Wonderen volgens afspraak
Als er maar wit in zit
door stress?
Gelovig
3ES
STB
VAN HUIS UIT
£cidóe6outfMit
MAANDAG 11 JULI 1988 PAGINA 10
-
Slank en wit een mantelpak met opgesneden revers en korte
rok. Het jasje is double breasted 298.- en de rok kost
198.-. Zolang de voorraad strekt (C&A).
Wie nog mee wil
doen met de rage
in wit moet er
gauw bij zijn. De
Bijenkorf bijvoor
beeld zal in de
vandaag (offi
cieel) begonnen
uitverkoop nau
welijks meer een
stuk wit hebben.
Wit maakt het al
tijd, door alle sei
zoenen heen. Het
is koel, het is fris,
je kunt het altijd
dragen in linnen,
katoen en dikke
wol, gebreid in
kabelsteek voor
een pull-over of
een trui. Zelfs
mannen die wei
nig om hun kle
ren geven (als
hun sokken maar
lang genoeg zijn,
meestal vallen ze
te kort) dragen
wit een goed hart
Inkoopster Elisa
beth Blok van Be-
netton (vier za
ken in Den Haag,
snoezig klein he-
renshopje in het
Noordeinde 5)
noemt de witte
safaripakken en
T-shirts (twee
topper van het
voorjaar, want
wit is klassiek en
blijft modieus
door de jaren
heen. Het grote
Engelse modecon
cern Marks
Spencer heeft
zelfs de term
Classic Whi tes
gelanceerd. Van
vier sneeuwwitte
zakdoeken in een
plastic verpak
king tot spierwit
te badjassen. De
meeste winkels
verkopen witte
shorts en shirts in
polyester/ka toen
mix, dat makke
lijk te strijken is;
maar pure katoen
doet het ook goed.
Wit katoenen V-
hals pullovers zit
ten prettig en
worden niet gauw
dun bij de ellebo
gen. Een wit
polo-shirt met
korte mouwen is
prettig dragen
voor man en
vrouw. Een beetje
vrolijker wordt
het met een ge
streept of ge
kleurd sha wltje
erin. Een witte
bandplooibroek
met een cotton
shirt en een vro
lijk geruit colbert
doen dienst tot
half september of
later en laten een
gebruinde huid
mooi uitkomen.
Een spierwitte
blazer staat fan
tastisch over een
rok en blouse van
elke kleur, bij
City bermuda's,
of een klein zwart
jurkje met een
kale hals. Overal
in de etalages is
met wit gestrooid
in verschillende
kledingstukken.
Hoe verder het
seizoen vordert
hoe meer wit; als
of men de zomer
wil vasthouden.
Sommige winkels
hielden al oprui
ming voor de of
ficiële datum
waaraan de Bijen
korf zich strak en
stijf houdt. Maar
vandaag is de
drukte dan .ook
losgebarsten. Wie
nog wit wil heb
ben, moet nu zijn
slag slaan, de
koek is bijna op.
Van Haren,
schoen winkelier,
heeft al een hele
etage met witte
schoenen. Ge
woon in de ver
koop. Met wit ben
je jaren onder de
pannen.
TINY FRANCIS
isiiy-oermuaapaK mei gesireepi vesi. miiijq goea ais nei zo
mert.
FOTO'S: PR
We zitten pal tegenover
elkaar en drinken koffie.
Hoe het onderwerp nu
boven komt drijven is
niet helemaal duidelijk,
maar op een goed mo
ment begint Dick Koorn-
winder te vertellen over
zijn voorkeur voor vanil-
le-ijs. Enthousiast roemt
hij een ijssalon bij hem in
de buurt, waar vermoe
delijk het beste vanille-
ijs van heel Amsterdam
wordt gemaakt en
daarbij haalt hij onge
merkt zes speelkaart
achtige kartonnetjes uit
zijn colbert-zak. Op drie
ervan staat een gele van-
ille-ijsco afgebeeld en op
de drie andere een paar
se frambozen-ijsco. Nou
vindt die Amsterdamse
ijscoman zelf frambozen
ijs veel lekkerder dan
vanille-ijs, onthult
Koornwinder grinni
kend, terwijl hij met de
kaarten begint te schud
den.
Maar hij, Koornwinder heeft
altijd gezworen bij vanille.
Niet dat er op zichzelf bezwa
ren kleven aan frambozen,
maar en zo volgt er in rap
tempo een groot aantal van
de meest irrelevante opmer
kingen over het onderscheid
tussen frambozen- en vanil
le-ijs. Ondertussen spelen die
handjes van hem maar ver
der. En opeens boem: zijn
alle afbeeldingen vanille-ijs-
co's. Omdat Koornwinder
daar nu eenmaal voorkeur
voor heeft. Maar zes secon
den later die ijscoman
houdt immers meer van
frambozen en Koornwinder
is ook de beroerdste niet
heeft hij zich bedacht. Laten
alle kaarten een frambozen-
ijsco zien.
De kaarten-truc speelt zich
niet af op de televisie, en
niet aan een tafeltje op een
toneel, maar direct onder de
neus van ondergetekende
beroepswaarnemer. Op en
kele decimeters afstand. Om
gek van te worden dus. Dick
Koornwinder, Nederlands
goochelkampioen sinds 1984,
is wat in deze branche een
„close-upper" heet. Dat wil
zeggen dat hij geen podium
beklimt om met ingewikkel
de apparatuur een mooi
meisje door te zagen of 24
duiven uit een hoge hoed te
toveren, maar dat hij de
kluit belazert waar je echt
met je neus bij staat. Met
nauwelijks andere hulpmid
delen dan (speel)kaarten en
munten. „Close up" is de
huidige trend in het gooche
len. Van de in totaal 160
goedaardige oplichters die
van 18 tot en met 23 juli
deelnemen aan het wereld
kampioenschap goochelen in
Den Haag, werken er 40 op
deze wijze.
Magische Unie
Zelf dingt Koornwinder, die
bij een vorig wereldkampi
oenschap een bronzen me
daille in de wacht sleepte en
al een kleine twintig jaar
met goochelen in zijn onder
houd voorziet, dit keer niet
mee. De organiserende Ne
derlandse Magische Unie
heeft hem belast met de ver
antwoordelijkheid voor een
aantal aan het evenement
verbonden neven-activitei
ten, waaronder een straat-
goochelfestival in Scheve-
ningen en een expositie over
„Goochelkunst en Weten
schap" in het Haagse Muse-
Vorige week hebben we
daarover uitvoerig bericht.
Vandaag verstrekt de 41-ja-
rige close-upper, voor zover
het beroepsgeheim dat toe
laat, wat nadere bijzonder
heden over zijn vak. En
over de status ervan die vol
gens hem merkwaardig laag
als jij nou op zijn linkerhand let, hou ik zijn rechter in de gaten.
ligt: „Ik zal je vertellen hoe
je mij het beste kunt kwet
sen. Dan moet je zeggen dat
je het zo spijtig vindt dat je
je zoontje niet bij je hebt.
Hoe vaak ik dat niet moet
horen: 'meneer Koornwin
der, wat jammer nou dat
onze Jantje of onze Kareltje
dit niet kan zien. Die zou uw
kunsten prachtig vinden'.
Zo'n hypocriete opmerking
vind ik dat. Negen van de
tien keer heeft degeen die
zoiets zegt zélf heel erg ge
noten. Maar men denkt dan
dat goochelen iets kinder
achtigs is, dat het voor een
volwassene gênant is om dat
leuk te vinden en dan
worden de kinderen er als
excuus bij gesleept".
In feite, benadrukt Koorn
winder, is het goochelen een
volstrekt serieus te nemen
theaterdiscipline zeer
vergelijkbaar met bijvoor
beeld cabaret, mime of pop
penspel. Waar deze theater
vormen op tal van acade
mies in den lande worden
onderwezen, bestaat er voor
het goochelen geen enkele
opleiding en dat lijkt
moeilijk anders te verklaren
dan uit de lage status van
deze discipline. Terwijl gooc
helaars toch evengoed als
andere kunstenaars bezig
zijn met het creeren van
schoonheid en het opwek
ken van emoties. Emoties
van verwondering, van be
wondering, van plezier.
Fred Kaps
Maar nee, magiërs moeten
zich het vak zelf eigen ma
ken, en ook Koornwinder is
dus een autodidact. Met dien
verstande dat hij in de
aanvang van zijn loopbaan
erg veel heeft kunnen leren
van de vermoedelijk be
roemdste goochelaar die ons
land heeft voortgebracht, de
in 1980 overleden drievoudig
wereldkampioen Fred Kaps.
„Tien jaar lang heb ik elke
maandagavond thuis bij
Fred Kaps doorgebracht. Ik
leerde hem kennen toen ik
nog chemie studeerde in
Utrecht en in decimeter-
hoge bierplassen mijn
eerste voorstellingen deed
op het Utrechts Studenten
corps. Niet dat Kaps mij les
gaf, het waren gewoon visi
tes voor de gezelligheid.
Maar al pratende over het
vak krijg je op een gegeven
moment de onstuitbare nei
ging om te laten zien wat je
bedoelt. Ik vond het prach
tig om hem iets voor te goo
chelen waarvan ik dacht dat
hij niet zou begrijpen hoe
het in elkaar stak. Dan ant
woordde hij weer met een
andere truc en zo zaten we
elkaar dan voorstellinkjes te
geven. De afspraak was dat
we .elkaar geen geheimen
zouden onthullen, maar op
het eind van de avond, ja,
dan wilde ik toch bewijzen
hoe geniaal ik was, en dan
verklapte ik het toch. En dat
deed hij dan ook. Daardoor
heb ik veel geleerd. Maar
ook doordat ik bij Kaps al
lerlei andere beroemde gooc
helaars ontmoette en altijd
goochelboeken van hem
mocht lenen".
De waarneming van Dick
Koornwinder dat zijn vak
niet altijd even serieus
wordt genomen, mag niet
het misverstand wekken dat
hij onder dit feit peilloos
diep gebukt gaatj Integen
deel. Met zijn blonde haar
dos, gouden snor en goed ge-
letterlijk van plezier wan
neer hij over zijn werk praat
en de wijze waarop hii tot in
alle uithoeken van de we
reld al zijn klanten in de lu
ren legt. China, Japan, Indo
nesië overal treedt hij op
en nooit gaan ziin trucs de
mist in. Nooit of bijna nooit?
Risico
„Laat ik zeggen: bijna nooit.
Een doodenkele keer kom ik
wel 's in een moeilijke situa-^
tie en loop ik risico. Maar als
je zo'n kleine twintig jaar er
varing hebt, weet je je daar
toch meestal wel weer uit te
redden. Snel overschakelen
op een andere truc is bijna
altijd een afdoende oplos
sing. Maar de kans dat er
iets mis gaat blijft altijd aan
wezig. En dat moet ook,
want daarop zit het publiek
natuurlijk heimelijk toch te
wachten. Daarin onder
scheidt de goochelkunst zich
ook van andere kunst. Wie
naar een concert gaat, hoopt
dat het orkest zo goed moge
lijk speelt. Niemand in de
concertzaal zit te wachten op
een valse noot. Maar bij een
goochelvoorstelling het
publiek wéét dat de werke
lijkheid anders is dan de
schone schijn men weet
dat de goochelaar bluft, en
daarmee wordt automatisch
de hoop gecreëerd dat de
hoogmoed voor de val zal
komen".
Goochelen, zou je kunnen
zeggen is een confrontatie
tussen bluf en scepsis. Naar
mate de scepsis groter is,
moet de goochelaar ook
zwaarder bluffen en neemt
de spanning toe. En naarma
te de spanning toeneemt
gaan de wangen van Dick
Koornwinder steeds harder
FOTO: CEES VERKERK
glimmen: „Publiek dat er
echt op uit is om je te be
trappen dat is leuk. Dan
merk ik bijvoorbeeld dat
binnen een groepje de taken
verdeeld worden en dat men
afspreekt: Piet, hou jij zijn
linkerhand in de gaten, dan
let ik op zijn rechterhand.
En als Koos nou alleen maar
naar zijn benen kijkt, dan
moeten we toch kunnen zien
wat er gebeurt".
„Hoogleraren die vormen
ook een leuk publiek. Die
zijn er echt op uit om je te
ontmaskeren en denken
recht toe recht aan naar de
oplossing toe. Maar ja, goo
chelen gaat via zijwegen, en
terwijl zij volstrekt rechtlij
nig aan het denken zijn, heb
ik al lang en breed de eerste
zijweg rechts ingeslagen";
Pokerparty
Als close-up-goochelaar
treedt Dick Koornwinder
per definitie op voor kleine
gezelschappen. Vaak in op
dracht van bedrijven, soms
op particuliere feesten. Nog
niet zo heel lang geleden
voer hij aan boord van een
luxueus plezierjacht mee op
de Middellandse Zee, ter op
vrolijking van een pokerpar
ty. „Ik zal het bedrag niet
noemen, maar het voorstel
van één van de deelenemers
om het geluk een handje te
helpen was wel heel verlei
delijk. Maar ik dacht: als ze
er achter komenen ik
eindig in een zeemans
graf dus ik heb het toch
maar niet gedaan".
We drinken onze koffie uit
en nemen afscheid. Dick
Koornwinder, staat er op het
visitekaartje, en daaronder:
Wonderen volgens afspraak.
(^H^^^ILLEj^SCHEE^
„Laat ik je eerlijk zeggen Groen,
dat een internist die een medaille
krijgt van een psychiatrisch ge
nootschap zich daarvoor eerder
moet schamen". Dit gesprekje vond
plaats in 1955. Groen, (prof. dr.),
was toen eigenlijk de enige „gewo
ne" dokter in Nederland die geloof
de in de psychosomatiek: de leer
dat lichaam en geest één zijn, en als
één geheel dienen te worden be
handeld. De tijden zijn veranderd
en wij met hen. Zo woedt er in
streng orthodoxe medische vakbla
den sinds een jaar of tien een ver
woede opinieslag over de vraag of
mensen met een bepaald karakter
eerder een hartinfarct krijgen.
Dat idee ligt voor de hand. Ieder
een weet dat bij woede en angst het
hart in de keel klopt en bij ver
liefdheid een slagje over kan slaan.
Emoties sturen het hart. Dokters
zeggen het wat ingewikkelder
maar bedoelen hetzelfde: bij vrees,
vluchten en vechten (ezelsbrugge
tje: vvv) krijgt de bijnier vanuit de
hersenen een seintje om het pa
niekhormoon adrenaline in de ade
ren te storten. Dit hormoon zorgt
ervoor dat we hijgend, trillend op
de benen en met bonzend hart pa
raat staan. Dit is een normale, zelfs
levensnoodzakelijke reactie. Maar
stel nou voor dat je altijd in de
startblokken staat, alsmaar mentaal
de vuisten balt, wat dan?
In de jaren vijftig kwamen de
Amerikaanse cardiologen Meyer
Friedman en Ray Rosenman tot de
conclusie dat mensen die voortdu
rend in de startblokken staan hun
hart overbelasten en eerder aan
een hartinfarct zullen overlijden.
Ze noemden dit soort persoonlijk
heden type A mensen: agressief, al
tijd in tijdnood, rusteloos, nerveus,
ongeduldig, „altijd in een niet afla
tende strijd gewikkeld met zichzelf,
met anderen, met de omstandighe
den, met de tijd, misschien wel met
het leven zelf". Wie geen van die
kenmerken bezit kan zich type B
noemen. In 1976 verscheen in het
befaamde medisch vakblad The
New England Journal of Medicine
een roemrucht artikel over het lot
van 3154 gezonde mensen die acht
en een half jaar waren gevolgd.
Wat bleek? Type A mensen hebben
een veel grotere kans op dichtslib
bende kransslagaderen en dus hart
infarct, en ook op een tweede in
farct, dan type B mensen. Voor het
eerst was volgens alle regelen van
de wetenschappelijke kunst aange
toond dat de geest het lichaam ziek
kan maken. Ander onderzoek be
vestigde dit zo overtuigend dat
Amerikaanse deskundigen in 1981
het type A gedrag als risicofactor
voor het krijgen van ziekten aan de
kransslagaderen erkenden.
De wetenschappelijke wereld rea
geerde zeer verdeeld. Medisch psy
chologen stonden te juichen, want
wat zij altijd al hadden gedacht was
nu spijkerhard bewezen. De cardio
logen reageerden wereldwijd en in
meerderheid sceptisch. Tanden
knarsend moesten ze toegeven dat
ze de resultaten van al dat onder
zoek niet zomaar konden wegwui
ven, maar overtuigd waren ze al
lerminst. Niet helemaal ten onrech
te, want na 1981 viel de hele type A
theorie als een kaartenhuis ineen.
Men herhaalde aan beide kanten
van de oceaan een aantal keren het
beroemde onderzoek uit 1976 en
aan de resultaten was nauwelijks
een touw vast te knopen: niet zel
den bleek er geen enkel verband te
bestaan tussen hartinfarct en type
A gedrag. Als klap op de vuurpijl
verscheen op 14 januari dit jaar een
artikel in de New England Journal
die ëen heel schril licht laat schij
nen op de type A discussie. Twee
onderzoekers, Ragland en Brand,
waren nagegaan hoe het met de
overlevenden van dat beroemde
onderzoek uit 1976 was afgelopen.
Groot was hun verbazing toen
bleek dat in de groep van type A
mensen bijna de helft minder do
den waren gevallen dan in de
groep met type B gedrag! „Het is
duidelijk", aldus het blad in een
commentaar, „dat het simpele mo
del/ dat een verband legt tussen
type A gedrag en ziekten van de
kransslagaderen, niet langer houd
baar is." Einde van de type A theo
rie? Niet helemaal. Tegenwoordig
is de „hostility score" zeer en vogue
als risicofactor. Iemand scoort daar
in hoog als hij „weinig vertrouwen
in zijn medemens heeft en in hem
vooral een oneerlijk, gemeen ie
mand ziet, die door bestraffing op
het rechte pad gebracht moet
worden".
Kortom, de discussie is nog lang
niet gesloten. Dat bleek weer eens
op het symposium Hart en Stress
van de Nederlandse Hartstichting
afgelopen maart. De cardioloog
prof. Dunning, geen uitgesproken
partijganger: „Al meer dan dertig
•jaar heeft de psychosomatische ge
neeskunde geprobeerd om een ver
band te leggen tussen een bepaalde
persoonlijkheid en een bepaalde
ziekte. Ik sluit niet uit dat een der
gelijk verband er is, maar naar
mijn gevoel is het bewijs nooit
overtuigend geleverd. Dat geldt
voor astma, darmziekten, maag
zweren en naar mijn gevoel ook
voor hartinfarct".
Voor de psychologen die dit sympo
sium bijwoonden staat dit verband
vast. Prof. Appels, medisch psycho
loog, liet nu ook weten dat een
hartinfarct nooit als een donderslag
bij heldere hemel komt. Die zou
zich vaak aankondigen door ;,vitale
uitputting": vermoeidheid, gebrek
aan energie, het gevoeI>:,yerslagen
te zijn en toegenomen prikkelbaar
heid. Kan zijn, maar vijfhaar' gele
den beweerde hij, als reactjë-op eer
jennerig artikeltje van c&Üega Piet
lactie-op een psycholoj
cbllega Piet kelen.
Vroon, met even grote stelligheid
dat type A gedrag net zo gevaarlijk
is als een te hoog gehalte aan cho
lesterol. Tot overmaat van ramp
beweerde prof. Bastiaans precies in
die tijd dat het tegendeel van type
A gedrag (brave borst: oppassend,
goed aangepast, niet agressief) kan
ker veroorzaakt. Het volk huiverde
bij het aanhoren van deze medische
rampen en zat als een rat in de val.
„Hier ligt vader, hij stierf aan zijn
karakter", schreef Blokker toen
honend.
Als het waar is dat een bepaald
soort karakter een hartinfarct kan
veroorzaken, dan is dat een slecht
bericht. Dan is de bestrijding van
hartinfarct echt hopeloos. Want
hoe maak je mensen wat meer
stressbestendig? Door verbetering
van de levensstijl van de betrokken
mannen, zegt Groen. Door adem
en ontspanningstherapie, zegt Dix-
hoorn. Door verbetering van de
werksituatie, zegt Wolff. Door ver
andering van het gedrag, eventueel
door yoga en meditatie, zegt Maes,
en dat een leven lang, want „ge
dragsverandering is geen gebeurte
nis, maar een proces". Of dat alle
maal zal helpen weet niemand,
maar je hoort de kassa's van de
tgen al oorverdovend rin-
JAPEL:
an de I
et eind
er Om
electie
)e hoog
erd ge
■n. De
ulden
Ie intei
tomanc
Zien, soms even.
Zo nu en dan soms ongezou
ten komt er commentaar op
mijn „Momentjes" bij de redac
tie binnen. Dat is dan in allerlei
toonaarden gezet.
Als het om mijn gelovige hou
ding gaat, zijn er echter duide
lijk twee stromingen te onder
kennen. Aan de ene kant
maakt men mij het verwijt, dat
ik die op de kerkpagina mijn
plaatsje heb, me niet voortdu
rend bezig houd met kwesties
geloof en Kerk betreffende.
Aan de andere kant en dat is
dan lovend bedoeld, laat men
mij soms weten dat ik gelukkig
Kerk en geloven er niet weke
lijks met de haren bijsleep.
Eerlijk gezegd ben ik met de
ene opmerking niet minder on
gelukkig dan met de andere.
Inderdaad, de gastvrijheid die
de krant mij gunt, is een bewust
onderdak. Ik heb, toen ik daar
toe werd uitgenodigd, geen
strak omlijnd kader voorge
schreven gekregen waarbinnen
ik zou moeten schrijven. Ik zou
wel als vrouw over zaken
schrijven die het wezen van
mijn bestaan raken.
Ik denk dat ik dat eerlijk doe;
ik geef wekelijks mijn mening
over dergelijke zaken. Maar,
geloof, ik spreek liever van ge
loven, want het gaat om een
„doen", is niet een deklaag, een
likje glansverf dat je, om in
druk te maken of mee te kun
nen doen in bepaalde kringen,
op je bestaan aanbrengt. Gelo
ven zit van binnen en dat spat
er niet dagelijks uit. Misschien
word ik nu nóg wel misver
staan met die bewering: gelo
ven zit van binnen. Ik wil zeg
gen, het is niet een pakketje,
een bundeltje (van waarheden
en wijsheden, misschien in de
jeugd verzameld). Het is veel
meer zoiets als houding. Het
gaat door je hele wezen heen.
Wie jou als totaliteit beziet, als
complete mens, moet er iets van
gewaar worden. Niet een stipje
ziet hij, niet een kleurtje of
verfje, maar iets wat je uit-,
straalt. Uit je ogen, uit je stem,
vanuit je hele wezen. Eigenlijk
ken ik geen groter bevestiging,
van mijn gelovig proberen le
ven dan op het moment dat ie
mand me laat weten aan mij te;
merken dat ik blijkbaar ergens
uit"put in mijn leven en werk.
Ik voel me dan ook echt niet
dankbaar gestemd als iemand
mij denkt te prijzen met de op
merking dat ik gelukkig niet te
pas en te onpas God erbij haal.
Natuurlijk is God voor mij geen
talisman of tovenaar die ik
voorkomende situaties kan op
commanderen. Natuurlijk heb
ik God niet in mijn zak. En ik
zou het oneerbiedig en oneer
lijk vinden als ik Hem „te pas
en te onpas" voor de dag meen
de te moeten halen. God is zo
veel groter dan mijn hart, mijn
ziel, mijn verstand. En hoewel
ik in mijn geloven nog altijd
steun heb aan wat ik in mijn
jeugd heb geleerd over de
Schepper, is het niet waar dat
de God van mijn kinderjaren
mij nu nog vergezelt. Het zou
eigenlijk dieptreurig zijn als ik
in mijn geloven geen vorderin
gen had gemaakt, als dat er nu
niet anders zou uitzien dan in
de tijd dat ik op de lagere
school luisterde naar de lessen
van de schoolzuster en de kape
laan.
Nee, ik loop niet te koop met
God. Daar is Hij me veel te hei
lig voor. Maar ik meen van me
zelf te mogen vaststellen dat ik
Hem evenmin ontken of ont
loop. Als ik er de woorden voor
kan vinden, wil ik er altijd van
getuigen, hoe Hij het hart van
mijn bestaan betekent. Maar ik
leef niet meer in de overtui
ging, die ik vroeger wel heb
aangehangen, dat ik Hem met
woorden moet aanprijzen; dat
ik Hem luidkeels moet verkon
digen. Niet luidkeels, nee dat
vooral niet. Er wordt al zoveel
lawaai en kabaal gemaakt in
ons bestaan. Veel mensen
worden er doof, Oostindisch
doof van. Ik heb er geen be
hoefte aan tegen hen aan te toe
teren, hun met mijn manier
van geloven aan boord te ko
men. Zij hebben wellicht hun
eigen wijze van met de Heer
omgaan.
Soms ontdek ik iets van Hem.
Volkomen ongedacht, onver
wacht. Soms laten anderen iets
van Hem aan mij duidelijk
worden. Open ogen en open
oren heb ik daar wel voor. Ik
verkondig Hem niet luid, maar
wil Hem wel laten zien. Soms,