Wonderen volgens afspraak Als er maar wit in zit door stress? Gelovig 3ES STB VAN HUIS UIT £cidóe6outfMit MAANDAG 11 JULI 1988 PAGINA 10 - Slank en wit een mantelpak met opgesneden revers en korte rok. Het jasje is double breasted 298.- en de rok kost 198.-. Zolang de voorraad strekt (C&A). Wie nog mee wil doen met de rage in wit moet er gauw bij zijn. De Bijenkorf bijvoor beeld zal in de vandaag (offi cieel) begonnen uitverkoop nau welijks meer een stuk wit hebben. Wit maakt het al tijd, door alle sei zoenen heen. Het is koel, het is fris, je kunt het altijd dragen in linnen, katoen en dikke wol, gebreid in kabelsteek voor een pull-over of een trui. Zelfs mannen die wei nig om hun kle ren geven (als hun sokken maar lang genoeg zijn, meestal vallen ze te kort) dragen wit een goed hart Inkoopster Elisa beth Blok van Be- netton (vier za ken in Den Haag, snoezig klein he- renshopje in het Noordeinde 5) noemt de witte safaripakken en T-shirts (twee topper van het voorjaar, want wit is klassiek en blijft modieus door de jaren heen. Het grote Engelse modecon cern Marks Spencer heeft zelfs de term Classic Whi tes gelanceerd. Van vier sneeuwwitte zakdoeken in een plastic verpak king tot spierwit te badjassen. De meeste winkels verkopen witte shorts en shirts in polyester/ka toen mix, dat makke lijk te strijken is; maar pure katoen doet het ook goed. Wit katoenen V- hals pullovers zit ten prettig en worden niet gauw dun bij de ellebo gen. Een wit polo-shirt met korte mouwen is prettig dragen voor man en vrouw. Een beetje vrolijker wordt het met een ge streept of ge kleurd sha wltje erin. Een witte bandplooibroek met een cotton shirt en een vro lijk geruit colbert doen dienst tot half september of later en laten een gebruinde huid mooi uitkomen. Een spierwitte blazer staat fan tastisch over een rok en blouse van elke kleur, bij City bermuda's, of een klein zwart jurkje met een kale hals. Overal in de etalages is met wit gestrooid in verschillende kledingstukken. Hoe verder het seizoen vordert hoe meer wit; als of men de zomer wil vasthouden. Sommige winkels hielden al oprui ming voor de of ficiële datum waaraan de Bijen korf zich strak en stijf houdt. Maar vandaag is de drukte dan .ook losgebarsten. Wie nog wit wil heb ben, moet nu zijn slag slaan, de koek is bijna op. Van Haren, schoen winkelier, heeft al een hele etage met witte schoenen. Ge woon in de ver koop. Met wit ben je jaren onder de pannen. TINY FRANCIS isiiy-oermuaapaK mei gesireepi vesi. miiijq goea ais nei zo mert. FOTO'S: PR We zitten pal tegenover elkaar en drinken koffie. Hoe het onderwerp nu boven komt drijven is niet helemaal duidelijk, maar op een goed mo ment begint Dick Koorn- winder te vertellen over zijn voorkeur voor vanil- le-ijs. Enthousiast roemt hij een ijssalon bij hem in de buurt, waar vermoe delijk het beste vanille- ijs van heel Amsterdam wordt gemaakt en daarbij haalt hij onge merkt zes speelkaart achtige kartonnetjes uit zijn colbert-zak. Op drie ervan staat een gele van- ille-ijsco afgebeeld en op de drie andere een paar se frambozen-ijsco. Nou vindt die Amsterdamse ijscoman zelf frambozen ijs veel lekkerder dan vanille-ijs, onthult Koornwinder grinni kend, terwijl hij met de kaarten begint te schud den. Maar hij, Koornwinder heeft altijd gezworen bij vanille. Niet dat er op zichzelf bezwa ren kleven aan frambozen, maar en zo volgt er in rap tempo een groot aantal van de meest irrelevante opmer kingen over het onderscheid tussen frambozen- en vanil le-ijs. Ondertussen spelen die handjes van hem maar ver der. En opeens boem: zijn alle afbeeldingen vanille-ijs- co's. Omdat Koornwinder daar nu eenmaal voorkeur voor heeft. Maar zes secon den later die ijscoman houdt immers meer van frambozen en Koornwinder is ook de beroerdste niet heeft hij zich bedacht. Laten alle kaarten een frambozen- ijsco zien. De kaarten-truc speelt zich niet af op de televisie, en niet aan een tafeltje op een toneel, maar direct onder de neus van ondergetekende beroepswaarnemer. Op en kele decimeters afstand. Om gek van te worden dus. Dick Koornwinder, Nederlands goochelkampioen sinds 1984, is wat in deze branche een „close-upper" heet. Dat wil zeggen dat hij geen podium beklimt om met ingewikkel de apparatuur een mooi meisje door te zagen of 24 duiven uit een hoge hoed te toveren, maar dat hij de kluit belazert waar je echt met je neus bij staat. Met nauwelijks andere hulpmid delen dan (speel)kaarten en munten. „Close up" is de huidige trend in het gooche len. Van de in totaal 160 goedaardige oplichters die van 18 tot en met 23 juli deelnemen aan het wereld kampioenschap goochelen in Den Haag, werken er 40 op deze wijze. Magische Unie Zelf dingt Koornwinder, die bij een vorig wereldkampi oenschap een bronzen me daille in de wacht sleepte en al een kleine twintig jaar met goochelen in zijn onder houd voorziet, dit keer niet mee. De organiserende Ne derlandse Magische Unie heeft hem belast met de ver antwoordelijkheid voor een aantal aan het evenement verbonden neven-activitei ten, waaronder een straat- goochelfestival in Scheve- ningen en een expositie over „Goochelkunst en Weten schap" in het Haagse Muse- Vorige week hebben we daarover uitvoerig bericht. Vandaag verstrekt de 41-ja- rige close-upper, voor zover het beroepsgeheim dat toe laat, wat nadere bijzonder heden over zijn vak. En over de status ervan die vol gens hem merkwaardig laag als jij nou op zijn linkerhand let, hou ik zijn rechter in de gaten. ligt: „Ik zal je vertellen hoe je mij het beste kunt kwet sen. Dan moet je zeggen dat je het zo spijtig vindt dat je je zoontje niet bij je hebt. Hoe vaak ik dat niet moet horen: 'meneer Koornwin der, wat jammer nou dat onze Jantje of onze Kareltje dit niet kan zien. Die zou uw kunsten prachtig vinden'. Zo'n hypocriete opmerking vind ik dat. Negen van de tien keer heeft degeen die zoiets zegt zélf heel erg ge noten. Maar men denkt dan dat goochelen iets kinder achtigs is, dat het voor een volwassene gênant is om dat leuk te vinden en dan worden de kinderen er als excuus bij gesleept". In feite, benadrukt Koorn winder, is het goochelen een volstrekt serieus te nemen theaterdiscipline zeer vergelijkbaar met bijvoor beeld cabaret, mime of pop penspel. Waar deze theater vormen op tal van acade mies in den lande worden onderwezen, bestaat er voor het goochelen geen enkele opleiding en dat lijkt moeilijk anders te verklaren dan uit de lage status van deze discipline. Terwijl gooc helaars toch evengoed als andere kunstenaars bezig zijn met het creeren van schoonheid en het opwek ken van emoties. Emoties van verwondering, van be wondering, van plezier. Fred Kaps Maar nee, magiërs moeten zich het vak zelf eigen ma ken, en ook Koornwinder is dus een autodidact. Met dien verstande dat hij in de aanvang van zijn loopbaan erg veel heeft kunnen leren van de vermoedelijk be roemdste goochelaar die ons land heeft voortgebracht, de in 1980 overleden drievoudig wereldkampioen Fred Kaps. „Tien jaar lang heb ik elke maandagavond thuis bij Fred Kaps doorgebracht. Ik leerde hem kennen toen ik nog chemie studeerde in Utrecht en in decimeter- hoge bierplassen mijn eerste voorstellingen deed op het Utrechts Studenten corps. Niet dat Kaps mij les gaf, het waren gewoon visi tes voor de gezelligheid. Maar al pratende over het vak krijg je op een gegeven moment de onstuitbare nei ging om te laten zien wat je bedoelt. Ik vond het prach tig om hem iets voor te goo chelen waarvan ik dacht dat hij niet zou begrijpen hoe het in elkaar stak. Dan ant woordde hij weer met een andere truc en zo zaten we elkaar dan voorstellinkjes te geven. De afspraak was dat we .elkaar geen geheimen zouden onthullen, maar op het eind van de avond, ja, dan wilde ik toch bewijzen hoe geniaal ik was, en dan verklapte ik het toch. En dat deed hij dan ook. Daardoor heb ik veel geleerd. Maar ook doordat ik bij Kaps al lerlei andere beroemde gooc helaars ontmoette en altijd goochelboeken van hem mocht lenen". De waarneming van Dick Koornwinder dat zijn vak niet altijd even serieus wordt genomen, mag niet het misverstand wekken dat hij onder dit feit peilloos diep gebukt gaatj Integen deel. Met zijn blonde haar dos, gouden snor en goed ge- letterlijk van plezier wan neer hij over zijn werk praat en de wijze waarop hii tot in alle uithoeken van de we reld al zijn klanten in de lu ren legt. China, Japan, Indo nesië overal treedt hij op en nooit gaan ziin trucs de mist in. Nooit of bijna nooit? Risico „Laat ik zeggen: bijna nooit. Een doodenkele keer kom ik wel 's in een moeilijke situa-^ tie en loop ik risico. Maar als je zo'n kleine twintig jaar er varing hebt, weet je je daar toch meestal wel weer uit te redden. Snel overschakelen op een andere truc is bijna altijd een afdoende oplos sing. Maar de kans dat er iets mis gaat blijft altijd aan wezig. En dat moet ook, want daarop zit het publiek natuurlijk heimelijk toch te wachten. Daarin onder scheidt de goochelkunst zich ook van andere kunst. Wie naar een concert gaat, hoopt dat het orkest zo goed moge lijk speelt. Niemand in de concertzaal zit te wachten op een valse noot. Maar bij een goochelvoorstelling het publiek wéét dat de werke lijkheid anders is dan de schone schijn men weet dat de goochelaar bluft, en daarmee wordt automatisch de hoop gecreëerd dat de hoogmoed voor de val zal komen". Goochelen, zou je kunnen zeggen is een confrontatie tussen bluf en scepsis. Naar mate de scepsis groter is, moet de goochelaar ook zwaarder bluffen en neemt de spanning toe. En naarma te de spanning toeneemt gaan de wangen van Dick Koornwinder steeds harder FOTO: CEES VERKERK glimmen: „Publiek dat er echt op uit is om je te be trappen dat is leuk. Dan merk ik bijvoorbeeld dat binnen een groepje de taken verdeeld worden en dat men afspreekt: Piet, hou jij zijn linkerhand in de gaten, dan let ik op zijn rechterhand. En als Koos nou alleen maar naar zijn benen kijkt, dan moeten we toch kunnen zien wat er gebeurt". „Hoogleraren die vormen ook een leuk publiek. Die zijn er echt op uit om je te ontmaskeren en denken recht toe recht aan naar de oplossing toe. Maar ja, goo chelen gaat via zijwegen, en terwijl zij volstrekt rechtlij nig aan het denken zijn, heb ik al lang en breed de eerste zijweg rechts ingeslagen"; Pokerparty Als close-up-goochelaar treedt Dick Koornwinder per definitie op voor kleine gezelschappen. Vaak in op dracht van bedrijven, soms op particuliere feesten. Nog niet zo heel lang geleden voer hij aan boord van een luxueus plezierjacht mee op de Middellandse Zee, ter op vrolijking van een pokerpar ty. „Ik zal het bedrag niet noemen, maar het voorstel van één van de deelenemers om het geluk een handje te helpen was wel heel verlei delijk. Maar ik dacht: als ze er achter komenen ik eindig in een zeemans graf dus ik heb het toch maar niet gedaan". We drinken onze koffie uit en nemen afscheid. Dick Koornwinder, staat er op het visitekaartje, en daaronder: Wonderen volgens afspraak. (^H^^^ILLEj^SCHEE^ „Laat ik je eerlijk zeggen Groen, dat een internist die een medaille krijgt van een psychiatrisch ge nootschap zich daarvoor eerder moet schamen". Dit gesprekje vond plaats in 1955. Groen, (prof. dr.), was toen eigenlijk de enige „gewo ne" dokter in Nederland die geloof de in de psychosomatiek: de leer dat lichaam en geest één zijn, en als één geheel dienen te worden be handeld. De tijden zijn veranderd en wij met hen. Zo woedt er in streng orthodoxe medische vakbla den sinds een jaar of tien een ver woede opinieslag over de vraag of mensen met een bepaald karakter eerder een hartinfarct krijgen. Dat idee ligt voor de hand. Ieder een weet dat bij woede en angst het hart in de keel klopt en bij ver liefdheid een slagje over kan slaan. Emoties sturen het hart. Dokters zeggen het wat ingewikkelder maar bedoelen hetzelfde: bij vrees, vluchten en vechten (ezelsbrugge tje: vvv) krijgt de bijnier vanuit de hersenen een seintje om het pa niekhormoon adrenaline in de ade ren te storten. Dit hormoon zorgt ervoor dat we hijgend, trillend op de benen en met bonzend hart pa raat staan. Dit is een normale, zelfs levensnoodzakelijke reactie. Maar stel nou voor dat je altijd in de startblokken staat, alsmaar mentaal de vuisten balt, wat dan? In de jaren vijftig kwamen de Amerikaanse cardiologen Meyer Friedman en Ray Rosenman tot de conclusie dat mensen die voortdu rend in de startblokken staan hun hart overbelasten en eerder aan een hartinfarct zullen overlijden. Ze noemden dit soort persoonlijk heden type A mensen: agressief, al tijd in tijdnood, rusteloos, nerveus, ongeduldig, „altijd in een niet afla tende strijd gewikkeld met zichzelf, met anderen, met de omstandighe den, met de tijd, misschien wel met het leven zelf". Wie geen van die kenmerken bezit kan zich type B noemen. In 1976 verscheen in het befaamde medisch vakblad The New England Journal of Medicine een roemrucht artikel over het lot van 3154 gezonde mensen die acht en een half jaar waren gevolgd. Wat bleek? Type A mensen hebben een veel grotere kans op dichtslib bende kransslagaderen en dus hart infarct, en ook op een tweede in farct, dan type B mensen. Voor het eerst was volgens alle regelen van de wetenschappelijke kunst aange toond dat de geest het lichaam ziek kan maken. Ander onderzoek be vestigde dit zo overtuigend dat Amerikaanse deskundigen in 1981 het type A gedrag als risicofactor voor het krijgen van ziekten aan de kransslagaderen erkenden. De wetenschappelijke wereld rea geerde zeer verdeeld. Medisch psy chologen stonden te juichen, want wat zij altijd al hadden gedacht was nu spijkerhard bewezen. De cardio logen reageerden wereldwijd en in meerderheid sceptisch. Tanden knarsend moesten ze toegeven dat ze de resultaten van al dat onder zoek niet zomaar konden wegwui ven, maar overtuigd waren ze al lerminst. Niet helemaal ten onrech te, want na 1981 viel de hele type A theorie als een kaartenhuis ineen. Men herhaalde aan beide kanten van de oceaan een aantal keren het beroemde onderzoek uit 1976 en aan de resultaten was nauwelijks een touw vast te knopen: niet zel den bleek er geen enkel verband te bestaan tussen hartinfarct en type A gedrag. Als klap op de vuurpijl verscheen op 14 januari dit jaar een artikel in de New England Journal die ëen heel schril licht laat schij nen op de type A discussie. Twee onderzoekers, Ragland en Brand, waren nagegaan hoe het met de overlevenden van dat beroemde onderzoek uit 1976 was afgelopen. Groot was hun verbazing toen bleek dat in de groep van type A mensen bijna de helft minder do den waren gevallen dan in de groep met type B gedrag! „Het is duidelijk", aldus het blad in een commentaar, „dat het simpele mo del/ dat een verband legt tussen type A gedrag en ziekten van de kransslagaderen, niet langer houd baar is." Einde van de type A theo rie? Niet helemaal. Tegenwoordig is de „hostility score" zeer en vogue als risicofactor. Iemand scoort daar in hoog als hij „weinig vertrouwen in zijn medemens heeft en in hem vooral een oneerlijk, gemeen ie mand ziet, die door bestraffing op het rechte pad gebracht moet worden". Kortom, de discussie is nog lang niet gesloten. Dat bleek weer eens op het symposium Hart en Stress van de Nederlandse Hartstichting afgelopen maart. De cardioloog prof. Dunning, geen uitgesproken partijganger: „Al meer dan dertig •jaar heeft de psychosomatische ge neeskunde geprobeerd om een ver band te leggen tussen een bepaalde persoonlijkheid en een bepaalde ziekte. Ik sluit niet uit dat een der gelijk verband er is, maar naar mijn gevoel is het bewijs nooit overtuigend geleverd. Dat geldt voor astma, darmziekten, maag zweren en naar mijn gevoel ook voor hartinfarct". Voor de psychologen die dit sympo sium bijwoonden staat dit verband vast. Prof. Appels, medisch psycho loog, liet nu ook weten dat een hartinfarct nooit als een donderslag bij heldere hemel komt. Die zou zich vaak aankondigen door ;,vitale uitputting": vermoeidheid, gebrek aan energie, het gevoeI>:,yerslagen te zijn en toegenomen prikkelbaar heid. Kan zijn, maar vijfhaar' gele den beweerde hij, als reactjë-op eer jennerig artikeltje van c&Üega Piet lactie-op een psycholoj cbllega Piet kelen. Vroon, met even grote stelligheid dat type A gedrag net zo gevaarlijk is als een te hoog gehalte aan cho lesterol. Tot overmaat van ramp beweerde prof. Bastiaans precies in die tijd dat het tegendeel van type A gedrag (brave borst: oppassend, goed aangepast, niet agressief) kan ker veroorzaakt. Het volk huiverde bij het aanhoren van deze medische rampen en zat als een rat in de val. „Hier ligt vader, hij stierf aan zijn karakter", schreef Blokker toen honend. Als het waar is dat een bepaald soort karakter een hartinfarct kan veroorzaken, dan is dat een slecht bericht. Dan is de bestrijding van hartinfarct echt hopeloos. Want hoe maak je mensen wat meer stressbestendig? Door verbetering van de levensstijl van de betrokken mannen, zegt Groen. Door adem en ontspanningstherapie, zegt Dix- hoorn. Door verbetering van de werksituatie, zegt Wolff. Door ver andering van het gedrag, eventueel door yoga en meditatie, zegt Maes, en dat een leven lang, want „ge dragsverandering is geen gebeurte nis, maar een proces". Of dat alle maal zal helpen weet niemand, maar je hoort de kassa's van de tgen al oorverdovend rin- JAPEL: an de I et eind er Om electie )e hoog erd ge ■n. De ulden Ie intei tomanc Zien, soms even. Zo nu en dan soms ongezou ten komt er commentaar op mijn „Momentjes" bij de redac tie binnen. Dat is dan in allerlei toonaarden gezet. Als het om mijn gelovige hou ding gaat, zijn er echter duide lijk twee stromingen te onder kennen. Aan de ene kant maakt men mij het verwijt, dat ik die op de kerkpagina mijn plaatsje heb, me niet voortdu rend bezig houd met kwesties geloof en Kerk betreffende. Aan de andere kant en dat is dan lovend bedoeld, laat men mij soms weten dat ik gelukkig Kerk en geloven er niet weke lijks met de haren bijsleep. Eerlijk gezegd ben ik met de ene opmerking niet minder on gelukkig dan met de andere. Inderdaad, de gastvrijheid die de krant mij gunt, is een bewust onderdak. Ik heb, toen ik daar toe werd uitgenodigd, geen strak omlijnd kader voorge schreven gekregen waarbinnen ik zou moeten schrijven. Ik zou wel als vrouw over zaken schrijven die het wezen van mijn bestaan raken. Ik denk dat ik dat eerlijk doe; ik geef wekelijks mijn mening over dergelijke zaken. Maar, geloof, ik spreek liever van ge loven, want het gaat om een „doen", is niet een deklaag, een likje glansverf dat je, om in druk te maken of mee te kun nen doen in bepaalde kringen, op je bestaan aanbrengt. Gelo ven zit van binnen en dat spat er niet dagelijks uit. Misschien word ik nu nóg wel misver staan met die bewering: gelo ven zit van binnen. Ik wil zeg gen, het is niet een pakketje, een bundeltje (van waarheden en wijsheden, misschien in de jeugd verzameld). Het is veel meer zoiets als houding. Het gaat door je hele wezen heen. Wie jou als totaliteit beziet, als complete mens, moet er iets van gewaar worden. Niet een stipje ziet hij, niet een kleurtje of verfje, maar iets wat je uit-, straalt. Uit je ogen, uit je stem, vanuit je hele wezen. Eigenlijk ken ik geen groter bevestiging, van mijn gelovig proberen le ven dan op het moment dat ie mand me laat weten aan mij te; merken dat ik blijkbaar ergens uit"put in mijn leven en werk. Ik voel me dan ook echt niet dankbaar gestemd als iemand mij denkt te prijzen met de op merking dat ik gelukkig niet te pas en te onpas God erbij haal. Natuurlijk is God voor mij geen talisman of tovenaar die ik voorkomende situaties kan op commanderen. Natuurlijk heb ik God niet in mijn zak. En ik zou het oneerbiedig en oneer lijk vinden als ik Hem „te pas en te onpas" voor de dag meen de te moeten halen. God is zo veel groter dan mijn hart, mijn ziel, mijn verstand. En hoewel ik in mijn geloven nog altijd steun heb aan wat ik in mijn jeugd heb geleerd over de Schepper, is het niet waar dat de God van mijn kinderjaren mij nu nog vergezelt. Het zou eigenlijk dieptreurig zijn als ik in mijn geloven geen vorderin gen had gemaakt, als dat er nu niet anders zou uitzien dan in de tijd dat ik op de lagere school luisterde naar de lessen van de schoolzuster en de kape laan. Nee, ik loop niet te koop met God. Daar is Hij me veel te hei lig voor. Maar ik meen van me zelf te mogen vaststellen dat ik Hem evenmin ontken of ont loop. Als ik er de woorden voor kan vinden, wil ik er altijd van getuigen, hoe Hij het hart van mijn bestaan betekent. Maar ik leef niet meer in de overtui ging, die ik vroeger wel heb aangehangen, dat ik Hem met woorden moet aanprijzen; dat ik Hem luidkeels moet verkon digen. Niet luidkeels, nee dat vooral niet. Er wordt al zoveel lawaai en kabaal gemaakt in ons bestaan. Veel mensen worden er doof, Oostindisch doof van. Ik heb er geen be hoefte aan tegen hen aan te toe teren, hun met mijn manier van geloven aan boord te ko men. Zij hebben wellicht hun eigen wijze van met de Heer omgaan. Soms ontdek ik iets van Hem. Volkomen ongedacht, onver wacht. Soms laten anderen iets van Hem aan mij duidelijk worden. Open ogen en open oren heb ik daar wel voor. Ik verkondig Hem niet luid, maar wil Hem wel laten zien. Soms,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1988 | | pagina 10