal de bevol
king vreemdelingen dan nog bejegenen':
En wat blijft er over van het pure Oman,
dat zich tot dusver in een wereld zondei
klikkende camera's zo ongestoord kon
handhaven? Misschien wel verstandig
dat Oman voorlopig zijn sluier niet volJ
ledie afleet. Voor Omans eigen bestwil.
ARJEN VAN DER SAR
In hel kader van ..Nederland
Museumland" belichten we in
deze rubriek elke week een
minder bekend museum. In juli
staat Friesland centraal.
Vandaag aandacht voor de
Oudheidskamer It Kokelhüs in
Eernewoude.
EERNEWOUDE - Van buitenaf lijkt
het een gewoon woonhuis, maar wie
het „Kokelhüs fan Jan en Sjut" in Eer
newoude binnenstapt, beseft meteen
dat dit een museum moet zijn. Een
rinkelende bel aan de deur meldt de
komst van de bezoeker, zoals dat bij
een winkel ook gaat. Het eerste wat te
zien is in het Kokelhüs is dan ook een
klein winkeltje waar aardewerk ver
kocht wordt. Daarnaast is er in de
oudheidskamer een verzameling turf-
sn ij werk te zien.
Jan en Sjut (de Friese naam voor
Sjoerdje) van den Berg waren de laat
ste bewoners van het huisje aan it
Fliert. Zij hebben er tot ongeveer 1956
in gewoond. Alles staat er nog bij zo
als zij het in huis hadden. Wel zijn er
in de loop van de tijd wat andere spul
len bij gekomen. Toen Jan en Sjut el
ders gingen wonen, verkochten ze het
huis en de inboedel aan de Ottema
Kingmastichting uit Leeuwarden.
Sjut stelde daarbij de voorwaarde dat
alles bij elkaar moest blijven zoals het
was. Ze wilde dat het huisje behouden
bleef. Na haar dood werd het huis pas
opengesteld als museum. Door deze
regeling kreeg een van de kleinkinde
ren van Jan en Sjut uit Amerika vorig
jaar de kans om aan haar Amerikaan
se echtgenoot een indruk te geven van
de wijze waarop haar grootouders had
den geleefd.
Bijbelse voorstellingen gemaakt van turf.
Het huisje in Eernewoude wordt het
Kokelhüs genoemd, vanwege de bie
zen matten die in het pand liggen.
„Kokel" is het Friese woord voor bie
zen. De zelfgemaakte mat van Sjut
heeft jaren in het huis gelegen, maar
was op het laatst helemaal versleten.
Enkele vrouwen uit Eernewoude heb
ben daarom nieuwe matten gemaakt,
die nu in het museum liggen.
FOTO: PERS UNIE
Het Kokelhüs is ongeveer tweehon
derd jaar oud en hoewel het nu alle
maal heel klein lijkt, was het voor die
tijd een flink huis. Het werd gebouwd
door een veenbaas. De vervening in
Eernewoude is tot ongeveer 1850
doorgegaan. Deze veenbaas had al di
rect een winkeltje bij zijn huis. Dege
nen die onder hem werkten, kochten
automatisch in zijn winkel.
Ook Jan en Sjut hadden een kruide
nierswinkeltje in hun woning. Volgens
mevrouw J. Kleinhuis (een van de vijf
rondleidsters) waren Jan en Sjut vroe
ger zeer bekend in Eernewoude. „Ze
hadden altijd een emmer water bij het
huis staan met een grote opscheplepel
erin. Als de kinderen uit school kwa
men, namen ze altijd wat water uit die
emmer". Ook waren de echtelieden
bekend doordat zij melk bezorgden in
Eernewoude.
Op de plaats waar de melkbussen
vroeger schoongemaakt werden, staat
nu het turfsnijwerk van Jan Weima.
Weima was potschipper en had het
turfsnijwerk als hobby. Zijn collectie
werd aangekocht door de Ottema
Kingmastichting uit Leeuwarden en
bestaat alleen uit bijbelse voorstellin
gen. Al het snijwerk is door Weima
zelf beschilderd. Naast het turfsnij
werk ligt er ook een voorwerp dat
door Weima gemaakt is uit koeiebeen-
deren.
Van de ruimte waar vroeger de be
heerster van het museum woonde is
ook een- tentoonstellingsruimte ge
maakt. De beheerster woonde in een
apart huis naast het museum, maar
deze twee woningen zijn nu met elkaar
verbonden. In de woning van de be
heerster liggen oude spullen die inwo
ners van Eernewoude daar gebracht
hebben. Zo ligt de bedstee vol met
oude hoedjes en jurkjes.
Ook in deze ruimte ligt een „Eerne-
woudster mat", gemaakt van biezen.
Er slaan Deventer stoelen en nog en
kele curieuze voorwerpen. In het win
keltje bij het museum zijn originele
eendekorvcn te koop en naast het be
kende Workumer aardewerk is er
prachtig wit aardewerk uit De Knipe
aanwezig.
De bedoeling van de oudheidskamer
is een indruk te geven van de manier
waarop Jan en Sjut leefden. En dat ze
echt in het Kokelhüs gewoond hebben
wordt duidelijk aan de foto's die er
van hen aan de wand hangen. Volgen!
mevrouw Kleinhuis woonde het echt
paar in de woning met zeven kinde
ren. Onder enkele bedsteden zijn daar
om extra bedden gecreëerd. De biezei
(kokels) lopen als rode draad door he
huis. Zelfs op de kookkachel staal
twee biezen schoenen, die in de oorloi
gemaakt werden.
MARIA VAN DER SLEE!
Oudheidskamer ..it Kokelhüs fan
Jan en Sjut". it Fliert 16, Eernewou
de. Geopend maandag tot en met za
terdag van 15.00-17.00 uur. Ook
open op verzoek: bellen naar A.G.
Kleinhuis 05117-9306. Entreeprijs
een gulden. Openbaar vervoer:
FKAM-bus vanaf station Leeuwar
den en Heereveen.
Ceidóc GouArnit'